Preek over 1 Sam. 2:12-36 (Hoofddorp, 11 oktober 2009) Gemeente van Christus, gasten, Van harte welkom in de wereld van Chofni en Pinechas. Misschien ben je nog nooit, of een tijd niet meer in de kerk geweest en zit je vanochtend voor het eerst hier, in de Kruiskerk. De kans is groot dat je dan denkt: mooi boek, de Bijbel. Het gaat over twee priesters die zich misdragen met zelfverrijking en geweld. Het zou zo een stuk kunnen zijn dat je morgen in de krant leest. Over een burgermeester die een dubbele woonvergoeding opstrijkt en zo misbruik maakt van zijn ambt. Over een dominee die misbruik maakt van het vertrouwen van vrouwelijke gemeenteleden. Dit soort verhalen lezen we dus ook in de Bijbel. Niks nieuws onder de zon. Misbruik is van alle tijden. Ik kan het nieuws van vanochtend kort zo samenvatten [dia 1]: 1. mensen zijn niet veranderd. Wij zijn nog steeds even doortrapt, en dubbel als vroeger. Denk aan de zonen van Eli. Maar ook aan Elkana uit hoofdstuk 1. 2. [dia 2] God is niet veranderd. Hij is trouw. Hij heeft niet gedacht, na de geschiedenis van 1 Samuël 2: nu is het genoeg. Ik trek mijn handen af van mensen. God oordeelt. Dat wel. Maar God blijft zich verbinden aan dubbele en falende mensen. Daarom lezen we vandaag ook nog dit verhaal uit de Bijbel. De Bijbel gaat niet in de eerste plaats over fantastische mensen, geloofshelden. De Bijbel gaat over God. Hij is geweldig!
Ik heb de preek verdeeld in 4 stukken: vers 12-17; vers 18-21; vers 22-26 en vers 27-36. Ik zal elk gedeelte lezen en bespreken aan de hand van een voorwerp en een sleutelwoord. Zo gaan we zien wat een vork, een jas, een gehoorapparaat en een weegschaal met elkaar te maken hebben. Ik begin bij het eerste gedeelte. We hebben het net gelezen. Het voorwerp dat erbij hoort, is een vork [dia 3 - titel] Het sleutelwoord, daar kom ik straks op. Omdat de Bijbel geschiedenis vertelt, moet je ook altijd letten op het verband. Het vers dat aan ons gedeelte vooraf gaat vertelt van Samuël, die achterbleef om de Heer te dienen, onder de hoede van de priester Eli (vers 11). En dan vertelt vers 12 verder over de priesters, die daar óók waren. En daar wordt je niet vrolijk van. Hanna vertrouwt haar 3-jarige zoontje toe aan God, hij mag opgroeien bij het tabernakelpersoneel. En als ze weggaat, blijken dat Chofni en Pinechas te zijn. Hun namen worden in vers 12 niet eens meer genoemd. Zij zijn zo slecht dat er maar één zin voor nodig is om hen te beschrijven: de zonen van Eli waren een stel afpersers. Chofni en Pinechas hadden één gereedschap dat kenmerkend was voor hen. Een drietandige vork. Wat deden ze daarmee? Twee dingen. Ze maakten in de eerste plaats misbruik van de rechten van mensen die naar Silo waren gekomen om offers te brengen. [dia 3.1] Dat lezen we in de verzen 13-15. Wanneer iemand met een offer naar Silo was gekomen, mochten zij meestal zelf een gedeelte van de offermaaltijd opeten. Denk aan Hanna, Elkana en Peninna die in hoofdstuk 1 hun deel van de offermaaltijd aten. Trouwens, denk ook aan het avondmaal waar wij deel krijgen aan het offer van Jezus Christus.
Wanneer dat gebeurde, kwamen de zonen van Eli met een enorme vork, prikten in de pot, en alles wat eraan bleef hangen, was voor hen. Pure zelfverrijking. Waarmee ze de rechten van de mensen die God kwamen dienen, schonden. Maar of dat nog niet erg genoeg was, maakten ze ook nog misbruik van de rechten van God. [dia 3.2] vers 15-16. Ze wachtten niet voor de rook zichtbaar van het vet opsteeg naar omhoog. Zo beroofden ze ook God van zijn deel van de offers die de mensen kwamen brengen. [dia 4] Je kunt het misschien vergelijken met medewerkers van een goede doelen organisatie die zichzelf verrijken met het geld dat mensen geven. Ze beroven daarmee niet alleen mensen die hun geld geven maar ook de mensen die de hulp hadden moeten ontvangen. Chofni en Pinechas zijn net als obers die het lekkerste van het bord van hun gasten eerst opeten voor het aan de gasten te geven. Als zo het zo bekijkt, is het nog een wonder dat er nog steeds mensen kwamen in Silo. Maargoed, die kwamen om God te ontmoeten. En daarom nam God de hele zaak ook zo hoog op. [dia 5] Het sleutelwoord dat bij dit gedeelte hoort, is zeer. God nam het gebrek aan eerbied de zonen van Eli zeer kwalijk. Maar laten we niet blijven hangen bij Chofni en Pinechas. Ook wij zijn, ik heb het vorige week gezegd, een priestervolk (1 Petrus 2). Je zou kunnen zeggen: wij staan, net als de priesters vroeger in de tabernakel of tempel, tussen God en mensen in. De kerk is Gods visitekaartje naar de wereld. wij moeten onszelf als levende offers in zijn dienst stellen (Rom. 12) zodat mensen aan ons kunnen zien wie God is: trouw, gastvrij. Doen we dat niet, dan beroven we niet alleen mensen maar ook God (zijn eer). En ook dat zal Hij hoog opnemen.
Over het volgende gedeelte kunnen we korter zijn: vers 18 tot 21. Het voorwerp is [dia 6]: een jas. Of het priesterhemd. Zoals de vork het gereedschap was van de zonen van Eli, en hen ook typeerde, zo is de mantel het gereedschap van Samuël, dat hem ook echt typeert. Denk aan Saul, die de geest van Samuël oproept. Wanneer deze verschijnt vraagt Saul: Hoe ziet hij eruit? Waarop de vrouw antwoordt: Het is een oude man, gehuld in een mantel. Dan staat er: Toen wist Saul dat het Samuël was. [dia 7] De mantel is een symbool voor toewijding en trouw. En van leiderschap. Samuël zal uitgroeien tot leider: de laatste Rechter over het volk. Sleutelwoord is [dia 8] groot worden. Want dat staat er letterlijk in vers 21: de jonge Samuël werd groot bij de Heer. Dat is niet alleen maar opgroeien. Iedere keer op het consultatiebureau er achter komen dat hij groeit volgens de groeicurve. Opgroeien is ook: karakter ontwikkelen. En het is ook: groeien in aanzien. Het Nederlands kent eenzelfde soort woordspeling. Letterlijk is het: groeien in gewicht / gewichtig worden. Dat doet Samuël. En misschien mag ik ook hier een kleine toepassing maken. Er staat namelijk niet dat Samuël geliefd werd door de mensen (dat staat wel in vers 26), maar door God. Dat is het meest belangrijk. Bedenk dat goed: niet wat mensen van je vinden. Zelf ook niet wat je van jezelf vindt. Maar wat God van je vindt. We gaan verder: vers 22 tot 26. Het voorwerp dat ik heb uitgekozen bij dit gedeelte, is een gehoorapparaat. [dia 9] Let op het verschil weer met het vorige vers. Eli is oud. Er staat zeer oud. Terwijl Samuël opgroeit, groot wordt, verdwijnt Eli. Waarom een gehoorapparaat? Het is het gereedschap dat hem typeert. Eli heeft moeite met luisteren. En dat komt niet alleen omdat hij oud wordt.
Er staat: van tijd tot tijd bereikten hem geruchten. Dat moet je niet al te letterlijk nemen. Zo van: Eli wist het niet helemaal zeker, maar hij hoorde soms wel eens wat Eli wist best van het misbruik van zijn zonen. We lezen dat Chofni en Pinechas zich zelfs vergrepen aan de vrouwen die dienst deden bij de ingang. Als je hoofdstuk 1 terugleest met de kennis van hoofdstuk 2 dan krijg je rillingen. Rillingen, die je ook krijgt wanneer je op televisie ziet dat de zwemleraar van je kind wordt beschuldigd van misbruik met kinderen. Zou Hanna zijn ontsnapt aan de vieze vingers van Chofni en Pinechas? Let op het scherpe oordeel over de zonen van Eli. Vers 25: de Heer had besloten hen te doden. Wat de zonen doen, is echt schandalig. En ook Eli heeft er z n aandeel in. [dia 10] Het sleutelwoord dat bij dit gedeelte hoort, is luisteren. Ook de zonen weigeren te luisteren (vers 25). Luisteren: daarmee bedoel ik: gespitst zijn op wat God wil. Het is een houding waarmee je in het leven staat. In plaats van gericht te zijn op wat jij wilt en hoe jij aan je trekken komt, attent zijn op God: komt God niets te kort? De zonen van Eli zijn niet gefocust op wat God wil. Maar ook Eli heeft er moeite mee. Ook hij luistert niet echt. Dat blijkt trouwens ook uit de geschiedenis van de roeping van Samuël: Eli bedenkt pas na de derde keer dat het misschien God is, die Samuël hoort. Nota Bene: in het huis van God! Niet-luisteren uit zich niet altijd in wangedrag zoals de zonen van Eli. Het kan zich ook uiten in een gearriveerde houding. In iemand die de boel probeert te sussen. Alleen uit is op de goede orde : toe, toe
Iemand die niet uit is op de eer van God. Eli spreekt zijn zonen aan op hun wangedrag en waarschuwt ze: pas op! Wangedrag tegenover God blijft niet ongestraft! Maar het zijn de laatste stuiptrekkingen van de Eliden: het priestergeslacht van Eli. Zíjn familie is bezig is te verdwijnen hun zonden groeien. En intussen groeit ook Samuël: vers 26. Geliefd zowel bij God en bij de mensen. In die volgorde. [dia 11 leeg scherm] Vers 27-36. De vertaling ten slotte is, vind ik, heel goed (je kunt ook vertalen en, of en toen ). Het eind van het verhaal voor Eli en zijn zonen tekent zich af. Eli en zijn huis is letterlijk en figuurlijk aan het aftakelen. Dit wordt bevestigd door een godsman. Zijn naam wordt verder niet genoemd. Het is ook verdrietig. De hogepriester zou eigenlijk godsman moeten zijn. Maar er komt iemand anders die namens God tegen Eli spreekt. Dit is een van die gedeelten in de Bijbel waarin God zich heel rechtstreeks sprekend tot iemand richt. Als in de 10 geboden. Of aan het einde van het bijbelboek Job. God begint met te vertellen wat Hij heeft gedaan. Net als aan het begin van de kerkdienst: weten jullie het nog? Ik ben de Heer, die jullie uit de macht van de Farao van de duivel bevrijd heeft! Zo ben ik. Met andere woorden, God zegt: je kent Mij toch? Dat God genadig is, wordt hier in 1 Samuël 2 nog extra benadrukt doordat God hier zegt dat Hij zich aan de voorouders van Eli bekend maakte toen zij nog slaven waren. Het was helemaal Gods initiatief, op een moment dat de omstandigheden uitzichtloos waren.
[dia 12] Het voorwerp dat bij dit gedeelte hoort is een weegschaal. En het sleutelwoord is: gewicht. We weten uit een later hoofdstuk, dat Eli oud en dik is. In dit hoofdstuk wordt er, ik zei het net ook al, een soort woordspel gespeeld met het woord gewicht of gewichtig. God heeft de familie van Eli uitgekozen om priester te worden. Zij mochten ook eten van de offers die de mensen in Silo brachten. Maar niet op de manier van Chofni en Pinechas. Die gingen zich te buiten aan de offergaven van de gewone mensen. Ze werden er letterlijk dik van. God zegt tegen Eli: kennelijk sla je je zonen hoger aan dan Mij, want je mest jezelf vet door steeds het beste deel op te eisen van de offers die mijn volk Israël mij brengt. Met andere woorden: je vindt jezelf en je zonen gewichtiger / belangrijker dan Mij! De offers die in Silo worden gebracht zijn de offers van mijn volk (zegt God), en die komen Mij toe. Maar jij denkt vooral aan jezelf en aan jouw zonen. Let op dat woordje mijn. Dit is mijn volk, zegt God. Hen beroven is Mij beroven. Kom je aan hen, dan kom je aan Mij. Zo is God. Hij heeft zijn volk bevrijd. Dat volk mag leven uit dankbaarheid. En als mensen daar tussen komen, dan wordt God boos. Daarom ook dat oordeel over Chofni, Pinechas èn ook over Eli. Eli is niet zomaar een vader die zijn zoons niet in bedwang kan houden. Hij heeft een veel grotere verantwoordelijkheid. En de belangen, die hier op het spel staan zijn groot. Het gaat om de relatie tussen God en mensen. Daar zijn Eli en zijn zoons tussen gaan staan. En dat neemt God zeer zwaar op. [dia 13] De weegschaal is ook beeld van de rechtspraak in het geval van Eli slaat hij door naar Eli ipv God. En daarom kondigt de godsman het einde aan van het tijdperk van de Eliden. Niemand wordt meer oud in jouw familie. Niemand, op een enkeling na, zal mijn altaar nog betreden. Je zonen zullen op één dag sterven.
De nieuwe priester, die aangekondigd wordt tussen twee haakjes, niet Samuël, maar volgens 1 Koningen 2 Sadok doen het tegenovergestelde van wat Eli en zijn zonen doen: Gods wensen en verlangens uitvoeren. [dia 14] Dat hoort bij priesters van God. Daaraan zitten twee kanten, wat mij betreft: 1. het is een opdracht voor ons als nieuwtestamentisch priestervolk om gespitst te zijn op Gods eer, zijn wil, zijn gewicht, en dus niet op dat van onszelf; 2. het is ook een onmogelijkheid. Voor mensen. Om helemaal afgestemd te zijn op wat God wil. Op zijn wensen en verlangens. [dia 15 - titel] Ik maak de voorlopige balans op van de geschiedenis tot 1 Samuël 2. wat is de situatie? - [dia 5.1] Iedereen deed wat goed was in zijn eigen ogen (Rechters 21:25); - [dia 15.2] Zelfs de priesters dachten alleen maar aan zichzelf; - [dia 15.3] Het huis van Eli verdwijnt. In 1 Sam. 22 wreekt Saul zich op de nakomelingen van Eli. De priesters die overblijven uit het huis van Eli worden in latere tijden gedegradeerd tot tweederangs tempelpersoneel in de tempel van Jeruzalem, waar de zonen van Sadok de dienst uitmaken. [dia 16 leeg scherm] Maar God zou God niet zijn als we niet óók lichtpuntjes zien. Tekenen van zijn trouw. Niet omdat mensen nu zo geweldig zijn. Maar omdat Hij trouw ís. Van nature, van zichzelf.
[dia 17] Ik begon de preek met het nieuwsbericht dat: 1. mensen niet veranderd zijn. Dat is duidelijk. De geschiedenis van 1 Samuël 2 is voor ons zowel herkenbaar als waarschuwend. Denk niet dat wij van nature anders zijn dan het volk Israël; 2. maar ook dat God niet veranderd is. Hij is wel van nature trouw. Daarom zorgt God zelf voor een vervolg. [dia 18] Een priester die Hem trouw is. In het Oude Testament Sadok. In het Nieuwe Testament: Jezus Christus. Misschien denk je: priester, waar gaat dit over? Nou, het gaat om de relatie tussen God en mensen. Daar is priesterwerk voor nodig, verzoeningswerk. [dia 19 leeg scherm] Dat gaat niet vanzelf. Want mensen veranderen niet. Maar God zij dank. Hij ook niet! Vandaag is Hij dezelfde als toen. Zelfs in zijn oordeel is God nog trouw. Denk aan wat de godsman zegt. Maar denk ook aan Golgotha: voor wie niet op God vertrouwt is Golgotha Gods oordeel over ongeloof. Maar voor wie gelooft dat God bereid was en is zich op te offeren voor jou: eeuwig leven!! [amen]