RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Transcriptie

1 RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT Registratienummer raad: Datum: Behandeld door: 12 november 2012 S.T.W. Reus Afdeling/Team: Afdeling Vergunningen, Toezicht en Handhaving Team vergunningen, beleid en advies Onderwerp: Wijziging artikel 13, 14 en 15 van de Algemene plaatselijke verordening Purmerend 2003 (Apv). Samenvatting: I. In het kader van mogelijke problemen bij evenementen in de binnenstad en de huidige moeilijkheden bij de handhaving van de regels over het plaatsen van voorwerpen op, in, boven en over de weg (artikel 13 van de Apv) wordt voorgesteld een vergunningenstelsel voor de binnenstad en een meldingsplicht voor de rest van de gemeente in te voeren. II. De artikelen in de Apv die in relatie staan tot de Wabo zijn nagekeken of deze nog aansluiten op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Voorgesteld wordt aan artikel 13 en 14 van de Apv een toevoeging met betrekking tot de Wabo te doen en aan artikel 15 van de Apv een redactionele wijziging door te voeren.

2 Purmerend, 12 november 2012 Aan de gemeenteraad van Purmerend, Inleiding en probleemstelling: I. Bij besluit van 29 september 2011 heeft uw raad besloten artikel 13 van de Apv te wijzigen met betrekking tot het plaatsen van voorwerpen op, in, boven en over de weg. Deze wijziging hield in dat voor een groot aantal voorwerpen de vergunningplicht was vervallen en dat hiervoor een algemene vrijstelling was opgenomen indien de voorwerpen korter dan 14 dagen op de openbare weg worden geplaatst. De betreffende wijziging van de Apv was voorgesteld in het kader van de administratieve lastenverlichting. In de praktijk is thans gebleken dat de opgenomen vrijstellingen in het artikel 13 van de Apv kan leiden tot problemen. Thans is niet bekend wanneer welke voorwerpen waar worden geplaatst op de openbare weg. Dit kan leiden tot problemen, bijvoorbeeld bij het organiseren van evenementen, met name in de binnenstad. Het kan zo zijn dat een container wordt geplaatst exact op dezelfde plaats als dat de kermis moet worden opgebouwd. Er is thans geen mogelijkheid om de betreffende voorwerpen weg te laten halen op momenten dat de geplaatste voorwerpen niet wenselijk zijn. Dit komt voort uit het feit dat geen meldingsplicht en/of vergunningplicht bestaat voor een kortere periode dan 14 dagen. Om dit te voorkomen wordt nu voorgesteld de vergunningplicht voor de binnenstad wederom in te voeren en voor de gebieden buiten de binnenstad de meldingsplicht in te voeren. Deze invoering leidt er toe dat te allen tijde bekend is wanneer wat wordt geplaatst op de openbare weg. Tevens is gebleken dat de handhaving van het tijdelijk plaatsen van voorwerpen op, in, boven en over de weg met een algehele vrijstelling voor de periode van 14 dagen niet of zeer moeilijk is. Feitelijk moet dagelijks de gehele gemeente gecontroleerd worden waar welke voorwerpen zijn geplaatst. II. In de Apv staan de artikelen 13, 14, 15, 74 en 80 in relatie tot de Wabo. Deze artikelen zijn gescreend of ze nog aansluiten op de Wabo. Uit inventarisatie van deze artikelen is gebleken dat in artikel 13 niet is afgebakend wanneer een omgevingsvergunning is vereist. In artikel 14 van de Apv ontbreekt het exploitatieplan welke op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt vastgesteld. In dit exploitatieplan kunnen namelijk activiteiten genoemd worden die onder de regeling van artikel 14 van de Apv kunnen vallen. Indien dit zich voor doet moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd. In artikel 14 stond verder nog een foute doorverwijzing en is artikel 15 lid 2 overbodig aangezien het begrip weg al in artikel 1 van de Apv is afgebakend. Oplossingsrichtingen: I. Een oplossing voor bovenstaande is het invoeren van een beperkt vergunningensysteem voor de binnenstad en het invoeren van een meldingensysteem voor de overige gedeelten van de gemeente. Dit systeem is ook ingevoerd voor het organiseren van kleine evenementen in de gemeente (artikel 12 Apv). Met het invoeren van een vergunningen- en meldingensysteem is te allen tijde bekend welke voorwerpen waar en wanneer worden geplaatst en voor welke periode en kunnen tijdig eventuele maatregelen worden genomen zodat andere activiteiten niet in het gedrang komen door de geplaatste voorwerpen. Overigens was voor uw besluit van 29 september 2011 voor het plaatsen van voorwerpen op, in, boven of over de weg in alle gevallen een vergunning nodig. II. Het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie, als bedoeld in artikel 13 van de Apv, kan onder de Wabo vallen, namelijk wanneer dit gebruik bestaat uit de opslag van roerende zaken. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn als op of aan de weg een container wordt geplaatst voor de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen tijdens een verbouwing. In andere gevallen zal het niet altijd op het eerste gezicht duidelijk zijn of het blz. 2 van 7

3 gaat om opslag van roerende zaken als bedoeld in de Wabo. Het onderscheidend criterium is dat het plaatsen van zaken op de weg bij opslag een tijdelijk karakter heeft: het is de bedoeling dat de opgeslagen zaken ooit ergens anders een al dan niet definitieve bestemming krijgen en aldaar een functie gaan vervullen. Als dat aan de orde is valt die activiteit onder artikel 2.2, eerste lid onder j. of onder k. van de Wabo. Een vergunning wordt op grond van artikel 2.2, eerste lid, laatste zinsdeel, van de Wabo aangemerkt als een omgevingsvergunning. Daarom moet een nieuw zevende lid worden ingevoegd, waarin staat dat het bevoegd gezag (ingevolge de definitie in artikel 1 is dat dus het bestuursorgaan als bedoeld in de Wabo) in een dergelijk geval een omgevingsvergunning verleent. In artikel 14 van de Apv moet in lid 2, onder a. het exploitatieplan worden toegevoegd. In lid 5 moet Telecommunicatiekabelsverordening Purmerend 1999 vervangen worden voor de in de plaats gekomen "Verordening voor de aanleg instandhouding en opruiming van kabels en leidingen gemeente Purmerend 2008". In artikel 15 van de Apv moet lid 2 (aangezien het begrip weg al afgebakend is in artikel 1 van de Apv) worden verwijderd en lid 3 en 4 worden vernummerd naar lid 2 en 3. Meetbare doelstellingen: nvt Financiële consequenties: Door de herinvoering van de vergunningsplicht voor de binnenstad zullen de legesinkomsten licht stijgen. Daarnaast zullen door de herinvoering vergunningsplicht voor de binnenstad en vervanging van de vrijstelling voor een melding weer geheel inzichtelijk worden waar voorwerpen worden geplaatst op, in, boven en over de weg. Hierdoor kan weer voor alle gevallen precariobelasting worden opgelegd. Hierdoor zullen de precario-inkomsten stijgen. Communicatie: De betreffende wijziging van artikel 13, 14 en 15 van de Apv zal op de gebruikelijke wijze worden gecommuniceerd naar betrokkenen (burgers en bedrijven). Monitoring/evaluatie: Er zal gemonitord worden of het ingevoerde vergunningen- en meldingensysteem voldoet. Voorstel: A. Artikel 13 van de Apv dusdanig te wijzigen dat voor de binnenstad een vergunningplicht wordt ingevoerd voor het plaatsen van voorwerpen of stoffen op, in, boven of over de weg en dat voor de gebieden buiten de binnenstad een meldingsplicht wordt ingevoerd. Daarnaast als zevende lid toevoegen dat in bepaalde gevallen een omgevingsvergunning verleend moet worden. B. In lid 2 van artikel 14 van de Apv het exploitatieplan toe voegen. In lid 5 Telecommunicatiekabelsverordening Purmerend 1999 vervangen voor de in de plaats gekomen "Verordening voor de aanleg instandhouding en opruiming van kabels en leidingen gemeente Purmerend 2008" v C. Lid 2 van artikel 15 verwijderen en lid 8 en 4 vernummeren naar lid 2 en 3.

4 De raad van de gemeente Purmerend; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 november 2012, nr ; BESLUIT: De Algemene plaatselijke verordening Purmerend 2003 als volgt te wijzigen: A. Artikel 13 wordt gewijzigd in: Artikel 13 Voorwerpen of stoffen op, in, boven of over de weg 1. In dit artikel wordt verstaan onder binnenstad: de Wagenweg, de Purmersteenweg tot de hoek met de Burgemeester D. Kooimanweg alsmede het gebied gelegen tussen de Gedempte Where, de Gedempte Singelgracht/Westerstraat, Nieuwstraat en Plantsoengracht. 2. Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de bestemming daarvan. 3. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op: a. vlaggen, wimpels en vlaggenstokken indien ze geen gevaar of hinder kunnen opleveren voor personen of zaken; b. zonneschermen, mist ze zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en mits: - geen onderdeel zich minder dan 2,2 meter boven dat gedeelte bevindt; - geen onderdeel van het scherm, in welke stand dat ook staat, zich minder dan 0,5 meter van de rijbaan bevindt; - geen onderdeel verder dan 1,5 meter buiten de opgaande gevel reikt; c. de voorwerpen of stoffen, die de noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is; d. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard; e. bloembakken en soortgelijke voorwerpen mits die voldoende zijn beveiligd tegen neervallen op de weg; f. uitstallingen, niet zijnde terrassen, terrasschotten of uitstallingen als bedoeld in artikel 93, voor zover deze zich maximaal 1,20 meter buiten de opgaande gevel van het gebouw waartoe zij behoren, bevinden; 4. Het in het tweede lid bedoelde verbod is niet van toepassing op niet in de binnenstad gelegen gebieden voor zover er minimaal 10 werkdagen voor de aanvang van het plaatsen en/of aanbrengen van de voorwerpen, schriftelijk mededeling over is gedaan aan het college voor zover het betreft: a. machines en constructies zoals hoogwerkers, containers, ecotoiletten, keetwagens, bouwhekken en steigers nodig voor (bouw-)werkzaamheden die tijdelijk op de weg worden geplaatst voor zover; 1. degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorg draagt dat de in de aanhef bedoelde machines en constructies zich daar niet langer bevinden dan veertien achtereenvolgende dagen; 2. deze niet binnen aan afstand van 5 meter vanaf een kruising worden geplaatst; 3. bij plaatsing op trottoir- of voetgangersgedeelte er minimaal 1,5 meter van dat blz. 2 van 7

5 trottoir of voetgangersgedeelte wordt vrijgehouden; 4. de ruimte die in beslag wordt genomen niet meer bedraagt dan de gevelbreedte van de woning waaraan de bouwwerkzaamheden plaatsvinden; 5. bij plaatsing op de rijbaar er minimaal 3,5 meter rijbreedte wordt vrijgehouden; 6. (nood)uitgangen niet belemmerd worden; 7. het verkeer niet in gevaar wordt gebracht; en 8. de machines en constructies permanent goed zichtbaar zijn voor verkeersdeelnemers en afdoende zijn gemarkeerd; b. voorwerpen anders dan bedoeld onder a. of (goed verpakte) stoffen nodig voor (bouw-)werkzaamheden die tijdelijke op de weg worden geplaatst voor zover: 1. deze op het trottoir, voetgangersgedeelte of in een parkeervak worden geplaatst; 2. degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt dat de voorwerpen of stoffen zich daar niet langer bevinden dan drie achtereenvolgende dagen; 3. er minimaal 1,5 meter trottoir- of voetgangersgedeelte wordt vrijgehouden; 4. de ruimte die in beslag wordt genomen niet meer bedraagt dan de gevelbreedte van de woning waaraan de werkzaamheden plaatsvinden; 5. de hoogte van de (opgestapelde) voorwerpen of stoffen niet meer bedraagt dan 1,5 meter; 6. (nood)uitgangen niet belemmerd worden; 7. het verkeer niet in gevaar wordt gebracht; en 8. na verwijdering van de voorwerpen of stoffen de weg onmiddellijk wordt gereinigd door degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten. 5. Het college kan binnen vijf werkdagen na ontvangst van de mededeling besluiten het plaatsen van voorwerpen op, in, boven of over de weg als bedoeld in het vierde lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde en/of de openbare veiligheid in gevaar komt. 6. Het is verboden op, aan, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten en gevoelens worden geopenbaard te plaats, aan te brengen, te doen aanbrengen ofte hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengen aan de weg, gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. 7. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het tweede lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j., of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 8. Het verbod in het tweede lid is niet van toepassing op: a. evenementen als bedoeld in artikel 111; b. terrassen als bedoeld in artikel 23, derde lid; c. standplaatsen als bedoeld in artikel 93 d. overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend; 9. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of het Provinciaal wegenreglement. 10. Een vergunning bedoeld in het tweede lid kan worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel blz. 3 van 7

6 een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. B. Artikel 14 wordt gewijzigd in: Artikel 14 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven ofte spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg. 2. De vergunning wordt verleend: a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; of b. door het college in de overige gevallen. 3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat, alsmede alle niet-openbare ontsluitingswegen van gebouwen. 4. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het Rijk, de provincie, de gemeente of het waterschap bij het uitvoeren van zijn/haar taak. 5. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, het Provinciaal wegenreglement, de waterschapskeur, de telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Verordening voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en leidingen gemeente Purmerend C. Artikel 15 wordt gewijzigd in: Artikel 15 Maken en veranderen van een uitweg 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag: a. een uitweg te maken naar de weg; b. van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg; c. verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg. 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd in het belang van: a. de bruikbaarheid van de weg; b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg; c. de bescherming en het uiterlijk aanzien van de omgeving; d. de bescherming van de groenvoorziening van de gemeente. 3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement. blz. 4 van 7

7 Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d. de griffier, de voorzitter, blz. 5 van 7