Voorstel voor bacheloropleiding voor de Algemene richting van de Faculteit Toegepaste Wetenschappen versie

Vergelijkbare documenten
postinitiële masteropleiding (herindiening van bestaand masterprogramma) Master in Materials engineering

Profilering derde graad

Omvorming van het eenjarige Master in Industrial Management tot een tweejarige Master in de Technische Bedrijfskunde

Profilering derde graad

Formulier voor het indienen van voorstellen voor bachelor en masteropleidingen voor de Faculteit Toegepaste Wetenschappen

Masteropleidingen aan de Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen na een economische professionele bachelor

Initiële masteropleiding (aanpassing van bestaande 2de cysclusopleiding)

Bruggen naar ingenieurswetenschappen

ASO - studierichtingen in VIA-TIENEN

Profilering derde graad

Competentie-invullingsmatrix

Profilering derde graad

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Omvorming naar de masteropleidingen

Onderwijs- en examenregeling van de bacheloropleiding

Profilering derde graad

Profilering derde graad

Omvorming naar de masteropleidingen

ZER Informatica. Programma-evaluatie. Resultaten programma-evaluatie. 5 enquêtes:

VOORSTEL Probleemoplossen en ontwerpen, deel 3

Praktische informatie. > Inschrijven. > Hoe lang duurt de opleiding? > Wanneer zijn de examens? > Inschrijvingsgeld. > Meer info?

Talen en wetenschappen

Master in het vennootschapsrecht

Profilering derde graad

STUDIEGEBIED CHEMIE (tso)

Hoe begeleidt u uw leerlingen in hun studiekeuze? Prof. Gert de Cooman Onderwijsdirecteur FEA

Nota. Generieke leerresultaten van FIIW. 1 Genese van het document

Informatica aan de Universiteit Antwerpen

Omvorming naar de masteropleidingen

Voorlichtingsdag Bedrijfskunde. Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde

Profilering derde graad

Profilering derde graad

Prof. dr. Katrien Antonio 3 april 2019

code AOU-TOE-ING 1/15 Academisch onderwijs aan de universiteiten INGENIEURSWETENSCHAPPEN

Vragenlijst deelnemers Vlaams Lerend Netwerk STEM SO

Het postgraduaat Bedrijfskundige Ingenieurstechnieken

Studietrajectwijzer voor studenten Wetenschappen Campus Kortrijk. Studie-Cluster:

Facultaire informatie Bachelor in de ingenieurswetenschappen: bouwkunde Bachelor in de ingenieurswetenschappen: bouwkunde (voltijds/deeltijds)

GERONTOLOOG WORDEN MASTER OF SCIENCE

DLR families Architectuur en Ingenieurswetenschappen Architectuur

Curriculumevaluatie BA Wijsbegeerte

Latijn-wiskunde Latijn-moderne talen wetenschappen economie-wiskunde economie-moderne talen humane wetenschappen

Curriculumevaluatie BA Filosofie

Programmawijzigingen Faculteit Sociale Wetenschappen en overgangsmaatregelen

Indeling hoger onderwijs

Bachelorproject (15 EC), BSK. Docent: MSc, Drs. C. Nagtegaal

Het hoger onderwijs verandert

Master in het vennootschapsrecht

Beschrijving onderwijseenheden

STUDENT aan de Universiteit Hasselt

Profilering derde graad

FUNCTIEFAMILIE 1.2 Klantenadviserend (externe klanten)

LIJST VAN DE TOELATINGSVOORWAARDEN TOT DE BRUGPROGRAMMA S (HORIZONTALE INSTROOM)

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar

De hervorming van het hoger onderwijs in Vlaanderen.

Master in de ingenieurs - wetenschappen: wiskundige ingenieurstechnieken

automatisering elektrotechniek biomedische technologie (elektromechanica) automatisatie biomedische technologie (elektromechanica) o elektrotechniek

Koen Van Riet VTK Didactiek

Bruggen naar ingenieurswetenschappen

Bijlagen van het onderwijs- en Examenreglement van de bacheloropleiding Technische Bedrijfskunde

Postacademische opleiding. Offshore windenergie Permanente vorming

Postacademische opleiding. Offshore windenergie Permanente vorming

STEM. Visietekst van het GO! onderwijs van de. 28 november Vlaamse Gemeenschap

Positionering technologische profielen. Johan Baeten Campusvoorzitter KU Leuven Diepenbeek Faculteit Industriële Ingenieurswetenschappen

automatisering elektrotechniek biomedische technologie (elektromechanica) automatisatie biomedische technologie (elektromechanica) o elektrotechniek

Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen. Economie en Bedrijfswetenschappen

Enquête noden van de scholen. Eerste verwerking

Profilering derde graad

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Module. Lestijden 60

automatisering elektrotechniek biomedische technologie (elektromechanica) automatisatie biomedische technologie (elektromechanica) o elektrotechniek

INNOVEREND ONDERNEMEN

Academiejaar 2014/2015. bachelor. ergotherapie. ergotherapie. Artesis Plantijn Hogeschool Antwerpen

! " #" $ % & $ & "! ' ( ) & ) & ) * + *,+ *,+ + -.& / 0 (

Associatie KU Leuven: Sterke partners voor beter hoger onderwijs

STUDIEGIDS (v. 3.0) INLEIDING

Schakelprogramma s UHasselt

De type-functies en de bijbehorende competenties

FUNCTIEFAMILIE 1.3 Technisch specialist

Gedragscode Onderwijstaal Universiteit Antwerpen UITGANGSPUNTEN

Informatiebrochure. Verkorte opleiding: Professionele Bachelor in de Verpleegkunde (Brugopleiding)

Leraar en verantwoordelijkheden (LEV) A. Algemeen. Theorie X Praktijk Semester 1 Semester 2 Semester 3 Semester 4 X

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

2.3 De Minor-programma s van de afdeling Kwantitatieve Economie

Profilering derde graad

Studiegebied. (tso) Tweede graad... Techniek-wetenschappen. Derde graad...

CREaTINg TOmORROw TECHNISCHE BEDRIJFSKUNDE. Hva TECHNIEK

Schakelprogramma s UHasselt

Academiejaar Programmagids. Verpleegkunde (PBA) 1eBa verpleegkunde

Bachelor in de wijsbegeerte: 10 opties voor je toekomst

Opleidingsspecifiek deel bij de OER Bacheloropleiding Natuurwetenschap en Innovatiemanagement Undergraduate School Geosciences

Sint-Jozefscollege: studierichtingen 3 de graad ASO

Ontwerponderzoek. Inleiding. Overzicht van het vakgebied. ir.arch. Isabelle M.M.J. Reymen 1

FUNCTIEBESCHRIJVING BELEIDSMEDEWERKER ONDERZOEKSINFRASTRUCTUUR

Formuleren van de onderwijsdoelen van de bacheloropleidingen aan de UA

Commissie Hoger Onderwijs Vlaanderen

Sjabloon aanvraag voor het aanbieden van een anderstalige initiële bachelor- en/of masteropleiding

Jongeren ten opzichte van hun eerste job

STUDIERICHTINGEN DERDE GRAAD

Bijlage bij POC PB NR

Transcriptie:

Voorstel voor bacheloropleiding voor de Algemene richting van de Faculteit Toegepaste Wetenschappen versie 29.4.2002 Luik 1: Identificatiegegevens Titel en soort van de opleiding die wordt voorgesteld. Indien het een overname van een bestaande 2de cyclusopleiding is moet dit duidelijk aangegeven worden en kan de informatie van de bestaande opleiding gewoon overgenomen worden. Bacheloropleiding ( aanpassing van bestaande opleiding) De Nederlandse vertaling wordt gemaakt in overleg met de U Gent en de VUB. Hiervoor wordt voorgesteld Bachelor in XX ingenieurswetenschappen. Bachelor of Science in Civil Engineering, Bachelor of Science in Mechanical Engineering, Bachelor of Science in Electrical Engineering, Bachelor of Science in Geotechnical and Mining Engineering, Bachelor of Science in Computer Science & Engineering Bachelor of Science in Chemical Engineering, Bachelor of Science in Materials Engineering, Er wordt een afzonderlijk voorstel ingediend voor de bachelor of science in architecture. Aantal studiepunten voor het geheel van de opleiding 180 studiepunten waarvan de helft gemeenschappelijk is en de andere helft een combinatie is van een hoofdspecialiteit (major genaamd, zoals vermeld in de titel) en een pakket van een nevenspecialiteit of een algemeen-technische of bedrijfsgerichte vorming (minor genaamd) Instantie die de opleiding voorstelt (veelal zal dit een POC zijn, maar het kan ook een groep van POC s zijn al dan niet binnen een faculteit of een andere groep) en coördinaten van de woordvoerder (veelal programmadirecteur) Instantie: Facultaire POC (FPOC) in overleg met de POC-kandidaturen, specialiteitspoc s van FTW Naam woordvoerder: Prof. J. Vandewalle Adres: Decanaat, Faculteit Toegepaste Wetenschappen, Kasteelpark Arenberg 1, 3001 Heverlee Telefoon: 016/321052 (secr. 016/321350) Email: joos.vandewalle@esat.kuleuven.ac.be 1

Luik 2: Beschrijving van voorbereiding Intern : beschrijving van aanpak, initiatiefnemers en betrokkenen (bijv. samenstelling en activiteiten van werkgroep ad hoc, conclaaf, onderwijsdag,..) Het voorliggend voorstel is gegroeid over een periode van 4 jaar in vele vergaderingen zodat het nu kan steunen op een breed draagvlak in FTW. 1) Interne evaluatie van de opleiding kandidaat burgerlijk ingenieur in academiejaar 98/99. Globaal rapport 25 oktober 1999. Voornaamste bevindingen : goed georganizeerd, degelijk en verzorgd programma met een grote maar aanvaardbare studiebelasting. Er wordt evenwel geadviseerd om de kandidaturen boeiender en meer technisch motiverend te maken. 2) Conclaven van BFR FTW en een werkgroep van 4 bestaande uit de programmadirecteur POC kandidaturen, programmadirecteur FPOC, 1 assistent en 1 student over kandidatuurhervorming in het academiejaar 99-2000. Hierin werd een grondige vergelijking gemaakt van de studieprogramma s FTW in Vlaanderen, en Europa, en werden de eindtermen, de objectieven, en de duur van de kandidaturen besproken en eventuele alternatieven onderzocht. Voornaamste bevindingen : a) kandidaturen uitdunnen door in de kandidaturen enkel deze onderwerpen uit de basiswetenschappen te behandelen die voor alle specialiteiten van belang zijn, b) meer technische relevantie in de vakken inbrengen om de studenten meer te boeien. 3) In het academiejaar 2000-2001 werd deze kandidatuurhervorming niet verder uitgewerkt omdat de opkomende bachelor master structuur nieuwe randvoorwaarden oplegde en vooral omdat de voorbereiding van de semesterizering van het studieprogramma prioritair was. Toch werden op vraag van de decaan in de gesemesterizeerde kandidatuurprogramma s een aantal verworvenheden van de vorige punten ingebouwd in de bestaande programmavorm. 4) Sinds eind februari 2001 worden de BaMa voorstellen ontworpen en gecoördineerd in een adhoc BaMa werkgroep die docenten uit alle specialiteiten, de programmadirecteur POC kandidaturen, de programmadirecteur FPOC, en een studentenvertegenwoordiger groepeert en die voorgezeten is door de decaan van FTW. Deze werkgroep heeft sindsdien gedurende het academiejaar ongeveer om de 14 dagen vergaderd. Hierbij werden eerst de gemeenschappelijke eerste 3 semesters van de bachelor (B1 genaamd) ontworpen, met volledig detail van de studiepuntenverdeling, studiebelasting, syllabi, semesterizering en planning. Hierbij werden de syllabi uitgewerkt per domein nl. a) wiskunde, b) ingenieurswetenschappen-informatie, c) ingenieurswetenschappen energie en materie, d) probleemoplossen en ontwerp e) algemeen vormende vakken in afzonderlijke werkgroepen van de relevante docenten. De ontwerpen van deze werkgroep werden dan opeenvolgens besproken, geamendeerd en goedgekeurd door de POC kandidaturen, de specialiteitspoc s, FPOC, BFR en ten slotte door de Faculteitsraad van 17 december 2001. Op basis van het ontwerp van B1 werd dan de structuur van de tweede helft van de Bachelor (B2)ontworpen en door dezelfde organen goedgekeurd met als laatste de Faculteitsraad van 25 februari 2002. De verslagen van de werkgroep, de studieprogramma s, en de syllabi van de vakken zijn op een BAMA webpagina van FTW binnen de faculteit ter beschikking. URL: http://www.cs.kuleuven.ac.be/~yolande/bama (paswoord wordt op aanvraag medegedeeld). 5) Sinds 8 februari 2002 bestudeert een tweede adhoc werkgroep nl. de BaMa werkgroep strategie de generieke strategische aspecten van de ingenieursopleiding nl. de toelatingsvoorwaarden voor Bachelor en Master, de brug- en schakelprogramma s, de diplomavereisten enz. Extern: hoe werd afnemend veld betrokken, initiatieven inzake exploratie vergelijkbare opleidingen, contacten met hogescholen (optioneel in te vullen) 2

Bespreking met de industriële adviesraad van de faculteit toegepaste wetenschappen op 21 november 2001. De voorstellen werden met de andere Vlaamse en een aantal Europese opleidingen vergeleken (zie hoger). In de voorbije maanden werden een paar verkennende overlegvergaderingen met FW, FLTBW, FETEW, en KULAK georganizeerd over bruggen en gemeenschappelijke masters. Sinds 22 oktober 2001 is een werkgroep profilering binnen de bestuurlijke associatie actief met vertegenwoordigers van de FTW, FW, FLTBW, en de industriële hogescholen (verslagen ook op de BAMA webpagina). Hierin worden de profielen van de burgerlijke, industriële ingenieurs, de bioingenieurs en de licentiaten in de wetenschappen vergeleken. Voor de grote lijnen van de Bachelor structuur zijn er met UGent een paar wederzijdse uitwisselingen van informatie geweest in het voorbije anderhalf jaar. 3

Luik 3: Beschrijving van de opleiding (contouren) Algemene doelen van de opleiding(eindtermen uitgedrukt in grondige kennis, elementaire kennis, vaardigheid,..) De opleiding tot burgerlijk ingenieur is een universitaire opleiding, met als doel het leren oordeelkundig aanwenden van technologie in de industrie, dienstensector, administratie en wetenschap. Het academisch niveau van de vorming uit zich in het benadrukken van een diep inzicht in de fundamentele basiswetenschappen en de principes waarop zowel bestaande als toekomstige technieken moeten steunen. De vorming is gericht op innovatie, op het nemen van verantwoordelijkheid en het geven van leiding en is slechts in mindere mate gericht op het toepassen van bestaande technologieën of op uitvoerende taken. Het universitair karakter van de opleiding wordt gekenmerkt door een brede, multidisciplinaire benadering. De opleiding biedt meer dan een puur technologische vorming. Het is een vorming tot burgerlijk ingenieur en dus de facto gericht op innoverend, probleemvoorkomend, probleemoplossend en systeemgericht denken, waarbij moet rekening gehouden worden met technische, industriële, economische, milieusparende, sociale en politieke randvoorwaarden binnen een context van duurzame ontwikkeling, verwerven en verwerken van informatie, het vermogen tot kritische reflectie, creativiteit en een ingesteldheid tot levenslang leren (zie ook opdrachtverklaring van de Faculteit Toegepaste Wetenschappen). De opleiding tot burgerlijk ingenieur omvat twee delen nl. de bachelor of science in XX engineering en de master of science in XX engineering. De bachelor wordt hier verder voorgesteld terwijl de master opleidingen in afzonderlijke voorstellen worden ingediend. Kennis Op het niveau van het kennen wordt verwacht dat de afgestudeerde bachelor of science in XX engineering op de hoogte is van de belangrijkste fundamentele basisinzichten, feiten en methoden in de voor een ingenieur relevante domeinen van de exacte, toegepaste en humane wetenschappen. Daarom biedt de opleiding een degelijke vorming in de relevante basiswetenschappen (wiskunde, natuurkunde, scheikunde) een basisvorming van de drie ingrediënten van de ingenieurswetenschappen nl. informatie, energie en materie een brede methodologische technologische vorming waarbij dieper ingegaan wordt op een hoofdspecialiteit XX (major) die vanuit verschillende invalshoeken belicht worden en in een beperktere mate in een nevenspecialiteit (minor) ; elementen uit de humane wetenschappen, waarbij aandacht besteed wordt aan filosofie, economie en bedrijfsomgeving. Vaardigheden De afgestudeerde bachelors moeten de volgende essentiële vaardigheden hebben verworven: vaardig zijn in basisaanpak van het probleemoplossingsproces: probleemstelling formuleren, informatie verzamelen en zelfstandig verwerken (analyseren, beoordelen, selecteren), een oplossing of oplossingsmethode formuleren, uitwerken en implementeren, het resultaat evalueren en rapporteren, ontwerpen in de ruime zin; zelfstandig kennis kunnen verwerven, en in staat zijn basisvakliteratuur en technische handleidingen te lezen (in meerdere talen). het samenwerken in een team; vertrouwd zijn met de hulpmiddelen van de informatica en webtechnologie 4

Attitudes : doorzettingsvermogen, verantwoordelijkheidszin, leergierigheid, bereidheid tot samenwerking, openheid voor nieuwe methodologieën en ideeën, kritische ingesteldheid, creativiteit, respect voor andere ideeën en opvattingen, zin voor leiding geven, ondernemingszin en oog voor de internationale context. Doelgroep voor de opleiding (waarop richt de opleiding zich, eventuele toelatingsvoorwaarden, eventueel ook instroom vanuit andere opleidingen) Kwalitatieve omschrijving: De opleiding richt zich in eerste instantie op de afgestudeerden uit het secundair onderwijs met een degelijke vorming in wiskunde en wetenschappen, die bovendien geslaagd zijn in het toelatingsexamen. De waarde van dit toelatingsexamen heeft zich op meerdere fronten bewezen en wordt daarom door de FTW, de studenten burgerlijk ingenieur en de beroepsvereniging en het bedrijfsleven duidelijk verdedigd. Deze toelatingsproef is en mag ook niet worden opgevat als numerus clausus, omdat de maatschappij nog steeds te weinig burgerlijk ingenieurs heeft en omdat de faculteit nog steeds grote inspanningen levert om meer studenten aan te trekken en meer in het bijzonder meer meisjesstudenten. Maar het is wel een waardevol instrument gebleken om studenten, die in de studies geen kans maken te behoeden tegen frustrerende ervaringen en om de maatschappij onnodige kosten te besparen en om een betere studiedynamiek en een veel beter studierendement ( rond de 70%) te krijgen in het eerste jaar. De studie kan ook aangevat worden door een afgestudeerde bachelor industrieel ingenieur of een bachelor wetenschappen, waarbij een verkort programma van minstens 1 jaar (minstens 60 studiepunten volgens het decreet) voorzien wordt. Kwantitatieve omschrijving (Raming hoeveel studenten starten per jaar): Op dit ogenblik zijn er 430 studenten in de eerste kandidatuur burgerlijk ingenieur, daar waar de getallen rond 1990 nog veel hoger lagen (rond de 600). Gezien het toenemend belang van de technologie in de ruime zin in de maatschappij en het bedrijfsleven en de overheid in het bijzonder, en gezien de uitstekende reputatie van onze afgestudeerden, is een stijging vanuit de huidige studentenaantallen nog steeds gewenst door het afnemend veld. Bovendien streeft FTW ernaar om door een aantrekkelijk aanbod van bachelor en master programma s nog meer studenten in het eerste jaar te kunnen aantrekken. Structuur van opleiding (identificeer de basiscomponenten van de opleiding (bijvoorbeeld truncus communis, keuze voor optie en vrije keuze, stage,..) en specificeer hun onderlinge verhouding (bijvoorbeeld percentages, een tekening). De huidige opleiding burgerlijk ingenieur duurt 5 jaar en omvat 2 gemeenschappelijke kandidatuursjaren en 3 technische jaren in één van de gekozen specialiteiten. Deze opleiding omvormen tot een bachelor van 3 jaar gevolgd door een master programma van 2 jaar vereist dus geen studieduurverlenging. Daarom zou men in eerste instantie het programma, waarvan de kwaliteit bewezen is, kunnen intact bewaren met een eenvoudige operatie van het verplaatsen van de scheiding tussen kandidaturen en technische jaren naar een scheiding tussen bachelor en master. De FTW wil echter optimaal gebruik maken van de opportuniteiten van de BaMa structuur. Daarom werd gekozen voor een nieuwe structuur die dicht bij het keuzeproces van de studenten staat en 5

bijgevolg de motivatie van de studenten maximaal kan ondersteunen. Het studietraject van 5 jaar wordt ruwweg in 3 gelijke delen opgesplitst waarin 2 grote keuzemomenten worden voorzien : één na 1,5 jaar (halfweg de bachelor) en één na 3 jaar ( na de bachelor). Voor de huidige afstuderenden van het secundair onderwijs is het reeds moeilijk genoeg om een studiekeuze van burgerlijk ingenieur te maken, zonder dan nog een opsplitsing te maken vanaf het eerste jaar zoals dit in de meeste buitenlandse universiteiten gebeurt. Daarom behouden we een eerste gemeenschappelijke periode van 3 semesters (B1 genaamd), waarin een gemeenschappelijke basis gelegd wordt. Deze B1 behoudt enkel de gemeenschappelijke delen van de huidige kandidaturen en legt meer de nadruk op het probleemoplossen en het vakgeintegreerd werken, met als gevolg dat er belangrijke opleidingsonderdelen van de huidige kandidaturen in de B2 van bepaalde specialiteiten moeten opgenomen worden. Dan volgt er een opsplitsing in een aantal B2 opleidingen van 3 semesters. De verdeling in studiepunten in de eerste 3 semestersvan de bachelor opleiding nl. B1 is Eerste semester:basiswetenschappen (=iedereen op dezelfde basis brengen) en leren zelfstandig leren. Doelstellingen: op niveau brengen en consolideren van de basiskennis van de binnenkomende studenten, bewerken van een begin van mentaliteitsomslag naar zelfstandig leren. De stof moet dus zowel qua kwantiteit als qua complexiteit binnen de perken gehouden worden. WISKUNDE Analyse 1 7 Algebra 5 ENERGIE EN MATERIE Scheikunde 7 Toegepaste mechanica 1 5 PROBLEEMOPLOSSEN EN ONTWERPEN P&O 1 4 TOTAAL 28 Tweede semester:van wetenschap naar ingenieurswetenschap. Probleemoplossend denken. WISKUNDE INFORMATIE Analyse 2 5 Statistiek 3 Informatica 7 ENERGIE EN MATERIE Thermodynamica 3 Elektriciteit, magnetisme, golven 7 PROBLEEMOPLOSSEN EN ONTWERPEN P&O 2 3 Algemeen Vormende Vakken (AVV) Filosofie 4 TOTAAL 32 Derde semester: ingenieurswetenschap. Aanloop tot ontwerpen. WISKUNDE INFORMATIE Numerieke wiskunde 5 Informatieoverdracht en -verwerking 5 ENERGIE EN MATERIE Organische Scheikunde 3 Toegepaste mechanica 2 5 6

Materiaalkunde 3 PROBLEEMOPLOSSEN EN ONTWERPEN P&O 3 (incl. Groepsdynamica) 5 AVV Economie 4 TOTAAL 30 Vanuit deze opleiding kan de student een verantwoorde keuze van een hoofdspecialiteit maken. Voor de niet onbelangrijke studentengroep die nog niet kan kiezen tussen twee specialiteiten of die nog een brug naar meerdere masters wil openhouden, wordt een minorspecialiteit aangeboden. Niet alle 42 combinaties van major en minor worden evenwel aangeboden omdat deze niet allen even zinvol en haalbaar zijn, en omdat het geheel niet organizeerbaar is. De structuur van de volgende 3 semesters van de bachelor opleiding (B2) is Major 6 vakken van 6 studiepunten 36 studiepunten, Minor 4 vakken van 6 studiepunten 24 studiepunten Ondersteunende basisvakken 9 studiepunten 2 AVV algemeen vormende vakken 5+4 studiepunten 9 studiepunten deze worden facultair vastgelegd P&O probleemoplossen en ontwerpen 12 studiepunten (hiervan evtl 6 stptn bij de Major) Aangeboden major minor combinaties, waarvan sommige nog verder onderzocht worden (?) Maj: B - Min: Mij Maj: CW - Min: E Maj: CW - Min: W Maj: E - Min: CW Maj: E - Min: Mat Maj: E - Min: W Maj: Mat - Min: E Maj: Mat - Min: S Maj: Mat - Min: W Maj: Mij - Min: B Maj: S - Min: Mat Maj: S - Min: W Maj: W - Min: CW Maj: W - Min: E Maj: W - Min: Mat Maj: W - Min: S Maj: W - Min: Mij? Maj: Mij Min: Mat Maj: Mij Min: W Maj: B - Min: W? Maj: Mat - Min: Mij? De minor Bedrijfsbeheer en de Technisch verbredende minor kunnen gecombineerd worden met om het even welke major behalve bouwkunde. Gezien het nieuwe karakter van deze minor bedrijfsbeheer wordt een voorlopig voorstel meer in detail toegelicht in bijlage. Het grootste deel van deze programma s is reeds vrij goed uitgewerkt op niveau van opleidingsonderdelen. Meer details hierover zijn, indien gewenst, beschikbaar in de faculteit. Er moet wel op gewezen worden dat de vakken van de minor X overeen komen met 4 vakken uit de 6 van de overeenkomstige major, en dus dat de toename aan de onderwijsbelasting eerder gering is, tov de huidige situatie waar de kandidaturen ontdubbeld gedoceerd worden. Dit voorstel kan met de huidige organizatie van de verschillende POC s in FTW geleid worden. De POC kandidaturen wordt bevoegd over de B1. De bestaande specialiteitspoc s zijn bevoegd zowel over de vakken van de major als de minor uit die specialiteit, want het zijn dezelfde vakken. Uiteraard vereist dit coördinatie tussen deze POC s, die eerst bilateraal tussen de twee betrokken POC s kan gebeuren voor major minor combinaties. Het geheel wordt gecoördineerd door de Facultaire POC (FPOC). 7

Structuur van de opleiding burgerlijk ingenieur gemeenschappelijke basis B1eerste 3 semesters=90 studiepunten (stdptn) Materie-Energie(33stdptn)+Informatie(12stdptn) + Wiskunde(25stdptn) +Probleemoplossen & Ontwerp P&O(12stdptn) keuze Major= 36 stdptn 7 keuzemogelijkheden Bouwk, Mijn, Scheik, Mat, Werkt, Elek, Comp Externe recrutering via proef of brug 7 keuzemogelijkheden aansluitend bij major of overeenkomstige minor Bouwk, Mijn, Scheik, Mat, Werkt, Elek, Comp +Algemeen vormende vakkenavv (8stdptn) Minor= 24 stdptn 8 keuzemogelijkheden : 6 minoren met overgang nr Master +technisch verbredende minor +minor bedrijfsbeheer of OBV Ondersteunende Basisvakken =9 stdptn P&O = 12 stdptn AVV = 9 stdptn Brede keuze na Bachelor keuzemogelijkheden van interdepartementele masters Energie, biomedische,.. of keuzemogelijkheden van interfacultaire masters XX 3 s e m s 3 s e m s 4 s e m s b a c h e l o r m a s t e r Inhoudelijke klemtonen (wat zijn de inhoudelijke accenten in de opleiding, veelal welke hoofdassen in het curriculum) en inhoudelijke differentiatiemogelijkheden (welke keuze-opties / afstudeerrichtingen) Reeds vanaf het eerste gedeelte van het Bachelorprogramma (B1) willen we een curriculum uitbouwen dat afgestemd is op het verwerven van een welbepaalde competentie (gespecifiëerd in eindtermen) eerder dan op het zien van een welbepaalde leerstof (gespecifiëerd in vakken en inhouden). Voor het eerste en gemeenschappelijk gedeelte van de Bacheloropleiding (B1) zien wij een opleiding tot wetenschappelijk onderbouwd probleem-oplossend denken (inclusief het zelfstandig opzoeken en interpreteren van relevante informatie) als een essentiële doelstelling. Daarom wordt er inhoudelijk gestreefd naar een optimale integratie van vakken (kennisdomeinen eerder dan vakken, afstemming tussen de kennisdomeinen onderling, kennisdomein-overschrijdende gevalstudies en problemen) en onderwijskundig naar een optimaal concept van begeleide zelfstudie, met de juiste plaats voor studieopdrachten, gevalstudies, problemen en projecten. Ten slotte houdt de structuur ook optimaal rekening met het keuzeproces van de studenten. Dit was een belangrijk element dat vanwege de studentenzijde in de BAMA werkgroep naar voor werd gebracht, en dat onder de huidige studentenpopulatie van TW werd bevraagd. Behoud van de kwaliteit van de opleiding en een zo breed mogelijk palet van keuzemogelijkheden voor de studenten na de bachelor opleiding aan de KULeuven. Klemtonen inzake onderwijsaanpak en begeleiding van studenten (opvang van instroom, interne differentiatie) Het monitoraat functioneert reeds jarenlang succesvol om individuele problemen bij de studenten op te vangen. Daarnaast biedt het elektronisch monitoraat directe antwoorden op vragen, waartoe ook de medestudenten anoniem toegang op hebben. Bovendien worden een aantal moeilijke onderwerpen uit de cursussen en audiovisuele voorbeelden uitgewerkt op de webpagina van het kandidatuurcentrum. De spoorstudenten worden in een afzonderlijke reeks voor de oefeningen geplaatst om een efficiente uurregeling voor hen mogelijk te 8

maken. Bisstudenten worden ook in een afzonderlijke reeks geplaatst om meer nadruk te kunnen leggen op relevante oefeningen en minder op de elementaire oefeningen, die ze reeds goed beheersen. Elementen van internationalisering. Gebruik van het Engels. Het ganse programma van de Bachelor wordt in het Nederlands gedoceerd. Er is geen Engelse variante hiervan gepland, omdat er niet zoveel internationale interesse hiervoor verwacht is. Voor bacheloropleidingen: opties inzake doorstroom en uitstroom. FTW wenst geen prioritaire uitstroombachelor aan te bieden omdat de opleiding na 3 jaar niet als voldragen kan beschouwd worden, en om minstens hetzelfde eindniveau te halen als de huidige opleiding burgerlijk ingenieur. Niettemin is de mogelijkheid om uit te stromen na de bachelor zinvol, aangezien een eerste orde opleiding in de brede zin gerealizeerd is, zeker voor de studenten die de bedrijfsbeleidsminor of de verbredende minor gevolgd hebben. Wel wordt duidelijk gestreefd naar een breed keuzeplatform van masters die de student na zijn/haar bachelor kan kiezen op basis van de bacheloropleiding en de interesse. De doorstroommogelijkheden naar masters zijn veel breder, aangezien zowel in de gekozen specialiteit (major) als in de gekozen nevenspecialiteit (minor) een master kan gekozen worden. Dit wordt vooralsnog niet door andere Vlaamse universiteiten gepland. Luik 4: Bespreking van de opleiding Belang voor K.U.Leuven van voorgestelde opleiding (historisch, wetenschappelijk, maatschappelijk) De opleiding burgerlijk ingenieur is reeds sinds 1864 in Leuven georganizeerd, eerst in de Speciale Scholen, en later geintegreerd in de KULeuven. Gezien het toenemend belang van de technologie in de maatschappij, het bedrijfsleven, en de overheid, is een hoogstaande opleiding in toegepaste wetenschappen belangrijk. De KULeuven levert nog steeds het grootste aantal burgerlijk ingenieurs af op de arbeidsmarkt in België. De kwaliteit van de afgestudeerden is algemeen erkend als zeer goed. Bovendien heeft de FTW een reputatie om industrieel relevant ontderzoek te verrichten en innoverende bedrijven en spinoffs op te zetten. Vergelijking van de voorgestelde opleiding met bestaande opleiding(en) in het huidig aanbod van de K.U.Leuven (overeenkomsten en verschilpunten). Geef een benaderend percentage aan van het curriculum dat overgenomen wordt van verschillende huidige opleidingen en van nieuwe opleidingsonderdelen. De volledige bachelor opleiding komt in feite overeen met de opleidingen die nu in FTW KULeuven aangeboden worden in de eerste 3 jaar. Er zijn wel een aantal klemtonen en verschillen, die hoger werden gemotiveerd : Meer klemtoon op het probleemoplossen en het vakoverschrijdend werken. Het gemeenschappelijk deel is geringer (3 semesters=b1), waardoor het gevaar voor demotivering geringer is. Na het einde van de bachelor nog een brede keuzemogelijkheid van masters uit 2 departementen of uit interdepartementele of interfacultaire masters. Vergelijking van de voorgestelde opleiding met vergelijkbare opleidingen in binnen- en buitenland (overeenkomsten en verschilpunten) Er zijn 3 gemeenschappelijke semesters, wat nog altijd vrij uniek in Europa en de VS, waar de meeste specialiteiten vanaf het eerste jaar bachelor afzonderlijk beginnen. 9

Na het einde van de bachelor nog een brede keuzemogelijkheid van masters uit 2 departementen en interdepartementele masters en interfacultaire masters. De degelijkheid blijft bewaard, en de internationale standing van de opleiding kan verder gewaarborgd blijven. 10

Luik 5: Onderwijscapaciteit Kwalitatief (toon aan dat binnen de K.U.Leuven de deskundigheid aanwezig is om een opleiding van niveau aan te bieden). Leg ook een band met de bestaande onderzoeksthematieken. Aangezien de bachelor opleiding een stroomlijning naar de studenten inhoudt, en een actualizering van de inhoud impliceert, en een inpassing in de BaMa structuur, sluit dit programma nauw aan bij het huidige, waarvoor de deskundigheid niet in twijfel wordt getrokken. De onderzoeksthematieken van materie, energie en informatie worden in FTW zowel naar diepgang als naar toepassing grondig bestudeerd. Voor de onderwerpen van wetenschappen en algemeen vormende vakken kan in de vorm van service onderwijs daar waar nodig beroep gedaan worden op de bewezen relevante competentie van de Faculteit Wetenschappen, en andere faculteiten. Kwantitatief (toon aan dat binnen de K.U.Leuven over de nodige personeelsleden en infrastructuur beschikt om de opleiding aan te bieden aan de verwachte studentenpopulatie). Leg ook een band met de bestaande onderzoekscapaciteit. Het personeelsbestand van de FTW is zowel in aantal als in qualiteit op dit ogenblik zeker groter en beter dan in het verleden. Zeker is het aantal doctorandi en AAP/BAP in de laatste jaren sterk toegenomen. Dit bestand is zeker belangrijk voor de ondersteuning van de ontwerpactiviteiten. Troeven van de K.U.Leuven voor het inrichten van deze opleiding Het wetenschappelijk niveau en productiviteit van het onderzoek, dat reeds jarenlang in de meeste domeinen van de Toegepaste Wetenschappen uitstekend is zowel in de breedte als in de diepte. Uitstekende reputatie van onze studenten (bij ERASMUS uitzendingen ) en afgestudeerden in het bedrijfsleven, zowel in binnenland als buitenland (zie ook webpagina wordingenieur, en CDROM die aan de studenten uit het secundair onderwijs wordt aangeboden). Moeilijkheden waarmee de K.U.Leuven zal worden geconfronteerd bij het inrichten van deze opleiding (optioneel) Geen Verdere relevante informatie (optioneel) Zie opdrachtsverklaring van FTW in bijlage (en zoals een paar jaar geleden goedgekeurd door FR) en het CAWET rapport over het profiel van de ingenieur in de Bachelor-Master opleiding (in bijlage) Voorstel voor bachelorsminor Bedrijfsbeheer (24 studiepunten) In deze tekst wordt een bedrijfskundige minor voor het bachelorsprogramma van de faculteit Toegepaste Wetenschappen beknopt voorgesteld. Het minorprogramma zal uit vijf cursussen bestaan: 1. Besliskunde voor bedrijfsbeheer (6 studiepunten), 2. Fysieke logistiek (3 studiepunten), 3. Inleiding tot management accounting en financieel beheer (3 studiepunten), 4. Operationeel management (6 studiepunten), 5. Productinnovatie en industriële marketing (6 studiepunten). 11

De eerste cursus Besliskunde voor bedrijfsbeheer gaat over besliskundige modellen (operations research) voor ingenieurs in een bedrijfskundige context. De cursus behandelt zowel lineair en geheeltallig programmeren als combinatorische en stochastische beslissingsmodellen. Bijzondere aandacht gaat uit naar het leren modelleren en interpreteren van reële bedrijfskundige probleemstellingen. Aan de hand van vele voorbeelden wordt aangetoond hoe, voor gelijkaardige probleemstellingen, tal van besliskundige tools kunnen worden opgesteld en op welke basis een keuze moet worden gemaakt. Het belang van sensitiviteitsanalyse en de interpretatie van oplossingen wordt aangetoond. De rol en het gebruik van de computer en moderne optimalisatiesoftware worden toegelicht. Bijzondere aandacht krijgen simulatietechnieken en modellen. Een belangrijk deel van deze eerste module van het minorprogramma bestaat uit oefeningen: studenten leren in groepjes, met computerondersteuning, reële problemen aan te pakken. De oefeningensessies moeten gezien worden als modelleringslabsessies. Fysieke logistiek is een cursus van drie studiepunten en behandelt de technische managementaspecten van de hedendaagse logistiek. Topics zoals layout (bv. hoe organiseer ik het bedrijf en de werkvloer voor een optimale doorstroming van materialen?) en transport en opslag van goederen (kritisch overzicht van de verschillende systemen) komen hier uitgebreid aan bod. Voor deze topics worden zowel kwalitatieve (beslissingsschema s) als kwantitatieve managementconcepten (optimalisatie, simulatie) behandeld. Er wordt in de cursus ook aandacht besteed aan het meten van logistieke prestatiemaatstaven (efficiëntie, effectiviteit, productiviteit, ); hierbij worden theoretische technieken aangereikt die de praktische focus uit het bedrijfsleven kunnen onderbouwen. Ten slotte wordt er ook ingegaan op de effecten van e-business op de (fysieke) logistiek, dit zowel qua software-ondersteuning en communicatie als wat de impact op de logistieke processen (bv. op het distributieproces) betreft. De colleges worden interactief opgevat en kunnen ondersteund worden door seminaries. In deze seminaries kunnen praktische casestudies, oefeningen en zelfstudie-opdrachten en gastvoordrachten aan bod komen. Inleiding tot management accounting en financieel beheer (drie studiepunten) brengt basisbegrippen bij van management accounting en financieel beheer. Het belang van financiële informatiesystemen voor operationeel en strategisch bedrijfsbeheer wordt aangetoond. In het eerste deel van de cursus wordt aandacht besteed aan het ontwerp van kostaccountingsystemen, de verschillen tussen traditionele en activity based costing systemen worden geanalyseerd. In het tweede deel van de cursus krijgt het besliskundig proces de aandacht: hoe een controlesysteem in een firma plannen en implementeren, hoe de methodologie van management accounting ten nutte maken voor het (strategisch) beleid van de firma. In het derde deel van de cursus komen onderwerpen aan bod zoals decentralisatie, budgetering, analyse van jaarrekeningen, management control. Deze cursus wordt verder uitgetekend en ontwikkeld in samenwerking met het departement TEW. De vierde cursus Operationeel management is complementair aan de algemene cursus (AVV) Bedrijfskunde. Operationeel management gaat dieper in op voor de ingenieur relevante aspecten van bedrijfskunde en operationeel management. De historische ontwikkeling van scientific management in de twintigste eeuw, te beginnen met F. Taylor en F. Gilberth, wordt beknopt behandeld. Vervolgens komen vooral aan bod modern projectmanagement, productieplanning (MRP, JIT, OPT-TOC, lean manufacturing), voorraadbeheer en integrale kwaliteitszorg. Bijzondere aandacht gaat naar de technische component in project- en productiemanagement. De bijhorende oefeningensessies nemen karakteristieken over van het huidige kandidatuursvak Management en techniek. Zo wordt een aantal inzichten en begrippen ingeoefend met behulp van simulatiespelen, wat veel ruimte voor docent-student- en student-studentinteractie toelaat. Productinnovatie en industriële marketing tot slot stelt het strategisch belang van onderzoek en ontwikkeling (O&O) voor de groeiperspectieven van bedrijven centraal. Concepten en methoden die het strategisch management van technologie en innovatie moeten ondersteunen komen aan bod. De nadruk ligt hierbij op het ontwikkelen van nieuwe producten en processen. 12

Als aanzet van een typische O&O-cyclus worden begrippen zoals portfolio s en roadmaps uitgewerkt, alsook methoden voor goed onderbouwde investeringsbeslissingen in nieuwe technologieën. De productontwikkelingssystematiek wordt behandeld, waarbij kort een typisch O&O-projectverloop, van productidee tot productietekening, wordt doorlopen. Daarbij gaat de aandacht vooral naar operationele aspecten van het beheer van O&O-projecten op ondernemingsniveau. Typische problemen van projectmanagement in een creatieve omgeving worden daarbij aangeraakt. Als een middel voor het ondersteunen van creatieve processen, wordt kort ingegaan op een aantal aspecten van kennisbeheer. De gevolgen van de uitbreiding van de productverantwoordelijkheid tot een levenscyclusengineeringbenadering worden besproken. Marketing van nieuwe producten vereist dat men een inzicht verwerft in de rol van de marketingfunctie tijdens het proces van productontwikkeling. Deze rol heeft zowel een strategische als een operationele component. De strategische component onderzoekt vraagstukken zoals marktsegmentatie, prijszetting, distributiebeleid, etc. Daarnaast komen ook onderwerpen zoals product- en technologielevenscyclus en behoeftenhierarchieën aan bod. De operationele component reikt de technieken aan ter uitvoering van deze vraagstukken. Bij dit alles moet bovendien rekening gehouden worden met de specifieke situaties van onzekerheid en risico die de nieuwproductontwikkelingsomgeving kenmerken. Dit zijn dan ook de themata die tijdens dit luik van de cursus aan bod komen. D. Van Oudheusden 22/04/02 KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN Faculteit Toegepaste Wetenschappen 1. OPDRACHTSVERKLARING 1 MISSION STATEMENT De Faculteit Toegepaste Wetenschappen wil, conform aan de opdrachtsverklaring van de K.U.Leuven, wetenschappelijk onderzoek verrichten in de toegepaste wetenschappen en academische ingenieurs opleiden. Zij is het aan zichzelf verplicht opdrachten van wetenschappelijke dienstverlening te aanvaarden daar waar haar onderzoeks- en onderwijservaring een duidelijke maatschappelijke meerwaarde betekenen. 1.1. ONDERWIJS De kerntaak van de Faculteit Toegepaste Wetenschappen is de opleiding van burgerlijk ingenieurs en burgerlijk ingenieur architecten; beide zijn burgerlijk ingenieur en in wat volgt, wordt dan ook naar beide als burgerlijk ingenieur verwezen. Burgerlijk ingenieur is als dusdanig géén beroep maar een vorming, een opleiding, een profiel, een manier van denken en handelen. Het is een universitaire (academische) opleiding met alle consequenties van universitas. Een burgerlijk ingenieur is een academicus die bezig is met techniek op het hoogste (cognitieve) niveau: hij kan bogen op een degelijke wetenschappelijke basis, is creatief en innovatief, werkt in een breed multidisciplinair kader, beschikt over sociale vaardigheden zoals communicatie, leidinggeving en ondernemingszin en is steeds gericht op de industriële realiteit. 1 Deze tekst is gebaseerd op het verslag van de discussie op het bijzonder Faculteitsbureau d.d. 14.12.94 over de opleiding tot burgerlijk ingenieur aan de Faculteit Toegepaste Wetenschappen en op het onderwijskundig referentiekader dat door de verschillende permanente onderwijscommissies werd opgesteld ter gelegenheid van interne of externe visitaties (zelfstudierapport). 13

Een burgerlijk ingenieur moet (multidisciplinaire) technische problemen met een grote complexiteit creatief en pragmatisch kunnen oplossen, en complexe systemen kunnen ontwerpen binnen een ruime, zich snel wijzigende maatschappelijke, economische en industriële context, in een omgeving met allerhande beperkingen. Hiervoor moet hij niet alleen in staat zijn tot een grondige analyse, maar ook tot synthese van hoog niveau. De wetenschappelijke vorming van een burgerlijk ingenieur moet hem niet alleen toelaten de bestaande kennis aan te wenden om bestaande en nieuwe problemen op te lossen, maar ook om nieuwe kennis te verwerven en nieuwe methodes te ontwikkelen. 1.2. WETENSCHAPPELIJK ONDERZOEK Het is een essentiële taak van de Faculteit Toegepaste Wetenschappen aan wetenschappelijk onderzoek te doen. Wetenschappelijk onderzoek betekent: onderzoek gebaseerd op fundamentele wetenschap. Het onderzoek aan een Faculteit Toegepaste Wetenschappen onderscheidt zich van dat in een Faculteit Wetenschappen doordat het voorwerp of onderwerp van het onderzoek een toegepast of toepasbaar karakter heeft. Het heeft veelal te maken met industriële processen, technieken of ontwerpmethodologieën. Het onderzoek aan een Faculteit Toegepaste Wetenschappen is in de eerste plaats bedoeld voor de vorming van stafleden en van onderzoekers (doctoraat). Het draagt zodoende rechtstreeks bij tot de kwaliteit van het academisch onderwijs. Aan een Universiteit zijn studenten altijd (zeker in de laatste twee jaren) nauw betrokken bij het onderzoek. Universitair onderwijs wordt verzorgd door onderzoekers: zij die nieuwe kennis genereren, geven die ook door. In het kader van de wetenschappelijke dienstverlening levert het wetenschappelijk onderzoek ook zeer aanzienlijke bijdragen tot de vooruitgang, innovatie en competitiviteit van onze ondernemingen en draagt zodoende in niet onbelangrijke mate bij tot de nationale economie en de sociale welvaart. Het onderzoek moet dus maatschappelijk en industrieel relevant zijn en van het hoogste niveau. Dit laatste moet blijken uit internationale (toegepaste) wetenschappelijke publicaties die eruit volgen. 1.3. WETENSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING Het is de maatschappelijke plicht van een Faculteit Toegepaste Wetenschappen om aan wetenschappelijke dienstverlening te doen en zodoende een brugfunctie te vervullen tussen de (industriële) maatschappij en het wetenschappelijk onderzoek. Dit uit zich in het verlenen van technische adviezen aan bedrijven (KMO s), aan rechtbanken (gerechtelijke expertises), overheidsdiensten, ziekenhuizen, etc. Soms zijn deze beperkte adviezen de aanzet tot een gemeenschappelijk onderzoeksproject van grotere omvang. De leden van de Faculteit moeten ook, telkens de gelegenheid zich aanbiedt, naar de bredere bevolkingslagen toe het nut van het toegepast wetenschappelijk onderzoek toelichten en de investeringen die daarmee gepaard gaan verantwoorden. Ze moeten desgewenst participeren in beleidsvoorbereidend onderzoek. 1. ETHISCHE DIMENSIE 14

De Faculteit Toegepaste Wetenschappen van de Katholieke Universiteit Leuven zal zich in al haar activiteiten laten leiden en inspireren door de christelijke waarden. Ze beseft terdege dat niets in het leven, ook niet in de industrie, waardenvrij is en dat respect voor de mens, de natuur en de omgeving aan de basis moet liggen van al ons handelen. Het uiteindelijk doel van onze inspanningen moet erin bestaan een betere leefwereld te scheppen niet alleen voor onze Vlaamse mensen, maar ook voor diegenen die, waar ook ter wereld, minder goed bedeeld zijn. 2. ONDERWIJSKUNDIG REFERENTIEKADER 2 De Faculteit Toegepaste Wetenschappen is verantwoordelijk voor de opleiding van burgerlijk ingenieur en burgerlijk ingenieur architect. In wat volgt, worden beide als burgerlijk ingenieur vermeld. 2.1. KENMERKEN VAN DE OPLEIDING TOT BURGERLIJK INGENIEUR De opleiding tot burgerlijk ingenieur is een universitaire opleiding, met als doel het leren oordeelkundig aanwenden van technologie in de industrie, dienstensector, administratie en wetenschap. Het academisch niveau van de vorming uit zich in het benadrukken van een diep inzicht in de fundamentele basiswetenschappen en de principes waarop zowel bestaande als toekomstige technieken moeten steunen. De vorming is gericht op innovatie, op het nemen van verantwoordelijkheid en het geven van leiding en is slechts in mindere mate gericht op het toepassen van bestaande technologieën of op uitvoerende taken. Het universitair karakter van de opleiding wordt gekenmerkt door een brede, multidisciplinaire benadering. De opleiding biedt meer dan een puur technologische vorming. Het is een vorming tot ingenieur en dus de facto gericht op innoverend, probleemvoorkomend, probleemoplossend en systeemgericht denken, waarbij moet rekening gehouden worden met technische, industriële, economische, milieusparende, sociale en politieke randvoorwaarden binnen een context van duurzame ontwikkeling. Het is een vorming die vooral voorbereidt op een loopbaan in een technischindustriële omgeving, maar die tevens een basis biedt voor een loopbaan in het wetenschappelijk onderzoek (in industriële onderzoekscentra of aan een universiteit), voor wetenschappelijke dienstverlening en consulting, en voor een carrière in de bedrijfsleiding. Het is een vorming waar de kwaliteit van de benadering (diepgang) primeert boven de kwantiteit van de behandelde onderwerpen, zonder evenwel de brede basisvorming te verwaarlozen. Men beseft immers dat het onmogelijk is om alle onderwerpen te behandelen waarmee een ingenieur ooit kan geconfronteerd worden. Burgerlijk ingenieurs zijn dan ook meestal niet op maat gesneden en dus niet onmiddellijk inzetbaar voor gelijk welke ingenieursfunctie in een onderneming. Ze moeten wel na een redelijk korte inloopperiode inzetbaar zijn in een bedrijf. Het is een vorming waar de nadruk wordt gelegd op het ontwikkelen van de vaardigheid om zelfstandig nieuwe kennis te verwerven. Leren leren is de 2 Deze tekst is gebaseerd op het verslag van de discussie op het bijzonder Faculteitsbureau d.d. 14.12.94 over de opleiding tot burgerlijk ingenieur aan de Faculteit Toegepaste Wetenschappen en op het onderwijskundig referentiekader dat door de verschillende permanente onderwijscommissies werd opgesteld ter gelegenheid van interne of externe visitaties (zelfstudierapport). 15

voornaamste doelstelling, zodat de afgestudeerde zijn kennis en vaardigheden kan blijven ontwikkelen ( levenslang leren ). Hierdoor zijn burgerlijk ingenieurs ook levenslang bruikbaar voor het bedrijfsleven. Kennis Op het niveau van het kennen wordt van de afgestudeerden verwacht dat zij op de hoogte zijn van de belangrijkste fundamentele inzichten, feiten en methoden in de voor een ingenieur relevante domeinen van de exacte, toegepaste en humane wetenschappen. Daarom biedt de opleiding een grondige vorming in de basiswetenschappen (wiskunde, natuurkunde, scheikunde); een brede methodische technologische vorming waarbij dieper ingegaan wordt op een beperkt aantal domeinen die vanuit verschillende invalshoeken belicht worden; een basisopleiding binnen de humane wetenschappen, waarbij aandacht besteed wordt aan filosofie, bedrijfseconomie, psychologie, en het politiek, juridisch en sociaal kader. De opleiding wil tevens de studenten stimuleren tot en begeleiden bij het verwerven van een aantal vaardigheden en attitudes. Vaardigheden De afgestudeerde burgerlijk ingenieurs moeten de volgende essentiële vaardigheden hebben verworven: vaardig zijn in alle stadia van het probleemoplossingsproces: probleemstelling formuleren, informatie verzamelen en zelfstandig verwerken (analyseren, beoordelen, selecteren), een oplossing of oplossingsmethode formuleren, uitwerken en implementeren, het resultaat evalueren en rapporteren, ontwerpen in de ruime zin; zelfstandig kennis kunnen verwerven, en in staat zijn vakliteratuur en technische handleidingen te lezen (in meerdere talen). Secundaire, maar daarom niet minder belangrijke vaardigheden zijn: expressievaardigheden, zowel bij communicatie met collega's uit de eigen specialiteit als met andere specialisten, zowel bij rapporteren naar opdrachtgevers als naar ondergeschikten, zowel mondeling, schriftelijk als multimediaal; het samenwerken in een team; het leiding geven (motiveren, delegeren, argumenteren,...); een vlotte, mondelinge en schriftelijke talenkennis; vertrouwd zijn met de hulpmiddelen van de informatica. 16

Attitudes Van een afgestudeerde burgerlijk ingenieur mag verwacht worden dat hij getuigt van maatschappelijke en ethische verantwoordelijkheidszin, zelfstandigheid, doorzettingsvermogen, betrouwbaarheid, leergierigheid, bereidheid tot samenwerking, openheid voor nieuwe methodologieën en ideeën, kritische ingesteldheid, creativiteit, respect voor andere ideeën en opvattingen, zin voor leiding geven, ondernemingszin en oog voor de internationale context. 2.2. DE OPLEIDING TOT BURGERLIJK INGENIEUR Kandidaturen Het programma van de gemeenschappelijke kandidatuursjaren omvat op hoog niveau gedoceerde wetenschappelijke basisvakken. Dat daarbij de gerichtheid van die vakken toegepast zou zijn, wordt als positief ervaren op voorwaarde dat het verwerven van fundamentele inzichten niet in het gedrang komt. De tweede kandidatuur moet een introductie bieden in de verschillende specialisaties en tot zelfwerkzaamheid aanzetten, b.v. via projectonderwijs. De docenten moeten de technische relevantie van abstracte wiskundige, fysische of chemische basis illustreren. Ingenieursjaren In de ingenieursjaren moeten algemeen technische vakken, specialiteitsvakken en menswetenschappelijke vakken aangeboden worden. De Faculteit stelt de volgende verdeling voor: 10% niet-technische vakken 30% algemeen technische vakken 60% specialiteitsvakken (inclusief de eindverhandeling) Voor de menswetenschappelijke vakken kunnen de diverse opleidingen putten uit het brede universitaire aanbod. Mogelijke thema s zijn: algemene economie, bedrijfseconomie, filosofie, psychologie, recht en intellectuele eigendom, bedrijfsleiding, een levensbeschouwelijk vak, geschiedenis van de techniek, de wetenschap,... Voor de algemeen technische vakken kunnen de opleidingen putten uit een breed aanbod uit de Faculteit. Mogelijke thema s zijn: ecologie, informatietechnologie, energie, materialen, procestechnologie, systeemtheorie, elektriciteit en elektronica,... De specialiteitsvakken worden opgedeeld in op het toepassingsdomein gerichte basisvakken, en toepassingsvakken (integratievakken). De specialiteitsvakken kunnen aangeboden worden in pakketten, overeenkomstig een subspecialisatie of optie. 2.3. COMPONENTEN VAN DE OPLEIDING 17

Voor het ontsluiten van de leerstof beschikken de docenten(teams) over verschillende mogelijkheden: hoorcolleges, oefenzittingen, practica, seminaries, projecten en het eindwerk. De ideale combinatie van deze verschillende onderwijsvormen is afhankelijk van de aard van de leerstof en van het ogenblik waarop ze in de opleiding aan bod komt. Men wil de studenten reeds vroeg in de opleiding met meerdere onderwijsvormen in contact laten komen om de doelstellingen van de opleiding te verwezenlijken: het overbrengen van informatie uit een bepaald vakgebied, het verschaffen van fundamenteel inzicht in de methoden en methodologieën, het aanleren en inoefenen van bepaalde vaardigheden. Tevens wordt de student gestimuleerd tot het verwerven van bepaalde attitudes. Zo wordt de student voorbereid om in zijn beroepsloopbaan de aangeboden informatie in praktische en nieuwe situaties oordeelkundig aan te wenden. Hoorcolleges Dit zijn regelmatig geplande sessies voor alle studenten, waarbij de docent de leerstof ontsluit en de studenten aanzet tot interactie, discussie en het stellen van vragen. De hoorcolleges vormen met het bijbehorende cursusmateriaal een eenheid die een duidelijke meerwaarde heeft ten opzichte van de samenstellende delen afzonderlijk. Zo kan de docent via de hoorcolleges gemakkelijker de cursus situeren in het geheel van de opleiding. De hoorcolleges laten de docent toe verbanden te leggen naar andere cursussen, te wijzen op recente evoluties en ontwikkelingen, en bijkomende informatie of voorbeelden te behandelen die gebaseerd zijn op eigen praktijkervaring. De hoorcolleges hebben als functie het aanbieden van informatie en het bespreken van de verworven kennis en inzichten binnen een bepaald vakgebied; het begrijpelijk maken en structureren van de moeilijke gedeelten van de leerstof; het profileren van het relatieve belang van de onderdelen en een leidraad bieden voor het studeren van het vak; het bijbrengen van een goede denk- en studiemethode voor het betrokken vakgebied; het motiveren van de studenten en hen stimuleren tot nadenken over de leerstof. Oefenzittingen Dit zijn regelmatig geplande sessies waar de studenten onder begeleiding van assistenten of docenten in groepen van maximaal 20 à 30 personen een reeks opgaven uitwerken of oplossen. Vaak worden de opgaven schriftelijk opgelost. In de mate van het mogelijke wordt gebruik gemaakt van terzake relevante software. Tijdens de oefenzittingen werken de studenten zelfstandig of in kleine groepjes. Hierbij kunnen ze vragen stellen aan en bijkomende uitleg verkrijgen van de begeleider die ook regelmatig modeloplossingen bespreekt. Deze oefenzittingen zijn doorgaans niet gequoteerd, tenzij expliciet en tijdig anders afgesproken wordt. De oefenzittingen hebben als functie: theorie, principes en concepten die in hoorcolleges, seminaries of cursusteksten aan bod zijn gekomen onder begeleiding toe te passen. Het is niet de bedoeling in deze oefenzittingen geheel nieuwe leerstof aan te reiken; probleemstellingen kritisch te leren analyseren zonder a priori oplossingen uit te sluiten; 18

voorbeelden uit te werken en praktische toepassingen te illustreren die horen bij een cursus. Hierbij wordt ernaar gestreefd om de studenten tijdens de oefenzittingen met (bepaalde aspecten van) realistische problemen uit de ingenieurspraktijk in contact te laten komen. Deze problemen zijn meestal sterk vereenvoudigd in tegenstelling tot de onderwerpen die in het projectwerk aan bod komen. Practica Een practicum is een opgave die de studenten individueel of in een kleine groep binnen een zekere tijdsduur moeten uitvoeren. De studenten moeten hun resultaten in een verslag bespreken. Ze krijgen individueel of in groep feedback op het geleverde werk. De gequoteerde practica zijn belangrijk bij de bepaling van de uiteindelijke evaluatie van de student. Practica hebben de volgende functies: een probleem leren oplossen (van probleemformulering tot en met de rapportering van de resultaten); voeling krijgen voor het betreffende vakgebied en ervaring opdoen met software, apparatuur, procedures; de student terugkoppeling geven over zijn/haar vooruitgang in het verwerken van de leerstof; de student confronteren met deadlines; voorstelling van de resultaten als oefening in expressievaardigheid. Seminaries Deze zijn naar de vorm vergelijkbaar met hoorcolleges. Ze verschillen door de aard van de behandelde onderwerpen (deze staan vaak los van elkaar), en door de sprekers (niet noodzakelijk één docent geeft lezingen). De lezingen worden doorgaans gegeven door binnen- of buitenlandse specialisten. De seminaries zijn uitermate geschikt voor het behandelen van actuele onderwerpen. Ze laten ook toe onderwerpen te behandelen die omwille van hun aard of omvang niet in de klassieke hoorcolleges aan bod kunnen komen. De seminaries hebben tot doel de studenten te informeren over praktische toepassingen van de leerstof; te confronteren met de state-of-the-art binnen een vakgebied door onderzoeksonderwerpen te behandelen; in contact te laten komen met binnen- en buitenlandse bedrijven en met ingenieurs uit de praktijk; te informeren over het wetenschappelijk onderzoek aan de universiteit en andere onderzoeksinstellingen. Projecten of ontwerpen In een project werken de studenten individueel of in kleine groepjes aan een probleem van middelgrote omvang, dat doorgaans een weerspiegeling is van een realistisch probleem uit de ingenieurspraktijk. Het project loopt meestal over verschillende weken of maanden. De concepten, methodes en strategieën die nodig zijn voor het project, worden in de hoorcolleges aangeboden en besproken. De begeleiding van het project gebeurt in de vorm van discussiesessies en tussentijdse evaluaties. De projecten zijn belangrijk voor de eindevaluatie van de student. Projecten hebben als functie: leren beheersen van complexiteit; 19