Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

20 MEI 2010 F.09.0043.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. F.09.0043.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kantoor te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de dienstchef van de juridische cel te Antwerpen, met kantoor te 2000 Antwerpen, Italiëlei 4, bus 9, eiser, vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Dalstraat 67, waar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen B.H., verweerder, vertegenwoordigd door mr. Dirk van Belle, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2000 Antwerpen, Napelsstraat 32-34, waar de verweerder woonplaats kiest.

20 MEI 2010 F.09.0043.N/2 I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 1 oktober 2008 gewezen door het hof van beroep te Antwerpen. Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan. Eerste middel Geschonden wetsbepalingen - de artikelen 1200, 1206, 1208, 2242, 2244 en 2249 van het Burgerlijk Wetboek, artikel 2244 vóór zijn wijziging bij wet van 25 juli 2008; - de artikelen 1452, 1456, 1539, 1540 en 1542 van het Gerechtelijk Wetboek, artikel 1452 vóór zijn wijziging bij wet van 27 december 2005, artikel 1539 vóór zijn wijziging bij KB van 27 december 2004; - de artikelen 145 en 164 van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 (KB WIB92), artikel 164 vóór zijn wijziging bij KB van 3 december 2005; - artikel 413 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 (WIB92). Aangevochten beslissing Het bestreden arrest doet de bestreden beschikking te niet in zoverre de verweerder erbij veroordeeld wordt tot betaling van een bedrag van 67.756,14 euro, meer interest en kosten ten belope van 140,98 euro. Opnieuw wijzende, stelt het bestreden arrest vast dat de schuldvordering van de eiser opzichtens de cv Eurobuild, oorzaak van het vereenvoudigd uitvoerend beslag onder derden, uitgedoofd is door verjaring zodat de vordering van de eiser tot veroordeling van de verweerder tot betaling van het overeenstemmend bedrag als ongegrond wordt afgewezen, zulks op grond van de navolgende motieven: 12. Zo het juist is dat de derde-beslagene zich niet mag uitspreken over de rechtmatigheid van het in zijn handen gelegde beslag en dit beslag niet kan aanvechten om reden dat die schuldvordering niet zou bestaan (zie o.m. Dirix, E. en Broeckx, K., o.c. nr. 753, p. 435), en dergelijke betwisting dus geen geldige verantwoording kan vormen voor het niet-

20 MEI 2010 F.09.0043.N/3 afleggen van de verklaring van derde-beslagene, neemt dit niet weg dat zij, in het kader van de vordering tot schuldenaarsverklaring, alle excepties aan de beslaglegger kan tegenwerpen die ook de beslagene ter beschikking staan en aldus alle gronden van tenietgaan kan inroepen, evenals de modaliteiten van de schuldvordering waarvoor het beslag werd gelegd. Het betreft immers een wettelijke solidariteit gezien de derde gehouden is tot dezelfde schuld en op dezelfde wijze als de beslagene. Hij zal dus alle gronden van tenietgaan kunnen inroepen, bvb. de verjaring (zie o.m. Dirix, E., De aard van de schuldenaarsverklaring bij derdenbeslag, en Broeckx, K., o. c. nr. 780-781, p. 449-450; Dirix, E., Overzicht van rechtspraak: Beslag en Collectieve Schuldenregeling (2002-2007), T.P.R. 2007, p. 2097, nr. 105). In tegenstelling met wat (de eiser) voorhoudt, vloeit, ingeval van schuldenaarsverklaring, de voormelde solidariteit wel degelijk voort uit de wettelijke bepalingen terzake en dit om de voormelde redenen. 13. Er is geen betwisting over dat de verjaring van de belastingsschuld opzichtens de beslagene, de cv Eurobuild, nog gestuit werd door de betekening van een dwangbevel op 14 november 1994. 14. (De eiser) beroept zich op de dagvaarding die hij op 27 oktober 1999 aan (de verweerder) en tweede en derde geïntimeerden liet betekenen en die aanleiding gaf tot de bestreden beschikking. Deze dagvaarding werd evenwel niet aan de belastingsschuldige betekend en strekt er niet toe het bedreigde recht te doen erkennen maar wel tot het persoonlijk schuldenaar verklaren van (de verweerder) en tweede en derde geïntimeerden. Deze had dan ook geen verjaringstuitende werking opzichtens de cv Eurobuild (artikel 2244 BW). 15. Ook het vereenvoudigd derdenbeslag van 19 augustus 1999 kan ten aanzien van de cv Eurobuild geen verjaringstuitende werking hebben gezien niet blijkt dat dit aan haar betekend of aangezegd werd (artikel 2244 BW; zie eveneens Dirix en Broekx, o.c., nr. 756, p. 436). 16. Nu de schuldvordering van (de eiser) opzichtens de cv Eurobuild verjaard en dus uitgedoofd was vooraleer (de verweerder) persoonlijk schuldenaar werd verklaard voor de oorzaken van dit beslag, kan hij niet meer tot enig bedrag veroordeeld worden gezien de oorzaak van dit beslag verdwenen is.

20 MEI 2010 F.09.0043.N/4 Grieven Eerste onderdeel 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 433 tot 442bis WIB92, zijn alle pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, gerechtsdeurwaarders, griffiers, curatoren, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van aan een belastingschuldige verschuldigde of toebehorende inkomsten, sommen en zaken, verplicht, op het hun door de bevoegde ontvanger bij ter post aangetekende brief gedane verzoek, te betalen met het voor beslag vatbare gedeelte van de inkomsten, sommen en zaken die zij verschuldigd zijn of die zij onder zich houden en met kwijting insluitend gevolg voor de belastingschuldige, tot beloop van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door deze laatste verschuldigd is uit hoofde van belastingen, belastingverhogingen, nalatigheidsinteresten, boeten en kosten van vervolging of tenuitvoerlegging (artikel 164, 1, KB WIB92). De verjaringstermijn van vijf jaar voor de rechtsvordering tot invordering van de verschuldigde belastingen, die aanvangt twee maanden na de toezending van het aanslagbiljet (artikel 145, eerste lid, KB WIB92 juncto 413 WIB92), is ook van toepassing op het verzoek tot betaling van de ontvanger op grond van artikel 164, 1, KB WIB92. 2. Overeenkomstig artikel 145, tweede lid, KB WIB92, wordt de verjaring gestuit op de wijze bepaald in artikel 2244 en volgende BW, zoals bijvoorbeeld door een beslag, waarbij alle vormen van beslag in aanmerking komen. De onrechtstreekse vervolging tegen de derde-houder op grond van artikel 164, 1, KB WIB92, komt neer op een vereenvoudigde vorm van een beslag onder derden, waarbij het in artikel 164, 1, KB WIB92, bedoelde verzoek van de ontvanger, dat overeenkomstig artikel 164, 3, KB WIB92 als aanmaning geldt met verzet tegen afgifte van de inkomsten, sommen en zaken, stuitend werkt voor de verjaring van de rechtsvordering tot invordering van de verschuldigde belastingen. Deze stuiting heeft niet alleen uitwerking tegen de derde-houder, maar ook tegen de belastingschuldige zelf, en zowel ten aanzien van het voorwerp van het beslag, zijnde de beslagen schuldvordering die de belastingschuldige heeft op de derde-houder, als ten aanzien van de oorzaak van het beslag, zijnde de schuldvordering van de ontvanger op de belastingschuldige. 3. Opdat het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag ook stuitend kan werken ten aanzien van de verjaring van de schuldvordering van eiser tegen de belastingschuldige is niet vereist dat dit fiscaal beslag onder derden voorafgaandelijk aan de belastingschuldige wordt betekend, ter kennis gebracht of aangezegd. Een burgerlijke stuiting is gesteund op de wilsuiting van de schuldeiser om de verjaring van zijn schuldvordering te stuiten, met als gevolg dat de stuiting intreedt los van de kennisname ervan door de schuldenaar (de artikelen 2242 en 2244 BW).

20 MEI 2010 F.09.0043.N/5 Met het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag wenst de ontvanger van de derde-houder de betaling te bekomen van de openstaande belastingschulden, waarbij het verzoek tot betaling, gericht aan de derde-houder, ertoe strekt zijn door verjaring bedreigde schuldvordering jegens de belastingschuldige te doen erkennen, zij het onrechtstreeks via de derde-houder. Anders dan het bestreden arrest oordeelt, heeft het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag van 19 augustus 1999 derhalve de verjaring gestuit van de schuldvordering van eiser op de belastingschuldige, ook al was dit derdenbeslag niet aan hem betekend, ter kennis gebracht of aangezegd. 4. Wanneer de verjaring wordt gestuit door een beslag, te dezen een vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag, zoals geregeld in artikel 164 KB WIB92, begint de nieuwe verjaringstermijn ten aanzien van alle bij het beslag betrokken partijen pas te lopen nadat de laatste proceshandeling in het raam van het beslag werd gesteld, hetzij, na de overhandiging van de gelden aan de ontvanger, hetzij, op het ogenblik dat definitief wordt beslist tot de ongegrondheid van het beslag. 5. Hieruit volgt dat het bestreden arrest niet wettig heeft beslist dat het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag van 19 augustus 1999 ten aanzien van de cv Eurobuild geen verjaringstuitende werking kan hebben gezien niet blijkt dat dit aan haar was betekend of aangezegd, dienvolgens op die gronden niet wettig heeft beslist dat de schuldvordering van eiser opzichtens de cv Eurobuild was verjaard en uitgedoofd vooraleer de verweerder persoonlijk schuldenaar werd verklaard voor de oorzaken van het beslag (schending van de artikelen 2242, 2244 BW, artikel 413 WIB92, de artikelen 145 en 164 KB WIB92). Tweede onderdeel 1. Overeenkomstig artikel 145, tweede lid, KB WIB92, wordt inzake directe belastingen de verjaring gestuit op de wijze bepaald in artikel 2244 en volgende BW, zoals door een dagvaarding of een beslag. 2. In het kader van een beslag onder derden, heeft elke daad van stuiting van de verjaring van de schuldvordering waarvoor het beslag wordt gelegd, uitwerking ten aanzien van de drie betrokken partijen. De dagvaarding van 27 oktober 1999, waarbij de eiser op grond van artikel 164, 5, KB WIB92 de veroordeling vorderde van verweerder als rechtstreekse schuldenaar van de oorzaken van het beslag, betreft een binnen het kader van de derdenbeslagprocedure gestelde proceshandeling en heeft een stuitende werking zowel ten aanzien van verweerder als ten aanzien van de belastingschuldige, de cv Eurobuild. 3. In zoverre een burgerlijke stuiting gesteund is op de wilsuiting van de schuldeiser om de verjaring te stuiten van zijn schuldvordering, is het niet vereist dat de dagvaarding tot schuldenaarsverklaring van de derde-houder, die er onrechtstreeks toe strekt het bedreigde recht van eiser te doen erkennen, aan de belastingschuldenaar zelf wordt

20 MEI 2010 F.09.0043.N/6 betekend om tegen hem de verjaring te stuiten van de vordering tot invordering van de verschuldigde belastingen (de artikelen 2242 en 2244 BW). 4. De stuiting van de verjaring door een beslag duurt voort tot wanneer de laatste proceshandeling in het raam van het beslag werd gesteld, terwijl de stuiting ingevolge een dagvaarding voortduurt tot op de dag van de uitspraak van het vonnis of arrest dat een einde maakt aan het geding. 5. Hieruit volgt dat het bestreden arrest niet wettig heeft geoordeeld dat de schuldvordering van de eiser opzichtens de cv Eurobuild niet was gestuit door de dagvaarding van de verweerder op basis van artikel 164, 5, KB WIB92, omdat die niet was betekend aan de cv Eurobuild, mitsdien niet wettig heeft beslist dat de schuldvordering van eiser jegens de cv Eurobuild was verjaard en dus uitgedoofd vooraleer verweerder persoonlijk schuldenaar werd verklaard voor de oorzaken van het beslag (schending van de artikelen 2242, 2244 BW, artikel 413 WIB92, de artikelen 145 en 164 KB WIB92). Derde onderdeel 1. Krachtens artikel 164 KB WIB92 kan de ontvanger der belastingen rechtstreeks een verzoek tot betaling richten tot de schuldenaar van de eigen debiteur waarbij hij zijn verhaalsrechten voor de eigen schuldvordering (de belastingschuld) uitoefent op de schuldvordering die zijn debiteur (de belastingschuldige) heeft op diens schuldenaar (de derde-houder). De derde-houders die niet aan het verzoek tot betaling kunnen voldoen binnen de 15 dagen na het neerleggen ter post van dit verzoek en die nalaten binnen deze termijn de verklaring te doen welke voorzien is in artikel 1452 Ger. W., te weten een omstandige verklaring van hetgeen zij aan de beslagen debiteur zijn verschuldigd, kunnen worden vervolgd alsof zij rechtstreeks schuldenaar waren (artikel 164, 4 en 5, KB WIB92; cf. de artikelen 1452, 1456, 1539, 1540 en 1542 Ger. W.). Zoals het bestreden arrest aanneemt (p. 5, eerste alinea), wordt door de veroordeling van de derde-houder als rechtstreeks schuldenaar van de oorzaak van het beslag een wettelijke solidariteit tot stand gebracht tussen de derde-houder, enerzijds, en de beslagen belastingschuldige, anderzijds, waarbij zij verplicht zijn tot een en dezelfde schuld, elk van hen voor het geheel kan worden aangesproken, de betaling door één van hen gedaan, de overige hoofdelijke schuldenaars jegens de schuldeiser bevrijdt en de excepties die uit de aard van de schuld voortvloeien door elk van hen kan worden ingeroepen (de artikelen 1200 en 1208 BW). 2. Overeenkomstig artikel 145, tweede lid, KB WIB92, wordt de verjaringstermijn inzake directe belastingen (artikelen 145, eerste lid, KB WIB92, juncto 413 WIB92) gestuit op de wijze bepaald in artikel 2244 en volgende BW, zoals bijvoorbeeld door een dagvaarding. De stuiting bepaald in artikel 2244 en volgende BW heeft in beginsel enkel gevolgen voor de personen die daarbij partij zijn geweest, behoudens in geval van hoofdelijkheid:

20 MEI 2010 F.09.0043.N/7 vervolgingen tegen een van de hoofdelijke schuldenaars stuiten de verjaring ten aanzien van allen (de artikelen 1206 en 2249 BW). In zoverre een wettelijke solidariteit aan de grondslag ligt van de vervolging van verweerder op grond van artikel 164, 5, KB WIB92 als rechtstreeks schuldenaar van de oorzaak van het beslag, werkt die vervolging bijgevolg ook stuitend ten aanzien van de oorzaak van het beslag. De dagvaarding die de eiser op 27 oktober 1999 aan de verweerder liet betekenen op grond van artikel 164, 5, KB WIB92, teneinde verweerder te veroordelen als rechtstreeks schuldenaar van de oorzaak van het beslag, strekt er bijgevolg ook toe om het bedreigde recht van de eiser te doen erkennen jegens de belastingschuldenaar, met wie de verweerder hoofdelijk tot dezelfde schuld is gehouden, zodat de bedoelde dagvaarding ook stuitend werkt voor de oorzaak van het beslag, zijnde de schuldvordering van de eiser opzichtens de cv Eurobuild, zonder dat vereist is dat deze dagvaarding aan de cv Eurobuild werd betekend. 3. Hieruit volgt dat het bestreden arrest niet wettig, zonder miskenning van het hoofdelijk karakter van de schuld waarvoor de verweerder rechtstreeks als schuldenaar werd aangesproken overeenkomstig artikel 164, 5, KB WIB92, heeft beslist dat de dagvaarding van 27 oktober 1999 geen stuitende werking had opzichtens de cv Eurobuild op grond dat deze dagvaarding, enerzijds, er niet toe strekte het bedreigde recht te doen erkennen maar wel tot het persoonlijk schuldenaar verklaren van de verweerder, anderzijds, niet aan de cv Eurobuild was betekend (schending van de artikelen 1200, 1206, 1208, 2242, 2244 en 2249 BW, de artikelen 1452, 1456, 1539, 1540 en 1542, Ger. W., de artikelen 145 en 164 KB WIB92, en artikel 413 WIB92). III. BESLISSING VAN HET HOF Beoordeling Eerste onderdeel 1. Luidens het toepasselijke artikel 164, 1, KB WIB92 zijn, onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 433 tot 442bis WIB92, alle pachters, huurders, ontvangers, agenten, huismeesters, notarissen, gerechtsdeurwaarders, griffiers, curatoren, vertegenwoordigers en andere bewaarnemers en schuldenaars van aan een belastingschuldige verschuldigde of toebehorende inkomsten, sommen en zaken, verplicht, op het hun door de bevoegde ontvanger bij ter post aangetekende brief gedane verzoek, te betalen met het voor beslag vatbare gedeelte van de inkomsten, sommen en zaken die zij verschuldigd zijn of die zij

20 MEI 2010 F.09.0043.N/8 onder zich houden en met kwijting insluitend gevolg voor de belastingschuldige, tot beloop van het bedrag, geheel of gedeeltelijk, dat door deze laatste verschuldigd is uit hoofde van belastingen, belastingverhogingen, nalatigheidsinteresten, boeten en kosten van vervolging of tenuitvoerlegging. De rechtstreekse vervolging tegen de derde-schuldenaars van de belastingplichtige op grond van artikel 164, 1, KB WIB92 komt neer op een vereenvoudigde vorm van een beslag onder derden. 2. De schuldeiser die krachtens de artikelen 1445 of 1539 van het Gerechtelijk Wetboek beslag legt onder derden op de bedragen en zaken die deze aan zijn schuldenaar verschuldigd zijn, stuit de verjaring van de schuldvordering die de beslagen schuldenaar op de derde-beslagene heeft. Het stuit ook de verjaring van de eigen schuldvordering die de beslaglegger op de beslagen schuldenaar heeft vanaf de aanzegging of betekening van het beslag aan de beslagene schuldenaar. 3. Het onderdeel dat ervan uitgaat dat het beslag onder derden zowel de verjaring stuit van de schuldvordering van de beslagen schuldenaar op de derdebeslagene als de verjaring van de schuldvordering die de beslaglegger op de beslagen schuldenaar heeft ook al werd dit beslag aan de beslagen schuldenaar niet betekend, ter kennis gebracht of aangezegd, gaat uit van een andere rechtsopvatting. Het onderdeel faalt naar recht. Tweede onderdeel 4. Op grond van artikel 145, tweede lid, KB WIB92 en artikel 443bis, 2, WIB92, wordt de verjaring inzake inkomstenbelastingen gestuit op de wijze bepaald in artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek. Dit artikel bepaalt dat een dagvaarding voor het gerecht, een bevel tot betaling of een beslag, betekend aan hem die men wil beletten de verjaring te verkrijgen, burgerlijke stuiting van de verjaring vormen. 5. De burgerlijke stuiting van de verjaring is gesteund op de wilsuiting van de schuldeiser. De wilsuiting is bij een vordering ingesteld tegen de derde, gericht tegen die derde en heeft een stuitende werking wat betreft de vordering van de

20 MEI 2010 F.09.0043.N/9 beslagen schuldenaar op de derde-beslagene, maar heeft geen stuitende werking wat de vordering betreft van de beslaglegger tegen de beslagen schuldenaar. 6. De appelrechters oordelen dat de dagvaarding gericht tegen de verweerder strekkend tot zijn veroordeling als rechtstreeks schuldenaar geen stuitende werking had ten opzichte van de beslagen schuldenaar en schenden zodoende de in het onderdeel aangewezen wetsbepalingen niet. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Derde onderdeel 7. Krachtens artikel 1456 van het Gerechtelijk Wetboek, kan de derdebeslagene die geen verklaring heeft afgelegd overeenkomstig artikel 1452 van dat wetboek of die deze niet met nauwkeurigheid heeft gedaan, geheel of ten dele schuldenaar worden verklaard van de oorzaken en de kosten van het beslag. In geval van een vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag legt artikel 164, 4, KB WIB92 aan de derde-houders bedoeld in 1 de verplichting op om de verklaring af te leggen overeenkomstig artikel 1452 van het Gerechtelijk Wetboek. Artikel 164, 4, KB WIB92 bepaalt dat de derde-houders die niet voldoen aan deze verplichting worden vervolgd alsof zij rechtstreekse schuldenaar waren. De derde-houder die tot rechtstreeks schuldenaar wordt verklaard en de derdebeslagene die veroordeeld wordt tot de oorzaken en kosten van het beslag, staan in de mate van hun veroordeling in voor de schuld van de beslagene. De derdehouder zijn dan met de beslagene tegenover de beslagleggende schuldeiser gehouden als in solidum gehouden schuldenaars. 8. Op grond van artikel 145, tweede lid, KB WIB92 en artikel 443bis, 2, WIB92, wordt de verjaring inzake inkomstenbelastingen gestuit op de wijze bepaald in voormeld artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek. 9. Artikel 1206 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat vervolgingen tegen een van de hoofdelijke schuldenaars de verjaring stuiten ten aanzien van allen. Artikel 2249, eerste lid, van hetzelfde wetboek bepaalt dat de ingebrekestelling van een der hoofdelijke schuldenaars, overeenkomstig de bovenstaande artikelen, of de erkenning van de schuld door hem gedaan, de verjaring stuit tegen alle overige,

20 MEI 2010 F.09.0043.N/10 zelfs tegen hun erfgenamen. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op in solidum gehouden schuldenaars. 10. De appelrechters stellen vast en oordelen dat: - de eiser bij aangetekend brief van 19 augustus 1999 een vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag heeft gelegd overeenkomstig artikel 164, 4, KB WIB92 in handen van de verweerder; - de verweerder naliet zijn verklaring van derde-beslagene te doen; - de eiser de verweerder op 27 oktober 1999 heeft gedagvaard ten einde hem tot schuldenaar te horen verklaren van de oorzaak van het beslag; - de sanctie van schuldenaarsverklaring van de verweerder zich opdringt waardoor de verweerder gehouden is tot dezelfde schuld en op dezelfde wijze als de belastingplichtige; - de schuldvordering ten opzichte van de belastingplichtige is verjaard; - de verjaring van de belastingschuld niet wordt gestuit door de dagvaarding van de verweerder op 27 oktober 1999. 11. Door op die gronden te oordelen dat aangezien de belastingschuld is verjaard en deze verjaring niet werd gestuit door de dagvaarding van de verweerder, de verweerder niet kan worden veroordeeld tot de oorzaak van het beslag, verantwoorden de appelrechters kun beslissing naar recht. Het onderdeel kan niet worden aangenomen. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiser in de kosten. Bepaalt de kosten op de som van 177,66 euro jegens de eisende partij en op de som van 151,01 euro jegens de verwerende partij.

20 MEI 2010 F.09.0043.N/11 Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit voorzitter Ivan Verougstraete, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Edward Forrier, en de raadsheren Eric Dirix, Alain Smetryns en Geert Jocqué, en in openbare terechtzitting van 20 mei 2010 uitgesproken door voorzitter Ivan Verougstraete, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Johan Pafenols. J. Pafenols G. Jocqué A. Smetryns E. Dirix E. Forrier I. Verougstraete