Grammar Book 1KGT Name: Class: Persoonlijke voornaamwoorden (1)... 2 Persoonlijke voornaamwoorden (2)... 2 Bezittelijke voornaamwoorden... 2 Het werkwoord zijn (be)... 2 Het werkwoord kunnen (can)... 2 Het werkwoord hebben (have)... 2 Vraagwoorden... 3 Vragen met be en can... 3 Present Simple... 4 Vragen in de Present Simple... 4 Ontkenningen in de Present Simple... 5 Woordvolgorde... 5 Tellen (telwoorden)... 6 Klokkijken... 6 Rangtelwoorden... 7 Data... 7 Past Simple... 8 Vragen in de Past Simple... 8 Ontkenningen in de Past Simple... 8
Persoonlijke voornaamwoorden (1) Persoonlijke voornaamwoorden (2) ik mij / me jij / u you jou / je / u hij hem him zij haar het het wij we ons jullie jullie zij / ze ze / hen them Bezittelijke voornaamwoorden Het werkwoord zijn (be) mijn my ik ben (niet) jouw / uw jij / u bent (niet) you are (not) zijn hij is (niet) haar zij is (niet) zijn / haar its het is (niet) onze wij zijn (niet) we are (not) jullie jullie zijn (niet) hun zij zijn (niet) Het werkwoord kunnen (can) Het werkwoord hebben (have) ik kan (niet) ik heb I have jij / u kunt (niet) jij / u hebt hij kan (niet) he can(not) hij heeft zij kan (niet) zij heeft het kan (niet) het heeft it has wij kunnen (niet) wij hebben jullie kunnen (niet) jullie hebben zij kunnen (niet) they can(not) zij hebben 2
Vraagwoorden wie? wat? waar? wanneer? waarom? welke? hoe? when? Je gebruikt what als er géén duidelijke keuze is: What colour is your car? Je gebruikt which als er wél duidelijk keuze is: Which colour is your car? Blue or red? Vragen met be en can Werk met potlood. Vul de tabel in. Het werkwoord be betekent zijn. Welke 3 vormen van be kennen we in het Engels? waar am, is, are of can in staat?,, It is dangerous? Jane can swim? We are funny? 3
Present Simple (tegenwoordige tijd) Werk met potlood. Vul de tabel in. Wanneer gebruik je de Present Simple?,, Wat voor signaalwoorden horen daarbij?,, Hoe ziet de Present Simple eruit? Wat is de SHIT-regel? Spellingregel 1 Spellingregel 2 Ik loop Wij lopen Hij loopt Het loopt You watch He We go She You study He We carry She Vragen in de Present Simple (tegenwoordige tijd) Werk met potlood. Vul de tabel in. waar am, is, are of can in staat? waar andere werkwoorden in staan? / + (she, he, it) Fire is dangerous? Dogs can run? Chips are tasty? You work hard? We love music? She plays well? Jack falls down? 4
Ontkenningen in de Present Simple (tegenwoordige tijd) Werk met potlood. Vul de tabel in. Hoe maak je ontkenningen van zinnen waar am, is, are of can in staat? Hoe maak je ontkenningen van zinnen waar andere werkwoorden in staan? / + (she, he, it) Fire is dangerous Dogs can run Chips are tasty You work hard We love music She plays well Jack falls down Woordvolgorde Werk met potlood. Vul de tabel in. Maak zelf nog vier voorbeeldzinnen. Wat is de algemene woordvolgorde in een Engelse zin? Voorbeeldzinnen Tommy watches soccer in the park on Sundays. 5
Tellen (telwoorden) 1. one 2. two 3. three 4. four 5. five 10. ten 20. twenty 30. thirty 40. forty 50. fifty 1 t/m 20: deze getallen moet je uit je hoofd leren. 6. six 7. seven 8. eight 9. nine 10. ten 11. eleven 12. twelve 13. thirteen 14. fourteen 15. fifteen Tientallen: deze getallen moet je uit je hoofd leren. 60. sixty 70. seventy 80. eighty 90. ninety 100. one hundred Samengestelde getallen maak je zo: [ tiental klein getal ] 16. sixteen 17. seventeen 18. eighteen 19. nineteen 20. twenty 23. twenty-three 36. thirty-six 42. forty-two 59. fifty-nine 85. eighty-five 354. three hundred and fifty-four Klokkijken 6
Rangtelwoorden Hoe maak je een rangtelwoord (basisregel)? + Spellingregel 1 1 e, 2 e, 3 e first, second, third Spellingregel 2 six sixth twenty-seven fifty-one fifty-first thirty-three ve Spellingregel 3 twelve sixty-five twelfth eight Spellingregel 4 eight eighth twenty-eight nine Spellingregel 5 nine ninth seventy-nine y ninety forty ninetieth Data Maak zelf nog drie voorbeelddata. Hoe zeg/schrijf je een datum in het Engels? the rangtelwoord of maand jaartal Voorbeeldzinnen the sixteenth of February 2015 the eleventh of October 1998 7
Past Simple (verleden tijd) Wanneer gebruik je de Past Simple? Wat voor signaalwoorden horen daarbij?,, Hoe ziet de Past Simple eruit? + Spellingregel 1 ww. eindigt op e Spellingregel 2 ww. eindigt op medeklinker + y Spellingregel 3 Letters verdubbelen om de klank te behouden Ik liep I walked Wij liepen We You care You cared We bake We You study You studied We carry We You stop You stopped We clap We Vragen in de Past Simple (verleden tijd) waar was of were in staat? waar andere werkwoorden in staan? + Fire was dangerous? You were friendly? You worked hard? She played well? Ontkenningen in de Past Simple (verleden tijd) Hoe maak je ontkenningen van zinnen waar was of were in staat? Hoe maak je ontkenningen van zinnen waar andere werkwoorden in staan? + Fire was dangerous. You were friendly. You worked hard. She played well. 8