De suikerbiet en haar teelttechniek

Vergelijkbare documenten
De suikerbiet en haar teelttechniek

Norm. Sinds 2009 worden de tolerante rhizomanierassen over het gehele bietenareaal gebruikt (99,9 % in 2008).

De suikerbiet en haar teelttechniek

De suikerbiet en haar teelttechniek

De nematodenbesmetting kennen : een prioriteit om zijn rassen te kiezen

BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF

HANDLEIDING VAN DE WAARNEMER

BELANG VAN EEN RASSENKEUZE GEBASEERD OP RESISTENTIES/TOLERANTIES EN CONFORM MET IPM, VOOR EEN OPTIMALE OPBRENGST

WAARNEMINGS- EN WAARSCHUWINGSSYSTEMEN

EFFECT VAN DE EVOLUTIE VAN HET KLIMAAT VAN DE LAATSTE JAREN OP ONZE SUIKERBIETENTEELT

SEEDING THE FUTURE SINCE 1856 LEONELLA KWS

De suikerbiet en haar teelttechniek

Specifieke rassen: t Rhizomanie-rhizoctoniatolerant ras: Isabella kws t Rhizomanie-nematodenresistent ras: Bering. Foto: kbivb

De suikerbiet en haar teelttechniek

BLADZIEKTEN IN DE BIET IN EEN IPM PERSPECTIEF

Rassenkeuze wat zijn de afwegingen

Overvloedige neerslag tijdens het groeiseisoen

Teelthandleiding. 3.1 vroeg of laat zaaien

Hilleshög suikerbieten

Geïntegreerde gewasbescherming (IPM)

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Het begint met ons.

1. Algemeen klimatologisch overzicht, juli

Verslag geleide bestrijding wortelvlieg 2016

Wintergranen : actueel hoge N-reserves

KWS Suikerbieten Rassenoverzicht 2016 SEEDING THE FUTURE SINCE 1856

A. WAUTERS, G. LEGRAND, M. TITS. Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet (KBIVB/IRBAB) Tienen, België

Groeicurve Bintje en Fontane 2014

1. Algemene meteorologische situatie

Suikerbieten. magazine

Insecticiden bieten 1François

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

1. Algemeen klimatologisch overzicht, juni

1. Algemeen klimatologisch overzicht, april

Actualiteiten Emeltenbestrijding Elma Raaijmakers

Een eerste klimatologisch overzicht van 2018

Praktijkgids. Herkenning bladaantastingen in suikerbieten

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN

SAMENVATTING VAN HET ONDERZOEK EN DE VOORLICHTING IN 2007

IPM IN DE BIETENTEELT T IS NIE MOEILIJK, T IS GEMAKKELIJK

De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden. Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP.

1. Algemeen klimatologisch overzicht, februari

Workshop Voorjaarsproblemen

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

08/12/ Bewaring bieten op lange termijn. Bewaarproeven : methodologie. Bewaarproeven : ademhalingskamer

Weerkundig jaarverslag 2017

INDUSTRIELE CICHOREI

1. Algemeen klimatologisch overzicht, zomer

Onderzoek naar bruikbare herbiciden in knolbegonia

Nieuwe rassen komen in het zog van Grandval

Vergelijking van zaaimachines uitgevoerd door het KBIVB en het ITB in het kader van de Ploegloze Teelttechnieken (PPT)

SUIKERBIETEN. Wereld productie suiker? Wereldproductie van suiker. Productie: ton 20% uit Riet 80% uit Suikerbieten

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

1. Algemeen klimatologisch overzicht, maart

Onderzoek biologische onkruidbestrijding in. suikerbieten R02

Overzicht van de waarschuwingsdienst van Carah (2012)

Brochure Suikerbietenzaad 2018

Aardvlooien. Plagen in de tuin

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

De plaaginsecten en de rol van de waarschuwingsdienst

Karakterisatie van stammen van de aardappelziekte in Wallonië (2012)

maandblad van de confederatie van de belgische bietenplanters vzw CBB Anspachlaan 111 Bus Brussel T F P

BIETEN BEWAREN : NEW WINTER FASHION

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei. Hoe stel ik de juiste diagnose?

Evolutie van de Belgische voorraden

1. Algemeen klimatologisch overzicht, winter

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet (KBIVB/IRBAB) Tienen, België

LCBC CABC O. HERMANN. Koninklijk Belgisch Instituut tot Verbetering van de Biet (KBIVB/IRBAB) Tienen, België

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

Rasresistentie tegen Phytophthora infestans in het loof

Beheersing van bladinsecten

TECHNISCH INTERREGIONALE WERKGROEP (TIW) VOOR DE SAMENSTELLING VAN DE NATIONALE RASSENCATALOGUS VOOR LANDBOUWGEWASSEN

Teelthandleiding. 8.1 kwaliteit

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

Jaarverslag Meteo 2016

Groeicurve Bintje en Fontane 2015

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

Actualiteiten. Suikerbieten voor bio-energie?! Suikerbieten voor bio-energie. Voorwaarden. Waarom? Toon Huijbregts

- 2 - VOORWOORD... 1 DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

Weerkundig jaarverslag 2018

Proefresultaten suikerbieten en cichorei. Vzw PIBO campus Tongeren Morgan Carlens

Aanaarden in één of twee werkgangen

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Lange campagne: anders oogsten

Teelthandleiding. 3.5 overzaaien of niet overzaaien

OPTIMALE BEWARING: WELKE FACTOREN ZIJN BELANGRIJK?

BIETEN BEWAREN : NEW WINTER FASHION

Identificati(e)on Maladies Foliaires Bladschimmelziekten

BELGISCHE BESCHRIJVENDE EN AANBEVELENDE RASSENLIJST VOOR INDUSTRIËLE CICHOREI

Teelthandleiding. 1.3.schietergevoeligheid

DEEL 1: SUIKERBIETEN... 4

9.4 Invloed koude tijdens bewaring pootgoed K. Demeulemeester (Inagro)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Bietplanter. Eind goed, al goed. Hilleshög suikerbieten Betrouwbaarheid bewezen

Teelthandleiding. 9 diagnostiek

Transcriptie:

KONINKLIJK BELGISCH INSTITUUT TOT VERBETERING VAN DE BIET VZW Molenstraat 45, B3300 Tienen T. 32 16 781940 F. 32 16 820468 info@kbivb.be www.irbabkbivb.be De suikerbiet en haar teelttechniek PVBC PROGRAMMA VOORLICHTING BIET CICHOREI, IN HET KADER VAN DE PRAKTIJKCENTRA Rubriek opgesteld en medegedeeld onder de verantwoordelijkheid van het KBIVB, J.Fr. Misonne Directeur KBIVB, met de financiële steun van de Vlaamse overheid. Eerste overzicht van het bietenjaar 2009 1) Zal lang in ons geheugen blijven! Samenvatting De bietenopbrengsten van 2009 zullen 76,65 ton wortelopbrengst aan 18,57 % suikergehalte (hetzij 88,96 t aan 16 ) benaderen. Volgens de tendenscurven werden ze geschat op 68,99 ton aan 17,67 % suiker (hetzij 76,19 t aan 16 ). 2009 zal dus afgesloten worden met een productie hoger dan ± 16 % dan de theoretische prognoses. Het zal dus meteen het absolute record bereiken en zal de productiecapaciteiten van de suikerbiet in ons land bevestigen. Het zijn de weersomstandigheden van 2009, de teelttechnieken, de keuze van de gronden en de evolutie van de genetica die zullen toelaten om dit productiepotentieel van de bieten te behalen. Dit werd nog nooit geëvenaard of zelfs nog niet zo vroeg aan gedacht. 2009 heeft twee zeer warme periodes gekend, één in de lente en de andere in de herfst, beide gunstig voor de uiteindelijke opbrengst. Het heeft eveneens een golf van hevige koude gekend in december, gevolgd door een periode van dooi tijdens de laatste dagen van de maand. Deze afwisseling van hoge temperaturen in november met vervolgens zeer lage in december en opnieuw positieve temperaturen zijn zeer nadelig voor de bewaring van de laat geleverde bieten of de bieten te leveren na Nieuwjaar. Guy LEGRAND KBIVB vzw IRBAB asbl 1. Klimatologisch overzicht 2009 was zeer warm, vooral in de lente en de herfst. De neerslag en zonneschijnduur waren normaal. December werd gekenmerkt door een periode van hevige vorst, gevolgd door een periode van dooi (Tabel 1). 2006 en 2007 kenden talrijke recordtemperaturen. 2006 kende de warmste herfst en 2007 de warmste lente, maar met in april geen enkele regenval (verschijnsel van opkomst in twee fasen). 2008 lag meer in de norm. In tegenstelling tot de vorige winters, kende de winter 20082009 een periode van hevige vorst van eind december tott midden januari, met uiterste minimale temperaturen rond 12 C te Ukkel (> 20 C in Condroz). Deze koude periode was gunstig voor de structuur van de gronden. Maart was iets warmer dan normaal en had meer regen tijdens de eerste decade. April was zeer warm (gemiddelde temperatuur te Ukkel : 12,5 C; norm. : 9,0 C) en regelmatig regenachtig. Mei was eveneens zeer warm (gemiddelde temperatuur : 14,4 C; norm. : 12,7 C), met een regenachtige periode in de tweede decade. De lente van 2009 (maart tot mei) was de warmste na deze van 2007, met een gemiddelde temperatuur van 11,2 C (2007 : 12,3 C; norm. : 9,5 C). Er was voldoende neerslag (158,4 mm; norm. : 196,2 mm). De meteorologische zomer (juni tot augustus) was warm, met een bijzonder warme Temp ( C) 30 28 26 24 22 20 18 16 14 12 10 8 6 4 2 0 2 4 J F M A M J J A S O N D Figuur 1. Evolutie van de maandelijkse gemiddelde (in het groen), maximum (in het rood) en minimum (in het blauw) temperaturen in 2009 en normale temperaturen (afgevlakte curven) te Ukkel (volgens de gegevens van het KMI). augustusmaand (gemiddelde temperatuur : 19,4 C; norm. : 16,8 C), maar met eveneens een tekort taan neerslag (172,3 mm; norm. : 210,4 mm), ondanks talrijke en plaatselijk hevige onweders (vooral in juni). Augustus was voor talrijke streken zeer droog (in het bijzonder in Henegouwen en Condroz). Gedurende de ganse zomer was de relatieve luchtvochtigheid bijzonder laag (zie hoofdstuk 4.3. Bladziekten). De meteorologische herfst (september tot november) was de warmste na deze van 2006, met een gemiddelde temperatuur van 12,3 C (2006 : 13,9 C; norm. : 10,4 C) en een normale neerslaghoeveelheid (232,1 mm; norm. : 210,5 mm). November was bijzonder warm, met een gemiddelde temperatuur van 9,7 C (norm. : 6,1 C). Daarna werd zeer hevige vorst waargenomen tussen 14 en 21 december (van 10 tot 15 C, op 19/12), gevolgd door een periode van dooi (maximum temperatuur : 10 C te Ukkel op 2930/12). Deze laatse twee maanden waren zeer nadelig voor de bewaring van de bieten op lange termijn. De evolutie van de temperaturen in 2009 wordt voorgesteld in figuur 1. Gedurende de groeiperiode van de biet, hetzij van april tot oktober, was de totale neerslaghoeveelheid lager dan normaal (396,6 mm te Ukkel; norm. : 471,4 mm), vooral in augustus en september. De onweders in juni waren belangrijk, maar weinig gronden hebben geleden onder de overstromingen en tijdelijke verstikking van de bodem zoals dat het geval was in 2008. De zonneschijnduur tijdens deze periode was normaal. Augustus was bijzonder zonnig (258 u te Ukkel; norm. : 220 u). De bietencampagne is begonnen tijdens de droogte in september. De neerslag in oktober lag iets hoger dan normaal. Zoals in 2008 kan men vaststellen dat, vanuit klimatologisch oogpunt, de ontwikkeling van de biet in 2009 geen bijzondere stress heeft ondergaan op het niveau van hitte (hondsdagen) of droogte. De droogte is in de zomer echter plaatselijk opgetreden, in Henegouwen en Condroz. Het klimatologisch jaar 2009, van eind maart tot eind november, was bijzonder gunstig voor het productiepotentieel van de bieten. 2. De zaai 2.1. Raadgevingen voor stikstofbemesting Elk jaar in het begin van het seizoen, wijst het KBIVB op het belang van een stikstofadvies voor de bietenteelt. Gezien de aanzienlijke stijging van de kostprijs van de stikstofbemesting en een milieuwetgeving die strenger is inzake het gebruik van stikstof, moet het aanwenden van een adequaat advies inzake stikstofbemesting het mogelijk maken om de uitgaven in deze materie te beperken. Behalve een «theoretisch» advies, berekenbaar voor verschillende situaties, volgens een zeer eenvoudige module (beschikbaar op de website van het KBIVB), geeft het KBIVB de «gemiddelde» adviezen die elk jaar worden opgesteld door verschillende laboratoria van het land. 1) Dit eerste overzicht van het bietenjaar 2009 werd afgesloten op 31 december 2009. Op dat ogenblik leed de gehele beroepssector bietensuiker onder de gevolgen van een lange en intense koudegolf rond middendecember, gevolgd door een periode van dooi gedurende de laatste dagen van het jaar. De fabrieken moesten nog gedurende 2 tot 3 weken bieten ontvangen. Een overzicht van de laatste weken van de bietencampagne 2009/2010 en de definitieve cijfers van de bietenopbrengsten zullen in de volgende «Bietplanter» verschijnen. De Bietplanter 02/2010 9

Tabel 1. Samenvatting van het klimatologisch jaar 2009 (volgens de gegevens van het KMI) Januari Koud, eerste decade zeer koud (plaatselijk < 20 C) Februari Koud, record van gebrek aan zonneschijnduur, regenachtig Maart Warm, zonnig, doortocht van regens op het einde van de maand April Zeer warm, zeer zonnig, een beetje droog (doortochten van regens op het einde van de maand) Mei Warm, een beetje droog (doortochten van regens op het einde van de maand) Warmste meteorologische lente (maart tot mei), na 2007 Juni Warm, zonnig, hevige plaatselijke onweders op het einde van de maand. Relatieve luchtvochtigheid vrij gering. Juli Zeer warm in het begin, daarna warm en zonnig, plaatselijke onweders. Relatieve luchtvochtigheid gering. Augustus Zeer warm en zeer zonnig, droog met plaatselijke onweders. Relatieve luchtvochtigheid zeer gering. September Warm, zonnig, droog Oktober Normaal, vrij regenachtig November Zeer warm, vrij regenachtig Warmste meteorologische herfst (september tot november), na 2006 December Zeer koud, hevige vorst 14 tot 21, gevolgd door een periode van dooi, van 22 tot 31. De «gemiddelde» stikstofadviezen 2009, opgemaakt voor verschillende situaties, waren over het algemeen gelijk aan die van de vorige jaren. Zoals in 2008 bleek de stikstof minder verdeeld in het profiel dan in 2007, waarschijnlijk j te wijten aan het succes van de bodembedekking in de herfst met een groenbedekker. De profielen in Luiks Haspengouw vertoonden echter een hoger niveau ten opzichte van de andere streken. Enkele bodemprofielen werden bij de rooi van de bieten door het KBIVB gerealiseerd in proefpercelen met verschillende stikstofdosissen. Deze vertoonden op dat ogenblik bijzonder lage niveau s aan reststikstof. Ondanks een geringe bladmassa op het einde van de groei in 2009, de zeer lage niveau s aan reststikstof en de afwezigheid van bladhergroei op het einde van het seizoen, leiden tot het besluit dat de assimilatie van stikstof op optimale wijze gebeurd is, met betrekking tot het moment van opname en de opgenomen hoeveelheden. Deze waarneming is eveneens te correleren met een hoog niveau aan extraheerbaarheid van de bieten bereikt in 2009. Deze hoge extraheerbaarheid volgde eveneens uit geringe gehaltes aan natrium en kalium in de biet, zoals bepaald in de rassenproeven van het KBIVB. 2.2. Evolutie van de uitzaai en bietenareaal In 2009 was de zaaiperiode gunstig, met een afwisseling van warme en regenachtige periodes. De allereerste zaai werd uitgevoerd aan de Kust rond 6 maart. Op 23 maart waren er ± 8.000 ha gezaaid (12,3 % van de voorziene oppervlakte). In de week die hierop volgde (week 13) waren er talrijke stortbuien en regenbuien met een winters karakter. Op 31 maart waren er ± 10.750 ha gezaaid. Vervolgens werd het terug droog en zonnig. Tijdens week 14 werden er ongeveer 24.000 ha gezaaid (totaal : ± 34.800 ha op 6 april, hetzij 54 % van de voorziene oppervlakte). Het werd opnieuw enigszins bewolkt, maar het weekend van Pasen (1112/04) was zeer warm (> 20 C), hetgeen gunstig was voor de opkomst van de bieten gezaaid tijdens vorige weken. In deze week werden nog 20.000 ha gezaaid, hetzij 85 % van de gezaaide oppervlakte op 14/04 (55.150 ha). In week 16 was de neerslag opnieuw aanzienlijk (plaatselijk hevige onweders), hetgeen de zaai opnieuw vertraagt (± 5.000 ha gezaaid tijdens deze week). Deze weersomstandigheden d bleven echter gunstig voor de opkomst in de reeds gezaaide velden. Het weer werd opnieuw zeer zomers (> 20 C). Op 27/04 waren er 63.560 ha (95 % van de oppervlakte). Ten gevolge van hevige regens (rond 1617/04) in de streek van Poperinge, was op deze datum slechts 65 tot 70 % van de zaai in deze streek uitgevoerd. Op maandag 4 mei was de volledige bietenoppervlakte gezaaid. Ten gevolge van de drastische herstructurering t van het nieuwe Europese suikerregime (verliezen van 23 % van het quota en 33 % bietentelers ten opzichte van 2007), heeft het bietenareaal in 2008 een vermindering van 25 % ondergaan. De bietenoppervlakte bedroeg 63.617 ha in 2009 (63.867 ha in 2008; 84.691 ha in 2007; 83.254 ha in 2006; 86.602 ha in 2005; 89.426 ha in 2004). De 50zaaidatum (de helft van het bietenareaal gezaaid) lag in 2009 op 5 april (20/04 in 2008; 06/04 in 2007; 20/04 in 2006; 06/04 in 2005; 02/04 in 2004). Zoals in 2008, werden er zeer weinig velden herzaaid (< 100 ha). De voornaamste oorzaak van de herzaai in 2009 was te wijten aan slechte opkomst en aan schade door ondergrondse insecten (emelten, bietenkevers). De slechte opkomst werd vaak geassocieerd met het gebruik van overschotten van bepaalde zaadloten van het voorgaande jaar. In dit geval waren er gekiemde zaden, maar waarvan de haarwortel snel verwelkt is en waarvan de kiem niet geëvolueerd is en doorschijnend is geworden (Figuur 2.1.). Er kwamen eveneens gekiemde zaden voor waarvan het stengeltje lang heeft «gekronkeld» onder de Samengevat : De opvallende feiten van 2009 De gemiddelde maandtemperaturen waren hoger dan normaal, gedurende de hele groeiperiode van de biet (2 C meer dan normaal), van april tot oktober, De zonneschijnduur was normaal en de neerslaghoeveelheid iets lager dan normaal, van april tot september, Een goede bodemstructuur door de koude van de winter 2008/2009 Over het algemeen goede zaaiomstandigheden, onderbroken met doortochten van regens, Een normale 50zaaidatum (5 april) Zeer goede opkomstomstandigheden met een regelmatige neerslaghoeveelheid en hoge temperaturen in april, Een optimaal plantenbestand (± 97.000 planten/ha) Een voortreffelijkej start van de plantengroei dank zij een lente (van maart tot mei) die bijna de warmste was (de warmste was in 2007), De weersomstandigheden lieten een doeltreffende onkruidbestrijding toe, voor zover de termijnen tussen de bespuitingen gerespecteerd werden, Een geringe aanwezigheid van groene bladluizen en een soms indrukwekkende aanwezigheid van kolonies van zwarte bladluizen bij het sluiten van de rijen, die snel werden vernietigd door de natuurlijke vijanden, Een vroegtijdig sluiten van de rijen, begin juni, Een geringe weerslag van bladziekten, die op goede wijze werd gecontroleerd door middel van één enkele fungicidenbehandeling, Een bijzonder geringe bladmassa in augustusseptember, Een wortelopbrengst en suikergehalte die in augustus en begin september een nog nooit eerder bereikt peil behaalden, Een nogal droog begin van de campagne in september, Een herfst (van september tot november) die bijna de warmste was (de warmste was in 2006), met een extreem zachte novembermaand, Een periode met hevige vorst tussen 14 en 21 december, met zeer koude temperaturen in het Zuiden van het land, gevolgd door een periode van dooi, tijdens de laatste week van december. oppervlakte en waarvan de haarwortel zeer kort was (Figuur 2.2.). Deze symptomen kunnen lijken op deze die zich voordoen bij korstvorming van de bodem. Het is snel gebleken dat hier elke keer zaadloten van de firma KWS, daterend van 2008, werden gebruikt en voor welke een bewaring op lange termijn ongunstig is gebleken. In feite werd er hier niet aan de optimale voorwaarden voor bewaring van deze zaadloten voldaan. Analyses in laboratorium, uitgevoerd in februari 2009 door het KBIVB op zaadloten daterend van 2008 en bewaard in optimale omstandigheden ( 12 C constant, droog), waren niet in staat geweest om dit probleem van tevoren te identificeren. Figuur 2. De voorwaarden voor bewaring van verouderd zaad (bewaring van een jaar op een ander) zijn essentieel (de aanwijzingen vermeld op de dozen zijn op dit punt nauwkeuriger geweest). Sommige zaadloten van 2008, gebruikt in 2009, presenteerden ernstige problemen bij de opkomst in 2009. 2.3. Insecticidenbehandelingen en specifieke rassen Ten gevolge van de intrekking van hun erkenning, werden de behandelingen met insecticidengranulaten op basis van carboruran of carbosulfan bij de zaai in 2009 niet meer uitgevoerd (laatste t keer in 2008). Om dezelfde reden wordt Regent Plus sinds 2007 niet meer gebruikt. Derhalve werd de insecticidenbehandeling bij de zaai door middel van actieve stoffen toegepast in de zaadomhulling in 2009 veralgemeend (± 95 % van het verkochte zaad in 2009; 88 % in 2008; 83 % in 2007 en 2006; 80 % in 2004), met het gebruik van Poncho Beta of Cruiser&Force. Rhizomanietolerante rassen werden in 2009 over de totale oppervlakte gezaaid (99,9 % in 2008; 99 % in 2007; 90 % in 2006; 60 % in 2005; 27 % in 2004). Na de vermindering van de bietenareaal en het in 2008 niet meer gebruiken van gronden onderhevig aan de ziekte, werden de dubbel tolerante rassen «rhizomanie rhizoctonia bruinwortelrot» in 2009 iets meer gebruikt, hetzij op ± 7 % van de oppervlakte (5,2 % in 2008; 6,3 % in 2007 en 2006). Deze rassen worden hoofdzakelijk gebruikt in Vlaanderen. De dubbeltolerante rassen «rhizomanie bytencystennematoden» werden in 2009 eveneens iet meer gebruikt, hetzij op ± 7 % van de oppervlakte (5,6 % in 2008; 4,9 % in 2007; 2,3 % in 2006). Het percentage «geactiveerde» zaden gebruikt in 2009 was meer dan 90 % (50 % in 2008). Zoals sinds enkele jaren, werden de resultaten van de ontledingen vandebietenzadendiedoorhetkbivbbemonsterdwerdeninde suikerfabrieken, voorgesteld op de website van het KBIVB. 10 02/2010 De Bietplanter

3. Opkomst en ontwikkeling van de bieten De opkomst van de bieten verliep over het algemeen in goede omstandigheden. De weersomstandigheden, warm en vochtig, waren gunstig voor een snelle opkomst en ontwikkeling van de bieten. Er was geen nachtvorst, noch vorstperiodes. In 2008 vertoonden talrijke percelen bleker loof op het einde van de lente, als gevolg van een wortelontwikkeling die benadeeld werd door slechte bodemstructuren. Dit was niet het geval in 2009. In 2009 werd de meerderheid van de proefplatforms van het KBIVB aangelegd in nauwelijks 10 dagen, tussen 2 en 11 april, met in alle gevallen een snelle opkomst. Temperatuurmetingen uitgevoerd de zaai hebben het mogelijk gemaakt om tussentijdse tellingen van vroegtijdige opkomst te doen, na «125 graaddagen», hetgeen een gemiddelde van 50 % opkomst gaf. De opkomsten in deze proeven waren volledig na 11 dagen (hetzij 160 graaddagen). De zaadactiveringsbehandelingen waren bijna veralgemeend in 2009. Sommige loten vertoonden echter een iets tragere opkomst, maar zonder gevolg g voor de uiteindelijke opkomst. Deze overschreed 90 % in alle proefvelden. De plantenbezetting was zeer regelmatig, met 105.000 planten per hectare (zaai ± 20 cm). Zoals in 2008 en 2007 kon het goede niveau van uiteindelijke opkomst niet gecorreleerd worden met de zaadactiveringsbehandeling. Op het einde van april bereikte de gemiddelde opkomst in de waarnemingsvelden van het KBIVB, gezaaid sinds meer dan 20 dagen, een hoog niveau, hetzij ± 88 % (± 100.300 planten/ha of ± 45 planten/10 m). De ontwikkeling van deze velden werd over het algemeen beschouwd als «goed» tot «perfect». In deze periode kan men wijzen op de zeer goede doeltreffendheid van de bodemherbiciden de eerste naopkomstbehandelingen, voor zover deze behandelingen aan verlaagde dosissen uitgevoerd worden met regelmatige intervallen van 67 dagen, in afwisseling met regenachtige doortochten. In de loop van mei, vertoonden de percelen «waarnemingen rassen» van het KBIVB belangrijke rasverschillen ten aanzien van het symptoom genaamd «Tramat effect» of «ethofumesaat effect». De intensiteit van dit typische symptoom (jonge klevende en verkreukelde bladeren) schommelde eveneens naargelang de weersomstandigheden tijdens de bespuitingen (Figuur 3). De rassen Angeliqua en Klarina waren het meest gevoelig voor dit symptoom. Een bladbehandling, van welk type ook, is absoluut nutteloos. Dit symptoom verdween met de vorming van nieuwe bladeren. Figuur 3. Typisch bladsymptoom genaamd «Tramat effect» of «ethofumesaat effect». Dit symptoom werd in 2009 algemeen waargenomen in de percelen «waarnemingen rassen» van het KBIVB. Gedurende mei bleef de groei van de bieten gunstig door de afwisseling van regens en zonnige en warme periodes. Op 5 juni waren in het merendeel van de velden de rijen gesloten, hetzij minstens één tot twee weken vóór de norm (1015 juni). Zoals reeds vermeld in het klimatologisch overzicht, waren de zomeromstandigheden eveneens zeer bevorderend voor de ontwikkeling van de teelt. De eerste bemonstering uitgevoerd door de suikerfabrieken op 10 augustus gaf op nationaal niveau bijzonder veelbelovende opbrengsten, met een wortelopbrengst (58,97 t/ha) die ruim hoger lag dan het gemiddelde van de laatste 10 jaar (45,11 t/ha). Het suikergehalte was eveneens veel hoger dan het gemiddelde (16,93 %, gemiddeld : 14,29 %). De suikeropbrengst op deze datum (9,98 t/ha) was 40 % hoger dan het gemiddelde (6,4 t/ha). De bladproductie (48 t/ha) begin augustus was daarentegen één van de laagst van de laatste tien jaar (gemiddelde : 52 t/ha). De tweede bemonstering (24 augustus) heeft de verhoging van de opbrengstniveau s die 15 dagen eerder werden waargenomen bevestigd. De wortelopbrengst (69,8 t/ha) was 23 % hoger dan het gemiddelde van de laatste 10 jaar (56,7 t/ha) en vertoonde een gemiddelde stijging van 10,8 t in 15 dagen ( 13 t/ha in 2008). Het was 22 % hoger dan in 2008 en 23 % hoger dan het gemiddelde. Het suikergehalte (17,7 %) was vooruitgegaan met 0,73 S. Het was hoger ( 2,9 S) dan in 2008 en dan het gemiddelde (14,8 %). De suikeropbrengst (12,3 t/ha) was 45 % hoger dan dat van 2008 en 47 % dan het gemiddelde. De dagelijkse suikerproductie/ha bleef de hoogste van de laatste 10 jaar, met 167 kg suiker/ha/dag ( 157 kg/ha/d in 2008; gemiddelde : 137 kg/ha/d). De bladproductie is in de loop van deze periode achteruitgegaan. Tussen de bemonsteringen van 24 augustus en 7 september, waren de verhoging van het wortelgewicht ( 7,3 t/ha) en de stijging van de suikergehalte ( 0,43 S) geringer. De dagelijkse suikerproductie was lager tijdens de tweede helft van augustus ( 116 kg suiker/ha/d). De suikeropbrengst bedroeg 13,94 t/ha, hetzij 34 % hoger dan in dezelfde periode in 2008 (10,37 t/ha) en 36 % hoger dan het gemiddelde (10,27 t/ha). Gedurende deze periode van 4 weken was de verhoging van de suiker ( 141 kg suiker/ha/dag) iets geringer dan in 2008 ( 146 kg suiker/ha/dag). Zij was niettemin één van de hoogste (gemiddelde : 137 kg suiker/ha/dag). Deze verhoging wordt geïllustreerd in Figuur 4, met de evolutie van de suikeropbrengst ten opzichte van die van de laatste tien jaar. De bietenproductie 2009 kondigde zich op dat ogenblik uitzonderlijk aan. kg / ha 15.000 14.000 13.000 12.000 11.000 10.000 9.000 8.000 7.000 6.000 5.000 4.000 3.000 0410/08 1824/08 0107/09 Fin(a)al Figuur 4. Evolutie van de bruto suikeropbrengst (kg/ha) tijdens augustus en september, volgens de bemonsteringen uitgevoerd door de suikerfabrieken, van 1999 tot 2009 (zwarte curve : gemiddelde van de laatste tien jaar; rode curve : waarden van 2009). 4. Gewasbeschermingsproblemen Tabel 2 toont het traditionele korte overzicht van de voornaamste paramters (vooral parasitair) die de bietenteelt tijdens de laatste zes jaren beïnvloed hebben. 4.1. Parasitisme in het begin van de plantengroei Ondanks de strenge winter 2008/2009, was de schade door slakken aanzienlijk, vooral in de zaai onder dekvrucht, maar eveneens in de geploegde gronden. Deze schade werd waargenomen april tot midden mei. De landbouwers werden regelmatig aangeraden om lokaas te plaatsen (antislakken korrels verspreid over een vochtige bodem en afgedekt met een stuk (0,5 m x 0,5 m) zwarte plastiek) om de populatiegrootte te schatten. De interventiedrempel met antislakken korrels bedraagt 1 tot 3 slakken/ m². De behandeling moet gebeuren vóór de opkomst van de bieten. Het lokaas moet regelmatig vernieuwd worden in functie van de regenval. Er was weinig schade door bosmuizen. Schade door vogels en klein wild (haas) werd waargenomen na de opkomst (geknaagde of geknepen uiteinde i van de bladeren, ), zonder schade aan de teelt te veroorzaken. Aantastingen door bietenkevers, ritnaalden en emelten werden plaatselijk gesignaleerd. De larven van emelten hebben plaatselijk verliezen van de kiemplantjes veroorzaakt. Larven van de rouwvlieg (soort van zwarte vlieg met lange achterpoten) t werden waargenomen in sommige velden. Deze larven, veel fijner dan de larven van emelten, veroorzaken een verbruining van de haarwortel (mechanische wrijving en zeer kleine beten). Deze grijze larven, met een bruinzwart «hoofd» (Figuur 5) kunnen in grote aantallen aanwezig zijn bij de kiemplanten. Men vindt ze vaak terug op plaatsen van oude mesthopen. Geen enkel product van welk type ook is erkend noch efficiënt tegen larven van rouwvliegen. 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 99 08 Figuur 5. Larven van de rouwvlieg bij een bietkiemplantje en een volwassen insect. De Bietplanter 02/2010 11

Er werd geen enkele aantasting door aardvlooien, thripsen of wortelduizendpoten gesignaleerd. In 2009 werden de allereerste groene en zwarte bladluizen waargenomen rond midden mei (reeds waargenomen op het einde van april in 2007 en 2008). De behandelingsdrempel tegen de groene bladluizen (2 groene gevleugelde bladluizen/10 planten of 5 groene gevleugelde bladluizen/10 planten bij het sluiten van de rijen) in de velden zonder bladluismiddel bij de zaai, werd niet bereikt. Midden juni werden zwarte bladluizen (zwakke dragers van de virale vergelingsziekte) soms zeer overvloedig waargenomen in sommige velden. Een behandeling was echter economisch niet gerechtvaardigd op dat moment. De veroorzaakte schade (zuigschade) kan belangrijk zijn indien, bij het sluiten van de rijen, meer dan 50 % van de planten gekoloniseerd zijn, hetgeen zelden het geval was. De nuttige insecten (lieveheersbeestjes, loopkevers, weekschildkevers, gaasvliegen, ) en de gunstige weersomstandigheden voor de parasitaire schimmels (entomopathogene schimmels) hebben de aantastingen snel beperkt (Figuur 6). Midden juni werd een behandeling voorgesteld in de velden die bij de zaai niet behandeld werden en waar > 50 % van de planten nog gekoloniseerd was. bladziekten in 2009 later verschenen (eerste decade van augustus) en met een goed controleerbare intensiteit door een verstandig toegediende fungicidebehandeling. In talrijke proefvelden van het KBIVB en in waarnemingsvelden (53 velden in totaal) werden de allereerste symptomen van witziekte en cercospora waargenomen tijdens de laatste dagen van juli en begin augustus,. In tegenstelling tot 2007 en zoals in 2008 was de druk van de bladziekten nog zeer gering op het einde van juli. De weersomstandigheden op het einde van juli (warme en droge periodes) waren weinig gunstig voor het verschijnen van de bladziekten. De waarnemingen uitgevoerd tussen 22.07 en 28.07 hebben een zeer geringe evolutie van de ziekten aangetoond. De behandelingsdrempel voor witziekte of cercospora werd op deze datum in enkele velden bereikt. Voor deze enkele gevallen werd op deze datum een fungicidebehandeling aanbevolen. Tijdens de eerste week van augustus hadden ongeveer 30 % van de velden de behandelingsdrempel bereikt. Op deze datum vertoonden 25 % van de waarnemingsvelden nog altijd geen symptomen van bladziekten. Het was aangewezen om zijn percelen aandachtig te onderzoeken en om slechts te besluiten een bespuiting uit te voeren indien de behandelingsdrempel voor de eerste bespuiting bereikt werd in functie van de aanwezige ziekten, met name : Cercospora en/of Ramularia : 5 % van de bladeren aangetast (hetzij >3 bladeren met symptomen op 50 willekeurig genomen bladeren) Witziekte en Roest : 15 % van de bladeren aangetast (hetzij >8 bladeren met symptomen op 50 willekeurig genomen bladeren). De aanwezigheid van deze ziekten kan gebonden zijn aan de perceelsomstandigheden (voorgeschiedenis, zaaidatum, structuur, ) en/of aan het gebruik van meer gevoelige rassen. Een tabel met de rasgevoeligheden voor de voornaamste bladziekten (witziekte en cercospora) was op dat moment beschikbaar op de website van het KBIVB en hernomen op de fiche van de «Rassen aanbevolen door het KBIVB in 2010» samengevoegd met deze Bietplanter. Midden augustus had meer dan de helft van de waarnemingsvelden een fungicidebehandeling gekregen (Fig. 7). 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90%100% Figuur 6. De kolonies zwarte bladluizen waren in 2009 soms belangrijk. Deze werden op natuurlijke wijze vernietigd door de natuurlijke vijanden (nuttige insecten en parasitaire schimmels). wk28 wk29 06/07 12/07 13/07 19/07 Eieren en larven van de bietenvlieg werden midden mei waargenomen, maar zonder grote weerslag, zelfs voor de velden die bij de zaai niet behandeld werden. Zoals in 2008 bleven in 2009 de aantastingen door rupsen van de gammauil, waargenomen midden juni, zeer sporadisch tot onbelangrijk. Midden juli waren zij soms erg zichtbaar aan de rand van het veld. Een behandeling in aanwezigheid van grote rupsen blijkt weinig rendabel (behandelingsdrempel => 3 tot 4 rupsen/plant), daar zij dan hun bijna definitieve grootte bereikt hebben en zich minder voeden of zelfs ophouden met zich te voeden alvorens over te gaan tot het ontpoppingsstadium. Door de plaatselijk zeer hevige onweders van eind mei, werden zoals elk jaar aantastingen ti door Pseudomonas waargenomen op de gekwetste bladeren. De zwarte bladvlekken veroorzaakt door deze ziekte van bacteriële oorsprong worden dikwijls verkeerdelijk verward met een bladziekte van schimmeloorsprong. Deze zwarte vlekken worden wit in het centrum, maar er wordt geen ontwikkeling van mycelium waargenomen. Er moet geen enkele behandeling in aanwezigheid van deze secundaire ziekte uitgevoerd worden. 4.2. Nematoden De zeer warme weersomstandigheden van de lente waren gunstig voor de vroegtijdige aantastingen van bietencystennematoden. De eerste cysten werden begin juni bij het sluiten van de rijnen waargenomen in de besmette velden en op de haarwortels van de nietresistente rassen. Symptomen van magnesiumgebrek, gekoppeld aan alternaria (secundaire bladziekte, niet schadelijk), werden in verschillende velden waargenomen. In afwezigheid van nematodentolerante rassen, volgen deze symptomen vaak uit een infectie door het bietencystennematode. Enkele typische schaden door het stengelaaltje werden waargenomen bij de rooi. Er werden stalen onderzocht door het KBIVB, ter bevestiging. 4.3. Bladschimmelziekten Terwijl 2007 een uitzonderlijk vroegtijdig jaar was voor het verschijnen van de bladschimmelziekten (voornamelijk cercospora), zijn deze in 2008 rond de gewone periode (eind juli begin augustus) verschenen. Over het algemeen zijn de wk30 wk31 wk32 wk33 wk34 wk35 20/07 26/07 27/07 02/08 03/08 09/08 10/08 16/08 17/08 23/08 24/08 30/08 nihil Figuur 7. Evolutie in 2009 van het percentage van waarnemingsvelden (53 velden) waar een fungicidebehandeling werd uitgevoerd, naargelang de periode (legende : nihil : geen symptoom; <T1 : velden behandeld vóór de eerste behandelingsdrempel; T1 : velden behandeld bij de eerste behandelingsdrempel; <T2 : velden behandeld vóór de tweede behandelingsdrempel; T2 : velden behandeld bij de tweede behandelingsdrempel). Zoals in 2008 en dank zij een nauwkeurige waarneming van de evolutie van de symptomen, werd de fungicidenbehandeling in de velden van het netwerk van waarnemingsvelden van het KBIVB over het algemeen tussen begin augustus en 20 augustus, op het juiste moment, uitgevoerd. Naargelang de rooidatum hebben enkele velden geen enkele fungicidebehandeling gekregen. Enkele velden, die onnodig te vroeg behandeld werden, moesten een tweede keer behandeld worden. Het was dus nutteloos om eerder dan begin augustus 2009 te behandelen, met het risico om een dubbele behandeling, en dus een bijkomende ongegronde kost, te moeten uitvoeren. Gezien de geringe druk van de ziekten, is een tweede behandeling (uit te voeren ± 1 maand na de eerste) in 2009 nutteloos gebleken. In de context van het zeer hoge opbrengstniveau verwacht voor 2009, was een tweede behandeling economisch onzeker. De kosten van deze tweede behandeling moesten immers gecompenseerd worden door een verhoging van de financiële opbrengst, berekend aan de kostprijs van industriële bieten en dit gezien de record opbrengsten die voor dit jaar verwacht worden. <T1 T1 <T2 T2 12 02/2010 De Bietplanter

Bovendien, rekening houdend met de veiligheidstermijn (VT), moet men voor een behandeling uitgevoerd op 26 augustus met een product met een VT van 40 dagen, wachten tot 5 oktober om te rooien. De evolutie van de voornaamste ziekten (witziekte, cercospora) is relatief langzaam gebleven tijdens augustus en september. Zoals in 2008 heeft ramularia zich in 2009 weinig gemanifesteerd. Roest is na eind september binnengedrongen, maar op minder spectaculaire wijze dan in 2008. In dit verband herhalen wij dat er na 10 september geen enkele bladbehandeling meer economisch verantwoord is. De langzame evolutie van de bladziekten in 2009 kan parallel gezet worden met het geringe niveau van de gemiddelde relatieve luchtvochtigheid waargenomen tijdens de zomer (Figuur 8). Deze waarneming is des te interessanter wanneer men verwijst naar de situaties van 2008 en 2007. In 2009 waren juni, juli en augustus bijzonder droog ten opzichte van de norm. Eind augustus begin september was er weinig ochtendmist. Het gebrek aan vochtigheid en de geringe g regenval van augustus hebben eveneens de ontwikkeling van bladziekten geremd. De gemiddelde luchtvochtigheid in juni 2007 evenals de regenval in juni en juli 2007 waren daarentegen belangrijk (jaar met een zeer vroege aantasting van cercospora). 95 90 85 80 75 70 65 60 Norm. J F M A M J J A S O N D Figuur 8. Maandelijkse evolutie van de gemiddelde luchtvochtigeheid in 2009, 2008 en 2007. Gezien de geringe druk van de bladziekten in 2009, kan dit gegeven (met de regenval en de luchttemperaturen), tijdens de periode junijuliaugustus, in aanmerking genomen worden in een waarnemingssyteem voor bladziekten in de biet. Hoewel de verschillen tussen de rassen en de producten in 2006 en 2007 waren uitgesproken, ten gevolge van een aanzienlijke druk van de bladziekten, waren deze verschillen in de proeven van het KBIVB minder uitgesproken in 2009 (zoals in 2008). Verschillen in doeltreffendheid dh d (visueel effect op de symptomen) tussen producten konden aangetoond worden wanneer de behandelingen met verschillende producten op het moment van de behandelingsdrempel werden uitgevoerd. Daarentegen hadden deze verschillen tussen producten (visueel geschatte duur doeltreffendheid) geen weerslag op de uiteindelijke opbrengst van deze proefpercelen. Zoals de vorige jaren konden de verschillen in rasgevoeligheid id voor bladziekten bevestigd worden in andere proeven van het KBIVB. 2007 2008 2009 toegeschreven aan een gedeeltelijke verplettering van de biet tijdens het passeren van de bespuitingsmachines. Deze bieten hadden kunnen overleven dank zij de goede weersomstandigheden van de lente en de zomer, maar zouden uiteindelijk weggekwijnd zijn bij de rooi. De aanwezigheid van «gele necrose» in sommige percelen van de Polders van Doel en Eeklo heeft in sommige gevallen geleid tot een aanzienlijk opbrengstverlies. Deze ziekte wordt er sinds meerdere jaren waargenomen. De oorzaak werd onlangs geïdentificeerd en is te wijten aan een bodemschimmel (Verticilium dahliae) die aanzienlijke schade veroorzaakt indien deze ziekte geassocieerd wordt met de aanwezigheid van het bietencystennematode. Om deze reden is het gebruik van een ras tolerant of resistent aan nematoden aangeraden in deze percelen. 5. De bietencampagne Zoals reeds sinds 2 jaar nu, openen de eerste bietenrecepties relatief vroeg, hetzij op 14 september. Door de herstructurering van het suikerregime, bleven er in 2009 nog 3 bietenrecepties over, te weten de suikerfabrieken van Fontenoy en Tienen en de rasperij van Longchamps, deze laatste bevoorraadt de suikerfabriek van Wanze. Door dit beperkte aantal bietenrecepties en een wortelopbrengst veel hoger dan dat van de laatste tien jaar, wordt de duur van de campagne geschat op meer dan 110 dagen, naargelang de suikerfabrieken, met voor sommigen een sluiting van de bietenrecepties voorzien na 15 januari 2010. De allereerste rooi verliep in zeer goede weersomstandigheden en bodemvochtigheid. De eerste gerooide velden waren bijzonder droog, door de geringe regenval in augustus. De regenval van begin oktober zorgde voor vochtigere rooiomstandigheden. In november werd er in zeer vochtige omstandigheden gerooid. De regenval waargenomen tijdens de campagne bleef echter binnen de norm. Door hun uitbreiding werden talrijke aanbevelingen betreffende de organisatie van de aanleg van de hopen die door «siloreinigers» worden opgenomen, opnieuw herhaald door het KBIVB teneinde een optimale doeltreffendheid ervan te waarborgen. De uitbreiding van deze machines verklaart voor een groot deel het geringe niveau aan grondtarra in 2009 (< 13 % op 31/12/09). Ten gevolge van een aankondiging van vorst, werd er een afdekadvies uitgevaardigd op 11 december door het KBIVB en de suikerfabrieken, voor de verschillende regio s van het land, behalve voor de Kust. Dit bericht meteen door talrijke weerberichten op radio en televisie uitgezonden. De eerste vorst heeft zich 14 december veralgemeend. Daarna verhoogden de negatieve temperaturen om 10 tot 15 C te bereiken in de nacht van 1819 december, in de Zuidelijke helft van het land. Door de aankondiging van hevige vorst werd voor deze streek 14 december een versterkt afdekadvies uitgebracht. Er werd voorgesteld om de bescherming van de basis van de hoop te versterken door middel van een tweede afdekzeil, door een ruimte van lucht te creëren tussen het eerste en het tweede afdekzeil (met behulp van stro, banden, noppenplastiek, grote houten planken, enz.) Een bijna permanente vorst werd waargenomen tussen 13 en 22 december, met enkele korte periode waarin de maximum dagtemperaturen lichtjes boven 0 C waren. Vanaf 23 december tot 31 december was er een algemene dooi. De maximale temperaturent waargenomen te Ukkel bereikten op 23 en 30 december 10 C. Taltijke bietenhopen moesten na deze datum nog geleverd worden (Figuur 9). In 2009 kon de opvolging en de evolutie van de ziekten in de waarnemingsvelden van het KBIVB continu bekeken worden dank zij een cartografische illustratie die regelmatig bijgewerkt werd en toegankelijk was op de website van het KBIVB (rubriek bi waarnemingsvelden cartografie). 4.4. Andere ziekten Zoals in 2006, 2007 en 2008 werd rhizoctonia bruinwortelrot weinig waargenomen, waarschijnlijk deels omdat de gronden onderhevig aan deze ziekte niet meer gebruikt werden voor de bietenteelt. Daarentegen, in tegenstelling tot 2008, werden er in 2009 talrijke haarden van violetwortelrot waargenomen. Deze haarden zijn nauwelijks detecteerbaar voor de rooi, hetgeen dikwijls het geval is bij deze ziekte. Het lijkt erop dat de hoge temperaturen een gunstig element zijn voor de ontwikkeling van deze ziekte, meestal waargenomen in de velden rijk aan calcium of humus, en met een hoge ph. Deze bodemschimmel veroorzaakt ook schade aan de gronden met een slechte bodemstructuur. Deze schimmel kan vele jaren overleven in de bodem. Bij de rooi vertoonden sommige velden bieten met een rotte wortel of bieten op het punt van volledige verrotting (zoals behandeld met een totaal herbicide). Dit fenomeen wordt Figuur 9. De periode van hevige vorst van midden december (10 tot 15 C) en de dooiperiode (10 C, op 2930 december) die erop volgde, zullen zware gevolgen hebben voor de staat van bewaring van de bietenhopen, te leveren op het einde van de campagne. De Bietplanter 02/2010 13

6. Nationale opbrengsten (voorlopige cijfers) De definitieve opbrengstniveau s voor het bietenjaar 2009 zijn zeer hoog verwacht ten opzichte van deze van de laatste twintig jaar. Dank zij de zeer gunstige weersomstandigheden in de lente, was de zaai vroegtijdig en de opkomst van de bieten heeft in goede omstandigheden plaatsgevonden, waardoor een hoog aantal planten per hectare en een homogene populatie verzekerd werd. De groei van de bieten heeft geprofiteerd van een goede bodemstructuur en van hoge temperaturen. Zij heeft, zoals over het algemeen in ons land, niet bijzonder geleden onder de droogte in 2009. De parasitaire druk (insecten en bladziekten) was gering, hetgeen bovendien de fytosanitaire uitgaven heeft beperkt. Evenzo moest er geen intensieve onkruidbestrijding gebeuren. Augustus was warm en zonnig, hetgeen gunstig was voor het productiepotentieel van de suiker. De rooiomstandigheden waren over het algemeen goed. De twee laatste maanden van 2009 daarentegen zouden de bewaringsomstandigheden van de bieten, later te leveren dan gewoonlijk, ernstig verstoord hebben. November was uitzonderlijk warm. Er bleef een te hoge temperatuur behouden in de hopen die op lange termijn moesten bewaard worden. In december was er een week van intense vorst, gevolgd g door een week van dooi, met zeer positieve temperaturen. Deze periodes zullen de staat van bewaring van de bietenhopen, te leveren na de vorstperiode, zwaar benadeeld hebben (Figuur 9). De opbrengstniveau s verwacht voor eind december zijn veel hoger dan de verwachte theoretische opbrengst, opgesteld volgens de tendens van de laatste twintig jaar. Op 31/12/2009 : de wortelopbrengst bedroeg ± 76,65 t/ha (68,67 t/ha in 2008; 65,04 in 2007; 66,07 in 2006; 66,05 in 2005; 69,9 in 2004) (theoretisch verwachte wortelopbrengst in 2009 : 68,99 t/ha). het gemiddelde suikergehalte bedroeg ± 18,57 % (17,76 in 2008; 17,15 in 2007; 16,74 in 2006; 17,28 in 2005; 17,17 in 2004) (theoretisch verwacht bruto suikergehalte in 2009 : 17,67 %). de raming van de bruto suikeropbrengst kan dan hoger liggen dan 14 t/ha (12,20 t/ha in 2008; 11,15 in 2007; 11,06 in 2006; 11,42 in 2005; 12,00 in 2004; 12,24 in 2003) (theoretisch verwachte bruto suikeropbrengst in 2009 : 12,19 t/ha). Op deze datum moesten er nog meer dan 500.000 ton bieten aan de suikerfabrieken geleverd worden. Op dat moment maakte ook de bietensuiker sector zich ernstig zorgen over het aandeel en de staat van bewaring van de bieten getroffen door de vorst en nog te leveren na een periode van dooi. Dankwoord Dit artikel werd opgesteld op basis van waarnemingen uitgevoerd in de waarnemingsvelden en de proefpercelen van het KBIVB in 2009. Wij willen onze dank betuigen aan de Vlaamse overheid Afdeling Duurzaam Landbouw Onderzoek die o.a. de opvolging van onze waarnemingsvelden mede financieren, het personeel van PIBO, CHPTE en CARAH, alsook de talrijke landbouwers, landbouwkundigen van de suikerfabrieken, studenten en gepensioneerden die deelnamen aan de opvolging van het netwerk van waarnemingsvelden, o.a. via onze internet site : www.irbabkbivb.be. 2004 2005 2006 2007 2008 2009 Zaaiperiode 25/2 1/5 11/3 25/55 7/3 15/5 15/3 15/5 24/2 15/5 6/3 4/5 50%zaaidatum 2/4 6/4 20/4 6/4 20/4 05/4 Sluiten van de rijen 5/6 1/6 20/6 20/5 20/6 5/6 Schadelijke factoren : Voorjaarsvorst Bosmuizen Slakken Insecten en verwanten Ondergrondse bietenkevers Bovengrondse bietenkevers Rouwvliegen Miljoenpoten Springstaarten Ritnaalden Emelten Aardvlooien Tripsen Bietenvliegen Groene bladluizen Zwarte bladluizen Nachtvlinders (rupsen) ( Spintmijten Nematoden Bietencystenematoden (*) Stengelaaltjes Virale vergelingsziekte Bladziekten Witziekte Cercosporia Ramularia Roest «Gele vlekken» Wortelziekten Rhizomanie (*) Gele necrose Rhizoctonia Violetwortelrot Andere wortelverrottingen Natuurlijke vijanden Lieveheersbeestjes Gaasvliegen Kevers Tabel 2: Overzicht van de voornaamste elementen die een invloed hadden op de bietenteelt in de jaren van 2004 tot 2008 in België. Legende : : zeer sterk aanwezig; : sterk aanwezig; : beperkt aanwezig; : plaatselijk waargenomen; : afwezig;? : vermoedelijk aanwezig niet bevestigd; (*) : in aanwezigheid van niet tolerante rassen (tot in 2006 voor rhizomanie) 14 02/2010 De Bietplanter