Randvoorwaarden Molenbiotoop

Vergelijkbare documenten
Toelichting molenbiotoop traditionele windmolens

Vanaf 100 meter geldt als maximaal aanvaardbare hoogte een oplopende lijn die met de biotoopformule berekend wordt.

Bijlage Toelichting molenbiotopen traditionele windmolens

Biotooprapport De Bloem Amsterdam

Milieu consultancy Watermanagement Ruimtelijke ordening

Biotooprapport Windlust in Vorstenbosch

Biotooprapport Windlust te Nistelrode

1. Inleiding. 1.1 Aanleiding voor deze memo. 1.2 Huidige situatie projectgebied MEMO. Van : Rho adviseurs

Memo. Inleiding. Locatie. Molenbiotoop

: Onderbouwing niet opnemen molenbiotoop molen De Roos Delft in het bestemmingsplan DSM

Biotooprapport Ropta Metslawier

memo Berekening bouwhoogte met molenbiotoopformule, molen De Fortuin te Hattem

Geluidsproductie Coopsmolen te Zelhem

Onderwerp: Effect van bebouwing op grotere afstand op de molenbiotoop van molen De Hoop in Harderwijk

MEMO advies bouw nieuwe stal Doespolderkade 1-2 in molenbiotoop De Grosmolen, Hoogmade

Draaiende molens. dankzij een gezonde molenbiotoop

Nieuwbouw Sportzaal Kikkerpolder, Groene Maredijk 1A, sectie P3173, Leiden.

De molenbiotoop in stad en buitengebied

Artikel 3 WOONDOELEINDEN (W)

Parapluherziening De Puurveense Molen ontwerp

Uittreksel Bestemmingsplan Klarenbeek. Uitsnede plankaart. Regels

Biotooprapport Centrum-Noord e.a. Weert

Bijlage 1: Bestemmingsplan begrippen, regels en toelichting

Rapport. Invloed bouwplan De Rikker op het windaanbod van molen De Bataaf te Winterswijk. AA/OO/KS/W RA

ERRATUM II. Beschermingszone windmolens (dubbelbestemming)

MOLENBIOTOOP De LEEUW MOLENBIOTOOP WELKOM

Artikel 17 Waarde - Maastrichts Erfgoed

Uitbreiding Da Vinci College, Kagerstraat 7, sectie P3356, Leiden. Invloed geplande uitbreiding op de windvang van de direct omliggende molens.

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 22 oktober 2014, kenmerk

9.2.1 Algemene bouwregels Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

Hans Kamperman en Chiel Mensink 20-JULI-2012 Stichting Windkorenmolen De Leeuw

Rapport. Invloed nieuwbouw Scheermanlocatie op het windaanbod van de Standerdmolen te Moergestel. Figuur 1: Bouwplan Scheermanlocatie (variant 2).

Nota van beantwoording zienswijzen

Rapport. Invloed bouwplan De Hoop op windvang Wittebrinkse Molen te Zelhem. Figuur 1: De Wittebrinkse Molen te Zelhem.

Bestemmingsplan Archeologie

Uitbreiding Trekvaartplein, realisatie brug Poelgeest en herinrichting woonboten. Berekening invloed windvang Kikkermolen te Leiden

Bedrijventerrein Fase 5 Gemeente Urk vastgesteld Projectnr Revisie 01 Datum 29 januari 2018

wijzigingsplan Dr Bouwdijkstraat

NOTA ZIENSWIJZE(N) BESTEMMINGSPLAN HAREN DORP WEST

PARAPLUBESTEMMINGSPLAN ARCHEOLOGIE TOEPASSINGSBEPALINGEN DUBBELBESTEMMINGEN ALGEMENE BEPALINGEN

Afdeling: CZ Leiderdorp, 31 oktober 2006

150kV-verbinding Geervliet-Middelharnis

GEMEENTE SLIEDRECHT. Bestemmingsplan Westwijk II Vastgesteld door de raad van de gemeente Sliedrecht op 29 september 2008

Bijlage 7 Model-planregels

Bijlage 3 Voorbeeld planregels

Invloed bouwplan Molenborgh op windvang De Zuidmolen te Groesbeek OO/OO//HC BR-001

BIJLAGE 2 tekst herziene voorschriften van Westenholte

Argumenten 1.1. De geldende bestemmingsregels staan de gewenste en ingezette planologische ontwikkeling van het terrein in de weg.

Inhoudsopgave. ontwerp gemeente Groningen - bestemmingsplan Gasleiding Groningen-Winschoten 2

P l a n r e g e l s vrs

REGELS Inhoudsopgave

Toelichting * * Inleiding. Bestemmingsplan en ruimtelijk beleid

Erfafscheidingen. Gemeente Zeewolde, juni 2011

Toelichting. 1 e WIJZIGINGSPLAN Buitengebied Noord (Vagevuur 11c Lepelstraat)

Bijlage 2: Bestemmingen

Bestemmingsplan 1 e herziening Noorderpolder II Regels, 16 oktober 2009

Artikel 1 Begrippen 2. Artikel 3 Verkeer 4. Artikel 8 Slotregel 7

Burg. J.G. Legroweg 98 te Eelde

Nog niet gecontroleerde informatie!

Biotooprapport De Vier Winden in Vragender

Toelichting 3. Regels 9

Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' zijn de gronden tevens bestemd voor langzaam verkeersdoeleinden.

BELEIDSNOTITIE PLAATSEN KLEINE WINDTURBINES.

Rapport. Invloed geplande bebouwing van bestemmingsplan Dieperhout-Driestar-Diaconessenhuis op de windvang van de direct omliggende molens te leiden.

Stilstand is achteruitgang: moderne tijden & historische molens

Mariahoeve, 1e herziening (Loolaan)

definitief RUIMTELIJKE ONDERBOUWING bij projectbesluit ex artikel 3.10 Wro

Molennetwerk Zuid-Holland Wisselwerking In de praktijk

Inhoudsopgave. Regels 3

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

Ruimtelijke Onderbouwing. t.b.v. het realiseren van twee lichtmasten, Flevostraat 251 Purmerend (Sportcomplex De Munnik)

Artikel 22: Wonen Bestemmingsomschrijving

N.v.t. Nee (art. 5) Natuur. Riet en Ruigte. Stadsweide Roermond. Maaien. Waterstaat Stroomvoerend rivierbed. Nee (art. 9) N.v.t. Natuur. Nee (art.

maart H.A. Doelman-van Geest, P. Maas, J.P. de Wit Tympaan Instituut

Nr JORI Houten, 23 mei 2000

Rapport. Invloed geplande bebouwing bestemmingsplan Dieperhout e.o. op de windvang van de direct omliggende molens te leiden.

GEMEENTE HILLEGOM REGELS. onderdeel van het bestemmingsplan Fietspad Hillegom - Bennebroek van de gemeente Hillegom

Toelichting bij de beleidsnotitie voor bijbehorende bouwwerken Gemeente Pekela

INHOUDSOPGAVE. Artikel 1 Toepassingsverklaring 1. Artikel 2 Herziening van de bestemmingsplannen 1. Artikel 3 Slotbepaling 10

het plan: het onderhavige uitgewerkte plan, zijnde de kaart en deze voorschriften;

(ontwerp) ruimtelijke onderbouwing afwijking BP Asserstraat 31 Vries

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

werkzaamheden en/of het daarbij veranderende gebruik van panden en/of percelen,

Gouda, 13 augustus 2013 Betreft: Aanvullende zienswijze ontwerpbestemmingsplan "Schielands Hoge Zeedijk"

Projectbesluit Watermolendijk 3 Eelde

Handreiking. betreffende opstelling van en advisering over ruimtelijke plannen op grond van de. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland

Uitwerkingsplan. Assenrade, fase 2. Gemeente Hattem. Datum: 4 juni 2013 Projectnummer:

In deze brief gaan we ten eerste in op de voorgeschiedenis van deze zaak, waarna we verder ingaan op de uitspraak van de Afdeling van 10 mei 2012.

15003 RO VERPLAATSEN VLAAMSE SCHUUR LANGEREIT 14

Aan de Gemeenteraad. Raad. Onderwerp : Vervangende nieuwbouw van een vrijstaande woning op het perceel Boelenswei 76 te Boelenslaan.

MOLENROUTE TUBBERGEN 30 KM

Artikel 5 Bedrijventerrein

Oude Badweg 60 Eelderwolde

1. Artikel 12 Horeca. De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor: - print d.d.

Kern Epse 2010, herziening Waarde-Bos

Beleidsplan

afdeling ruimtelijke en economische ontwikkeling, I. Feenstra, telefoonnummer (0521) ;

Gemeente Hilvarenbeek Ingekomen:

PARAPLUBESTEMMINGSPLAN ARCHEOLOGIE - REGELS TOEPASSINGSBEPALINGEN DUBBELBESTEMMINGEN

Bijlage 1: Overzicht belangrijkste wijzigingen

Transcriptie:

Randvoorwaarden Molenbiotoop PI09-00044 Advies van Vereniging De Hollandsche Molen betreffende net verantwoord omgaan met de molenbiotoop van molen De Volharding in Best GEMEENTE BEST INGEKOMEN '- /m D \0U. Oi vac,tvwc^ Verentging tot behoud van mo/ens in Nededond Mark Ravesloot januari 2009 Vereniging De Hollandsche Molen Zeeburgerdijk 139 1095 AA Amsterdam Telefoon: 020-6238703 Fax:020-6383319 E-mail: dhmfatmolens.nl Website: www.molens.nl/www.molenbiotoop.nl

Inhoudsopgave 1. Inleiding 2 2. Het belang van de molenbiotoop en het verschil tussen vroeger en nu 2 3. Randvoorwaarden voor een acceptabele molenbiotoop 4 4. Normering ten aanzien van de molenbiotoop van De Volharding 5 5. Aanbevelingen voor het te ontwikkelen stuk grond naast de molen 6 6. Aanbevelingen in het algemeen ten aanzien van de molenbiotoop van De Volharding 6 7. Conclusie 7 Bijlage 1 - Relatie tussen het vermogen en de windsnelheid 9 Bijlage 2 - Maximaal toegestane hoogtes volgens de biotoopformule 10 Bijlage 3 - Voorbeeld dubbelbestemming molenbeschermingszone 11

1. Inleiding Op 25 juli 2008 hebben de gemeente Best en molenbouwer De Jong B.V. een overeenkomst ondertekend voor de restauratie van molen De Volharding aan de H. Hartstraat la te Best. De molen, die al sinds 1938 zonder kap en wieken staat, wordt maalvaardig gerestaureerd. De verwachting is dat de werkzaamheden in juli 2010 afgerond zijn. Best krijgt hiermee haar molen terug, die in 1850 is gebouwd door Adriaan Verbunt en Nicolaas Goossens. Een functionerende molen vraagt niet alleen om een bouwkundig goede staat van onderhoud. Ook de directe omgeving dient te wordt afgestemd op de molen, omdat deze afhankelijk is van de aan- en afvoer van de wind. Vandaar dat de gemeente Best Vereniging De Hollandsche Molen heeft gevraagd om te adviseren bij de realisatie van een bouwplan op het braakliggende stuk grond naast de molen. Dit rapport geeft hier uitsluitsel over en zal daarnaast ingaan op de gehele molenbiotoop van molen De Volharding in Best. 2. Het belang van de molenbiotoop en het verschil tussen vroeger en nu Alvorens advies uit te brengen zullen wij voor de volledigheid uiteen zetten wat het belang van de molenbiotoop is: Een molen is gebouwd als werktuig. Met behulp van windkracht worden bepaalde handelingen uitgevoerd, zoals het malen van graan, het slaan van olie, het zagen van hout of het opvoeren en verplaatsen van water. Het wiekenkruis is gemonteerd aan het uiteinde van een as, welke via een tandwieloverbrenging een verticale spil aandrijft. Deze zogenaamde koningsspil staat via opnieuw een tandwieloverbrenging in verbinding met het eigenlijke werktuig in de molen. Dit is bijvoorbeeld de bovenste steen in een korenmolen, de wentelas die de heien en stampers in een oliemolen aandrijft, de krukas die de zaagramen in een houtzaagmolen aandrijft, of het scheprad of de vijzel in een poldermolen. Een molen functioneert pas op het moment dat met behulp van windkracht het wiekenkruis in beweging wordt gebracht. Daarmee is de molen direct afhankelijk van de wind. Het is dan ook essentieel dat de wind de wieken ongestoord kan bereiken. Om verzekerd te zijn van een vrije windvang werden molens vroeger op open plekken in het landschap gebouwd, of voldoende hoog opgetrokken zodat ze geen last hadden van de omringende bebouwing of beplanting. Vervolgens kon de molenaar zich beroepen op het zogenaamde windrecht, dat inhield dat rondom de molen geen windbelemmerende obstakels mochten worden opgetrokken omdat dit de molenaar zou schaden in zijn werkzaamheden. Uiteraard had niet alleen de molenaar belang bij een vrije windvang. Indirect gold dit ook voor de gehele samenleving omdat die afhankelijk was van het meel van een korenmolen, of van een poldermolen die ervoor zorgde dat men droge voeten hield. Omdat de mensen zich hiervan bewust waren, leverde het openhouden van de molenomgeving maar zelden problemen op. Dat wil overigens niet zeggen dat er vroeger nooit sprake was van botsende belangen! Tegenwoordig is men niet meer direct afhankelijk van de windmolens. Deze zijn veelal buiten bedrijf geraakt en worden sindsdien als cultureel monument in stand gehouden. Toch betekent dit niet dat er geen rekening meer gehouden behoeft te worden met de indenting van de molenomgeving. Het hedendaagse molenbehoud rust namelijk op drie peilers: de financiele

middelen en bereidheid van de moleneigenaar om de molen in een redelijke technische staat te houden, het wel of niet aanwezig zijn van een vrijwillig molenaar die de molen af en toe in bedrijf stelt/in conditie houdt, het klein onderhoud verzorgt en daarnaast grotere gebreken tijdig constateert en als laatste de omgeving van de molen die bepaalt in hoeverre de molen als werktuig kan functioneren, maar ook in hoeverre het een beeldbepalend element is. Waarom zijn deze drie randvoorwaarden belangrijk? -De technische staat is in zoverre van belang dat wanneer deze niet goed is, het niet verantwoord is om met de molen te malen. Daarnaast zal een in slechte staat verkerende molen die nooit draait en daarnaast een verloederde indruk maakt, op minder draagvlak kunnen rekenen onder omwonenden dan een molen waarbij dit wel gebeurt. -De vrijwillige molenaar draagt zorg voor het kleine onderhoud van de molen en houdt de molen in conditie. Hij zorgt ervoor dat de molen draait en daarmee minder gevoelig is voor ongedierte. Daarnaast worden gebreken tijdig geconstateerd en wordt de molen af en toe doorgelucht waardoor de onderhoudstoestand van de molen minder snel achteruit gaat. Dit zorgt ervoor dat de kosten van de moleneigenaar zo laag mogelijk blijven. Daarnaast treedt de molenaar op als ambassadeur voor zijn molen. Door de molen open te stellen creeert hij draagvlak onder omwonenden, stelt hij deze in staat om de molen te beleven/ervaren en blijft hij op de hoogte de van ontwikkelingen die spelen rondom de molen. Hij is de aangewezen persoon om mensen erop te wijzen dat de molen eisen stelt aan zijn omgeving omdat deze afhankelijk is van een vrije windvang. -De molenomgeving is direct van belang voor het functioneren van de molen, omdat deze afhankelijk is van de aanvoer van wind. Als de windvang slecht is, kan de molen niet draaien. Dat zorgt ervoor dat de staat van onderhoud sneller achteruit zal gaan en het meer geld kost om de molen in stand te houden. Als de molen minder goed in het zicht ligt zal deze op minder draagvlak onder de bevolking kunnen rekenen. De molen kan niet worden beleefd/ervaren en voegt weinig toe aan het dorpsgezicht of het landschapbeeld. Ook zal een vrijwillig molenaar minder snel bereid zijn om een molen te bedienen die amper in staat is om te draaien als gevolg van zijn slechte molenbiotoop. Op het moment dat er wel gedraaid wordt, komt de veiligheid in het geding. Windbelemmerende obstakels vlakbij de molen zorgen voor turbulentie en een onevenwichtige belasting van het gevlucht. Dit beperkt niet alleen de levensduur van de draaiende en bewegende delen in of op de molen aanzienlijk, maar vergroot ook de kans op ongelukken zoals bijvoorbeeld een roeden- of asbreuk. De gevolgen dan niet te overzien. Als laatste heeft een molenaar een vrij zichtveld nodig om het weer te kunnen inschatten. Hij moet tijdig maatregelen kunnen treffen bij naderend noodweer. Kortom, voor het duurzaam in stand houden van een molen, ook wanneer deze niet meer beroepsmatig in bedrijf is, is een vrije windvang van cruciaal belang. Omdat inmiddels ook de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) het belang van de molenomgeving erkent, stelt zij sinds kort eisen aan de molenomgeving op het moment dat de moleneigenaar in aanmerking wil komen voor restauratiesubsidies in het kader van de regeling wegwerken restauratieachterstand (RRWR). Dit is natuurlijk niet voor niets, een molen die totaal ingebouwd of ingegroeid staat wordt amper beleefd/ervaren omdat deze niet in het zicht ligt en niet kan functioneren. Daarnaast zal deze al snel opnieuw een onderhoudsbeurt behoeven. Is het uit financieel oogpunt al aantrekkelijk om de molen in de wind te houden zodat een vrijwilliger ermee kan draaien, dit feit wordt sinds kort nog eens extra gestaafd door het beleid van de RACM.

3. Randvoorwaarden voor een acceptabele molenbiotoop Om weerstand te kunnen bieden tegen de oprukkende bebouwing en beplantingen rondom molens doet Vereniging de Hollandsche Molen begin jaren tachtig onderzoek naar de gevolgen van het verslechteren van de molenbiotoop op het functioneren van de molen. De resultaten vormen de basis voor de randvoorwaarden die de Hollandsche Molen in het vervolg stelt aan de molenomgeving. Daarbij heeft men getracht om te komen tot een model dat enerzijds begrijpelijk is voor iedereen, en anderzijds toepasbaar is op alle molens in Nederland. Daarnaast heeft men het zodanig willen opzetten dat het in te passen is in ruimtelijke plannen. Uitgegaan is van een functionerende molen. Gekeken is naar het vermogensverlies dat optreedt door windbelemmering. Het verband tussen vermogen en windsnelheid is niet lineair. Bij een afhame van 5% van de windsnelheid door windbelemmerende obstakels, neemt het vermogen van de molen af met 14%. Bij een afhame van 10% van de windsnelheid is het vermogen van de molen al afgenomen met 27% (zie bijlage 1 voor de grafiek van de relatie tussen het vermogen en de windsnelheid). Onderzoek (zie het rapport De inrichting van de omgeving van molens van de werkgroep molenbiotoop van Vereniging De Hollandsche Molen, augustus 1982) heeft uitgewezen dat een afhame van 5% nog acceptabel is. Dat wil zeggen dat een molen dan nog zonder grote problemen in bedrijf kan zijn. Dit heeft Vereniging De Hollandsche molen dan ook als uitgangspunt genomen bij het opstellen van het model en de bijbehorende formule. De biotoopformule is een eenvoudige manier om de maximaal aanvaardbare hoogte van obstakels rond een molen te berekenen, dusdanig dat de molen hier geen onoverkomelijke hinder van ondervindt. De biotoopformule wordt dus vooral toegepast om te kunnen bepalen of een obstakel op een bepaalde afstand van de molen al dan niet 'te hoog' is. Het model zier er als volgt uit. De eerste 100 meter dient vrij te zijn van obstakels. Vanaf 100 meter geldt een oplopende lijn die met de volgende formule te bepalen is. H(x) = x/n+c*z waarin: H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters) x = afstand van een obstakel tot de molen (in meters) n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor raw en 50 voor gesloten gebied. c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2 z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling)

Wil men de afstand berekenen waarop een obstakel van een bepaalde hoogte geplaatst mag worden, dan is de volgende, herschreven formule praktischer: X=n*(H(x)-c*z) In de twee gebruikte constanten in bovenstaande formules is de maximaal toelaatbare windreductie van 5% verwerkt. De ruwheid van de omgeving is dus van invloed op de windsnelheid. Op enkele meters boven een ruw oppervlak, zoals beplanting of bebouwing, is de windsnelheid gehalveerd ten opzichte van een referentiehoogte van 60 meter. Boven water, de minst ruwe omgeving, is deze afiiame slechts zo'n 20%. In de biotoopformule wordt de mogelijkheid gegeven om, afliankelijk van de ruwheid van de omgeving, een waarde voor de constante n in te vullen. Hoe hoger de ruwheid van de omgeving, hoe lager de waarde die hiervoor dient te worden ingevuld. De drie ruwheidscategorieen zijn als volgt: Open: Vlak land met alleen oppervlakkige begroeiing (gras) en soms geringe obstakels. Bijvoorbeeld startbanen, weiland zonder windsingels, braakliggend bouwland. Ruw: Bouwland met afwisselend hoge en lage gewassen. Grote obstakels (rijen bebladerde bomen, lage boomgaarden enzovoort) met onderlinge afstanden van omstreeks tien tot vijftien maal hun hoogte. Wijngaarden, maisvelden en dergelijke. Gesloten: Bodem regelmatig en volledig bedekt met vrij grote obstakels, met tussengelegen ruimten niet groter dan enkele malen de hoogte van de obstakels. Bijvoorbeeld bossen en lage bebouwing. De berekening kan nog verder worden verfijnd door ter plaatse de biotoop te bekijken en de ruwheid van het terrein in verschillende richtingen random de molen te inventariseren. Zo zal bij een molen aan de rand van een dorp een bepaalde sector wellicht 'open' zijn, terwijl de dorpskant 'ruw' of 'gesloten' is. In dat geval dienen er dus meerdere berekeningen uitgevoerd te worden om de aanvaardbare obstakelhoogte te bepalen. Zoals gezegd gelden voor de eerste 100 meter rand de molen andere regels. Het is namelijk gebleken dat de verstoring van de wind direct achter een obstakel zeer groot is. Bij grondzeilers dient zodoende de eerste 100 meter geheel vrij te zijn van bebouwing of beplanting, terwijl de obstakels bij een belt-, berg- of stellingmolen hier in ieder geval niet boven de belt, berg of stelling mogen uitkomen. Vanaf 100 meter geldt als maximaal aanvaardbare hoogte een oplopende lijn die met de biotoopformule berekend wordt. Wanneer de omgeving van een molen voldoet aan deze eisen is er sprake van een toelaatbare situatie. Alles wat boven de lijn uitkomt dient kritisch te worden bekeken. 4. Normering ten aanzien van de molenbiotoop van De Volharding Met behulp van de biotoopformule (H(x) = x/n+c*z) kunnen de maximaal toegestane hoogtes random De Volharding worden berekend, uitgaande van de norm die Vereniging de Hollandsche molen hanteert. Bijlage 2 geeft de resultaten in een tekening weer, tabel 1 op de volgende pagina de uitkomsten per 50m vanaf de molen. Daarbij is uitgegaan van de ruwheidscatogorie gesloten (de molen staat in de bebouwde kom), een askophoogte van 19,10m (vlucht = 24,00m, de stellinghoogte - 7,10 dus 24/2=12,0 + 7,10 = 19,10) en ten slotte c = 0,2 uitgaande van de maximaal toelaatbare windreductie van 5%.

Omdat de formule over de afstand 100 tot 165 van de molen lagere uitkomsten geeft dan 7,10 meter, dient ook hier de stellinghoogte als norm te worden gehanteerd. label 1: maximaal toelaatbare hoogte bij een zekere afstand van de molen (n=50) Afstand vanaf de molen 50m 100m 150m 200m 250m 300m 350m 400m Maximaal toegestane hoogte 7,10m 7,10m 7,10m 7,80m 8,80m 9,80m 10,80m 11,80m Anderzijds is het ook mogelijk om een tabel op te stellen met daarin de minimale afstand tussen de molen en een object van een bepaalde hoogte. Dit geeft tabel 2 weer. Daarbij is uitgegaan van dezelfde waarden als bij tabel 1. Tabel 2: minimale afstand tussen molen en object met een bepaalde hoogte (n=140) Hoogte object 2m 4m 6m 8m 10m 12m 14m 16m Minimale afstand tussen molen en object 100m 100m 100m 209m 309m 409m 509m 609m 5. Aanbevelingen voor het te ontwikkelen stuk grond naast de molen Het naastgelegen stuk grond bevindt zich binnen een straal van 100 meter van de molen. Op het moment dat ernaar wordt gestreefd om op deze plek bebouwing te realiseren die voldoet aan de biotoopnorm, dan mag er niet hoger gebouwd worden dan de stellinghoogte van de molen. Deze ligt bij De Volharding op een hoogte van 7,10 meter. 6. Aanbevelingen in het algemeen ten aanzien van de molenbiotoop van De Volharding Molen De Volharding is gelegen binnen de bebouwde kom van Best. Op het moment dat men de bestaande bebouwing zou toetsen aan de hand van de biotoopnorm, dan zal men tot de conclusie komen dat er veel gebouwen en bomen in de omgeving te hoog zijn. Dit is onder andere een gevolg van het feit dat de molen lange tijd zonder wieken heeft gestaan, in het verleden heeft men simpelweg geen rekening hoeven houden met de molen. De huidige molenbiotoop is dan ook verre van optimaal en omdat de meeste ingrepen niet meer teruggedraaid kunnen worden, is het zaak om te voorkomen dat in de toekomst de molenbiotoop verder verslechtert. Daarom raadt Vereniging De Hollandsche Molen de

gemeente Best aan om een molenbeschermingszone op te nemen in de bestemmingsplannen die vallen binnen de molenbiotoop. In bijlage 3 hebben wij een voorbeeld opgenomen hoe een dergelijke molenbeschermingszone specifiek uitgewerkt voor molen De Volharding als dubbelbestemming kan worden opgenomen in het bestemmingsplan. Een andere zorg zijn de vele bomen random de molen, onder andere aan de H. Hartweg. Omdat veel van deze bomen gelegen zijn op gemeentelijke grand, raden wij aan deze te snoeien. Beter nog is om de bomen te vervangen door laagblijvende beplanting, die ook in volwassen staat beneden de stelling blijft. De molen zal hier bij wind uit noordwestelijke en zuidoostelijke richtingen (de wind moet ook weg kunnen vloeien) sterk van proflteren, daarnaast geeft de gemeente hiermee een signaal af naar omwonenden. Wellicht dat zij ook overgaan tot het snoeien/weghalen van belemmerend groen. Niet alleen de windvang kan hiermee worden verbeterd, maar ook de zichtbaarheid waardoor de belevingswaarde van de molen zal toenemen. 7. Conclusie De komende maanden wordt molen De Volharding aan de H. Hartweg la te Best gecompleteerd en maalvaardig gemaakt. Omdat de gemeente het naastgelegen braakliggende stuk grand wil bebouwen, heeft zij Vereniging De Hollandsche Molen gevraagd om advies uit te brengen ten aanzien van de molenbiotoop. In het algemeen kan worden gesteld dat duurzaam molenbehoud/beheer rust op drie pijlers. De financiele daadkracht en bereidwilligheid van de moleneigenaar om de molen te onderhouden, de aanwezigheid van een vrijwilliger die de molen regelmatig in werking stelt en de mate waarin de wind de molen kan bereiken om de wieken in beweging te brengen. Daarmee is een molen meer dan enig ander monument afhankelijk van zijn omgeving. Op het moment dat obstakels in de onmiddellijke omgeving van de molen de vrije windtoetreding belemmeren, zal dit ten koste gaan van de capaciteit van de molen. Dit heeft weer gevolgen voor het aantal uren dat de molen daadwerkelijk kan functioneren. Het is in meerdere opzichten belangrijk dat een molen als werktuig in bedrijf kan worden gesteld. Het zorgt ervoor dat de onderhoudstoestand van de molen minder snel achteruit zal gaan. Een bewegende molen is minder vatbaar voor ongedierte. Daarnaast wordt een in bedrijf zijnde molen regelmatig doorgelucht en zal de vrijwillige molenaar gebreken tijdig constateren. Ook zorgt een draaiende molen voor het broodnodige draagvlak onder omwonenden en verlevendigt deze het aanzien van het landschap. Een slechte molenbiotoop daarentegen belemmert het zicht op de molen, demotiveert een molenaar en levert risico's op als men wel besluit om met de molen te draaien/malen. Vereniging De Hollandsche Molen heeft onderzoek gedaan naar de invloed van de molenbiotoop op een functionerende molen. Met behulp van de onderzoeksresultaten zijn randvoorwaarden opgesteld waaraan de molenbiotoop zou moeten voldoen, wil deze niet teveel het functioneren van de molen beperken. Vervolgens zijn deze randvoorwaarden specifiek uitgewerkt voor molen De Volharding in Best. De huidige molenbiotoop van De Volharding is verre van optimaal. Daarom doet de gemeente er goed aan om de biotoopnorm als maximale bouwhoogte aan te houden bij het ontwerpen

van de bebouwing voor het naastgelegen braakliggende stuk grond. Ook kan zij in het bestemmingsplan maatregelen treffen om ervoor te zorgen dat toekomstige bebouwing en beplanting binnen een straal van 400m van de molen aan de biotoopnorm voldoet. Daarnaast raden wij aan om de vele bomen op gemeentelijke grond die nabij de molen staan, te snoeien of te vervangen door laagblijvend groen. Dit zal de windvang en de zichtbaarheid van de molen verbeteren.

Bijlage 1 - Relatie tussen het vermogen en de windsnelheid De relatie tussen het vermogen en de windsnelheid IV. j j.; j { '-%.! HBK.L...... Windsnelheid in % van de ongestoorde windvang

Bijlage 2 - Maximaal toegestane hoogtes volgens de biotoopformule O o o X 3 3 _Q <s) S <5 A- A ^ V ~"-~ at? o C <J ft. <s o» -* ' <.2 3 -a it -f- i*»r<oo 10

Bijlage 3 - Voorbeeld dubbelbestemming molenbeschermingszone 1 Molenbeschermingszone De Volharding (dubbelbestemming) 1.1. De op de plankaart met molenbeschermingszone aangegeven gronden zijn, onverminderd het in deze voorschriften bepaalde ten aanzien van de voor deze gronden overige geldende bestemmingen, mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende rondstenen stellingmolen De Volharding. Deze bescherming richt zich enerzijds op het waarborgen van de vrije windvang, teneinde de molen als werkende korenmolen in stand te houden en anderzijds op de zichtbaarheid van de molen, zodat de waarde als landschapsbepalend element niet verloren gaat. 1.2. Op de in lid 1.1 bedoelde gronden mag binnen een straal van 165 meter, gerekend vanaf de voet van de molen, geen bebouwing worden opgericht hoger dan de stellinghoogte van 7.10 meter. 1.3. Op de in lid 1.1 bedoelde gronden mag binnen een straal van 165 tot 400 meter gerekend vanaf de voet van de molen, geen bebouwing worden opgericht hoger dan 7.10 meter bij 165m afstand van de molen, waarbij geldt dat deze hoogtemaat mag worden vermeerderd met 0,02 meter voor elke meter dat de bouwwerken buiten de 165 meter, op grotere afstand van de molen, worden aangebracht. 1.4. Het is verboden aanwezig te hebben: bovengrondse constructies, installaties of apparatuur; beplanting in de vorm van bomen, heesters of andere opgaande begroeiing die in volwassen staat komen; tot een hoogte die groter is dan de hoogte die in lid 1.2 en lid 1.3 als maximum is aangegeven. 1.5. In afwijking van het bepaalde in lid 1.4 is het in dat lid genoemde gebruik toegestaan indien het betreft bestaand gebruik met een grotere hoogte en daarnaast werken en werkzaamheden binnen het kader van het op de bestemming van die gronden gerichte normale onderhoud en beheer, dan wel die welke voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming. 1.6. Overtreding van het bepaalde in lid 1.4 is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. 1.7. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen voor: het bepaalde in lid 1.2 en lid 1.3 voor het toelaten van hogere bebouwing; het bepaalde in lid 1.4 voor een gebruik als bedoeld in dat lid; alleen als aan de volgende twee voorwaarden wordt voldaan: dat er kan worden aangetoond dat door verlening van vrijstelling er geen aantasting van de windvang en/of het zicht op de molen optreedt en de belangen van de molen als werktuig niet worden geschaad. dat voordat de vergunning wordt verleend, er advies is ingewonnen van de Vereniging De Hollandsche Molen. 11