Agressie bij jongeren en het verband met neuroticisme en populariteit

Vergelijkbare documenten
Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders?

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

SLACHTOFFER CYBERPESTEN, COPING, GEZONDHEIDSKLACHTEN, DEPRESSIE. Cyberpesten: de implicaties voor gezondheid en welbevinden van slachtoffers en het

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

De Relatie tussen Narcisme en Pestgedrag in de Vroege Adolescentie. Anissa El Farkouchi: Universiteit van Tilburg

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

Invloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen. bij Voormalige Borstkankerpatiënten

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Differences in stress and stress reactivity between highly educated stay-at-home and working. mothers with spouse and young children

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

LinkedIn Profiles and personality

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang? gedrag? Wat is de invloed van gender op deze samenhang?

MENTALE VEERKRACHT ALS BUFFER TEGEN DOCENTEN STRESS 1. Mentale Veerkracht als Buffer tegen Docenten Stress-Reactiviteit: een ESM-studie

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Running Head: INVLOED VAN ASE-DETERMINANTEN OP INTENTIE CONTACT 1

Kenmerken van jongeren met en zonder sportief zelfbeeld

Dagelijkse Stress en Snackgewoonte: de. Modererende Rol van Persoonlijkheid. Daily Stress and Snack Habit: the. Moderating Role of Personality

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Samenvatting, conclusies en discussie

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

Kwaliteit van Leven en Depressieve Symptomen van Mensen met Multiple Sclerose: De Modererende Invloed van Coping en Doelaanpassing

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

De Rol van Zelfregulatie, Motivatie en Eigen Effectiviteitsverwachting op het Volhouden

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Autonomie, Pesten en Ervaren Gezondheid

Wat is het Verband tussen Agressie en Extraversie bij Kinderen?

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

De Effectiviteit van een Mindfulness-gebaseerde Lichaamsscan: een. Vergelijking met Rusten in Liggende Positie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Moderatie van de Big Five Persoonlijkheidsfactoren op de Relatie tussen. Gepest worden op het Werk en Lichamelijke Gezondheidsklachten en

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Stress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch

De Relatie tussen Ervaren Organisatiecultuur en Organizational. Commitment in de Periode na een Overname.

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Persoonlijkheidskenmerken en cyberpesten onder jongeren van 11 tot 16 jaar:

De rol van de Dark Triad bij de samenhang tussen sociale afwijzing en agressief gedrag. K.P.L.E. Jansen ANR:

Pesten op het werk en de invloed van Sociale Steun op Gezondheid en Verzuim.

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Verschillen tussen Allochtone- en Autochtone Jonge Studerende Moeders in het Ervaren van Dagelijkse Stress en het Effect ervan op de Stemming

Vertrouwen, Faalangst en Interpretatiebias bij. Kinderen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Het effect van Cyberball buitensluiting op stemming en behoeftevervulling in. kinderen: De rol van gepest worden in de klas

De Relatie tussen Momentaan Affect en Seksueel Verlangen; de Modererende Rol van de Aanwezigheid van de Partner

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten

Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij. Kinderen: Affect als Moderator

De Rol van Agressie bij Pestgedrag op basis van Zelfrapportage en. Leerkrachtrapportage. Bachelorthesis. Klinische Gezondheidspsychologie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

IMPACTMETING VAN BRIGHT ABOUT MONEY

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen. Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles

WERKZAAMHEID VAN CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De rol van de leerkracht in de ontwikkeling van roddelen en buitensluiten bij kinderen

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering

Ben ik Lid van de Groep? Ervaren inclusie als Moderator van de Relatie tussen Procedurele Rechtvaardigheid en Organizational Citizenship Behavior.

PERSOONLIJKHEID EN OUTPLACEMENT. Onderzoekspracticum scriptieplan Eerste begeleider: Mw. Dr. T. Bipp Tweede begeleider: Mw. Prof Dr. K.

Running Head: IDENTIFICATIE MET SOCIAAL-ECONOMISCHE STATUS 1. Sociaal-economische Status en Gezondheid:

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

Transcriptie:

Agressie bij jongeren en het verband met neuroticisme en populariteit 1 Katalin Clarijs J. Borghuis MSc (begeleider) ANR: 230727 Bachelorthesis Psychologie en Gezondheid Departement Ontwikkelingspsychologie, Universiteit van Tilburg Juli, 2014

2 Abstract The link between popularity, neuroticism and agression has been studied within many age groups, but not so much within adolescents. In this research we look at the correlation and interaction between popularity and neuroticism and agression reported by different people. 262 adolescents aged 11 to 15 filled out questionnaires to assess their neuroticism and self perceived aggression. Meanwhile their classmates and their teachers rated their levels of aggression and, in the case of the classmates, popularity. Popular adolescents scored higher on peer-reported agression and teacher-reported agression. Popular adolescents scored even higher on teacher-reported agression, if they scored higher on neuroticism. Younger adolescents also scored higher on teacher-reported agression. Boys, older adolescents and adolescents who scored high on neuroticism also scored higher on self-reported agression. Samenvatting Het verband tussen neuroticisme, populariteit en agressie is al veelvuldig onderzocht in verschillende leeftijdscategorieën, maar niet zo zeer bij jongeren. In dit onderzoek kijken we of het verband tussen populariteit, neuroticisme en agressie verschilt bij beoordelingen van verschillende personen. 262 jongeren tussen de 11 en 15 vulden vragenlijsten in, waarin neuroticisme en zelf waargenomen agressie werden gemeten. Ondertussen werden leraren en klasgenoten beoordeelden ook de agressie van de respondenten. Klasgenoten beoordeelden ook de populariteit van de respondenten. Populaire jongeren werden als agressiever beoordeeld door hun klasgenoten en hun docenten. Zodra werd gecontroleerd op leeftijd en geslacht, beoordeelden docenten populaire leerlingen als agressiever als ze hoog scoren op neuroticisme. Daarnaast beoordeelden zij jongere leerlingen als agressiever dan oudere leerlingen. Jongeren beoordeelden zichzelf hoger op agressie als ze ouder waren en hoog scoorden op neuroticisme. Ook beoordeelden jongens zichzelf als agressiever dan meisjes.

3 Inleiding Hoewel je doorgaans sneller vrienden maakt als je anderen aardig behandelt, zal je met alleen het vertonen van vriendelijk en vreedzaam gedrag niet gelijk een hoge sociale status bereiken. (Hurley, 1998). Vooral op de middelbare school wordt veel waarde gehecht aan populariteit, het bereiken van een hoge sociale status. Om een hoge sociale status te bereiken en dus populair te worden, passen jongeren tal van tactieken toe. Voorbeelden hiervan zijn het dragen van hippe of dure kleding en omgaan met bepaalde populaire klasgenoten puur omdat ze populair zijn, maar ook het negeren van minder populaire klasgenoten, uit de angst dat dit hun reputatie op een negatieve manier beïnvloedt (Dawes & Xie, 2013). De laatste tactiek is vrij paradoxaal; populair worden in een groep, door onvriendelijk te zijn tegen bepaalde mensen uit die groep en jezelf bij deze mensen juist minder populair te maken. Dit roept de vraag op of jongeren nog verder gaan in het slecht behandelen van minder populaire leerlingen. Zullen jongeren bijvoorbeeld ook agressie toepassen om populairder te worden? Daarnaast zou je je ook kunnen afvragen of neurotische jongeren zich eerder verlagen tot het niveau waar ze anderen slecht behandelen om hun eigen sociale status te beschermen. Mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn minder emotioneel stabiel, stressgevoeliger en angstiger dan mensen die laag scoren op neuroticisme. Zo zullen zij zich ook sneller zorgen maken over hun sociale status. Zullen populaire jongeren eerder agressief gedrag vertonen als ze hoog scoren op neuroticisme en is dit anders bij minder populaire jongeren? In deze thesis zal dit verband verder worden onderzocht. Populariteit en agressie De relatie tussen populariteit en agressie hangt erg af van de leeftijd van de persoon in kwestie. Bij volwassenen wordt doorgaans een negatief verband gevonden tussen agressie en populariteit (Hurley, 1998). Ook in een onderzoek onder kinderen van zeven en acht is een negatief verband tussen agressie en populariteit ontdekt (Powers & Bierman, 2012). In een

tweelingonderzoek van Brendgen et al. (2011) werd bij tweelingen van 9 en 10 jaar een 4 negatief verband tussen populariteit en agressie ontdekt. In dit onderzoek kwam naar voren dat kinderen die gepest werden meer agressie vertoonden dan kinderen die niet werden gepest. Zodra kinderen in de puberteit belanden, lijkt hier verandering in te komen. In een onderzoek onder kinderen van 11 en 12 jaar werd een positief verband gevonden tussen populariteit en agressie. Dit verband gold zowel voor fysieke als sociale agressie. Ook kinderen die graag populair wilden zijn waren significant agressiever dan kinderen die niet per se populair wilden zijn. Dit wekt de indruk dat kinderen in dit onderzoek agressie gebruikten om populair te worden. Hierbij moet wel vermeld worden dat er ook een positief significant verband was tussen populariteit en de wens om populair te worden. Er is ook niet gecontroleerd op populariteit bij de berekening van de mate van agressie bij de kinderen die populair wilden zijn (Dawes & Xie, 2013). Een onderzoek van Dijkstra et al. (2009) onder jongeren van 12 tot en met 14 jaar toonde tevens ook een positief verband aan tussen agressie en populariteit. In dit onderzoek kwam naar voren dat het verband tussen relationele agressie en populariteit bij meisjes sterker was dan bij jongens, terwijl fysieke agressie en pesten bij beide geslachten hetzelfde verband vertoont met populariteit. Ook is een longitudinale studie gedaan door Xie et al. (2013) waarbij jongens van hun tiende tot hun twaalfde werden gevolgd, hier werd wederom een positief verband gevonden tussen populariteit en agressie. Becker en Luthar (2007) vergeleken jongeren uit arme en rijke wijken met elkaar en vonden ook een positief verband tussen populariteit en agressie bij jongens en meisjes uit arme wijken en meisjes uit rijke wijken. Bij jongens uit rijke wijken is in deze studie geen significant verband gevonden tussen populariteit en agressie, wat volgens de onderzoekers komt doordat deze jongens meer ouderlijk toezicht ervaren dan andere jongeren. Daarnaast zouden zij eerder populariteit en sociale status verkrijgen door middel van alcohol- en drugsmisbruik.

Neuroticisme en agressie 5 Mensen die hoog scoren op neuroticisme zijn minder emotioneel stabiel, angstiger en stressgevoeliger dan mensen die laag scoren op neuroticisme. Voorgaande onderzoeken waarin het verband tussen agressie en neuroticisme zijn bekeken, hebben zich tot nu toe vooral op volwassenen gericht. In een onderzoek naar de relatie tussen persoonlijkheid en agressie op de werkplek werd een positief verband gevonden tussen neuroticisme en agressie naar andere medewerkers. Ook bleken mensen die hoog scoorden op neuroticisme meer in conflicten verzeild te raken en bij te dragen aan een onbeschaafd werkklimaat (Taylor & Kluemper, 2012). Neuroticisme draagt ook bij aan pestgedrag op de werkvloer (Balducci, Fraccaroli, & Schaufelli 2011). In een onderzoek van Settles et al. (2012) is gekeken naar de relatie tussen een negatief affect, wat uit zich in negatieve emoties, een negatief zelfbeeld en nervositeit, en agressief gedrag. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat deze volwassenen sneller agressief gedrag vertonen dan volwassenen zonder negatief affect. Ook is er onder mannelijke studenten een positief verband aangetoond tussen neuroticisme en relationele agressie (Burton, Hafetz, & Henninger, 2007) en is er ook een positief verband gevonden tussen neuroticisme en pestgedrag onder gedetineerden in de gevangenis (Turner & Ireland, 2010). Neuroticisme en populariteit Er zijn weinig onderzoeken die een sterk verband tussen neuroticisme en populariteit aantonen. In een studie van Hurley (1998) werd gekeken naar het verband tussen persoonlijkheid en populariteit bij volwassenen. Daarbij werd totaal geen verband gevonden tussen neuroticisme en populariteit, ondanks dat er een sterk positief significant verband werd gevonden tussen neuroticisme en agressie en een sterk negatief significant verband tussen agressie en populariteit. Een onderzoek van Anderson et al. (2001) toonde wel een significant verband aan tussen neuroticisme en populariteit, namelijk een negatief significant verband

tussen neuroticisme en populariteit bij mannelijke studenten. Bij vrouwen werd in dit 6 onderzoek geen significant verband gevonden tussen neuroticisme en populariteit. Er is aangetoond dat mensen die hoog scoren op neuroticisme significant heftiger reageren op signalen van afwijzing en uitsluiting dan mensen die laag scoren op neuroticisme, wat zich uit in onder andere in een verlaagd zelfbeeld (Denissen & Penke, 2008). Daarnaast hebben mensen die hoog scoren op neuroticisme de neiging om hun populariteit meer te onderschatten en negatiever te beoordelen dan mensen die laag scoren op neuroticisme (Alfonsi, Conway, & Pushkar, 2011). Kortom, jongeren die agressief gedrag vertonen worden over het algemeen als populairder beschouwd. Daarnaast zijn er in meerdere onderzoeken verbanden gevonden tussen neuroticisme en agressie. Onderzoeken waarin wordt gekeken naar het verband tussen neuroticisme en agressie en het verband tussen neuroticisme en populariteit richten zich tot nu toe vooral op volwassenen. Dit verband zou bij jongeren totaal anders kunnen zijn, net als het verband tussen agressie en populariteit. Het idee is dat jongeren die agressie vertonen dit doen om meer geliefd te worden. In deze onderzoeken is nog geen aandacht besteed aan de mogelijkheid dat jongeren juist agressief gedrag gaan vertonen zodra ze populair worden, om te voorkomen dat andere jongeren populairder worden dan zij. Daarnaast is tot nu toe nog niet onderzocht of populariteit een ander effect heeft op agressie bij mensen die hoog scoren op neuroticisme, dan bij mensen die laag scoren op neuroticisme. Dit zou een significant verschil op kunnen leveren en niet alleen vanwege de tactiek uit het onderzoek van Dawes en Xie (2013), waarbij jongeren populair probeerden te worden door onvriendelijk te zijn tegen minder populaire jongeren. In het onderzoek van Alfonsi, Conway en Pushkar (2011) is aangetoond dat mensen die hoog scoren op neuroticisme heftiger reageren op afwijzing en hun populariteit onderschatten. Hierdoor zouden ze heftiger kunnen reageren als hun sociale status in het geding komt, zeker als ze veel te verliezen hebben.

De resultaten uit dit onderzoek zouden kunnen worden gebruikt om agressief gedrag 7 onder jongeren te voorkomen. Als de benoemde verbanden inderdaad significant blijken te zijn, zou deze informatie kunnen worden gebruikt om preventieve interventies te houden bij jongeren die een verhoogd risico hebben op agressief gedrag. Hierbij zouden ze bijvoorbeeld oefeningen kunnen krijgen waarbij ze leren om zichzelf in bedwang te houden. In deze thesis wordt aandacht besteed aan de volgende onderzoeksvragen: - Wat is de relatie tussen neuroticisme en agressie bij jongeren? - Wat is de relatie tussen populariteit en agressie bij jongeren? - Is er een interactie tussen populariteit en neuroticisme voor agressie bij jongeren? Dit leidt tot de volgende hypotheses: - Neurotische jongeren zijn agressiever dan minder neurotische jongeren. - Populaire jongeren zijn agressiever dan minder populaire jongeren. - Populariteit en neuroticisme vertonen een positieve interactie bij agressie bij jongeren. Methode Participanten Er deden 325 participanten mee aan dit onderzoek. Hiervan waren 62 onbruikbaar voor analyse door missing valuees. Van de overgebleven 262 participanten waren 138 man en 125 vrouw, waarvan de gemiddelde leeftijd 12,85 jaar was met een standaarddeviatie van 0,79 jaar. De jongste participant was 11 jaar, de oudste 15 jaar. De participanten kwamen van twee middelbare scholen; 138 participanten waren afkomstig van een Daltonschool, 125 participanten kwamen van het Beatrix College. 53,6% zat in de eerste klas, de overige 46,4% zat in de tweede klas. De participanten zaten op verschillende onderwijsniveaus. De meeste participanten, 26,6%, zaten op Tweetalig VWO, gevolgd door 24,3% die op HAVO/VWO zat. 22,1 zat op VWO/atheneum (+), 9,9% op VMBO/HAVO, 9,5% op HAVO en ten slotte

8 VERBANDEN TUSSEN AGRESSIE, NEUROTICISME EN POPULARITEIT BIJ JONGEREN 7,6% op het gymnasium. 91,6% van de participanten had de Nederlandse nationaliteit, 3,8% de Turks-Nederlandse nationaliteit en de rest had overige nationaliteiten. Meetinstrumenten In deze thesis worden drie factoren gemeten: neuroticisme, agressie en populariteit. Neuroticisme. Neuroticisme wordt gemeten aan de hand van acht stellingen uit de Big Five Inventory van John, Donahue en Kentle (1991). Deze stellingen worden beantwoord aan de hand van een Likert Scale die loopt van 1 tot 5, waarvan 1 staat voor helemaal eens en 5 voor helemaal oneens. Een van de stellingen die hier wordt gebruikt is Ik zie mezelf als iemand die gemakkelijk zenuwachtig wordt. De score wordt gerekend door het gemiddelde van de antwoorden bij deze acht stellingen van vijf af te trekken. De Cronbach s alpha voor deze variabele is 0,796. Agressie. Voor agressie wordt gebruik gemaakt van meerdere meetinstrumenten. Ten eerste wordt gebruik gemaakt van de Direct and Indirect Aggression Scales van Björkqvist, Lagerpetz en Österman (1992). Hierin moeten participanten zelf aangeven hoe ze zich gedragen als ze boos zijn aan de hand van 17 stellingen met een Likert Scale die loopt van 1 tot 4. Hierbij staat 1 voor nooit en 4 voor heel vaak. Een voorbeeldstelling is Ik probeer de ander te laten struikelen of vallen. De score voor deze variabele is het gemiddelde van alle antwoorden en de Cronbach s alpha is hier 0,888. Ook wordt gekeken hoe agressief participanten door hun klasgenoten worden beoordeeld, door middel van de vragen Wie vecht vaak of zoekt vaak ruzie?, Wie verspreidt vaak roddels of sluit anderen buiten? en Door wie word je wel eens gepest?. Participanten mogen hierbij de namen van alle participanten invullen die bij hen opkomen. Uiteindelijk kregen alle participanten een score die kan lopen van 0 tot 1. Deze score stelt het aantal ontvangen nominaties, gedeeld door het hoogst mogelijke aantal nominaties voor. De Cronbach s alpha voor deze variabele is 0,704.

Ten slotte wordt agressie gemeten door middel van een beoordeling van de docent, 9 door middel van de Children s Social Behavior Scale van Crick (1996). Deze vragenlijst bestaat uit 11 stellingen, waarbij de docent moet aangeven in hoeverre dit van toepassing is op de participanten aan de hand van een Likert Scale die loopt van 1 tot 5. 1 staat hier voor zeer mee eens en 5 voor zeer mee oneens. De Cronbach s alpha van deze variabele is 0,942. Populariteit. Populariteit wordt gemeten door middel van peer nominaties. Participanten werd de vraag Bij wie willen anderen graag horen? voorgelegd en mochten hier alle participanten invullen die bij hen opkwamen. Participanten ontvingen hier een score die kan lopen van 0 tot 1. Deze score stelt het aantal ontvangen nominaties, gedeeld door het hoogst mogelijke aantal nominaties voor. Procedure Voor aanvang van het onderzoek, werd aan de rectoren van de deelnemende scholen toestemming gevraagd om tijdens lestijd vragenlijsten af te nemen. Hierna werden de ouders geïnformeerd via een brief waarin de inhoud en het doel van het onderzoek nauwkeurig werd omschreven. Ouders kregen hier de mogelijkheid om deelname van hun kind aan dit onderzoek te weigeren. Nadat toestemming van ouders en rectoren was verkregen, werden de scholieren geïnformeerd over dit onderzoek. Alle scholieren stemden in om met dit onderzoek mee te doen. De data werd verzameld door masterstudenten psychologie die de deelnemende scholen kwamen bezoeken. Analyse De data wordt geanalyseerd in SPSS. De correlaties voor populariteit, neuroticisme en de verschillende vormen van agressie worden bekeken. Daarnaast wordt er een regressie uitgevoerd, waarbij wordt gekeken naar de interactie tussen neuroticisme en populariteit. Neuroticisme en populariteit worden voor de analyses gecentreerd. In de regressies wordt ook gecontroleerd op leeftijd en geslacht.

10 Resultaten In dit onderzoek zijn de correlaties en interacties tussen neuroticisme en populariteit en agressie vergeleken. Agressie is opgedeeld in drie soorten: agressie gerapporteerd door medeleerlingen, agressie gerapporteerd door de docent en agressie gerapporteerd door de respondent zelf. Beschrijvende statistiek In Tabel 1 zijn alle gemiddelden, standaarddeviaties en ranges van neuroticisme, populariteit, agressie zoals gerapporteerd door de respondent zelf, agressie zoals gerapporteerd door de docent, agressie zoals gerapporteerd door medeleerlingen, indirecte en directe agressie. In Tabel 2 staan alle correlaties tussen geslacht, leeftijd, populariteit en neuroticisme en alle verschillende soorten agressie met significantieniveau. Tabel 1 Beschrijvende statistiek (N=262) Minimum Maximum Gemiddelde Standaarddeviatie Populariteit 0 0,556 0,088 0,108 Neuroticisme 1 4,750 2,821 0,676 Agressie volgens respondent zelf 1 3,120 1,572 0,448 Agressie volgens medeleerlingen 0 13,670 1,029 1,718 Agressie volgens docent 0 2,550 0,739 0,650

11 Tabel 2 Correlaties Agressie volgens docent Agressie volgens klasgenoten Agressie volgens zelf Geslacht 0,037-0,015 0,234* Leeftijd -0,116 0,114 0,132* Neuroticisme 0,088 0,039 0,129* Populariteit 0,135* 0,442** 0,080 ** p<0,01, * p<0,05 Agressie volgens medeleerlingen Zoals aangegeven in Tabel 2 is er een significant positief verband gevonden tussen populariteit en agressie volgens medeleerlingen. Hieruit kun je concluderen dat populaire respondenten als agressiever worden beschouwd door hun medeleerlingen, dan minder populaire respondenten. Agressie met medeleerlingen vertoont hier geen significante correlaties met neuroticisme, geslacht en leeftijd. In de regressie werden drie modellen gemaakt. Zoals te zien in Tabel 3 wordt in het eerste model alleen het verband tussen agressie volgens medeleerlingen en populariteit en neuroticisme gemeten. In het tweede model wordt de interactie tussen populariteit en neuroticisme meegenomen. Deze interactie is hier niet significant. In het derde model wordt gecontroleerd op leeftijd en geslacht. Ook in dit model is alleen populariteit significant.

12 Tabel 3 Interactie Neuroticisme en Populariteit voor agressie volgens medeleerlingen. Model 1 Model 2 Model 3 Variabele B SE B β B SE B Β B SE B Β Neuroticisme 0,210 0,141 0,083 0,239 0,142 0,094 0,247 0,146 0,097 Populariteit 7,235 0,896 0,450** 7,681 0,924 0,478** 7,554 0,933 0,470** Neuroticisme x Populariteit 3,132 1,685 0,107 3,045 1,693 0,104 Geslacht 0,007 0,197 0,002 Leeftijd 0,130 0,123 0,059 R² 0,202 0,213 0,216 F voor verandering R² 32,833** 3,456 0,560 * = p<0,05, ** = p<0,01, Geslacht: 0 = vrouw; 1 = man Agressie volgens de docent Bij agressie gerapporteerd door de docent is alleen een significant positief verband gevonden met populariteit, zoals te zien in Tabel 2. Je zou hieruit kunnen concluderen dat populaire leerlingen als agressiever worden beschouwd door de docent. Zoals te zien in Tabel 4 zijn ook hier drie modellen gemaakt, waarvan de eerste alleen het verband tussen agressie volgens de docent en neuroticisme en populariteit meet. Ook hier is alleen populariteit significant. In het tweede model wordt de interactie tussen neuroticisme en populariteit ook meegenomen. De interactie is hier niet significant, maar het verband van populariteit wordt wel een stuk sterker. In het derde model wordt gecontroleerd op leeftijd en geslacht. In dit

13 VERBANDEN TUSSEN AGRESSIE, NEUROTICISME EN POPULARITEIT BIJ JONGEREN model vertoont de interactie tussen neuroticisme en populariteit wel een significant positief verband met agressie volgens de docent. Zodra dus rekening wordt gehouden met leeftijd en geslacht, worden populaire leerlingen door hun docenten als agressiever beoordeeld, als ze hoog scoren op neuroticisme. Leeftijd vertoont een significant negatief verband. Hieruit kun je afleiden dat docenten jongere leerlingen als agressiever beschouwen dan oudere leerlingen. Tabel 4 Interactie tussen neuroticisme en populariteit bij agressie volgens docent. Model 1 Model 2 Model 3 Variabele B SE B β B SE B Β B SE B Β Neuroticisme 0,097 0,059 0,101 0,110 0,059 0,115 0,112 0,060 0,117 Populariteit 0,880 0,374 0,145* 1,077 0,385 0,177** 1,183 0,386 0,195** Neuroticisme x Populariteit 1,380 0,703 0,124 1,422 0,701 0,128* Geslacht 0,048 0,081 0,037 Leeftijd -0,109 0,051-0,132* R² 0,028 0,043 0,062 F voor verandering R² 3,789* 3,852* 2,655 * = p<0,05, ** = p<0,01, Geslacht: 0 = vrouw; 1 = man Zelf gerapporteerde agressie Agressie die door de respondent zelf werd gerapporteerd vertoont een significante positieve correlatie met neuroticisme, leeftijd en geslacht, zoals te zien in Tabel 2. Ook voor

zelf gerapporteerde agressie wordt een regressie uitgevoerd met drie modellen, te zien in 14 Tabel 5, waarvan de eerste alleen neuroticisme en populariteit meet. In dit eerste model is alleen een significant verband gevonden voor neuroticisme. In het tweede model wordt ook gekeken naar de interactie tussen neuroticisme en populariteit. Ook hier wordt alleen een significant effect gevonden voor neuroticisme. In het derde model wordt gecontroleerd op leeftijd en geslacht. Hier wordt naast een significant verband voor neuroticisme, ook een significant verband gevonden voor geslacht en voor leeftijd. Hieruit kun je concluderen dat oudere respondenten zichzelf als agressiever beoordelen dan jongere en dat mannen zichzelf als agressiever beoordelen dan vrouwen. Tabel 5 Interactie tussen neuroticisme en populariteit bij zelf gerapporteerde agressie. Model 1 Model 2 Model 3 Variabele B SE B Β B SE B Β B SE B Β Neuroticisme 0,091 0,041 0,138* 0,085 0,041 0,129* 0,133 0,040 0,202** Populariteit 0,389 0,258 0,093 0,300 0,267 0,071 0,204 0,255 0,049 Neuroticisme x Populariteit -0,627 0,487-0,082-0,839 0,463-0,110 Geslacht 0,273 0,054 0,305** Leeftijd 0,098 0,034 0,173** R² 0,025 0,031 0,136 F voor verandering R² 3,338* 1,656 15,530** * = p<0,05, ** = p<0,01, Geslacht: 0 = vrouw; 1 = man

15 Discussie In dit onderzoek werden de volgende hypotheses getest: Neurotische jongeren zijn agressiever dan minder neurotische jongeren, Populaire jongeren zijn agressiever dan minder populaire jongeren en Populariteit en neuroticisme vertonen een positieve interactie bij agressie bij jongeren. Agressie wordt in dit onderzoek gemeten aan de hand van drie verschillende beoordelingen: de beoordeling van medeleerlingen, de beoordeling van de docent en de beoordeling van de participant zelf. De eerste hypothese, Neurotische jongeren zijn agressiever dan minder neurotische jongeren, kan worden verworpen als je afgaat op de beoordelingen van medeleerlingen en docenten. Bij zowel de beoordelingen van medeleerlingen als de docent is geen significante correlatie gevonden tussen neuroticisme en agressie, ook niet als er wordt gecontroleerd op leeftijd en geslacht. Opmerkelijk genoeg beoordeelden neurotische jongeren zichzelf wel als agressiever dan minder neurotische leerlingen, dus vanuit dit perspectief hoeft de hypothese niet te worden verworpen. De tweede hypothese, Populaire jongeren zijn agressiever dan minder populaire jongeren, kan worden aangenomen als er wordt gekeken naar de beoordelingen van medeleerlingen en docenten. Bij beide beoordelingen vertoonde populariteit een significant positief verband met agressie, ook als er werd gecontroleerd op leeftijd en geslacht. Bij de zelfrapportage is geen correlatie gevonden tussen populariteit en agressie. Populaire leerlingen worden dus door anderen als agressiever beschouwd dan minder populaire leerlingen, maar hoeven het daar zelf niet mee eens te zijn. De laatste hypothese, Populariteit en neuroticisme vertonen een positieve interactie bij agressie bij jongeren, kan worden verworpen als je kijkt naar de beoordelingen van medeleerlingen en respondenten zelf. Bij de beoordelingen van de docenten wordt ook geen significante interactie gevonden tussen neuroticisme en populariteit, tenzij er wordt

16 VERBANDEN TUSSEN AGRESSIE, NEUROTICISME EN POPULARITEIT BIJ JONGEREN gecontroleerd op leeftijd en geslacht. Als er wel wordt gecontroleerd op leeftijd en geslacht, vertonen populariteit en neuroticisme wel een significante positieve interactie. Vanuit dit perspectief kan de hypothese dus wel worden aangenomen. Limitaties. Er een kanttekening kunnen worden geplaatst bij de methode waarop agressie gemeten wordt. Doordat agressie wordt gemeten aan de hand van de mening van jongeren zelf, docenten en medeleerlingen, ontstaat er eerder een subjectief beeld van de agressie die jongeren tonen. De scores die worden gegeven voor agressie zijn gebaseerd op de mening van anderen, wat een vervormd beeld kan geven van het daadwerkelijke gedrag. Er kan niet worden uitgesloten dat jongeren die zich eigenlijk niet agressief gedragen wel als agressief worden bestempeld, omdat de beoordelaar de jongere in kwestie misschien niet aardig vindt. Er zou wellicht gekeken kunnen worden naar een objectievere manier om agressie te meten. Denk hierbij aan bijvoorbeeld observatie. In dit onderzoek is ook alleen gekeken naar verschillende perspectieven waaruit agressie wordt waargenomen, maar niet naar verschillende soorten agressie, zoals directe en indirecte agressie. Alleen voor de zelfrapportages en de beoordelingen van docenten was het mogelijk om hier een onderscheid in te maken. De variabele waarmee agressie volgens medeleerlingen werd gemeten bestond uit drie vragen. Als hier een onderscheid werd gemaakt in directe en indirecte agressie, dan waren de scores voor deze soorten agressie slechts op één of twee vragen gebaseerd. Voor dit onderzoek is besloten om dat niet te doen. Er zou kunnen worden gezocht naar andere vragenlijsten die een completer beeld geven van agressie volgens medeleerlingen, waardoor dit onderscheid wel kan worden gemaakt. Vervolgonderzoek. Een opmerkelijke uitkomst is dat docenten en medeleerlingen respondenten met ongeveer dezelfde kenmerken als agressief beoordelen, terwijl de respondenten die zichzelf als agressief beoordelen heel andere kenmerken bezitten. In de beoordelingen van zowel docenten als leerlingen is een significant verband gevonden tussen

17 VERBANDEN TUSSEN AGRESSIE, NEUROTICISME EN POPULARITEIT BIJ JONGEREN populariteit en agressie en geen verband tussen neuroticisme en agressie. Onderussen is in de zelfrapportages juist geen significant verband gevonden tussen populariteit en agressie, maar wel tussen neuroticisme en agressie. Jongeren lijken in dit onderzoek dus niet in de gaten te hebben hoe agressief ze op anderen overkomen. In een vervolgonderzoek zou men kunnen kijken wat ervoor zorgt dat jongeren een vervormd beeld hebben van hun eigen agressie en of jongeren met bepaalde eigenschappen hier meer last van hebben dan anderen. Op basis van resultaten van een dergelijk onderzoek zouden interventies kunnen worden bedacht om jongeren bewuster te maken van hun eigen agressiviteit. Neurotische jongeren beoordelen zichzelf als agressiever dan minder neurotische jongeren. Zij gedragen zich volgens docenten en medeleerlingen niet agressiever dan minder neurotische jongeren, maar ervaren dat zelf wel zo. Dit zou meerdere oorzaken kunnen hebben. Misschien beoordelen neurotische jongeren zichzelf als agressiever, omdat ze een negatiever zelfbeeld hebben dan andere jongeren en hun eigen gedrag daarom ook eerder als negatief bestempelen. Een andere mogelijkheid is dat neurotische jongeren in het algemeen meer agressie ervaren dan andere jongeren en dat ze niet alleen zichzelf, maar ook anderen sneller als agressief beschouwen. In een vervolgonderzoek zou kunnen worden gekeken of neurotische jongeren anderen ook sneller als agressief bestempelen. Bij populaire jongeren is het tegenovergestelde gevonden. Zij vinden zichzelf niet agressief, terwijl docenten en medeleerlingen daar anders over denken. Ook hiervoor zijn meerdere verklaringen te bedenken. Wellicht zien populaire jongeren zichzelf als minder agressief dan ze daadwerkelijk zijn, omdat ze een positiever zelfbeeld hebben dan minder populaire leerlingen. In een vervolgonderzoek zou hierop kunnen worden gecontroleerd. Daarnaast bestaat er de mogelijkheid dat populaire jongeren een rooskleuriger beeld hebben van hun eigen agressieniveau doordat andere leerlingen hun best blijven doen om bij hen te

horen. Dit zou kunnen worden uitgezocht door jongeren bijvoorbeeld te vragen hoe erg 18 anderen hun best doen om bij hen te horen en wat ze denken dat daar de reden van is. In eerder onderzoek is een positief verband gevonden tussen relationele agressie en angst voor afwijzing (Frith, 2004). In vervolgonderzoek zou angst voor afwijzing kunnen worden meegenomen om het verband tussen populariteit en agressie te verklaren. Daarnaast lijkt de mate waarin jongeren status en prestige willen verwerven een positief verband te vertonen met de hoeveelheid agressie die ze vertonen (Sijtsema, Veenstra, Lindenberg, & Salmivalli, 2009). Ook hier kan in een vervolgonderzoek op worden gecontroleerd.

19 Referenties Alfonsi, G., Conway, M., & Pushkar, D. (2011). The lower subjective social status of neurotic individuals: Multiple pathways through occupational prestige, income, and illness. Journal of Psychology, 79(3), 619-643. doi:10.1111/j.1467-6494.2011.00684.x Anderson, C., John, O. P., Keltner, D., & Kring, A. M. (2001). Who attains social status? Effects of personality and physical attractiveness in social groups. Journal of Personality and Social Psychology, 81(1), 116-132. doi:10.1037//0022-3514.81.1.116 Balducci, C., Fraccaroli, F., & Schaufelli, W. B. (2011). Workplace bullying and its relation with work characteristics, personality, and post-traumatic stress symptoms: An integrated model. Anxiety, Stress, & Coping, 24, 499-513.doi:10.1080/10615806.2011. 555533 Becker, B. E., & Luthar, S. S. (2007). Peer-perceived admiration and social preference: Contextual correlates of positive peer regard among suburban and urban adolescents. Journal of Research on Adolescence, 17(1), 117-144. doi: 10.1111/j.1532-7795.2007. 00514.x Björkqvist, K., Lagerspetz, K.M.J. & Östermam, K. (1992) The direct & indirect aggression scales. Vasa, Finland: Abo Akademi University, Department of Social Sciences. Burton, L. A., Hafetz, J., & Henninger, D. (2007). Gender differences in relational and physical aggression. Social Behavior and Personality, 35(1), 41-50. doi:10.2224/sbp. 2007.35.1.41 Brendgen, M., Vitaro, F., Barker, E. D., Girard, A., Dionne, G., Tremblay, R. E., & Boivin, M. (2011). Do other people s plights matter? A genetically informed twin study of the role of social context in the link between peer victimization and children s aggression and depression symptoms. Developmental Psychology, 49(2), 327-340. doi:10.1037/ a0025665

Crick, N. R., & Grotpeter, J. K. (1995). Relational aggression, gender, and social 20 psychological adjustment. Child Development, 66, 710 722. Dawes, M., & Xie, H. (2013). The role of popularity goal in early adolescents behaviors and popularity status. Developmental Psychology, 50(2), 489-497. doi:10.1037/a0032999 Denissen, J. J. A., & Penke, L. (2008). Neuroticism predicts reactions to cues of social inclusion. European Journal of Personality, 22, 497-517. doi:10.1002/per.682 Dijkstra, J. K., Lindenberg, S., Verhulst, F. C., Ormel, J., & Veenstra, R. (2009). The relation between popularity and aggressive, destructive, and norm-breaking behaviors: Moderating effects of athletic abilities, physical attractiveness, and prosociality. Journal of Research on Adolescence, 19(3), 401-413. doi:10.1111/j.1532-7795.2009. 00594.x Frith, H. (2004). The best of friends: The politics of girls friendships. Feminism and Psychology, 14(3), 357-560. doi: 10.1177/0959-353504044633 Hurley, J. R. (1998). Agency and communion as related to Big Five self-representations and subsequent behavior in small groups. Journal of Psychology, 132(3), 337-351. doi:10. 1080/00223989809599172 John, O. P., Donahue, E. M., & Kentle, R. L. (1991). The Big Five Inventory--Versions 4a and 54. Berkeley, CA: University of California,Berkeley, Institute of Personality and Social Research. Powers, C. J., & Bierman, K. L. (2012). The multifaceted impact of peer relations on aggressive disruptive behavior in early elementary school. Developmental Psychology, 49(6), 1174-1186. doi:10.1037/a0028400 Settles, R. E., Fischer, S., Cyders, M. A., Combs, J. L., Gunn, R. L., & Smith, G. T. (2011). Negative urgency: A personality predictor of externalizing behavior characterized by

neuroticism, low conscientiousness, and disagreeableness. Journal of Abnormal 21 Psychology, 121(1), 160-172. doi:10.1037/a0024948 Sijtsema, J. J., Veenstra, R., Lindenberg, S., & Salmivalli, C. (2009). Empirical Test of Bullies Status Goals: Assessing Direct Goals, Aggression, and Prestige. Aggressive Behavior, 35(1), 57-67. doi: 10.1002/ab.20282 Taylor, S. G., & Kluemper, D. H. (2012). Linking perceptions of role stress and incivility to workplace aggression: The moderating role of personality. Journal of Occupational Health Psychology, 17(3), 316-329. doi:10.1037/a0028211 Turner, P., & Ireland, J. L. (2010). Do personality characteristics and beliefs predict intragroup bullying between prisoners? Aggressive Behavior, 36, 261-270. doi:10.1002/ab. 20346 Xie, H., Dawes, M., Wurster, T. J., & Shi, B. (2013). Aggression, academic behaviors, and popularity perceptions among boys of color during the transition to middle school. American Journal of Orthopsychiatry, 83, 265-277. doi:10.1111/ajop.12039