Bijlage I Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van Projectbureau Leidsche Rijn voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de aanleg van een duiker in de Veldhoenwetering, deelgebied t Zand van het stadsuitbreidingsgebied Leidsche Rijn te Utrecht. De duiker bevindt zich globaal op de volgende coördinaten: X = 132.350 en Y = 456.500. 1. Beschrijving van het werk In het kader van het bouwrijp maken van deelgebied t Zand wordt in de Veldhoenwetering een duiker aangelegd. De aanleg van de duiker wordt gerealiseerd binnen een open ontgraving met een talud 1:2. Om de doorstroming van de Veldhoenwetering te waarborgen wordt de wetering om het werk heen geleid. De afmetingen van het werk zijn beschreven in tabel 1. Tabel 1: Afmetingen en ontgravingsniveau duiker Duiker Afmetingen duiker (lxb) Afmetingen bouwput (lxb) Ontgravingsniveau Veldhoenwetering 32 m x 2,4 m 52,5 m x 15 m NAP -1,2 m 2. Bodemopbouw en geohydrologie Het maaiveldniveau ter hoogte van de duiker varieert tussen ca. NAP +1,4 en +1,8 m. In tabel 2 is een globale schematisering gegeven van de lokale bodemopbouw. Tabel 2. Geohydrologische schematisering bodem Diepte (m tov NAP) Aard bodemmateriaal Geohydrologische betekenis +1,8 à +1,4 Maaiveld +1,8 à +1,4 tot +1,0 à +0,0 KLEI, LEEM, humeus en siltig Deklaag +1,0 à +0,0 tot -50 ZAND, matig grof tot grof, plaatselijk dunne leem- en kleilagen Eerste watervoerend pakket -50 tot -75 KLEI Eerste waterremmende laag Geohydrologie In het gebied wordt in de winter een polderpeil van NAP +0,0 tot +0,2 m gehandhaafd. s Zomers worden peilen van NAP +0,15 tot +0,3 m aangehouden. De maatgevend hoge stijghoogte van het grondwater in het eerste watervoerend pakket op de locatie bedraagt ca. NAP +0,4 m. De gemiddelde stijghoogte bedraagt ca. NAP +0,1 m. 3. Bemalingsaspecten Voor de aanleg van de duiker wordt de deklaag geheel afgegraven. Het ontgravingsniveau van de duiker bevindt zich beneden de grondwaterstand. Om de duiker in den droge aan te kunnen leggen is een tijdelijke verlaging van de grondwaterstand noodzakelijk. De benodigde verlaging voor de aanleg van de duiker is gegeven in tabel 3. Hierbij is uitgegaan van de volgende uitgangspunten: ontgravingsniveaus zoals gegeven in tabel 1; maatgevend hoge stijghoogte : NAP +0,4 m; drooglegging : 0,3 m. 1
Tabel 3. Ontgravingsniveau en benodigde verlaging Duiker Ontgravingsniveau Verlagingsniveau Benodigde verlaging Veldhoenwetering NAP -1,2 m NAP -1,5 m 1,9 m De duiker wordt in één keer aangelegd. Het onttrekkingssysteem om de verlaging te realiseren dient zo ondiep en efficiënt mogelijk te worden aangelegd om de te onttrekken hoeveelheid grondwater en de effecten van de onttrekking op de omgeving zoveel mogelijk te beperken. De verlaging kan het best worden gerealiseerd met behulp van verticale filters. De filters dienen niet dieper te worden aangebracht dan NAP -7,5 m (ca. MV -9,0 m). De duur van de bemaling is 15 dagen. 4. Berekening waterbezwaar en verlagingen in de omgeving De hydrologische effecten van de bemalingen zijn berekend met behulp van het computerprogramma CONTOUR en de analytische formule van De Glee. Hierbij is uitgegaan van de volgende geohydrologische parameters: weerstand deklaag [c] : 100 dagen; effectieve doorlaatvermogen eerste watervoerend pakket [kd] : 1.300 m 2 /d. Waterbezwaar Voor de aanleg van de duiker zal maximaal 220 m 3 /uur worden onttrokken. Bij een totale duur van 15 dagen zal maximaal 80.000 m 3 worden onttrokken. Verlagingen in de omgeving Het onttrekken van grondwater uit het eerste watervoerend pakket leidt tot verlagingen in de omgeving. Deze verlagingen zijn berekend uitgaande van een maximale onttrekking van 220 m 3 /u. De resultaten zijn gegeven in tabel 4. Tabel 4: Stationair berekende stijghoogteverlagingen bij een onttrekking van 220 m 3 /uur. Afstand tot bouwput (m) 10 25 50 75 100 250 500 Verlagingen stijghoogte (m) 1,6 1,4 1,1 0,9 0,8 0,3 0,1 De verlagingen in de deklaag zullen door de aanwezigheid van oppervlaktewaterstelsels en het vochtvasthoudend vermogen van de deklaag kleiner zijn dan de verlagingen in het eerste watervoerend pakket. Verwacht wordt dat de effecten van de onttrekking hierin niet verder zullen reiken dan 200 m vanaf de bouwput. 5. Gevolgen van de grondwateronttrekking voor de omgeving De grondwateronttrekking kan in de omgeving effecten hebben op bij het grondwater betrokken belangen. Zo kunnen, als gevolg van de verlagingen, zettingen ter plaatse van omliggende bebouwing en leidingen optreden, kunnen grondwaterverontreinigingen worden verplaatst en kunnen landbouwgronden, natuur en stadsgroen binnen het invloedsgebied mogelijk nadelig worden beïnvloed. In het onderstaande wordt op de invloed op deze belangen ingegaan. Zettingen Het verlagen van de grondwaterstand beneden in het verleden voorgekomen lage grondwaterstanden kan in zettingsgevoelige lagen als klei en veen leiden tot een verhoging van de korrelspanning met eventuele zettingen tot gevolg. Deze zettingen kunnen doorwerken tot aan het maaiveld. Bebouwing Het deelgebied t Zand wordt in de toekomst ingericht als woonwijk. De meeste bestaande bebouwing is verwijderd of wordt nog verwijderd. Bovendien wijzen zettingsberekeningen uit dat in de directe omgeving van de duiker slechts geringe zettingen op zullen treden doordat de deklaag door lage grondwaterstanden in het verleden reeds gedeeltelijk gezet is. Er wordt dientengevolge geen schade als gevolg van ongelijke zettingen aan bebouwing, leidingen of infrastructuur verwacht. 2
WRK-leidingen Loodrecht onder de toekomstige duiker liggen drie watertransportleidingen van de Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland. Deze leidingen liggen ca. 0,15 (twee leidingen WRK II) en 1,0 m (WRK I) onder het ontgravingsniveau van de bouwput. De leidingen zijn met betonnen kespen op houten palen gefundeerd op het zand van het eerste watervoerend pakket. Door deze fundatie zullen de leidingen geen schade als gevolg van zettingen ondervinden. Als gevolg van de grondwaterstandsverlagingen bestaat mogelijk wel het gevaar dat de houten palen worden blootgesteld aan zuurstof waardoor houtrot op kan treden. Omdat de houten palen zich minstens 2 m beneden het aanlegniveau van de duikers bevinden, zullen deze als gevolg van de onttrekking niet droog vallen. Er wordt dientengevolge niet verwacht dat de onttrekking nadelige gevolgen zal hebben voor de leidingen. Met Watertransportmaatschappij Rijn-Kennemerland is afgesproken dat zekerheidshalve peilbuizen zullen worden geplaatst ter hoogte van de leidingen om de werkelijke grondwaterstandsverlagingen te monitoren Bodemverontreinigingen Als gevolg van de onttrekking treedt in het verhang en de stromingssnelheid van het grondwater een tijdelijke verandering op. Hierdoor kunnen mobiele verontreinigingen worden verplaatst. Uit onderzoek is gebleken dat diffuus verspreid binnen het werkterrein verhoogde waarden voor zware metalen (arseen, nikkel, koper en zink) in het grondwater voorkomen. De verontreinigingen zijn afkomstig van de in het verleden intensieve teelt in kassen. Na verwijdering van de kassen in het gebied (voor het bouwrijp maken van het terrein) zullen de verhoogde concentraties op natuurlijke wijze geleidelijk afnemen. De verontreinigingen zijn dermate diffuus en lokaal dat geen nadelige gevolgen door de geringe verplaatsing worden verwacht. Bij het AVIA tankstation aan de Utrechtseweg 48 komt een ernstige bodemverontreiniging voor. De bodemverontreiniging bestaat uit vluchtige aromaten (BTEXN) en minerale olie en bevindt zich in de deklaag tot een diepte van ca. MV -2,5 m. Volgens de planning is de verontreiniging eind 2004 gesaneerd. De onttrekkingen voor de aanleg van de duiker beginnen pas in de loop van 2005, dus de sanering van deze bodemverontreiniging zal dan reeds zijn voltooid. Landbouw, natuur en stadsgroen Door een verlaging van de grondwaterstand kan de vochtvoorziening voor landbouw- en natuurgebieden en groenvoorzieningen negatief worden beïnvloed. Dit kan vooral tijdens het groeiseizoen (medio april tot medio september) schadelijke gevolgen voor begroeiing hebben. Deelgebied t Zand zal in de nabije toekomst geheel als woonwijk worden ingericht. De landbouw zal uit het gebied verdwijnen. In de omgeving van de bemalingen komen geen natuurgebieden voor en stadsgroen is ten tijde van de aanleg van de duiker nog niet aanwezig. Er worden dientengevolge geen nadelige gevolgen voor landbouw, natuur of stadsgroen verwacht als gevolg van deze kortstondige onttrekking. 3
Bijlage II Voorschriften behorend bij de aan Projectbureau Leidsche Rijn verleende vergunning voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de aanleg van een duiker in de Veldhoenwetering, deelgebied t Zand van het stadsuitbreidingsgebied Leidsche Rijn te Utrecht. 1. De onderkant van het onttrekkingssysteem mag zich niet dieper bevinden dan NAP -7,5 m; 2. Er wordt niet meer grondwater onttrokken dan strikt noodzakelijk is, maar in ieder geval niet meer dan 220 m 3 /u; 3. De grondwaterstand in het eerste watervoerend pakket wordt niet verder verlaagd dan strikt noodzakelijk maar in ieder geval niet verder dan 0,3 m onder het ontgravingsniveau van de duiker; 4. De totale grondwateronttrekking duurt niet langer dan strikt noodzakelijk is, maar in ieder geval niet langer dan 15 dagen; 5. De onttrokken hoeveelheid grondwater wordt gemeten met één of meer watermeters waarvan het type en de plaats van inbouw goedkeuring behoeven van een door ons college aangewezen ambtenaar; het tijdstip van goedkeuring dient in overleg met de sector Vergunningen en Handhaving (branchegericht) van de Provincie Utrecht te worden vastgesteld; 6. Elke werkdag dient de stand van de watermeter(s) te worden waargenomen; 7. De stand van de watermeter(s) alsmede de per werkdag en per week onttrokken hoeveelheid grondwater wordt geregistreerd op een door ons college verstrekte meetstaat; 8. Een storing in een watermeter of een noodzakelijke aanpassing daaraan wordt onmiddellijk medegedeeld aan de sector Vergunningen en Handhaving (branchegericht); 9. Een watermeter wordt op eerste aanzegging vervangen als aan de goede werking ervan wordt getwijfeld; het bepaalde in voorschrift 5 is bij vervanging van overeenkomstige toepassing; 10. Omstandigheden die op de meting van invloed zijn geweest dienen op de in voorschrift 7 bedoelde meetstaat te worden aangetekend; 11. Gedurende de periode dat meting niet heeft plaatsgevonden wordt de onttrokken hoeveelheid grondwater geschat en op de in voorschrift 7 bedoelde meetstaat geregistreerd; wijkt deze schatting in belangrijke mate af van de hoeveelheid die volgens ons college is onttrokken, dan stellen wij de naar ons oordeel onttrokken hoeveelheid vast; 12. Op aanwijzing van de sector Vergunningen en Handhaving (branchegericht) dienen 6 peilbuizen te worden geplaatst; de locatie en diepte van de peilbuizen dient exact te worden aangegeven op een schaaltekening die aan de sector Vergunningen en Handhaving (branchegericht) moet worden toegezonden; 13. De in voorschrift 12 bedoelde peilbuizen moeten goed worden onderhouden; 14. In de peilbuizen moeten in de periode van één week voor tot één week na de onttrekking de grondwaterstanden worden opgemeten en aangetekend op een door ons college te verstrekken meetstaat; 15. De in de voorschriften 7 en 14 bedoelde meetstaten worden wekelijks aan ons college toegezonden; 4
16. De aanvang van de onttrekking en wijzigingen van de hoeveelheden dienen twee weken van tevoren of zo spoedig mogelijk daarna aan de sector Vergunningen en Handhaving (branchegericht) te worden gemeld. 5