Brussel, 23 januari 2009 012309 Advies decreet personenvervoer Advies Voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg
Inhoud Krachtlijnen van het advies... 3 Advies... 4 1. Inleiding... 4 2. Inhoud van het ontwerp van decreet... 4 3. Advies... 5 2
Krachtlijnen van het advies De MORA vindt het positief dat met dit decreet een aantal juridische onduidelijkheden wegg e- werkt worden, dat de Centaurusdatabank decretaal verankerd wordt en dat er meer mogelijkheden geboden worden voor de handhaving van de reglementering. Bij de uitsluiting van de vergunningsplicht van het niet-commercieel personenvervoer en het niet-dringend zittend ziekenvervoer, is de MORA van oordeel dat de Vlaamse Regering dient te waken over de kwaliteit van de dienstverlening en dat er nood is aan een duidelijke definiëring van deze vervoersvormen om concurrentievervalsing te vermijden. De MORA wenst er op te wijzen dat er bij de uitwerking van de voorwaarden voor toegang tot het beroep voor het geregeld en bijzonder geregeld vervoer overlegd moet worden met de andere gewesten en de sector personenvervoer. Om de kwaliteit van de taxisector te verbeteren vraagt de MORA dat de Vlaamse Regering in overleg met de taxisector bepaalt wat de minimumregels zijn inzake zedelijke waarborgen en beroepsbekwaamheid voor de taxibestuurders en minimumeisen inzake zedelijke waarborgen, beroepsbekwaamheid en solvabiliteit voor de taxibedrijven. Om het weren van onwettige praktijken meer kracht bij te zetten vindt de MORA dat naast de juridische vervolging de mogelijkheid moet onderzocht worden of er geen administratieve sancties kunnen uitgewerkt worden op basis van andere juridische kwalificaties. 3
Advies 1. Inle i d ing Op de Vlaamse Regering van 19 december 2008 werd beslist om de MORA om advies te vr a- gen over het voorontwerp van decreet tot wijziging van het decreet van 20 april 2001 betre f- fende de organisatie van het personenvervoer over de weg. De MORA heeft de adviesvraag ontvangen op 6 januari 2009 met een adviestermijn van 30 dagen. 2. Inhoud van h e t o n twe r p van decreet 2. 1. S i t u e r i n g Het decreet van 20 april 2001 betreffende de organisatie van het personenvervoer over de weg en tot oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen werd reeds gewijzigd door twee decreten. Met het decreet van 13 februari 2004 werden een aantal verfijningen aangebracht aan de reglementering betreffende het personenvervoer. Het decreet van 7 juli 2006 haalde de Mobiliteitsraad van Vlaanderen uit het decreet Personenvervoer. Het voorliggende ontwerp van decreet beoogt voornamelijk een aantal wijzigingen die noodz a- kelijk zijn om de taxireglementering, vastgelegd in het Taxibesluit van 18 juli 2003, meer kracht bij te zetten. 2. 2. B e l a n g r i j k s te i n h o u d e l i j k e w i j z i g i n g e n Het decreet beoogt de uitsluiting van het niet-commercieel personenvervoer en het nietdringend zittend ziekenvervoer uit het toepassingsgebied van het decreet. De grenzen hiervan worden bepaald door de Vlaamse Regering. Er wordt een regeling voorgesteld inzake toegang tot het beroep voor het geregeld en bijzondere vormen van geregeld vervoer. Het gewest wordt zelf bevoegd voor een deel van de omzetting van de Richtlijn 96/26/EG omdat het geregeld vervoer en de bijzondere vormen van geregeld vervoer uitgesloten zijn uit het toepassingsgebied van het federale KB van 21 april 2007 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toegang tot het beroep van ondernemer van personenvervoer over de weg. De richtlijn schrijft drie eisen voor om toegang te krijgen tot het beroep namelijk betrouwbaarheid, financiële draagkracht en vakbekwaamheid. Deze eisen zullen verder uitgewerkt worden in een besluit van de Vlaamse Regering. 4
In het kader van de gemeentelijke autonomie wordt met dit decreet de mogelijkheid geboden om kwaliteitseisen op te leggen aan de taxibestuurders. Indien nodig kan de Vlaamse regering zelf een minimumregeling uitwerken voor de zedelijke waarborgen, beroepsbekwaamheid en solvabiliteit. Op basis van bepalingen in het decreet Personenvervoer en het Taxibesluit wordt het Vlaams Communicatieplatform Centaurus ontwikkeld. Dit is een gegevensbank met gegevens over de taxidiensten en de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder. De bepalingen over de inhoud van Centaurus krijgt nu een decretale verankering. Deze databank beoogt in de eerste plaats een administratieve vereenvoudiging van het vergunningensysteem. Daarnaast wil men de controle en de communicatie verbeteren met de federale diensten zoals DIV en de FOD Sociale Zekerheid. Ook de politie en De Lijn zullen de gegevens kunnen raadplegen. Met het oog op de handhaving van de bepalingen voor de exploitatie van het geregeld en de bijzondere vormen van geregeld vervoer en om de naleving van de taxireglementering meer slagkracht te geven, worden een aantal nieuwe strafrechtelijke inbreuken en strafbepalingen toegevoegd. Het exploiteren van geregeld vervoer of bijzondere vormen van geregeld vervoer zonder vergunning voor de toegang tot het beroep en het onwettig met of zonder vergunning klanten ronselen kunnen bestraft worden. De mogelijkheid tot inbeslagname van voertuigen wordt opnieuw ingevoerd, de politierechtbank wordt opnieuw bevoegd om kennis te nemen van de inbreuken. Bijkomend wordt de mogelijkheid geschapen om in geval van seponering Vlaamse administratieve sancties op te leggen. Het belastingssysteem wordt vereenvoudigd en eenvormig voor de taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder. Omdat de vergunningen voor de diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder geldig zijn op heel het grondgebied dienen de gemeenten verplicht een belasting te innen van 250 euro per voertuig per jaar zoals de bedoeling was in het oorspronkelijk decreet. 3. A dvie s De MORA vindt het positief dat de Vlaamse Regering met dit decreet een aantal juridische onduidelijkheden wegwerkt en dat bijkomende handhavingsmaatregelen worden ingevoerd. De MORA wenst wel een aantal bekommernissen te formuleren. Het samenvoegen van de verschillende vervoersvormen in één decreet beoogde meer mogelijkheden tot samenwerking en verstrengeling van deze vervoersvormen. De MORA is echter van oordeel dat deze mogelijkheden nog te weinig worden aangeboord. Zo heeft de MORA 5
reeds meermaals gevraagd om na te gaan wat het potentieel van taxi s, autocars, autobussen en andere vormen van collectief vervoer kan zijn als aanvulling op het openbaar vervoer. Wat het uitsluiten van het niet-commercieel personenvervoer en het niet-dringend zittend ziekenvervoer van de vergunningsplicht betreft, vraagt de MORA dat door de overheid structureel wordt toegezien op de kwaliteit van de dienstverlening van het niet-commercieel personenvervoer en het niet-commercieel karakter ervan. Om concurrentievervalsing onmogelijk te maken dient er bij de uitvoering duidelijk gedefinieerd te worden waarbinnen deze vervoerscategorieën vallen. Wat het uitvoeringsbesluit voor de vergunningen voor toegang tot het beroep voor het geregeld en bijzondere vormen van geregeld vervoer betreft, is de MORA van oordeel dat dit zoveel mogelijk dient afgestemd te worden op de andere gewesten en dat overleg met de sector personenvervoer noodzakelijk is bij de uitwerking ervan. De decretale verankering van de Centaurusdatabank wordt door de MORA ten volle ondersteund. De MORA vraagt dat deze gegevensbank zoveel mogelijk beleidsondersteunend zal ingezet worden. De MORA is positief over de invoering van de mogelijkheid tot inbeslagname van voertuigen. Dit zal meer slagkracht geven aan politie en gemeenten om malafide praktijken te weren. De MORA vindt samen met de Vlaamse Regering dat straffeloosheid moet ingedijkt worden. Maar de MORA merkt op dat wanneer administratieve sancties ingevoerd worden zoals nu voorgesteld wordt, het gevaar bestaat dat bij juridische vervolging sneller geseponeerd zal worden waardoor deze overtredingen al snel ervaren worden als afkoopbaar. Daarom acht de MORA het beter dat de Vlaamse Regering onderzoekt of er geen administratieve sancties kunnen uitgewerkt worden op basis van andere juridische kwalificaties. De MORA onderschrijft de bepalingen voor de vereenvoudiging van het belastingssysteem, maar wenst er op te wijzen dat het heffen van belastingen voor taxidiensten en diensten voor het verhuren van voertuigen met bestuurder geen drempel mag zijn voor deze vorm van collectief vervoer. De hogere bedrijfskosten die deze belasting met zich meebrengt worden i m- mers doorgerekend aan de gebruiker. De MORA vindt het positief dat de gemeenten minimumeisen kunnen opleggen aan zowel taxibedrijven als taxibestuurders. Om de kwaliteit van de taxisector te verbeteren, zowel in de grote steden als in de kleine g e- meenten, vindt de MORA dat de Vlaamse Regering in overleg met de taxisector moet bepalen wat deze minimumregels zijn voor heel Vlaanderen en deze vastleggen in het besluit. 6
Voor de taxibestuurders zijn dit ondermeer minimumregels betreffende zedelijke waarborgen, beroepsbekwaamheid, dienstverlening voor de klant, veiligheidsaspecten, kennis van de taal, kennis van de taxiwetgeving. Voor de taxiondernemingen zijn deze ondermeer zedelijke waarborgen, beroepsbekwaamheid en solvabiliteit. Tot slot vraagt de MORA een aanpassing van de definitie van onwettig ronselen. De MORA stelt voor om de woorden op het grondgebied van een gemeente waar men niet vergund is te schrappen aangezien klanten ronselen altijd onwettig is, dus niet alleen op het grondgebied van een gemeente waar men niet vergund is maar evenzeer in de gemeente waar men wel vergund is. 7