Kaderrichtlijn Water Waterlichaam Matsloot

Vergelijkbare documenten
Europese Kaderrichtlijn Water Waterschap Noorderzijlvest

Europese Kaderrichtlijn Water Waterschap Noorderzijlvest

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

Europese Kaderrichtlijn Water Waterschap Noorderzijlvest

Gebiedsontwikkeling Zuidelijk Westerkwartier droge voeten, natuur en.

9 Oude Diep. 9.1 Watersysteem

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Gebiedsbeschrijving Oude Diep

Europese Kaderrichtlijn Water

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,

Dossiernummer: Projectnummer:

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Toelichting ontwerp Factsheets Kaderrichtlijn Water. Planperiode Waterschap Noorderzijlvest

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Erläuterung Maßnahmen pro Teilgebiet

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Antwoordnota bij zienswijzen op ontwerp peilbesluit Sint Philipsland Documentnummer: Datum:

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Factsheet: NL43_10 Fliert

Waterhuishouding bouwkavel Merwededijk, sectie F 4137, Gorinchem

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

BIJLAGE 2. Resultaten watertoets

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 28 juni 2016 Zuider legmeerpolder en Uithoornse Polder

Welkom bij de informatiebijeenkomst watergebiedsplan Westeramstel. 30 juni 2016 Noorder Legmeerpolder en Bovenkerkerpolder

Afvoergebied Spuikom Bath; GAF57

Watergebiedsplan Dorssewaard Terugkoppel avond. 1 januari 2010

Gebiedsbeschrijving Boezem Noordwest Overijssel

Vermesting in meren en plassen,

Waterkwaliteit verbeteren!

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering

Natuurvriendelijke oevers aanleggen (natuurlijke oevers)

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Gebiedsbeschrijving Drentse kanalen en Meppelerdiep

Bijlage 1: Samenvatting factsheets, toelichting maatregelpakket en administratieve wijzigingen

Vraagstelling Vraag van Steven Marijnissen aan Jaap Oosthoek is of de lozing van het effluent op het KRW waterlichaam Mark en Vliet toelaatbaar is.

Notitie. 1. Beleidskader Water

Watergebiedsplan Hem. Toelichting bij het peilbesluit, projectplan en leggerwijziging. Partiële herziening van het peilbesluit Drechterland (2005)

REACTIENOTA zienswijzen Peilbesluit De Onlanden

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Water in Tiel. 1 Naast regionale wateren die in beheer zijn bij de waterschappen, zijn er rijkswateren (de hoofdwateren

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM )

Middelburg Polder Tempelpolder. Polder Reeuwijk. Reeuwijk. Polder Bloemendaal. Reeuwijksche Plassen. Gouda

Vermesting in meren en plassen

Afstemming waterbeheer op functies en gebieden

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

Waterkwaliteit KRW, 2015

Wijkoverleg Aalsmeer Oost. maandag 6 maart

Vermesting in meren en plassen,

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Integraal Peilbesluitplan Smilde Streekbijeenkomst

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen?

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

(Regionale) gebiedsinformatie over huidig watersysteem

Subsidie voor aanleg natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen

klimaatadaptatie: beheer en inrichting in nieuw perspectief

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers

Legger Wateren. tekstuele deel

Gebied: De Drie Polders

Regionale Implementatie KRW

Code: Datum:

Bodemsanering. 45 humane spoedlocaties zijn niet volledig gesaneerd. De bodem en het (grond)water zijn schoon MILIEU MARKT. Staat van Utrecht 2014

=287(/$1'(karakterisering dorpskern voor bodemkwaliteitszone s

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12.

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a

Nieuwkoopse Plassen. Op weg naar water van topkwaliteit. Droge voeten, schoon water

m2 Toename verharding in plangebied: 350 m2 Het plangebied ligt in:

Factsheet: NL14_31. Naam: Kamerik Teijlingens

Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu

Factsheet: NL14_28 Zegveld

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater

Topsoil. Korte introductie

Verdroging: tegen gaan van verdroging in het algemeen door beperken van verharding, ruimte voor infiltratie, hydrologisch neutraal ontwikkelen etc.

Transcriptie:

Kaderrichtlijn Water Waterlichaam Matsloot Status, doelstellingen en maatregelen

Inhoudsopgave 1 WATERLICHAAM MATSLOOT...3 1.1 BETROKKEN OVERHEDEN...3 1.2 BESCHRIJVING VAN WATERLICHAAM...3 1.3 GEOGRAFIE...4 1.4 HISTORIE...4 1.5 STROOMGEBIED, STATUS, CATEGORIE EN WATERTYPE...4 2 FUNCTIES EN GEBRUIK...5 2.1 FUNCTIES...5 2.2 GRONDGEBRUIK...6 2.3 WATERHUISHOUDING...6 3 INVLOEDEN EN INGREPEN...8 3.1 INVLOEDEN...8 3.2 INGREPEN...8 3.3 ONOMKEERBARE INGREPEN...9 4 HUIDIGE WATERKWALITEIT...9 4.1 INLEIDING...10 4.2 CHEMISCHE WATERKWALITEIT...10 4.3 HYDROMORFOLOGIE...10 4.4 ECOLOGIE...11 5 MAATREGELEN...12 5.1 ALGEMEEN...12 5.2 MAATREGELEN DIE SIGNIFICANTE SCHADE OPLEVEREN...12 5.3 MAATREGELEN OM ECOLOGISCH DOEL TE HALEN...13 6 BESCHRIJVING GEWENSTE ECOLOGISCHE TOESTAND...18 6.1 BESCHRIJVING GEWENSTE ECOLOGISCHE TOESTAND...18 6.2 BESCHRIJVING GEWENSTE CHEMISCHE TOESTAND...19 6.3 GROOTSTE KNELPUNTEN...20 7 KOSTEN VAN MAATREGELEN...21 BIJLAGE 1 KAART TECHNISCHE INFRASTRUCTUUR MATSLOOT...25 2

1 Waterlichaam Matsloot 1.1 Betrokken overheden Bij het beheer van het oppervlakte- en grondwater dat in relatie staat tot het waterlichaam Matsloot zijn de volgende overheden betrokken: Provincie Groningen Gemeente Groningen Gemeente Grootegast Gemeente Leek Gemeente Marum Gemeente Zuidhorn 1.2 Beschrijving van waterlichaam Het geclusterde waterlichaam Matslootgebied (hierna te noemen het Matslootgebied) bestaat uit een aantal kanalen (zie tabel 1.1) in het Westerkwartier van de provincie Groningen. De kanalen Enumatilster Matsloot, Wolddiep, Niekerkerdiep, Lettelberterdiep, Hoerediep, Munnikesloot, Gave en Zuidwending behoren tot dit geclusterde waterlichaam. Het cluster is niet aaneengesloten, maar bestaat uit een aantal subgebieden die door kanalen met elkaar in verbinding staan en zo een geheel vormen (zie figuur 1.1). Figuur 1.1 Afwaterend gebied waterlichaam Matsloot 3

Het clusterde waterlichaam Matsloot bestaat uit de volgende waterlopen: Tabel 1.1 Waterlopen waterlichaam Matsloot Waterloop Lengte (km) Enumatilster Matsloot 6,8 Langs-/wolddiep 6,5 Niekerkerdiep 2,7 Lettelberterdiep 3,8 Hoerediep 2,4 Munnikesloot 1,4 Gave 0,9 Zuidwending 3,1 Foto 1.1 Enumatil 1.3 Geografie 1.4 Historie Het afwaterende gebied van het Matslootgebied beslaat circa 7.230 ha. Het gebied ligt grofweg tussen Grootegast, de stad Groningen en Leek. Het gebied wordt gekenmerkt door grote hoogteverschillen van het maaiveld. Van oost naar west doorsnijden drie hoger liggende zandruggen ( gasten genaamd) het gebied. Op de gasten wordt de meeste bebouwing aangetroffen (12 kernen). Tussen de gasten liggen laagten welke van oudsher een belangrijke afwaterende functie hebben. De kanalen die tot het Matslootgebied horen zijn in de loop der eeuwen allen door de mens gegraven. De kanalen hadden tot doel afwatering van het gebied te verbeteren ten behoeve van bewoning en landbouw. Later kregen de kanalen ook een scheepvaartfunctie zoals bijvoorbeeld het Lettelberterdiep. Vanaf het midden van de 16e eeuw maakte het Lettelberterdiep deel uit van de vaarweg tussen Groningen en Friesland. De benaming van de wateren zegt soms iets over de vroegere bewoners of de functie. De Munnikesloot bijvoorbeeld is gegraven door monniken van de abdij van Aduard. De naam Zuidwending komt van Sidewende en betekent: naar één zijde afwendend. 1.5 Stroomgebied, status, categorie en watertype Het Matslootgebied ligt in het stroomgebied van de Rijn, meer specifiek het deelstroomgebied Rijn-Noord. Het Matslootgebied bestaat geheel uit kanalen. Volgens de KRW dienen de waterlichamen te worden ingedeeld in de categorie rivieren, meren, overgangswateren of kustwateren. Verder dient de status te worden aangegeven; natuurlijk, sterk veranderd of kunstmatig. Tenslotte dient het waterlichaam te worden getypeerd op basis van het rapport Typologie Nederlandse Oppervlaktewateren. Op grond van het feit dat de tot dit waterlichaam behorende wateren in het verleden zijn gegraven hebben deze volgens de KRW-systematiek de status kunstmatig. Omdat de KRW voor het zoete oppervlaktewater alleen rivieren en meren onderscheidt, worden de kanalen ecologisch gezien (overwegend stilstaand water) tot de categorie meren gerekend. Aan het waterlichaam is op basis van de in Nederland ontwikkelde typologie het watertype M10 (laagveenvaarten en kanalen) toegekend. Deelstroomgebied Status Categorie M10 Rijn-Noord Kunstmatig Meren Laagveenvaarten en kanalen 4

2 Functies en gebruik 2.1 Functies Het afwaterend gebied van het Matslootgebied beslaat circa 7.230 ha. In dit hoofdstuk worden de functies en het grondgebruik binnen het afwaterend gebied van het Matslootgebied omschreven. Beheerplan waterschap Noorderzijlvest Op basis van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) van de provincie Groningen zijn in het Beheerplan van het waterschap Noorderzijlvest aan het gebied functies toegekend. De functies volgens het Beheerplan van het afwaterende gebied van het Matslootgebied staan weergegeven in figuur 2.1 en tabel 2.1. Figuur 2.1. Waterfuncties Matslootgebied op basis van Beheerplan De functie water voor landbouw komt het meeste voor in het Matslootgebied. De functie water voor natuur heeft betrekking op de gronden ter weerszijden van de Matsloot en de volgende polders genaamd De Drie Polders en de Grootegastermolenpolder. De functie water voor landbouw en natuur heeft betrekking op de gebieden met een natuurwaarde. De aanduiding stedelijk water geldt voor de woonkernen en bedrijventerreinen, inclusief de toekomstige uitbreidingen. Op enkele locaties wordt de functie regulier bergingsgebied en water voor landbouw met landschapseisen aangetroffen. Tabel 2.1 Functies volgens het Beheerplan Functie Opp. (ha) Percentage Water voor landbouw 4250 60% Water voor landbouw en natuur 1290 15% Water voor natuur 1060 15% Stedelijk water 640 10% Regulier bergingsgebied <1 <1% Water voor landbouw met landschapseisen <1 < 1% Met betrekking tot het water gelden verder nog de volgende functies: Aanvoer, afvoer, berging: dit geldt voor alle waterlopen in het Matslootgebied; Vaarwater: Wolddiep, Hoerediep (ged.), de Gave en Matsloot (kanoroute). 5

Waterloop met landschapswaarde: Langs-/Wolddiep, Niekerkerdiep, Enumatilster Matsloot en Lettelberterdiep. 2.2 Grondgebruik Het overgrote deel van het gebied met de functie landbouw is als grasland in gebruik. Daarnaast vindt in bescheidener mate ook akkerbouw plaats met als belangrijkste teelt maïs bieten en granen. Op enkele percelen komen boomgaarden voor. De functie natuur komt voor in de vorm van weidevogelgebieden en broekbos. Bebouwing in het gebied is geconcentreerd in een aantal kernen waarvan Leek de grootste is. Andere kernen zijn Boerakker, Tolbert, Oldekerk, Niekerk, Sebaldeburen, Oosterzand, Westerzand, Den Holm, Niezijl, Lutjegast en Niebert. In figuur 2.2 wordt een het grondgebruik visueel weergegeven. In tabel 2.2 is het grondgebruik vertaald in oppervlaktes en percentages. Figuur 2.2. Landgebruik Matslootgebied Tabel 2.2. Oppervlakten grondgebruik binnen het Matslootgebied Landgebruik Opp. (ha) Percentage Akkerbouw 95 1% Bebouwing in buitengebied 180 3% Boomgaard 20 <1% Grasland 6185 85% Natuur 160 2% Stedelijk bebouwd gebied 325 5% Zoet water 100 1% Hoofdwegen spoorwegen 160 2% 2.3 Waterhuishouding De kanalen van het Matslootgebied, die onderling met elkaar direct of indirect zijn verbonden, zijn onderdeel van het peilgebied Electraboezem. Alle wateren hebben het vaste peil van NAP 0,93m. Het Wolddiep en de Enumatilster Matsloot vormen de belangrijkste waterafvoerwegen van het zuidelijke gedeelte van het Westerkwartier. Het meeste water wordt via het Dwarsdiep bij Boerakker op het waterlichaam Matslootgebied afgevoerd. Een deel van het wateroverschot stroomt via het Wolddiep naar het Van Starkenborghkanaal en dan verder via het Hoerediep naar Lauwersoog in het noordwesten. 6

Het andere deel van het watersurplus stroomt via de Matsloot en het Hoendiep in noordelijke richting. In het Matslootgebied liggen verschillende bemalen polders. Deze polders zijn aan elkaar gekoppeld tot grotere eenheden, die waterhuishoudkundig beheerd worden, een peilgebied. De volgende peilgebieden behoren tot het Matslootgebied: Hoop en Verwachting Westerzandermolenpolder Sebaldeburen Zuiderland De Dijken Drie Polders Mensuma Stuwgebied Oosterliets Stuwgebied De Riet Stuwgebied Molenkanaal Het waterschap Noorderzijlvest voert het beheer en onderhoud van de watergangen uit. Daarnaast is het waterschap verantwoordelijk voor het peilbeheer in de peilgebieden. Om het beheer te kunnen uitvoeren zijn er verschillende kunstwerken aangelegd, zoals stuwen, duikers en gemalen. Bij watertekort vindt wateraanvoer plaats vanuit de Friese boezem via het inlaatwerk in het Van Starkenborghkanaal bij Gaarkeuken. Foto 2.1 Peilschaal 7

3 Invloeden en ingrepen In dit hoofdstuk worden de voor de ecologie meest bepalende invloeden (belastingen van het oppervlaktewater met stoffen) en ingrepen (wijzigingen aan de vorm van waterlichaam en wijziging van het waterbeheer) beschreven. 3.1 Invloeden 3.2 Ingrepen In deze paragraaf worden de chemische aspecten besproken die een belasting vormen voor het watermilieu in het waterlichaam. Het Matslootgebied wordt niet alleen belast door activiteiten in het afwaterend gebied zelf, maar ook door de andere waterlichamen die in de Electraboezem liggen Overstorten: binnen het Matslootgebied zijn 29 overstorten aanwezig: Leek/Tolbert 13 stuks, Niekerk 7 stuks, Oldekerk 4 stuks, Sebaldeburen 2 stuks en Enumatil, Boerakker en Niebert ieder 1 stuk. De werking van de overstorten vindt ongeregeld plaats en de verontreiniging is vooral lokaal. Direct achter de overstort vindt slibafzetting plaats met verontreinigingen van nutriënten en metalen. Op de waterkwaliteit in het Matslootgebied hebben ze een indirect effect. Diffuse bronnen: de kanalen worden voornamelijk belast met nutriënten en bestrijdingsmiddelen veroorzaakt door landbouwkundig gebruik. Het Matslootgebied wordt indien nodig gevoed met gebiedsvreemd water. Vanuit het stedelijk gebied vindt oppervlakkige afspoeling plaats. Wateraanvoer: in het zomerhalfjaar wordt water aangevoerd om de waterpeilen te kunnen handhaven. Het aangevoerde water is gebiedsvreemd: afkomstig uit het IJsselmeer. Recreatievaart: op bijna alle waterlichamen vindt pleziervaart plaats. De lozing van afvalwater vanaf boten is (nog) niet gereguleerd. Veel afvalwater wordt daarom nog op de oppervlaktewateren geloosd. Daarnaast verstoren de vaarbewegingen het ecosysteem door een zuigende werking van de golven op de oevers. Met de ingrepen worden alle handelingen bedoeld die zijn uitgevoerd aan het profiel van het waterlichaam om de daaraan verbonden functies zoveel mogelijk te dienen. Dit geldt in dezelfde mate voor het onderhoud en de waterstandsregeling. Stuwen, sluizen en gemalen: binnen het Matslootgebied komen volgens de Visie Vismigratie 3 gemalen en 1 sluis voor die een migratiebarriere zijn voor vis. Het betreft de gemalen Sikkemapolder, Tolberterpetten en Grote Hagenbostocht en de sluis Gaarkeuken. Deze kunstwerken veroorzaken een versnippering van het leefmilieu van de waterfauna en zijn daardoor een migratiebarrière. Gemalen kunnen bij het aanslaan daadwerkelijk schade aan vissen veroorzaken en hiermee schade aan de visstand veroorzaken. Dijken en kaden: ten behoeve van de veiligheid van het achterland zijn delen van de waterlichamen bedijkt en van kaden voorzien Oeververdediging: om het inzakken van kaden en/of dijken tegen te gaan, is op verschillende plekken oeververdediging aangebracht in de vorm van beschoeiingen of steenstortbekledingen. Wateraanvoer: in het zomerhalfjaar vindt wateraanvoer plaats om waterpeilen op orde te houden. Hierdoor zijn de waterpeilen in de zomer vaak hoger dan in de winter, hetgeen een tegennatuurlijk proces is. Peilbeheer: de kanalen van het waterlichaam Matslootgebied zijn onderdeel van de Electraboezem. In de boezem wordt een constant waterpeil gehanteerd van NAP 0,93 m. Intensieve ontwatering: ten behoeve van de landbouw wordt het gebied intensief ontwaterd middels drainage. Hierdoor is het land begaanbaar en bewerkbaar. Onderhoud: de watergangen in het afwaterend gebied van het waterlichaam Matsloot worden op verschillende manieren onderhouden. De functies van de watergangen en de afmetingen zijn bepalend voor de wijze waarop het onderhoud uitgevoerd wordt. Voor een deel van de watergangen is het waterschap verantwoordelijk voor het uitvoeren van het onderhoud. Dit betreffen de hoofdwatergangen (zie tabel 3.1). 8

Tabel 3.1. Wijze van uitvoeren van het onderhoud door het waterschap Watergang Materieel Frequentie Overig Enumatilster Matsloot Langs-/Wolddiep, Niekerkerdiep, Lettelberterdiep Hoerediep Munnikesloot, Gave, Zuidwending Maai- en veegboot Maai- en veegboot Maaikorf, maaihark Maaikorf, maaihark 3 à 4 x p/j, natte Aan 1 zijde blijft de begroeiing op de oever en het talud staan. Na profiel de zomer blijft de begroeiing op de oever en het talud aan de overzijde staan. 1 à 2 x p/j, natte Aan 1 zijde blijft de begroeiing op de oever en het talud staan. Het profiel volgende jaar blijft de begroeiing op de oever en het talud aan de oeverzijde staan. 1 x p/j, natte profiel Aan 1 zijde blijft de begroeiing op de oever en het talud staan. Na de zomer blijft de begroeiing op de oever en het talud aan de overzijde staan. 2 x p/j, natte profiel Aan 1 zijde blijft de begroeiing op de oever en het talud staan. Na de zomer blijft de begroeiing aan de overzijde staan. Scheepvaart: de kanalen in het waterlichaam Matsloot worden gebruikt door de recreatievaart. De kanalen worden daarom regelmatig gebaggerd om te voldoen aan de vaardiepte. Beroepsvisserij: Het waterschap heeft het visrecht verhuurd aan de Hengelsportfederatie Groningen- Drenthe. Deze geeft op haar beurt vergunningen aan beroepsvissers om op paling te vissen. Bodemdaling: uit de meetgegevens van de bodemdaling blijkt dat de bodemdaling in het Matslootgebied gering is. Ook in de prognose blijkt dat de bodemdaling gering zal zijn. Er worden hiervoor geen compenserende maatregelen uitgevoerd binnen het Matslootgebied. Foto 3.1 en 3.2 Sluis bij Gaarkeuken 3.3 Onomkeerbare ingrepen Voor het waterlichaam Matsloot worden de volgende ingrepen als onomkeerbaar geacht: Oeververdediging: het is niet mogelijk op alle plaatsen de oeververdediging weg te halen. Op bepaalde plaatsen zou dit leiden tot het inzakken van dijken en kaden waardoor de veiligheid in het geding zou komen. Dijken en kaden: deze zijn aangebracht om het achterliggende gebied te beschermen tegen overstroming. Door het weghalen ervan zou de veiligheid in het geding komen. Peilbeheer: door het gevoerde peilbeheer is land bewoonbaar en te bewerken. Volledig stoppen met peilbeheer zou betekenen dat de huidige functies zoals bebouwing en landbouw in het geding zouden komen. Stuwen, sluizen en gemalen: deze kunstwerken zijn veelal nodig ten behoeve van het peilbeheer. Door het verwijderen van deze kunstwerken zou het niet meer mogelijk zijn een peilbeheer te voeren overeenkomstig de huidige functies. Bodemdaling: als gevolg van de winning van aardgas in het gebied treedt bodemdaling op. De winning van aardgas zal de komende jaren blijven bestaan. Bebouwing en infrastructuur: Langs een groot deel van de oevers is bebouwing of infrastructuur aanwezig. Dit wordt als onomkeerbaar beschouwd. Veenoxidatie- en inklinking: door het afgraven van veen en ontwatering is een groot deel van de oorspronkelijke veenbodem verdwenen. Herstel van veengebieden kan niet plaatsvinden binnen de KRW-termijnen. 9

4 Huidige waterkwaliteit 4.1 Inleiding De chemische waterkwaliteit en de hydromorfologie (inrichting) bepalen samen voor een groot deel de ecologische toestand van het water. Daarom worden eerst de chemische waterkwaliteit en de morfologie beschreven. Vervolgens wordt de biologische waterkwaliteit beschreven. In onderstaande paragrafen wordt getoetst op de voorlopige KRW-normen en vigerende MTR-normen. 4.2 Chemische waterkwaliteit Prioritaire stoffen en overige verontreinigende stoffen Van de zware metalen voldoen nikkel, kwik, cadmium en lood aan de KRW-norm. De PAK s vormen in principe geen probleem, ze worden grotendeels niet in detecteerbare concentraties aangetroffen. Bij de bestrijdingsmiddelen overschrijdt geen enkele stof de KRW-norm. Van de overige verontreinigende stoffen voldoen zowel koper als zink ruimschoots aan MTR-norm. Algemene stoffen De gehalten aan totaal-stikstof en totaal-fosfaat voldoen niet aan de huidige MTR-normen. Deze worden zowel voor stikstof als fosfaat overschreden met een factor 1,5 tot 2. Het chloridegehalte voldoet over het algemeen aan de norm. Echter in de afvoerwatergang van polder De Dijken worden voor deze regio extreem hoge concentraties chloride aangetroffen. Het betreft hier waarschijnlijk een lokale brakke kwelstroom. De algemene parameters zuurgraad (ph) en temperatuur voldoen, ook het chlorophylgehalte is, ondanks de hoge N- en P- concentraties, geen probleem. Het zuurstofgehalte en ook het doorzicht voldoen niet aan de normen. Wat de nutriënten betreft vormt de uit- en afspoeling van landbouwgronden nu en in de toekomst verreweg de belangrijkste bron. Dat geldt zeker voor stikstof. Bij fosfaat is het effluent van RWZI en eveneens een bron van betekenis. Binnen het gebied vindt één lozing vanuit een RWZI plaats, deze heeft hooguit indirecte invloed op de waterkwaliteit. Belangrijk om te weten is dat de bijdrage van emissies vanuit het stedelijk gebied op het totaal relatief gering is. Niettemin kunnen ze lokaal voor waterkwaliteitsproblemen zorgen, omdat de belasting periodiek erg groot kan zijn. Tabel 4.1. Samengevat kan de huidige chemische situatie als volgt worden weergegeven: Prioritaire stoffen Zware metalen Goed PAK's Goed Bestrijdingsmiddelen Goed Overige prioritaire stoff Goed Overige verontreinigende stoffen Zware metalen Goed Ecologie ondersteunende stoffen Fosfaat Ontoereikend Stikstof Ontoereikend Zuurstof, Doorzicht Matig Chloride, Temp., ZuurgGoed Chlorophyl Goed 4.3 Hydromorfologie De laagveenvaarten in het Matslootgebied zijn voornamelijk beschoeid, hebben steile oevers (zie tabel 4.2) en hebben vrijwel geen natuurvriendelijke oevers. De mogelijkheden voor ontwikkeling van oevervegetatie zijn hierdoor beperkt. Indirect ondervinden vooral macrofauna en vis hiervan een negatief effect. 10

Naast deze ingrepen vinden of hebben binnen het Matslootgebied de volgende hydromorfologische ingrepen plaatsgevonden: Waterinname landbouw, doorspoelen: Dit betekent dat de vaarten belast worden door inlaatwater. Dit betekent een extra belasting met vooral; Stuwen, sluizen en andere barrières aan de randen van de boezem; Dijken en kades, de kanalen en vaarten zijn volledig voorzien van kades; Wateraanvoer; Scheepvaart. Tabel 4.2. Hydromorfologische kenmerken waterlopen Matslootgebied 4.4 Ecologie Waterloop Bodembreedte (m) Talud (1 op) Diepte (m) Matsloot 7 1,5 2 Wolddiep 9 2 1,9 Hoerediep(incl. Nw Poeldiep) 7 1,5 n.b. Munikkesloot (incl. Gave) 9 1 n.b. Lettelberterdiep 5,50 tot 9,75 1,5 n.b. Zuidwending 6 1 1,2 Niekerkerdiep 5 1 1,5 Het Matslootgebied bestaat uit meerdere kanalen. Voor kanalen moeten een viertal ecologische kwaliteitselementen beschreven worden (vis, planten, algen en macrofauna). De huidige situatie van de ecologie van het Matslootgebied wordt beoordeeld als slecht (algen), ontoereikend (waterplanten) tot matig (vissen, macrofauna). De huidige toestand van de ecologie van het oppervlaktewater is een gevolg van invloeden en ingrepen. Deze zijn voor het Matslootgebied in hoofdstuk 3 beschreven. Algen Slecht Waterplanten Ontoereikend Waterinsecten Matig Vissen Matig Tabel 4.3: Huidige ecologische situatie De ecologische kwaliteit en voor een deel ook de fysisch-chemische kwaliteit van oppervlaktewater in watergangen, wordt in sterke mate bepaald door de bedekking en structuur van de water- en oevervegetatie. Een goede bedekking en structuur van waterplanten staan garant voor een gezonde diversiteit van macrofauna en vis. Watervegetatie en oevervegetatie verhinderen daarnaast de opwerveling van bodemdeeltjes waardoor het doorzicht kan verbeteren. In het algemeen is de structuur en diversiteit van waterplanten in het Matslootgebied onvoldoende. 11

5 Maatregelen 5.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt bij de maatregelen die uitgevoerd moeten worden voor het waterlichaam Leekstermeer eerst ingegaan op de onomkeerbare ingrepen. Vervolgens wordt gekeken met welke maatregelen de negatieve gevolgen voor het watermilieu van de onomkeerbare ingrepen gecompenseerd kunnen worden. Hierop aansluitend worden deze maatregelen verder uitgewerkt en zoveel mogelijk in een uitvoeringstraject geplaatst. Voor de maatregelen gelden drie pakketten: Pakket Huidig beleid Pakket Beleidsdoelstelling Pakket GEP In het pakket Huidig beleid zitten de maatregelen die in het huidige beleid van de partijen in het gebied zijn opgenomen. Met de maatregelen uit het pakket GEP kan het goede ecologische potentieel worden behaald. De maatregelen in het pakket Beleidsdoelstelling vormen een tussenpakket. De doelen liggen lager dan het GEP, maar zijn aanvullend op de maatregelen uit het huidige beleid. 5.2 Maatregelen die significante schade opleveren In onderstaande tabel 5.1 is weergegeven welke maatregelen significante schade opleveren. Hierbij zijn alleen de relevante maatregelen geselecteerd. De maatregelen die significante schade opleveren zullen niet worden opgenomen als maatregel voor de KRW en krijgen daarvoor als selectie nee. De maatregelen die geen significante schade opleveren worden meegenomen als maatregelen voor de KRW en worden als ja geselecteerd. De maatregelen die voor de KRW geselecteerd worden, worden in de volgende paragraaf verder behandeld. 12

Tabel 5.1 Mogelijke maatregelen en significante schade Significante schade voor Selectie A Brongerichte maatregelen A1 Stoppen inlaat gebiedsvreemd water Ja A3 Reductie bodembelasting meststoffen Landbouw Nee 0 Mestvrije zones Ja A11 Beperking bestrijdingsmiddelen stedelijk gebied Ja B Waterkwaliteit, procesgericht B1 Saneren emissies stedelijk gebied Ja D Ecologische kwaliteit, waterbeheer D2 Verhogen drainagebasis Landbouw Nee D6 Dynamisch peilbeheer Ja D7 Waterberging in polders Ja E Ecologische kwaliteit, inrichting E3 Inrichting oevers Ja E6 Aanleggen vistrappen bij stuwen Ja E7 Verwijderen stuwen Ja F Ecologische kwaliteit, beheer F3 Natuurvr. schonen / gedifferentieerd onderhoud Ja F7 Afstemmen gemaalbediening op vistrek Ja F9 Beperken recreatie Recreatie Nee G Grondwaterkwantiteit G1 Sloten dempen of verondiepen (Landbouw)* Ja G3 Peilopzet Ja * Bij bepaalde maatregelen kan er sprake zijn van schade ( maar geen significante schade), terwijl de maatregelen wel geselecteerd wordt voor de KRW. In deze gevallen kan de schade gecompenseerd worden. Om de volgende redenen worden enkele van in tabel 5.1 genoemde maatregelen beschouwd als maatregelen die significante schade tot gevolg hebben: A3 Reductie bodembelasting meststoffen: als deze maatregel in het gebied Matsloot wordt doorgevoerd, ontstaat een ongelijke situatie met de landbouw in andere gebieden. Om te voorkomen dat de landbouw in dit gebied door opbrengstvermindering niet méér schade oploopt dan in andere gebieden, worden geen maatregelen genomen ten aanzien van de mestgift aan de bodem. D2 Verhogen drainagebasis: door het verhogen van de drainagebasis verslechteren de productieomstandigheden voor de landbouw. De landerijen zijn gedurende een kortere periode begaanbaar, bovendien kan er natschade optreden. F9 Beperken recreatie: door het beperken van de recreatieve mogelijkheden, zal een negatief effect optreden voor de functie recreatie. G1 Sloten dempen en verondiepen: door deze maatregel zullen landbouwgronden vochtiger, voor een kortere periode begaanbaar. Daardoor zullen landbouwgronden waarschijnlijk minder redabel worden. Maar er kan voor toepassing van deze maatregel gericht gezocht worden naar gebieden waar compensatie van de schade mogelijk is. 5.3 Maatregelen om ecologisch doel te halen In onderstaande tabel 5.2 zijn de maatregelen opgenomen die mogelijk zijn binnen het Matslootgebied. Dit zijn maatregelen die relevant zijn voor het waterlichaam Matsloot en geen significante schade veroorzaken (zie tabel 5.1). Dit is het maatregelenpakket dat maximaal haalbaar wordt geacht (pakket GEP ). Voor de hoogte van het ecologisch doel zijn van de maatregelen uit tabel 5.2 alleen de maatregelen van belang die gericht zijn op hydromorfologische omstandigheden. Wat emissiereductie betreft, wordt er conform de 13

KRW, bij de hoogte van het MEP van uitgegaan dat er geen negatieve belastingen aanwezig zijn. De mogelijke maatregelen zijn in een aantal soorten maatregelen op te delen: Ecologische maatregelen (bijv. natuurvriendelijk schonen); Morfologische maatregelen (bijv. aanleg vistrappen bij stuwen); Emissiereducerende maatregelen (bijv. sanering emissie stedelijk gebied); In tabel 5.2 is de kosteneffectiviteit van de maatregelen weergegeven. De kosteneffectiviteit kan fungeren als een graadmeter voor het inzetten van bepaalde maatregelen en wordt berekend door effect te delen door de kosten. Om de inschatting eenvoudig te houden is gebruik gemaakt van de ranges hoog, matig en laag Tabel 5.2 Mogelijke maatregelen, afweging kosten, effect en effectiviteit Kosten Effect Effectiviteit A Brongerichte maatregelen A1 Stoppen inlaat gebiedsvreemd water Laag (1) Matig (2) 2 0 Mestvrije zones Laag (1) Matig (2) 2 A11 Beperking bestrijdingsmiddelen stedelijk Matig (2) Matig (2) 1 gebied B Waterkwaliteit, procesgericht B1 Saneren emissies stedelijk gebied Hoog (3) Matig (2) 0,7 D Ecologische kwaliteit, waterbeheer D6 Dynamisch peilbeheer Matig (2) Hoog (3) 1,5 D7 Waterberging in polders Hoog (3) Hoog (3) 1 E Ecologische kwaliteit, inrichting E3 Inrichting oevers Matig (2) Hoog (3) 1,5 E6 Aanleggen vistrappen bij stuwen Matig (2) Hoog (3) 1,5 E7 Verwijderen stuwen Matig (2) Hoog (3 1,5 F Ecologische kwaliteit, beheer F3 Natuurvr. schonen / gedifferentieerd Laag (1) Matig (2) 2 onderhoud F7 Afstemmen gemaalbediening op vistrek Laag (1) Matig (2) 1,5 G Grondwaterkwantiteit G3 Peilopzet? Matig (2) Hieronder volgt een uitwerking van de toekenning van de ranges hoog, matig en laag. Stoppen inlaat gebiedsvreemd water:gebiedsvreemd water is over het algemeen anders van samenstelling (nutriëntrijker en harder). Daardoor heeft het een negatieve impact op de waterkwaliteit. 0 Mestvrije zones: de kosten van deze maatregelen zijn laag, omdat er geen mest meer gebruikt hoeft te worden in deze zones. Hierbij zijn niet de kosten voor aankoop van grond of vergoedingen in de vorm van een groen-blauwe dienst. Het effect wordt ingeschat als matig, omdat er altijd voedingsstoffen blijven afstromen. A11 Beperking bestrijdingsmiddelen in stedelijk gebied: De kosten van het beperken van bestrijdingsmiddelen in stedelijk gebied wordt ingeschat als matig. Het geld dat bespaart wordt op de uitgave van bestrijdingsmiddelen wordt uitgegeven aan de vervangende methode (veelal branden). Het effect wordt als matig ingeschat aangezien onkruiden hardnekkig kunnen zijn. Bovendien is het verstedelijkte gebied dusdanig klein binnen dit KRW-gebied, waardoor verwacht wordt dat deze methode hier niet wordt toegepast. B1 Sanering overstorten: Met het saneren van overstorten zijn hoge kosten gemoeid, terwijl het effect voornamelijk lokaal merkbaar is. D6 Dynamisch peilbeheer: Door dynamisch peilbeheer kan het peilbeheer naar een meer natuurlijke fluctuatie worden ingesteld. Met het aanpassen van het peilbeheer zijn geen extra kosten gemoeid, aangezien dit binnen de bestaande technische mogelijkheden valt. Dynamisch peilbeheer kan echter wel effect hebben op landbouwgronden in de omgeving, waardoor er schade kan optreden. Het is belangrijk 14

bij het toepassen van deze maatregelen om de effecten voortijd in beeld te brengen. Het effect van deze maatregel is groot, doordat er een meer natuurlijke fluctuatie ontstaat. D7 Waterberging in polders: Het inrichten van polders ten behoeve van continue waterberging brengt hoge kosten met zich mee, omdat er veelal gronden moeten worden aangekocht. Het effect wordt eveneens als groot ingeschat. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de polder wordt ingericht met bloemrijke graslanden en natuurvriendelijke oevers. Dit zal alleen mogelijk zijn in EHS-gebied. Het gebied rondom de Matsloot en een polder langs het Lettelberterdiep is aangewezen als EHS. F3 Natuurvriendelijk schonen/gedifferentieerd onderhoud: Voor natuurvriendelijk schonen/ gedifferentieerd onderhoud wordt het onderhoud geëxtensiveerd. Veelal wordt één zijde van de watergang onderhouden, in plaats van twee zijden. In de volgende ronde van onderhoud wordt dan de tegenoverliggende zijde gemaaid. Er zijn relatief weinig kosten met deze maatregel gemoeid, terwijl het effect op de fauna hoog is. F7 Afstemmen gemaal op visintrek:de kosten voor het afstemmen van het gemaal op de visintrek wordt als laag ingeschat, omdat hierbij sprake is van een aanpassing in het bestaande systeem. Het effect is groot, omdat het gemaal geen migratiebarrière meer vormt voor de trekkende vissen. G1 Sloten dempen of verondiepen: Met het dempen of verondiepen van sloten zijn relatief matige kosten gemoeid. Door het uitvoeren van deze maatregelen wordt het water langer vastgehouden in de haarvaten van het systeem. Het water is een langere tijdsduur onderweg, voordat het in het systeem terecht komt. Bij deze maatregel moet wel de neveneffecten voor de omringende landbouw ingeschat worden. Wellicht kan er sprake zijn van compensatie van groen-blauwe diensten. Het effect van deze maatregel wordt als matig ingeschat, omdat deze maatregel niet op elke sloot kan worden toegepast. De maatregelen uit tabel 5.2 zijn verwerkt in de reeds genoemde pakketten Huidig beleid, Beleidsdoelstelling en GEP (zie paragraaf 5.1). Naast de te nemen maatregelen in de toekomst zijn er de afgelopen jaren ook reeds maatregelen uitgevoerd die hebben bijgedragen aan de verbetering van de waterkwaliteit en/of de ecologie. Conform de KRW-systematiek worden maatregelen die zijn genomen vanaf het jaar 2000 opgenomen in de berekeningen. Hieronder worden reeds uitgevoerde maatregelen en de maatregelen voor de drie pakketten beschreven. 5.3.1 Reeds uitgevoerde maatregelen In het Matslootgebied zijn vanaf 2000 onderstaande maatregelen reeds uitgevoerd. Project Westerkwartier Schoon ( B1): tussen 2004 en 2006 zijn in het kader van het project Westerkwartier Schoon maatregelen uitgevoerd ter verbetering van de waterkwaliteit. Hierbij zijn tot nu toe met name ongerioleerde lozingen in het buitengebied en in mindere mate de reductie van vuilemissies vanuit overstorten aangepakt. In het Matslootgebied heeft dit geleid tot het alsnog aansluiten van 118 percelen op de riolering en het aansluiten van 62 percelen op een IBA. Dit is gerealiseerd in de periode 2004-2006. In tabel 7.1 staan de op de riolering en IBA aangesloten percelen per gemeente weergegeven. Door deze maatregelen komt er minder ongezuiverd afvalwater op het oppervlaktewater. Het afvalwater van de percelen die op de riolering zijn aangesloten, wordt nu gezuiverd op een RWZI. De geplaatste IBA s zorgen voor een zuiveringsrendement van ca. 90%. Natuurvriendelijke oever (E3): Langs de Matsloot is éénzijdig een plasberm aangelegd met een lengte van 5,8 km. Plasbermen hebben een grote waarde voor dieren die voor het volbrengen van hun levenscyclus (gedeeltelijk) op vrij ondiep water zijn aangewezen. Plasbermen fungeren onder andere als paaiplaats voor vissen. Afhankelijk van diepte van de plasberm ligt het accent van de begroeiing op water dan wel op de oever. In de Grote Hagenbostocht in polder De Dijken zijn tweezijdig flauwe taluds aangebracht met een lengte van 1,6 km. Plasbermen hebben een grote waarde voor dieren die voor het volbrengen van hun levenscyclus (gedeeltelijk) op vrij ondiep water zijn aangewezen. Plasbermen fungeren onder andere als paaiplaats voor vissen. Afhankelijk van diepte van de plasberm ligt het accent van de begroeiing op water dan wel op de oever. Gedifferentieerd maaibeleid (F3): anticiperend op de Flora- en Faunawet hanteert het waterschap Noorderzijlvest vanaf 2006 het Gedifferentieerd Maaibeleid. Veelal worden watergangen meerdere keren per jaar opgeschoond (zie tabel 3.1). Door een gedifferentieerd maaibeleid, waarbij niet beide oevers tegelijkertijd worden opgeschoond, hebben flora- en fauna meer kans om in hun habitat te overleven. Omdat dit gezien wordt als ontwikkeling van regulier onderhoud, is deze maatregelen niet op kosten gezet in tabel 7.1. 15

5.3.2 Pakket Huidig Beleid Barrières vispasseerbaar maken (E6): Binnen het Matslootgebied zijn, volgens de Visie Vismigratie, een drietal prioritaire knelpunten bekend. Deze knelpunten zijn gemalen die vispasseerbaar moeten worden gemaakt. Het betreft de gemalen Gemaal Grote Haagenbostocht (KGM 74), Gemaal Tolberterpetten (KGM 39), Gemaal Sikkemapolder (KGM 209). 5.3.3 Pakket Beleidsdoelstelling Dit pakket bevat alle maatregelen uit het pakket Huidig beleid inclusief een aantal extra maatregelen welke hieronder staan weergegeven. Natuurvriendelijke oever (E3): in het Beheer- en inrichtingsplan van Groningen West bestaat het concrete projectidee om over een lengte van 2,5 km eenzijdig een natuurvriendelijke oever te realiseren langs de Zuidwending. Het jaar van uitvoering is onbekend. Binnen het Matslootgebied kan circa 13,5 km natuurvriendelijke oever worden aangelegd langs de waterlichamen. Onder het aanleggen van natuurvriendelijke oevers wordt verstaan het aanleggen van een (zeer) flauw talud of van plas/drasbermen. Eventuele harde oeververdediging wordt verwijderd, of tot vooroeververdediging omgebouwd indien dat nodig is (bijvoorbeeld bij belasting door scheepvaart). Door het flauwer talud of de plas/drasbermen ontstaat een bredere zone waarin oevervegetatie zich kan ontwikkelen. Een water met een goed ontwikkelde oeverzone herbergt veel macrofauna- en vissoorten, omdat deze de planten ook als substraat gebruiken, bijvoorbeeld als paaiplaats voor vis. Ook macrofauna en vis profiteren indirect van een lagere nutriëntenconcentratie en verminderde afspoeling omdat deze waterplanten als substraat gebruiken. De natuurvriendelijke oevers kunnen mogelijk langs de Matsloot (circa 4600 m enkelzijdig), de Munnikesloot (circa 875 m enkelzijdig), het Lettelberterdiep (circa 375 m enkelzijdig), het Wolddiep (circa 3100 m enkelzijdig), het Hoerediep (circa 1750 m enkelzijdig, circa 1100 m tweezijdig) en De Gave (circa 875 m enkelzijdig) worden aangelegd. Afkoppelen verhard oppervlak (B1): het beleid van het waterschap is in eerste instantie gericht op het realiseren van de basisinspanning, dit geeft een emissiereductie van 50%. Uit de Enquete gemeentelijke KRW maatregelen Rijn Noord en Nedereems, blijkt dat de gemeenten Leek, Marum en Zuidhorn niet voldoen aan de basisinspanning. De gemeenten verwachten dat zij respectievelijk in >2010, 2008 en 2010 voldoen aan de basis inspanning. Naast het behalen van de basisinspanning wordt ingezet op het realiseren van een extra inspanning voor oppervlaktewater met een hogere kwaliteitsdoelstelling met uitzondering van de functie natuur. Het streven is om bij elke zich voordoende gelegenheid (dorps- en stadsvernieuwing, wegreconstructie e.d.) de emissie verder te beperken door het treffen van duurzame maatregelen zoals het afkoppelen van verharde oppervlakken. De gemeenten Groningen en Grootegast hebben in de enquête aangegeven dat zij aanvullend op de basis inspanning een bedrag in de begroting hebben opgenomen voor afkoppelen. Voor de gemeente Groningen ligt (vrijwel) geen bebouwd gebied binnen het Matslootgebied, de begrootte kosten zijn niet meegenomen in tabel 7.1. Het bedrag van de gemeente Grootegast geldt voor de gehele gemeente. Circa 50% van de gemeente Grootegast ligt binnen het Matslootgebied, daarom is 50% van de begrootte kosten meegenomen in tabel 7.1. Voor de gemeenten Leek en Zuidhorn is een inschatting gemaakt van de af te koppelen hectares met als doel de vuilemissie vanuit het rioolstelsel verder reduceren naar 62,5%. Deze zijn weergegeven in tabel 7.1. Voor de gemeente Marum ligt (vrijwel) geen bebouwd gebied binnen het Matslootgebied, deze gemeente is niet meegenomen voor emissiereductie tot 62,5%. Deze ingrepen dragen voor circa 30% bij aan de RBW-doelen van het compenseren van de klimaatverandering en voor 70% aan het reduceren van de vuilemissie. Waterberging in polders, Sloten dempen of verondiepen ( D7, G1): binnen de ruilverkaveling Lutjegast- Doezum wordt een reservaatsgebied voor Staatsbosbeheer ingericht. In het gebied worden de waterhuishoudkundige omstandigheden geoptimaliseerd, waardoor het gebied aantrekkelijk wordt voor flora- en fauna. Doordat het gebied onttrokken wordt aan de landbouw zullen er minder meststoffen en nutriënten uitspoelen. Ecologisch onderhoud en natuurvriendelijk schonen (F3): dit zijn maatregelen met een grote effectiviteit. Ter bescherming van waterplantminnende vis, als kleine en grote modderkruiper, moet het schonen van de watergangen in het Matslootgebied bij voorkeur gefaseerd en vanaf eind september gebeuren. Het onderhoud van de kanalen, zowel aan het natte, als het droge profiel, zou vanuit kwaliteitsoogpunt kunnen worden gefaseerd en geëxtensiveerd. Dit heeft een groot positief effect op de vegetatie. De 16

vegetatie krijgt de mogelijkheid om verschillende successiestadia te doorlopen. Bij de verschillende successiestadia horen verschillende soorten macrofauna en vis. Dit proces heeft een groot effect op de soortenrijkdom aan planten, macrofauna en vis. Beperking bestrijdingsmiddelen stedelijk gebied (A11): Door het gebruik van bestrijdingsmiddelen in stedelijk gebied te beperken kan het eutrofiëringprobleem verminderd worden. Om te kunnen bepalen hoe groot het effect van deze maatregel in de praktijk kan zijn, moet er nader onderzoek worden uitgevoerd. Dynamisch peilbeheer (D6/G3): Om dynamisch peilbeheer te kunnen uitvoeren zijn investeringen nodig voor de aanleg van kunstwerken die ervoor zorgen dat water meer vastgehouden kan worden binnen een gebied. Uitgangspunt is dat de maatregel optimaal wordt afgestemd op de plaatselijke hydrologische situatie. Door het vasthouden van water in de zomer is minder water nodig voor beregening. Dit geeft een besparing in de bedrijfsvoering. Natschade in de winter wordt zo veel mogelijk voorkomen. Onder deze voorwaarden heeft deze maatregel geen negatieve effecten op de bedrijfsvoering. (Bron: BMW en Kennissysteem Maatregelen). Afstemmen gemaalbediening op visintrek ( F7): Door de gemaalbediening af te stemmen op de periodes waarin visintrek plaatsvindt, zal het gemaal in mindere mate een migratiebarrière vormen. Het is niet inzichtelijk in hoeverre deze maatregel toepasbaar is voor het Matslootgebied. 5.3.4 Pakket GEP Dit pakket bevat alle maatregelen uit het pakket Beleidsdoelstelling inclusief een aantal extra maatregelen welke hieronder staan weergegeven. Natuurvriendelijke oever (E3): Door extra inspanning kan het aantal aan te leggen natuurvriendelijke oevers uit het pakket beleidsdoelstellingen worden uitgebreid. Langs de Matsloot kan nog circa 6.800 m natuurvriendelijke oever ( enkelzijdig) extra gerealiseerd worden. En langs het Hoerediep kan nog circa 1.700 m natuurvriendelijke oever gerealiseerd worden, waardoor de eerder genoemde 1.750 m enkelzijdig, tweezijdig wordt. De totale lengte natuurvriendelijk oever komt daarmee op circa 22 km. Mestvrije zones (0): voorgesteld wordt om deze maatregel langs de hoofdwatergangen in het Matslootgebied toe te passen. Binnen het Matsloot komt 156 km hoofdwatergang voor. Hierbij wordt uitgegaan van stroken met een breedte van 5 m. 5.3.5 Projectideeën Naast concrete maatregelen die gepland zijn, of reëel zijn, zijn er verschillende water-relevante initiatieven die nog in het stadium verkeren van idee, vooroverleg of onderzoek. Een aantal voorbeelden hiervan zijn: Waterberging in polders (D7): Binnen het Matslootgebied ligt de polder Klein Oostwold. Dit is een laagliggende polder die direct aan boezemwater grenst. Er bestaan ideeën om deze polder in te richten voor tijdelijke dan wel permanente waterberging. Binnen de polder is bewoning aanwezig dit is een beperkende factor in de plannen. Inrichting oevers (E3): Met het inrichten van natuurvriendelijke oevers hangt een grotere gedachte samen om een blauwe ader door het Westerkwartier te realiseren. Het Oude Diep, Dwarsdiep en het Matsloot zouden deel uitmaken van deze ader (vroeger rivier de Oude Riet). Door naar de inrichting van een groter gebied te kijken, kunnen kansen gekoppeld worden, waardoor meerwaarde ontstaat. De blauwe ader is een aantrekkelijk gebied voor flora en fauna, maar ook voor recreatieve doeleinden. 17

6 Beschrijving gewenste ecologische toestand 6.1 Beschrijving gewenste ecologische toestand De gewenste ecologische toestand wordt vastgelegd als het GEP (Goed Ecologisch Potentieel). Hier horen ook chemische normen bij om de ecologische doelstellingen te halen. De huidige ecologische kwaliteit van het Matslootgebied is in hoofdstuk 6 omschreven slecht tot matig. Maatregelpakketten De verticale balken in figuur 6.1 geven de ecologische toestand van het Matslootgebied weer, na het nemen van maatregelen zoals beschreven in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 5 zijn de volgende pakketten van maatregelen uitgewerkt: Pakket Huidig beleid : lichtblauwe balk links in de figuurtjes; Pakket Beleidsdoelstelling : blauwe balk midden in de figuurtjes; Pakket GEP : donkerblauwe balk rechts in de figuurtjes. Met het uitvoeren van maatregelen die bij de pakketten horen, zullen verschuivingen plaatsvinden in de Ecologische Kwaliteitsratio s van 4 kwaliteitselementen algen, waterinsecten, waterplanten vis (zie tabel 6.1) In onderstaande figuur 6.1 staan de huidige situatie, het GEP en het MEP voor de vier kwaliteitselementen (algen, waterinsecten, waterplanten en vis) weergegeven. Dit zijn de horizontale lijnen. Figuur 6.1 Huidige situatie, MEP en GEP voor het Matslootgebied Beschrijving gewenste toestand Langs het waterlichaam kunnen op veel mogelijk plaatsen oeverplanten tot ontwikkeling komen op de natuurvriendelijke ingerichte oevers en in mindere mate ondergedoken waterplanten. In het midden van 18

de kanalen zijn geen ondergedoken waterplanten. De oevers en de watergangen worden natuurvriendelijk onderhouden. Er komen voornamelijk algemene soorten planten voor. De macro fauna en de vissen profiteren van deze ontwikkeling van vegetatie. Maar ook voor deze groepen geldt dat er vooral algemene soorten van stilstaande wateren voorkomen, bijvoorbeeld snoekbaars, snoek en brasem. Voor vis is het zeer belangrijk dat deze vrij kan migreren. Het Matslootgebied maakt onderdeel uit van de boezem. Er zijn in dit waterlichaam zelf geen barrières aanwezig voor vis. Wel wordt het leefgebied van vis verkleind door de aanwezigheid van vele gemalen die de omliggende polders bemalen. Figuur 6.1: Foto-impressie goede ecologische toestand Matsloot Tabel 6.1: Samengevat ecologische situatie varianten Huidige situatie Huidig beleid Beleidsdoelstelling GEP Algen Slecht Ontoereikend Ontoereikend Matig Waterplanten Ontoereikend Ontoereikend Matig Matig Waterinsecten Matig Matig Matig Matig Vissen Matig Matig Matig Matig In principe is het GEP nodig voor het bereiken van een goede ecologische toestand in 2015. De uitvoering van maatregelen zou echter nog gefaseerd kunnen worden door het pakket Beleidsdoelstelling voor 2015 te kiezen en het pakket GEP als te bereiken doel in 2027. 6.2 Beschrijving gewenste chemische toestand 6.2.1 Prioritaire stoffen De normen voor prioritaire stoffen worden door Europa vastgesteld. Aan deze normen moeten we voldoen in 2015. In het Matslootgebied wordt, voor zover bekend, er zijn nog maar weinig metingen uit het gebied zelf, geen prioritaire stof in te hoge concentraties aangetroffen. 6.2.2 Overige verontreinigende stoffen Zoals beschreven is deze in de huidige situatie voldoende. 6.2.3 Algemene stoffen De chemische kwaliteitselementen die onderdeel uitmaken van de ecologische doelstelling zijn de volgende: stikstof, fosfaat, zuurstof, doorzicht, zuurgraad (ph), chloride en temperatuur. In tabel 6.3 is ook de voorlopige KRW-norm (werknorm) weergegeven. De voorlopige KRW-normen hebben betrekking op natuurlijke wateren en het betreft een landelijk voorstel. 19

Tabel 6.3 KRW-werknormen chemische parameters Huidige situatie 2015 MTR* Conceptwerknormen Maatregelen nodig N (mg/l) (z) 3,1 2,8 2,2 2 Ja P (mg/l) (z) 0,28 0,26 0,15 0,1 Ja Chlorofyl (µg/l) (z) 81 100 50 Ja Doorzicht (cm) (z) 36 40 100 Ja Chloride (mg/l) (90-perc.) 95 200 100 Nee Zuurstof (mg/l) (10-perc.) 7,8 5 7 9 Nee Bovenstaande getallen zijn weergegeven in zomergemiddelden (z) of jaargemiddelden (j); 90-percentiel of 10-percentiel. * Maximaal toelaatbaar risico (uit Vierde Nota Waterhuishouding) Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er nog een KRW-opgave ligt om het eutrofiëringprobleem te verminderen. Hierbij moet nog het volgende worden opgemerkt. Hoewel de belasting met fosfaat en stikstof nog te hoog is, moet het bij de huidige concentraties wel mogelijk zijn om in een aantal gevallen de biologische kwaliteit te verbeteren door vooral de inrichting en het beheer van oppervlaktewateren te optimaliseren. 6.3 Grootste knelpunten Op basis van de voorgaande paragrafen kan worden vastgesteld dat de volgende knelpunten als grootste voor het Matslootgebied beschouwd kunnen worden: Inrichting van de oevers; Beperkte vismigratie; Peilbeheer; Intensief onderhoud; Hoge nutriëntengehalten. 20

7 Kosten van maatregelen 7.1 Kosten van maatregelen Algemeen In dit hoofdstuk wordt een overzicht (tabel 7.1) gegeven van de kosten van de reeds uitgevoerde maatregelen en de geplande maatregelen. Een uitgangspunt daarbij is dat de kosten, zoals opgenomen in de Perspectiefnota, kostendekkend zijn met een marge van 10%. Daarnaast worden de kosten van de maatregelen besproken die onderverdeeld zijn als pakket Huidige beleid, pakket Beleidsdoelstelling en pakket GEP. Uitgevoerde maatregelen Tot 2006 zijn een aantal maatregelen uitgevoerd. Deze projecten hebben in totaal circa 2.208.000,= gekost (zie tabel 7.1). Pakket Huidige Beleid In het pakket huidige beleid staat één maatregel opgenomen. De kosten hiervan bedragen 300.000,= ( zie tabel 7.1). Pakket Beleidsdoelstellingen In het pakket Beleidsdoelstellingen zijn verschillende maatregelen opgenomen. De totale kosten van deze maatregelen zijn 1.440.000,= ( zie tabel 7.1). Pakket GEP In het pakket GEP zijn de maatregelen uit het pakket Beleidsdoelstellingen opgenomen + een aantal maatregelen waarvoor de doelstelling verhoogd is. De totale kosten van deze maatregelen zijn 2.230.000,= ( zie tabel 7.1) 7.2 Baten van de maatregelen Naast het inzichtelijk maken van de kosten van maatregelen van de KRW, verdienen ook de baten (opbrengsten) van maatregelen aandacht. Dit betreft dus niet de ecologische baten maar afgeleide baten. Er zal niet worden getracht de baten van de KRW in geld uit te drukken maar er wordt volstaan met een kwalificering (woordelijke beschrijving) van de baten van de KRW. De uitvoering van de KRW zal een verbetering van de ecologische waterkwaliteit betekenen. Het water wordt schoner, er groeien meer planten en er zwemmen meer vissen. Door het nemen van maatregelen wordt het water maar ook de omliggende omgeving in zijn geheel aantrekkelijker voor bewoners en bezoekers. De baten kunnen worden onderverdeeld naar verschillende thema s die hieronder worden toegelicht. Recreatie & toerisme: door de herinrichting en aanleg van natuurvriendelijke oevers zal het gebied (nog) aantrekkelijker worden om te recreëren zoals fietsen, wandelen, kanoën en vissen. Door een betere visstand zal ook het vissen aantrekkelijker worden. De Horeca zal profiteren van meer recreatie en toerisme in het gebied. Andere sectoren: doordat gebied aantrekkelijker wordt, zullen mensen mogelijk langer in het gebied verblijven waardoor ook andere, niet direct aan water gerelateerde, activiteiten zullen worden ondernomen. Detailhandel: binnen de detailhandel kunnen bijvoorbeeld supermarkten profiteren doordat toeristen hier meer bestedingen doen. Waardevermeerdering onroerend goed: naast het genereren van omzet draagt de natuur ook bij aan waardevermeerdering van onroerend goed. Uit onderzoek is gebleken dat huizen aan de rand van natuur 10-30% van hun waarde te danken hebben aan de aanwezigheid van deze natuur. 21

Tabel 7.1: Maatregelen en kosten 23

Bijlage 1 Kaart technische infrastructuur Matsloot 25