gelezen het voorstel van het collegee van burgemeester en wethouders van 22 juni 2010, nr BESLUIT:

Vergelijkbare documenten
Wijzigingsverordening model-algemene Plaatselijke Verordening

Sector Concernbeleid, Ondersteuning en Advies. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 september 2010, kenmerk ;

Betreft : RAADSVOORSTEL - wijzigingsverordening APV (WA- BO)

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, 21 september 2010 Nummer voorstel: 2010/

Voorstel Wij stellen u voor de wijziging van de Algemene plaatselijke verordening Kapelle 2009 vast te stellen overeenkomstig het bijgaande besluit.

Gemeenteblad van Zaltbommel 2010 Nr. 3.4

Gemeenteblad van Zaltbommel 2010 Nr. 3.4

gemeente Eindhoven Voorstel De Algemene Plaatselijke Verordening Eindhoven 2010 in overeenstemming met het ontwerpbesluit wijzigen.

WAT IS ER AAN DE HAND?

Bijlage 2 behorend bij het besluit van de raad van de gemeente Nieuwkoop van 23 september 2010 en als zodanig gewaarmerkt, nr.

Voorstel voor de gemeenteraad Voorstelnummer RAAD/ Behandelend ambtenaar L. Wignand Postreg.nr. Tel.nr Datum:

Aan de commissie: Datum vergadering: Agendapunt : Aanpassing Algemene Plaatselijke Verordening aan de Wabo

gelezen het voorstel van het collegee van burgemeester en wethouders van 21 september 2010; BESLUIT:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Verordening Werkzaamheden kabels en leidingen gemeente Bunnik

RAADSVOORSTEL ter besluitvorming in de raad Vergadering: 28 juni 2010 Voorstel: 473 Zaaknummer:

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr.

Erfgoedverordening Boxtel 2010

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2012, nr. 96;

Derde wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Veenendaal

Bijlage A: Wijzigingsvoorstellen APV Nuth 2016

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ;

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Erfgoedverordening gemeente Houten

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 januari 2015;

Hoofdstuk 1. Algemeen

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Zaaknummer:Z Onderwerp: Implementatie Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : 11 Datum :

Oplegnotitie Tussentijdse wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Brunssum Gemeenteblad nr. 64

MONUMENTENVERORDENING 2006

Raadsvoorstel. Datum raadsvergadering : 18 december 2014 Agendanummer : Datum : 29 oktober 2014

* *

Overzicht wijzigingen en afwijkingen modelverordening

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001 Nr. 25

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 april 2010;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 april 2010;

Nr.: 9.4 Onderwerp: Erfgoedverordening gemeente Lopik gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

Reclameverordening gemeente Utrecht 2017

De raad van de gemeente Grave

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 november 2017;

Erfgoedverordening Nissewaard 2016

HOOFDSTUK 2 VOOROVERLEG OF GLOBAAL HAALBAARHEIDSONDERZOEK

OPLEGNOTITIE; TOELICHTING OP DE WIJZIGING VAN DE ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING WESTVOORNE 2012

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Erfgoedverordening Roosendaal 2017

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Gezien het advies van de Provinciale adviescommissie leefomgevingskwaliteit d.d. 8 juni 2009;

Wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Asten 2017 inclusief bijbehorende toelichting

29 onderwerp Verordening tot wijziging van diverse verordeningen in verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Raadsvergadering : 21 juni 2010 Agendanr. 15

Datum bekendmaking: Projectomschrijving: Registratienummer:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2001, nummer 7/90.01;

Overzicht wijzigingen ten opzichte van de Bomenverordening Vlaardingen 2005

Elektronisch gemeenteblad

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

: Aanpassing verordeningen in verband met de Europese Dienstenrichtlijn en de LSP

34 e Verordening tot wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Groningen 2009

Parkeerverordening 2013

WOONSCHEPENVERORDENING en Ligplaatsenkaarten Lelystad 2010

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Winkeltijdenverordening Hilversum 2018

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 23 november 2010, Nr. SO/2010/482366;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 88 van de Huisvestingswet;

Erfgoedbeleid Ridderkerk. Archeologieverordening Ridderkerk 2013

OMGEVINGSVERGUNNING Datum: 6 augustus 2015

Oud (voor zover relevant) Nieuw Toelichting. Artikel 1 Artikel 1:1 Leesteken aangepast. Artikel 1.2 Artikel 1:2 Leesteken aangepast

Winkeltijdenverordening Valkenswaard 2017

Algemene verordening ondergrondse infrastructuur gemeente Noordwijk 2016

WOONSCHEPENVERORDENING en Ligplaatsenkaarten Lelystad 2010

Raadsvoorstel. Inleiding. Feitelijke informatie. Afweging Zaaknummer OLOGYD09. Onderwerp Deregulering kapvergunningstelsel

Gemeente Bergen op Zoom - ERFGOEDVERORDENING BERGEN OP ZOOM

De volgende artikelen van de Algemene Plaatselijke Verordening Oosterhout 2010 worden aangepast:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2016;

Verordening tot wijziging van de Verordening Speelautomatenhallen Leeuwarden 2014

Omgevingsvergunning. (uitgebreide procedure)

Gemeente Tilburg Monumentenverordening gemeente Tilburg Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling

Wijziging van de Mijnbouwwet (aanpassing van het vergunningsstelsel voor opsporen en winnen van aardwarmte)

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 mei 2010; eerste wijziging van de tarieventabel behorende bij de legesverordening 2010.

Verordening Leges Omgevingsvergunning 2016 gemeente Utrecht

* *

TOELICHTING Tweede wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Heusden 2016 (APV)

[ONTWERP] Omgevingsvergunning UV 31844

VERORDENING Leges omgevingsvergunning 2015

VERORDENING SPEELAUTOMATENHALLEN GOOISE MEREN 2016

Eerste Kamer der Staten-Generaal 1

Artikel 2. Het gebruik van het monument Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 juni 2013

Leges dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/ omgevingsvergunning

HOOFDSTUK 2 VOOROVERLEG OF GLOBAAL HAALBAARHEIDSONDERZOEK

Raadsvoorstel. jaar stuknr. Raad

1. In te trekken de Erfgoedverordening 2013 gemeente Bronckhorst. 2. Vast te stellen de Erfgoedverordening 2018 gemeente Bronckhorst.

gestreefd wordt naar vermindering en vereenvoudiging van regelgeving;

Wetsvoorstel algemene bepalingen omgevingsrecht

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

De raad van de gemeente Midden-Delfland; gelezen het voorstel van het collegee van burgemeester en wethouders van 22 juni 2010, nr 2010-07- gelet op het bepaalde in de Gemeentewet, waaronder de artikelen 149, 154 en 174 en op het bepaalde in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; BESLUIT: 1. vast te stellen de Eerste verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijkee verordening Midden-Delfland 2010, luidende als volgt: Artikel I A. Aan artikel 1:1 wordt toegevoegd, onder vervanging van de punt na onderdeel h. door een puntkomma, een onderdeel i. dat luidt: i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. B. Artikel 1:2 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt de zinsnede na de dag waarop de aanvraag ontvangen is vervangen door: na de datum van ontvangst van de aanvraag. 2. Het derde lid komt te luiden: Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor de beslissing op een aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 2:28, eerste lid en artikel 3:4, eerste lid. 3. Toegevoegd wordt een vierde lid, dat luidt: 4. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10 A, derde lid, artikel 2:11 of artikel 4:11. C. Artikel 1:8 wordt als volgt gewijzigd: In de aanhef wordt de zinsnede door het daartoe bevoegde gezag vervangen door: door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan. D. Artikel 2.1, derde lid, komt te luiden: 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet. E. Artikel 2:10 A wordt als volgt gewijzigd: 1. Het opschrift vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg wordt vervangen door: (Omgevings)vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan een openbare plaats in strijd met de publieke functie van de openbare plaats. 2. Het eerste lid komt te luiden: 1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning een openbare plaats of een gedeelte daarvan anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. 3. Het tweede lid, onder a, komt te luiden: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats.

4. Toegevoegd wordt een derde lid, dat luidt: 3. De vergunning wordt verleend a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien het een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; b. door het college in de overige gevallen. F. Artikel 2:11 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het opschrift Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg wordt vervangen door: (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg. 2. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot derde en vierde lid, komen het eerste en het tweede lid te luiden: 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg. 2. De vergunning wordt verleend a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit; b. door het college in de overige gevallen. G. Artikel 4:11 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het opschrift Kapvergunning wordt vervangen door: Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden. 2. In het eerste lid wordt de zinsnede zonder vergunning van het college vervangen door: zonder vergunning van het bevoegd gezag. 3. In het derde lid wordt de zinsnede Het college kan een herplantplicht opleggen vervangen door: het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen. H. Artikel 4:12 vervalt. I. Artikel 6:1 komt te luiden: Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbare bekendmaking van de rechterlijke uitspraak. Dit geldt niet voor overtreding van het bij of krachtens de in het tweede lid van dit artikel genoemde artikelen bepaalde en van het bij of krachtens artikel 2:10 A, derde lid, onder a, artikel 2:11 en artikel 4:11 bepaalde. Artikel II A. Aan het eerste lid van artikel 2:10 B wordt toegevoegd: d. door, namens of in opdracht van de gemeente te plaatsen, aan te brengen, te bevestigen van roerende of onroerende zaken of het hebben van deze zaken, waaronder verkeers- en straatmeubilair, speelvoorzieningen, afvalcontainers, beelden en andere kunstuitingen, monumenten, overkappingen, constructies, openbare toiletgelegenheden, walvoorzieningen, hekheiningen of andere afsluitingen. B. Artikel 2:47, eerste lid, onder b, komt als volgt te luiden: b. zich op een openbare plaats of openbaar water zodanig op te houden dat aan weggebruikers, bewoners van nabij de weg gelegen woningen of (water)recreanten onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt. C. In artikel 2:48 wordt het opschrift Verbod hinderlijk drankgebruik/blowverbod vervangen door: Verbod hinderlijk drankgebruik. D. Artikel 2:48, leden 3 en 4 vervallen. E. 1. Het opschrift van artikel 2:50 A wordt gewijzigd in: (Hinderlijk) gedrag op of in pleinen/speeltuinen/recreatiegebieden/openbare plaatsen 2. Artikel 2:50 A, eerste lid, wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: 1. Het is verboden; 2

a. zich zonder redelijk doel op een schoolplein, speeltuin of in een recreatiegebied op te houden; b. zich in een speeltuin of in een recreatiegebied op te houden binnen de dagen of tijden, die het college heeft vastgesteld waarop het verboden is in een speeltuin of in een recreatiegebied te verblijven; c. zich zonder redelijk doel op andere door het college aangewezen openbare plaatsen op te houden. Het college kan bij deze aanwijzing nadere dagen en tijden aangeven waarop het verbod geldt; d. door de gemeente, door een ander open lichaam, of door de gemeente aangewezen verenigingen of stichtingen in of op openbare plaatsen aangebrachte (natuurlijke) voorzieningen, zoals straatmeubilair, beplantingen, riet, struiken, vissteigers, aanlegsteigers, recreatieve voorzieningen, speeltoestellen, openbare toiletgelegenheid en kunstwerken 1. voor een ander doel te gebruiken dan waarvoor deze bestemd zijn; 2. zodanig te gebruiken, dat deze voorzieningen geheel of gedeeltelijk verloren kunnen gaan, of buiten bedrijf of beschadigd kunnen geraken, of dat het belang ervan voor de doelgroep van de voorziening kan worden benadeeld; 3. zodanig te gebruiken dat voor andere gebruikers van openbare plaatsen of openbaar water gevaar of hinder kan ontstaan; 4. voor zover het een zelfbedieningspont betreft, deze na gebruik anders dan aan één van beide oevers afgemeerd achter te laten; e. buiten de daarvoor door het college aangewezen gebieden modelsport te beoefenen met miniatuurvoer-, vaar- of vliegtuigen welke voorzien zijn van verbrandings- of elektromotoren. 3. Aan artikel 2:50 A, wordt een derde lid, wordt toegevoegd, luidende: Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht. F. Artikel 2:74 B wordt met handhaving het opschrift als volgt gewijzigd: Het is verboden op of aan een openbare plaats, op of aan openbaar water, of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben. G. Artikel 4:8 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt: Het is verboden binnen de bebouwde kom, of binnen een door het college aangewezen gebied buiten de bebouwde kom, op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen. H. In artikel 5:7, eerste lid worden de woorden de weg vervangen door: een openbare plaats. I. Het tweede lid van artikel 5:15 wordt gewijzigd en komt te luiden als volgt: 2. Het is verboden te venten: a. op zondagen en maandag t/m zaterdag tussen 20.00 uur en 08.00 uur; b. binnen de door het college aangewezen openbare plaatsen. Het college kan bij deze aanwijzing nadere dagen en tijden aangeven waarop het verbod geldt. J. Aan artikel 5:18 wordt toegevoegd een vierde lid, luidende: 4. Het college kan openbare plaatsen of categorieën van standplaatsen aanwijzen waarbinnen respectievelijk waarvoor het verbod in het eerste lid, al dan niet onder het stellen van voorwaarden, niet geldt. K. Aan artikel 5:24 wordt, onder vernummering van het derde en het vierde lid in het vijfde en het zesde lid, toegevoegd een nieuw derde lid, luidende: 3. Het verbod in het eerste lid geldt voor: a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24; b. terrassen als bedoeld in artikel 2:27, onder b; c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18; d. door, namens of in opdracht van de gemeente te plaatsen of aan te brengen voorwerpen. 3

L. Aan artikel 5:24 wordt een nieuwe vierde lid toegevoegd, luidende: het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid niet geldt. M. Artikel 5:30 wordt gewijzigd en komt te luiden: 1. Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden. 2. Het is behoudens een ontheffing van het college verboden: a. vanaf een brug te vissen met een hengel; b. vanaf een brug in openbaar water te duiken of zich anderszins daarin te begeven; c. nabij een brug te zwemmen of te baden in het openbaar water. 3. Het verbod in het eerste en tweede lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Vaarwegenverordening Zuid-Holland. Artikel III - Overgangsbepaling Aanvragen om een vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10 A, vierde lid, 2:11 en 4:11 die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening worden afgehandeld volgens het recht zoals dat gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden. Artikel IV - Inwerkingtreding Artikel I van deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt. Artikel II van deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt. Artikel V - Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Eerste verordening tot wijziging van Algemene plaatselijke verordening Midden-Delfland 2010 2. De toelichting op de Algemene plaatselijke verordening Midden-Delfland 2010 te wijzigen, zoals aangegeven in de bijlage van dit besluit. Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 29 juni 2010. De griffier De voorzitter A. de Vos A.J. Rodenburg 4

Bijlage behorende bij het raadsbesluit van 29 juni 2010 De toelichting op de Algemene plaatselijke verordening Midden-Delfland 2010 wordt als volgt gewijzigd. Artikel 1:1 Toevoegen aan de toelichting op artikel 1:1, na de toelichting op onderdeel h. (Handelsreclame): In dit artikel is met de term bevoegd gezag aangehaakt bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (). Die is van toepassing op de vergunning voor aanleg of veranderen van een weg (artikel 2:11) en het vellen van houtopstanden (artikel 4:11). De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder d. van de, en de vergunning voor het vellen van houtopstanden in artikel 2.2, eerste lid onder g. De kan ook van toepassing zijn op het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, namelijk als het gaat om het opslaan van roerende zaken (artikelen 2:10 A tot en met 2:20 D). De ontheffing voor het opslaan van roerende zaken is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder j en k van de. De omgevingsvergunning wordt door één bevoegd gezag beoordeeld en doorloopt één procedure. De beslissing op de aanvraag kent ook één procedure van rechtsbescherming. Het bevoegd gezag is in de meeste gevallen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar het project in hoofdzaak zal worden verricht. In een beperkt aantal gevallen berust de bevoegdheid tot toestemmingsverlening niet bij het College van burgemeester en wethouders, maar bij het College van gedeputeerde staten en in enkele gevallen bij een Minister. Het bevoegd gezag is integraal verantwoordelijk voor het te nemen besluit en is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving. Zie verder ook de toelichting bij de artikelen 2:10 A tot en met 2:10 D, 2:11 en 4:11 van deze verordening. Daarnaast komt in de APV op verschillende plaatsen de term bevoegd bestuursorgaan voor. Daarmee wordt dan gedoeld op ofwel het College van burgemeester en wethouders, ofwel de burgemeester. De brengt hierin geen verandering. Artikel 1:2 Toevoegen na de laatste alinea van de toelichting op artikel 1:2 (Opschorting van de termijn): De tekst van het eerste lid is in overeenstemming gebracht met die van artikel 3.9, eerste lid van de. Inhoudelijk is er niets veranderd. Het derde lid is toegevoegd omdat artikel 3.9, tweede lid van de bepaalt dat de beslistermijn niet met acht, maar slechts met zes weken kan worden verlengd. De wegaanlegvergunning (art 2:11) en de kapvergunning (art 4:11) vallen onder de. De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder d. van de, en de vergunning voor het vellen van houtopstanden in artikel 2.2, eerste lid onder g. De kan ook van toepassing zijn op het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, namelijk als het gaat om het opslaan van roerende zaken (artikel 2:10). De ontheffing voor het opslaan van roerende zaken is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid, onder j en k van de. De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning of ontheffing die onder de valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor, Staatscourant 2010-5162). De algemene indieningsvereisten staan in artikel 1.3 Mor, dat luidt als volgt: Artikel 1.3 Indieningsvereisten bij iedere aanvraag 1. In de aanvraag vermeldt de aanvrager: a. de naam, het adres en de woonplaats van de aanvrager, alsmede het elektronisch adres van de aanvrager, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend; b. het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project; c. een omschrijving van de aard en omvang van het project; d. indien de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: zijn naam, adres en woonplaats, alsmede het elektronisch adres van de gemachtigde, indien de aanvraag met een elektronisch formulier wordt ingediend; 5

e. indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager: zijn naam, adres en woonplaats. 2. De aanvrager voorziet de aanvraag van een aanduiding van de locatie van de aangevraagde activiteit of activiteiten. Deze aanduiding geschiedt met behulp van een situatietekening, kaart, foto s of andere geschikte middelen. 3. De aanvrager doet bij de aanvraag een opgave van de kosten van de te verrichten werkzaamheden. In Hoofdstuk 7 van de Mor staan nog bijzondere indieningsvereisten. Daarvan zijn in het kader van de APV alleen die voor het vellen van houtopstanden van belang. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 4:11. Artikel 2.1 Hier wordt de term bevoegd gezag vervangen door bevoegde bestuursorgaan. Artikel 2:6 Toevoegen aan het eind van de toelichting, voor de paragraaf jurisprudentie : Het verspreiden van gedrukte stukken valt niet onder de, ook niet als daar een element van handelsreclame in zit. Artikelen en 2:10 A tot en met 2:10 D Toevoegen aan de toelichting onder het opschrift Artikel 2:10 D: vrijstellingen na de laatste l zin Ter vermindering van de administratieve lasten zijn alle door of namens of in opdracht van de gemeente te plaatsen, aan te brengen, te bevestigen of op, in, boven etcetera een openbare plaats te hebben roerende of onroerende zaken vrijgesteld. Door het gebruik van de woorden roerende en onroerende zaken wordt aangegeven, dat de gemeente een algehele vrijstelling heeft voor alle zaken en omstandigheden waarvoor het verbod in eerste lid betrekking heeft. Enkele voorbeelden (niet limitatief) zijn in het artikel opgesomd. Toevoegen aan de toelichting, aan het eind van de paragraaf Containers: Het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie, als bedoeld in dit artikel, kan onder de vallen, namelijk wanneer dit gebruik bestaat uit de opslag van roerende zaken. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn als op of aan de weg een container wordt geplaatst voor de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen tijdens een verbouwing. In andere gevallen zal het niet altijd op het eerste gezicht duidelijk zijn of het gaat om opslag van roerende zaken als bedoeld in de. Het onderscheidend criterium is dat het plaatsen van zaken op de weg bij opslag een tijdelijk karakter heeft: het is de bedoeling dat de opgeslagen zaken ooit ergens anders een al dan niet definitieve bestemming krijgen en aldaar een functie gaan vervullen. Als dat aan de orde is valt die activiteit onder artikel 2.2, eerste lid onder j of onder k van de. Een ontheffing wordt op grond van artikel 2.2, eerste lid, laatste zinsdeel, van de aangemerkt als een omgevingsgvergunning. Daarom is een nieuw derde lid ingevoegd, waarin staat dat het bevoegd gezag (ingevolge de definitie in artikel 1 is dat dus het bestuursorgaan als bedoeld in de ) in een dergelijk geval een omgevingsvergunning verleent. Daarnaast blijft het tweede lid gehandhaafd, waarin staat dat het bevoegde bestuursorgaan (i.c. het college of de burgemeester) vergunning kan verlenen voor gebruik van de weg dat niet valt onder de, namelijk wanneer het gaat om objecten die bedoeld zijn om ter plaatse blijvend te functioneren. Dat zijn bijvoorbeeld bloembakken, straatmeubilair, terrassen en dergelijke. Het is niet ondenkbaar dat bij een en hetzelfde project bijvoorbeeld een grootscheepse restauratie van monumentale panden zowel de vergunning van het bevoegd bestuursorgaan (tweede lid) als de omgevingsvergunning (derde lid) nodig is, waarbij dan de situatie kan ontstaan dat er twee bevoegde gezagen zijn. Met het oog op die gevallen kan overwogen worden om met toepassing van artikel 2.2, tweede lid van de alle activiteiten waarbij voorwerpen op of aan de weg worden geplaatst, onder de te brengen. Dat heeft als nadeel dat de zwaardere procedure van de in alle gevallen gevolgd moet worden. Wij verwachten dat deze situatie maar heel zelden zal voorkomen en hebben 2.2, tweede lid van de in de model-apv dan ook niet toegepast. 6

Artikel 2:11 De tweede paragraaf van de toelichting vervalt. In de eerste zin van de toelichting bij het eerste lid wordt de zinsnede ligt een ander motief ten grondslag, namelijk de behoefte vervangen door: ligt als motief ten grondslag de behoefte De laatste alinea van de paragraaf Algemeen (Met de inwerkingtreding van de ) vervangen door: Op het aanleggen of veranderen van een weg is artikel 2.2, eerste lid onder d. van de van toepassing als de activiteit verboden is in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit. Dat betekent dat de termijnen genoemd in artikel 3.9 van de van toepassing zijn op deze vergunning. De beslistermijn is 8 weken, de verdagingstermijn zes weken. Let wel: indien er meerdere activiteiten worden aangevraagd en er één onder artikel 3.10 van de valt, dan is de uitgebreide procedure van toepassing (beslistermijn van 6 maanden met een mogelijkheid tot verdagen van zes weken). De indieningsvereisten voor een aanvraag om een vergunning die onder de valt, staan in de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Het gaat dan om de algemene indieningsvereisten uit artikel 1.3 van de Mor. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 1.2 model-apv. Voor het aanleggen of veranderen van een weg zijn in de Mor geen aanvullende indieningsvereisten opgenomen. In artikel 2:18 van de is bepaald dat de vergunning alleen kan worden verleend of geweigerd op de gronden vermeld in deze verordening. De weigeringsgronden staan in artikel 1.8 van deze verordening. Indien de activiteit niet is verboden in een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit is de niet van toepassing en is het college bevoegd. Wanneer het gaat om normaal onderhoud van de weg is er ingevolge het derde lid geen vergunning nodig: het college hoeft zichzelf geen vergunning te verlenen. Zie verder de toelichting aldaar. Artikel 2:12 Toevoegen aan het eind van de toelichting op dit artikel: De melding van een uitweg valt niet onder de. Er is immers geen sprake van een vergunning of ontheffing. Artikel 2:48 Het opschrift van dit artikel wordt gewijzigd en komt te luiden: Hinderlijk drankgebruik.. De D laatste zin van de eerste alinea wordt geschrapt. Artikel 2:56 Toevoegen aan het einde van de toelichting: Op een vergunning- of ontheffingsstelsel voor alarminstallaties is de van toepassing. Omdat het artikel over alarminstallaties in APV is vervallen, is hier geen regeling opgenomen. Artikel 4:11 De tweede alinea onder het kopje Algemeen (Van belang is ) vervangen door: De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g. van de. Vaak zal naast de vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Natuurbeschermingswet of de Flora- en Faunawet nodig zijn in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet haken aan bij de. Er wordt dan dus één omgevingsvergunning verleend of geweigerd. De Boswet haakt echter niet aan bij de. Indien die van toepassing is, blijft dus een aparte vergunning vereist. In de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor, Staatscourant 2010-5162) zijn indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning opgenomen. Naast een aantal algemene indieningsvereisten 7

(zie daarvoor de toelichting bij artikel 1:2 van de model-apv) zijn er in artikel 7.3 van de Mor nog een aantal speciale indieningsvereisten voor het vellen van houtopstanden opgenomen. Dit artikel 7:3 luidt als volgt: 1. In of bij de aanvraag om een vergunning voor een activiteit, als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g, van de wet, identificeert de aanvrager op de aanduiding als bedoeld in artikel 1.3, tweede lid, van deze regeling iedere houtopstand waarop de aanvraag betrekking heeft met een nummer. 2. In of bij de aanvraag, als bedoeld in het eerste lid, vermeldt de aanvrager per genummerde houtopstand: a. de soort houtopstand; b. de locatie van de houtopstand op het voor-, zij- dan wel achtererf; c. de diameter in centimeters, gemeten op 1,30 meter vanaf het maaiveld; d. de mogelijkheid tot herbeplanten, alsmede het eventuele voornemen om op een daarbij te vermelden locatie tot herbeplanten van een daarbij te vermelden aantal soorten over te gaan. Artikel 4:12 Toelichting vervangen door: Dit artikel bevatte de zogenaamde lex silencio positivo. De bepaling is sinds de inwerkingtreding van de en de Dienstenwet overbodig geworden. Zoals onder 4:11 is vermeld valt deze vergunning onder de. In artikel 3.9, derde lid van de is bepaald dat de vergunning van rechtswege is verleend overeenkomstig de aanvraag, als de beslis- en de eventuele verdagingstermijn zijn verstreken zonder besluitvorming. Artikel 4:15 Toevoegen na de alinea Gemeenten waar de ervaring is. kunnen het daarbij laten : Op een vergunnings- en ontheffingsstelsel voor handelsreclame aan gebouwen is de van toepassing. Omdat een zodanig stelsel in de APV is geschrapt en vervangen door een algemene bepaling, is daarvoor geen regeling opgenomen. Artikel 4:8 Toevoegen na de d laatste alinea. Het verbod geldt in beginsel voor de bebouwde kom. Vanwege de aanwezigheid van recreanten en bezoekers binnen de gemeente Midden-Delfland is het gewenst dat het college als dat nodig is een adequate mogelijkheid heeft om het gebied waarbinnen het verbod geldt uit te breiden door middel van een gebiedsaanwijzing, bijvoorbeeld op aanwijzing van het recreatieschap. Artikel 5:15 Toevoegen aan de toelichting van het tweede lid Vanwege de aanwezigheid van recreanten en bezoekers binnen de gemeente Midden-Delfland en de aantrekkelijkheid daarvan voor venters, is het gewenst dat het college een adequate mogelijkheid heeft om openbare plaatsen aan te wijzen waarbinnen het verbod zal gelden, bijvoorbeeld om de beheersbaarheid te bevorderen. Dit zou ook kunnen op aanwijzing van het recreatieschap. Artikel 5:18 Toevoegen aan het slot van de toelichting van dit artikel. Uit oogpunt van deregulering en administratieve lastenverlichting voorziet het vierde lid in de mogelijkheid dat het college openbare plaatsen aanwijst waarbinnen het verbod om een standplaats zonder vergunning in te nemen niet geldt. Het college kan ook categorieën standplaatsen aanwijzen waarvoor het verbod niet geldt. Bij deze aanwijzing kan het college nadere voorwaarden stellen, die aan de vrijstelling verbonden zijn. Gedacht kan worden aan het vrijstellen van eenvoudige standplaatsen (tafeltjes) langs de wegen of wateren in het buitengebied bij boerderijen waarbij op kleinschalige wijze streekproducten of producten van de boerderij worden verkocht. Artikel 5:24 De laatste alinea van artikel 5:24 wordt vervangen door de volgende alinea. 8

In een waterrijke gemeente zoals binnen de gemeente Midden-Delfland, waar een dergelijke vergunning gebruikelijk is, en aan de vergunning omwille van de openbare orde, veiligheid, gezondheid, milieu of het onderhoud van de vaarwegen een zekere uniformering noodzakelijk is, is het een gerechtvaardigde keuze om een vergunningplicht te handhaven. Ook voor de vergunninghouder schept dat een duidelijke situatie. De aanvrager hoeft niet zelfstandig een afweging te maken, maar ontvangt een vergunning voorzien van een set voorschriften en weet dan waar hij of zij aan toe is. Daar waar het stelsel vereenvoudigd kan worden of administratieve lastenverlichting mogelijk is, zonder afbreuk te doen aan de hiervoor genoemde toetskaders, zal dit worden toegepast. De vrijstellingsmogelijkheden opgenomen in het derde lid en vierde lid zijn in dezelfde lijn als die omschreven in de artikelen 2:10 A tot en met artikel 2:10 D. Artikel 5:30 De toelichting na de tweede alinea van de toelichting bij dit artikel wordt gewijzigd en luidt: Het verbod in het tweede lid is een nadere omschrijving van de gevaren of overlast voortvloeiende uit de in de lid genoemde gedragingen ten opzichte van algemene verboden, die wellicht ook van toepassing zijn. Toch wordt gekozen om deze gedragingen expliciet te benoemen als verboden gedrag om toezichthouders of opsporingsambtenaren instrumenten te bieden om handhavend op te treden als algemene verboden zouden falen. De ontheffingsmogelijk in het tweede lid is opgenomen in verband met bijzondere omstandigheden als viswedstrijden. Voor de toelichting op de in het derde lid genoemde hogere regelingen wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5:25. Artikel 6:1 Toevoegen aan de toelichting, vóór de paragraaf jurisprudentie, een paragraaf: De vergunning voor het aanleggen of veranderen van een weg (artikel 2:11) en voor het vellen van houtopstanden (artikel 4:11) vallen bij inwerkingtreding van de onder de. Zie resp. artikel 2.2, eerste lid onder d en onder g van de. Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg (artikel 2:10 A tot en met 2.10 D) kan neerkomen op het opslaan van roerende zaken als bedoeld in artikel 2.2 onder j en k van de, bijvoorbeeld als het gaat om de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen in containers. Een ontheffing daarvoor valt dan onder de en wordt aangemerkt als een omgevingsvergunning. Artikel 2.3 van de verbiedt het handelen in strijd met een voorschrift van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2:10 A, 2:11 of 4:11 van de APV. Via artikel 5.4 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met deze drie vergunningen. De strafbepalingen van de APV zijn er dus niet op van toepassing. Noot van de VNG bij artikel 6:1 van de model-apv. Artikel 6:1 van de model-apv zelf verandert als gevolg van de niet, want daarin staan geen artikelen genoemd die onder de strafbepalingen vallen; de gemeenteraden moeten dat zelf invullen. In de opsomming van artikelen in lid 1 en lid 2 moeten de gemeenteraden er wel op letten dat de artikelen 2:11 en 4:11 worden geschrapt en bij artikel 2:10 het vierde lid wordt uitgezonderd. 9