Samenvatting. (Summary in Dutch. For a summary in English, see section )

Vergelijkbare documenten
A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

2 Правописание Spelling 11 Hoofdletters en kleine letters 11 Klinkers na de sisklanken ж, ч, ш, щ / г, к, х / ц 12 Interpunctie 12

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Beknopte grammatica. voor. de cursus. Grieks van het Nieuwe Testament

Taalbeschouwelijke termen bao so 2010

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

1 Spelling en uitspraak

Inhoud. Inleiding 15. Deel 1 Spelling 18

Eigen vaardigheid Taal

Visuele Leerlijn Taal

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

Z I N S O N T L E D I N G

IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit

Antwoorden Nederlands Ontleding

Kernwoord Uitleg Voorbeeld

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Jan Heerze. Kortom. Nederlandse grammatica. Walvaboek

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

Indien je de regels uit dit bestand kunt toepassen en je kent de stappen die je in het schema moet maken, dan beheers je de werkwoordspelling goed.

Hiermee wijs je een speciaal iemand of iets aan. Je begint met de ene zinsstructuur en maakt de zin af in een andere zinsstructuur.

Onderdeel: Grammatica zinsdelen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

als iets niet letterlijk is bedoeld.

Voordat ik je uitleg wat voornaamwoorden zijn, wil ik je vragen of je bij het lezen van de onderstaande zinnen een plaatje voor je ziet.

Inhoud. 1 Spelling 5. Noordhoff Uitgevers bv

Visuele Leerlijn Spelling

Informatie cursus Sarnámi voor beginners

Onze-Lieve-Vrouwlyceum Genk Lycipedia: Beter leren CAPUT SECUNDUM TAALSTUDIE. Werkwoorden vervoegen

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Taaljournaal Leerlijnenoverzicht - Lezen

Online cursus spelling en grammatica

Dit programma is gemaakt voor leerlingen vanaf groep 6 van de basisschool, alle niveaus van het vmbo en mbo 1 en 2.

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Compacte taalgids Nederlands (basis en gevorderd) les- en werkboek

Samenvatting Nederlands Over lezen

In dit boekje staan verschillende mogelijkheden om iets op te lossen.

Programma van Inhoud en Toetsing

Grammatica Zinsontleding - Uitgebreid. Ondersteunend materiaal - Uitlegkaarten Geschikt voor de groepen 7 en 8

Inhoud. 1 Spelling en uitspraak. 2 Grammatica

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

TAALVERZORGING KGT 2 SPORTIEF PERRON 1

A GRAMMAR OF SANDAWE

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww.,

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Inhoud. 1 Spelling 10

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

Studiewijzer TaalCompetent

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

De bovenkamer. Het gebruik van De bovenkamer bij Taal actief. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands

Onderdeel: Grammatica -- RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Samenvatting Nederlands Redekundig ontleden

Onderdeel: lezen Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: LEZEN Docent: RKW Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen.

Samenvatting Nederlands Formuleren

SAMENVATTING. Nicholas Andrew Bailey (7 december 2009)

20 EEUWIGE STRUIKELBLOKKEN

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat.

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

De kleine Nederlands voor Dummies. Margreet Kwakernaak

Grammatica 2F. Doelgroepen Grammatica 2F. Omschrijving Grammatica 2F. meewerkend voorwerp. voegwoord alle woordsoorten

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Mannelijk Vrouwelijk Onzijdig de slaaf de meester het gevecht het land het beest enkelvoud nominativus genitivus accusativus

Turkije-Turks Leer- en werkboek

Doelen taalbeschouwing die verworven moeten zijn in het vierde leerjaar

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

Het Muiswerkprogramma Grammatica op maat bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Griekse taalleer. Vormleer van het Attisch dialect. Sint-Jan Berchmanscollege. Antwerpen

Meer dan grammatica!

Voorwoord 9 Gebruikte afkortingen 10 Overzicht van gebruikte grammaticale termen 11

4 Имена существительные Zelfstandige naamwoorden

Formuleren voor gevorderden

(werkwoordelijk gezegde)

Formuleren voor gevorderden

hond Ik hoor t aan het eind. Ik maak het woord langer. Ik hoor te(n) Ik hoor de(n) Ik schrijf t Ik schrijf d

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

TAALVERZORGING BK 2 SPORTIEF PERRON 2

De kaartenbank.indd Sander Pinkse Boekproductie / 15:06 Pag. 47. Kaart 17. Ik heb de band lek, getekend door C. van Bree in 1991.

PIT HAVO-2 +HAVO/VWO Onderdeel: Spelling H1 en H2 Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

11. De leerling leert verder vertrouwd te raken met de klank van het Frans door veel te luisteren naar gesproken en gezongen teksten.

Samenvatting. wh-vraagzinnen genoemd, omdat in het Engels dergelijke vraagwoorden met de letters wh beginnen.

Transcriptie:

524 Samenvatting (Summary in Dutch. For a summary in English, see section 1.2.4.) Dit proefschrift beschrijft de grammatica van het Sheko. Het Sheko is een Omotische taal in het zuidwesten van Ethiopië en telt ongeveer 37.500 sprekers. Hoofdstuk een vertelt kort over de geschiedenis en cultuur van de sprekers, en bespreekt de sociale context van het Sheko. Er is tot nog toe zeer weinig geschreven over deze taal. Het proefschrift vergroot de kennis van het Sheko aanzienlijk en kan goed worden gebruikt in vergelijkende onderzoeken. Hoofdstuk twee behandelt de klanken van de taal en de combinaties waarin ze voorkomen. Bijzonder in de Ethiopische context is de serie retroflexe klanken (waarbij het puntje van de tong omhoog en naar achteren krult). Net als andere Omotische talen heeft het Sheko regel die bepaalt dat alle s-achtige klanken in een woordstam op dezelfde plaats in de mond worden gemaakt (sibilantharmonie). Een woord als sjezen komt dus niet voor. Verder zijn er lange en korte klinkers en een klinkerachtige nasaal. Hoofdstuk drie somt alle processen op waardoor klanken veranderen of wegvallen, evenals verdubbelingprocessen, d.w.z. reduplicatie van lettergrepen of klanken. Hoofdstuk vier bespreekt en illustreert toon. Het Sheko is een toontaal. Een verandering in toonhoogte op een lettergreep leidt dus tot een verandering in betekenis. Dit betekenisverschil kan zowel grammaticaal zijn als lexicaal, d.w.z. op woordniveau. Het Sheko is een van de weinige Afrikaanse talen die vier distinctieve toonhoogtes kent. De vier tonen zijn niet gelijk verdeeld over het lexicon en het beperkte aantal lexicale toonpatronen voor naamwoorden en werkwoorden wijst erop dat de taal vroeger minder dan vier tonen had. Verder heeft het Sheko een dalende intonatie op het eind van sommige vraagzinnen. Hoofdstuk vijf behandelt de opbouw van zelfstandige naamwoorden. Dit hoofdstuk gaat onder andere in op de verhoudingen tussen bepaaldheid, geslacht en getal. Het

525 markeren van bepaaldheid ( de / een ) en het markeren van getal (enkelvoud/ meervoud) sluit elkaar uit. Als een zelfstandig naamwoord bepaald wordt gemaakt, wordt tegelijk ook het geslacht aangeduid. Het aanduiden van bepaaldheid en getal is niet verplicht. Een ongemarkeerd woord kan dus ook verwijzen naar iets bepaalds of naar een meervoud. Verder worden afleidingen en samenstellingen van naamwoorden besproken. Hoofdstuk zes beschrijft persoonlijke voornaamwoorden en reflexiviteit: wederkerende voornaamwoorden (zich) zijn in het Sheko identiek aan persoonlijke voornaamwoorden. In het Sheko kan hij prikt hem dus of hij prikt zich of hij prikt iemand anders betekenen, waarbij de context duidelijk moet maken welke van de twee bedoeld is. Hoofdstuk zeven gaat over verschillende andere woordklassen. Aanwijzende voornaamwoorden (dit, dat) zijn gemarkeerd voor geslacht. Corresponderende bijwoorden van plaats en richting (daar, daarheen) maken onderscheid op grond van hoogteverschil. Bijvoeglijke naamwoorden, die van werkwoorden worden afgeleid door de markeerders van bepaaldheid en geslacht, kunnen op grond van hun eigenschappen als een aparte categorie worden beschouwd. Telwoorden, kwantificerende woorden (alle) en bijwoorden van tijd en hoedanigheid worden ook behandeld. Hoofdstuk acht voegt de categorieën ideofoon en tussenwerpsel toe. Anders dan bijvoorbeeld bijvoeglijke naamwoorden, beschrijven ideofonen een gebeurtenis niet zozeer maar roepen de gebeurtenis als het ware op (rinkeldekinkel). De meeste ideofonen hebben een karakteristiek, opvallend reduplicatiepatroon. Tussenwerpsels zijn er in drie soorten: expressieve tussenwerpsels weerspiegelen de emoties van de spreker (nee tochǃ), conatieve tussenwerpsels duiden een verzoek aan de luisteraar aan (hé, ) en phatische tussenwerpsels dienen om het communicatieproces te starten of soepel te laten verlopen (ja m-m ). Hoofdstuk negen gaat in op de naamwoordelijke zin. Wanneer een zelfstandig naamwoord wordt voorafgegaan door een ander

526 (voor)naamwoord, verandert het toonpatroon van het zelfstandig naamwoord. Als er binnen de naamwoordgroep iets volgt op het zelfstandig naamwoord, is er geen tonale verandering. Verder kan een naamwoordgroep gemarkeerd worden voor naamval: de nominatief heeft geen naamvalsuitgang; de accusatief is in een deel van de gevallen gemarkeerd; verder kent het Sheko een datief (voor, aan), locatief (te, in, bij), inessief (binnenin), instrumentalis (met), similatief (zoals) en motief (geeft grond of beweegreden aan). Er zijn drie genitieve constructies (mijn vriend, vriend van mij, hij is een vriend voor me). In constructies met het werkwoord zijn wordt de nadruk gelegd op de bevestiging van de bezitsrelatie. In constructies waarin twee woorden naast elkaar staan (juxtapositie), ligt de nadruk op het geheel (de bezitter), en in constructies met de datief op het woord dat het geheel aanduidt ligt de nadruk op het deel (dat wat wordt bezeten). Hoofdstuk tien behandelt de vorming van werkwoorden die zelfstandig een zin kunnen vormen, de finale werkwoorden. De werkwoordsvorm eindigt met een stance markeerder, die aanduidt hoe de spreker zich verhoudt tot zijn uitspraak. Een indirecte stance markeerder druk een zekere afstand uit (voor bijv. beleefdheid of rapportage van andermans uitspraken) en een directe stance markeerder drukt het ontbreken van afstand uit. Verder heeft het werkwoord een modaal achtervoegsel, een aspectueel achtervoegsel, een stam en een subjectcliticum, d.w.z. een element dat verwijst naar het onderwerp en dat vrij is om zich behalve aan het werkwoord ook aan andere woorden te hechten. Modale wijzen zijn onder meer de Realis, die een gebeurtenis presenteert als bevestigd (gebeurd of aan het gebeuren); Irrealis, die wordt gebruikt als de gebeurtenis niet kan worden bevestigd (bijv. bij vermoeden, mogelijkheid, toekomende tijd, gewoonte); Obvious, die een gebeurtenis presenteert als algemeen bekend; Imperatief-jussief, voor bevelen en verzoeken; en de Optatief; voor zegeningen en vervloekingen. Een klein groepje werkwoorden heeft twee stamvormen, waarvan de stam eindigend met een g-klank wordt gebruikt in contexten waarin grotere zekerheid bestaat over het realiseren van de gebeurtenis.

527 Hoofdstuk elf beschrijft werkwoordsvormen die niet alleen kunnen staan. Mediale werkwoorden vormen vaak een lange keten van deelzinnen met alleen op het eind een zinsdeel met een finaal werkwoord. Mediale vormen bestaan uit een onderwerpscliticum, stam en een zogenaamde switch-reference marker, d.w.z. een achtervoegsel dat aangeeft of het onderwerp in het volgende zinsdeel hetzelfde zal blijven of zal veranderen. Seriële werkwoorden hebben geen switch-reference markering en maar één onderwerpscliticum per seriële constructie. Sommige seriële werkwoorden drukken aspect uit, bijvoorbeeld voortdurende of voltooide handeling. Verder komen ook in ondergeschikte bijzinnen onzelfstandige werkwoordsvormen voor. Bijzinnen van plaats, tijd en reden zijn gebaseerd op een relatieve werkwoordsvorm, terwijl voorwaardelijke bijzinnen hun eigen markering kennen. Werkwoordscomplementen (heb je gehoord dat hij komt?) zijn relatiefvormen, behalve als er een vraagwoord in voorkomt; dan zijn ze gemarkeerd als een voorwaardelijke zin. Relatiefzinnen (de man die daar loopt) zijn interessant, met name omdat ze vaak een anafoor bevatten, d.w.z. een persoonlijk voornaamwoord dat verwijst naar het antecedent (dus krijg je in het Sheko zoiets als: de man die ik een boek aan hem gaf ). Dit gebeurt zelfs als de relatiefzin vóór het antecedent komt, terwijl anaforen meestal terugverwijzen naar iets dat al genoemd is, in plaats van vooruitverwijzen naar iets dat nog genoemd moet worden. Hoofdstuk twaalf beschrijft de afleidingen waarmee nieuwe werkwoordstammen worden gevormd: de causatief (lachen > doen lachen), de passief (eten > gegeten worden) en de middle, die onder andere wordt gebruikt voor wederkerige situaties en in het Sheko vaak met de causatief voorkomt (slaan > elkaar (doen) slaan). Hoofdstuk dertien behandelt vraagzinnen. Het Sheko heeft drie manieren om vraagzinnen te maken. In alle vraagzinnen ontbreekt een modaal achtervoegsel op het werkwoord. In sommige gevallen is dit het enige verschil tussen een stellende en een vragende zin. Ten tweede wordt in sommige vraagzinnen, in het bijzonder ontkennende vraagzinnen, gebruik gemaakt van een dalende intonatie op de laatste

528 lettergreep. In de derde plaats heeft de stance markeerder, als deze aanwezig is, een andere vorm dan in stellende zinnen. Hoofdstuk veertien gaat in op de uitdrukking van ontkenning. Naast een negatief koppelwerkwoord niet zijn heeft het Sheko twee werkwoordachtervoegsels die ontkenning aanduiden, waarbij de meestvoorkomende wordt gebruikt voor ontkenning van een gebeurtenis, terwijl de andere lijkt te worden gebruikt voor het ontkennen van een langdurige toestand. Hoofdstuk vijftien laat zien dat de plaats van het onderwerpscliticum erg flexibel is en correspondeert met de informatiestructuur van de zin. Met andere woorden: het onderwerpscliticum verwijst niet alleen naar het onderwerp maar geeft ook door zijn positie aan welk deel van de zin het belangrijkste is. Dit laatste doen we in het Nederlands met de klemtoon. Wanneer het onderwerpscliticum vooraan het werkwoord staat, heeft de zin een topic-comment structuur, waarbij het hele predikaat (werkwoord, lijdend voorwerp en eventuele andere bepalingen) als informatief wordt beschouwd. Wanneer het onderwerpscliticum direct achter de werkwoordstam wordt geplaatst, ligt de nadruk op de polariteit van het gezegde (vergelijk Nl. en, hééft hij haar gezoend? ). Wanneer het onderwerpscliticum na een naamwoordgroep komt, wordt die naamwoordgroep als meest informatief beschouwd (ik ben gisteren in Katwijk naar de kérk gegaan). De naamwoordgroep kan echter niet verwijzen naar het onderwerp. Bij nadruk op het onderwerp is het onderwerpscliticum afwezig. Ten slotte volgen een lijst met referenties en drie bijlagen: een gedeelte met verschillende soorten teksten, een stuk dat kort ingaat op de ontwikkeling van de spelling van het Sheko, met als illustratie twee gedichten, en een woordenlijst Sheko-Engels en Engels-Sheko.