Telefoon 055-538 22 22. Referentie 1301-1301. Blad 1 van 27



Vergelijkbare documenten
Energiemanagementprogramma HEVO B.V.

Energie en CO2: Energiemanagement programma

Energie en CO2: Energiemanagement programma

Energie management Actieplan

ENERGIEMANAGEMENTPROGRAMMA VDM-GROEP

Procedure 07 CO 2 -prestatieladder. 24 februari 2013 (FKO)

CO 2 -Prestatieladder

CO2 managementplan. Max Bögl

CO 2 -footprint V.T.G. Riooltechniek

Energiemanagement actieplan Klaver Giant Groep B.V. Op basis van de internationale norm ISO , 4.4.4, 4.4.5, 4.4.6, en 4.6.

Energiemanagementsysteem. Van de Kreeke Beheer BV en Habets-van de Kreeke Holding BV

ENERGIEMANAGEMENTPROGRAMMA VDM-GROEP

CO 2 -footprint 2013 scope 1 & 2

CO 2 -footprint Het Veldwerkbureau B.V.

Inhoudsopgave: 1. Inleiding Reductiedoelstellingen Algemeen 2.2 Per scope

Energiemanagement actieplan. Van Schoonhoven Infra BV

Energiemanagement Actieplan

onderdeel van het Bedrijfs Management Systeem

CO2-Inventarisatie Scope 1 en 2 emmissies

Energie Management ACTIE Plan

Energiemanagement actieplan. Baggerbedrijf West Friesland

Energie Management Programma over 2017 De Wilde NL

Energie actie- en meetplan 2015

Energie Management Actieplan

Energiemanagement actieplan Schilderwerken De Boer Obdam B.V. 2017

CO2 Prestatieladder Stuurcyclus en beleidsverklaring

Gezamenlijke Rapportage Energiemanagementprogramma. Voorbij Funderingstechniek Voorbij Betonsystemen Voorbij Prefab Beton

Energiemeetplan Inclusief kwaliteitsmanagementplan en energiemanagement actieplan. Criteria

Energiemanagementsysteem

Kwaliteitsmanagement Plan

CO 2 managementplan. 1 Inleiding

Energiemanagement actieplan

CO 2 -footprint J. Jonker en Zn. v.o.f.

CO 2 -footprint 2014 scope 1 & 2

CO 2 management plan. Daallin B.V. CO 2 management plan 2.C.2 & 3.B.2 & 4.A.2 1

CO2 managementplan VAN DER GRIFT EN VALKENBURG ONDERHOUD BV. Auteur: Margriet de Jong. Versie: 1.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijk manager

CO 2 -footprint J. Jonker en Zn.

Energie Management Actieplan Megaborn Traffic Development bv

CO 2 -footprint 2013 scope 1 & 2

Energie Kwailteitsmanagement systeem

Energie Management ACTIE Plan

Roy Verstegen. Managementenergie Actieplan

CO 2 HANDBOEK RASENBERG INFRA

CO 2 Managementplan. Ruigrok Nederland. Autorisatiedatum: Versie: 1.1. Handtekening autoriserend verantwoordelijke manager:

Energiemanagement actieplan NEN-ISO Rey beheer ID 3B

Beschrijving Energie Management Systeem

Energiemanagement actieplan. Koninklijke Bammens

CO 2 managementplan. Jan Knijnenburg B.V. Auteur: Adviseur MVO Consultants. Versie: 1.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijk manager

Energie en emissiebeleid

Energie Management Actieplan

(Energie) management-actieplan

CO 2 management plan. INCONTROL Management Consultants B.V. INCONTROL Simulation Software B.V.

CO 2 Managementplan Energie meetplan 2.C.2 & 3.B.2 & 4.A.2. Jade Beheer B.V. OFN OFS 2C. Autorisatiedatum: Versie: 1.0

CO 2 -footprint (jan-juni) 2014 scope 1 & 2

Periodieke rapportage 2015 H1 + H2

CO 2 -footprint 2013 scope 1 & 2

Energie Management Actieplan Conform 3.B.2

CO 2 -footprint 2013 scope 1 & 2

Energiemanagement Actieplan

CO -footprint

Energie Management Actieplan

Periodieke rapportage 2 e helft maart 2015 versie definitief

CO 2 -footprint 2014 scope 1 & 2

CO 2 -footprint 2013 scope 1 & 2

Energie Management Actieplan

Energie actie- en meetplan 2016

Periodieke rapportage 2014

CO 2 -footprint Bruco Zegveld B.V.

CO 2 -footprint 2014 scope 1 & 2

CO 2 Managementplan. Den Breejen. Auteur Martin van Andel Autorisatiedatum Versie 2.0

CO 2 -footprint 2014 scope 1 & 2

ENERGIEMANAGEMENT ACTIEPLAN. 3 oktober 2013

Energie Management Actieplan

Energiemanagement actieplan Schilderwerken De Boer Obdam B.V. 2018

CO 2 -Prestatieladder

Energie Management Actieplan

CO 2 -footprint 2014 scope 1 & 2

Periodieke rapportage 1 e helft 2014

CO 2 -footprint Loodgietersbedrijf RéVé B.V.

Periodieke rapportage 2014

Energie management actieplan

3.B.2 Energie Management Actieplan

CO-2 Rapportage Electrotechnische Industrie ETI bv Vierde Broekdijk JD Aalten Kamer van koophandel Arnhem

Logitech B.V. Auteur: Merel van de Geer Autorisatiedatum: Versie: 1.0. Handtekening autoriserend verantwoordelijke manager:

CO2 prestatieladder Energie management plan

Energie Management Actieplan

Energiemanagementactieplan

PERIODIEKE RAPPORTAGE 2015

CO 2 management plan. Conform CO2-prestatieladder 3.0. Datum: 20 september Referentie: Versie: 4.0. Logitech B.V.

Kwaliteitshandboek v1.0 CO 2 -Prestatieladder Roelofs

Energie Management Actieplan

Energie Management Actieplan

Energie Audit verslag 2017 Energie Management Actieplan 2016 t/m 2021

Energiezorgplan Van Dorp installaties bv Versie 3.0 (Summary)

Energie Management Actieplan

Energiemanagement Actieplan 1.A.1-1.A.2-1.A.3 2.A.1-2.A.2-2.A.3 2.C.2 3.B.2

CO 2 -footprint 2013 scope 1 & 2

CO 2 -footprint afbeelding van website klant. V.O.F. G.J. Bongers & Zn.

Inhoud. Pagina 2 van 7

Periodieke rapportage 2015 H2. 20 januari 2016

Transcriptie:

TBI Infra B.V. Landdrostlaan 49 7327 GM Apeldoorn Postbus 201752 7302 HD Apeldoorn Telefoon 055-538 22 22 Fax 055-538 22 44 Energie en CO2: Energiemanagement programma Het structureel verbeteren van de energiehuishouding en het verminderen van de CO2 uitstoot Blad 1 van 27

2 van v 27 e Versiebeheer Versie Datum Status Omschrijving 1.0 2.0 3.0 4.0 5.0 04-05-2010 Definitief 04-11-2010 Definitief 22-05-2012 Definitief 15-05-2013 Definitef 18-06-2014 Definitief Definitief Update voortschrijdend inzicht Jaarlijkse evaluatie 2012 Jaarlijkse evaluatie 2013 Jaarlijkse evaluatie 2014 + Toevoeging Timmermans & Servicis

3 van 27 Inhoud 1 Inleiding 4 1.1 NEN-EN-ISO 50001 4 1.2 Actualisatie 5 2 PLAN: Energiebeoordeling 6 2.1 Organisatorische grens 6 2.2 Energie audit 6 2.3 Energie review 6 2.4 Carbon Footprint 8 2.5 Energie Prestatie Indicatoren 10 3 DO: Energiereductie 11 3.1 Reductiekansen en maatregelen 11 3.2 Reductiedoelstelling en beleid 12 3.3 Actieplan 13 3.4 Akkoord directie 13 3.5 Implementatie 13 4 CHECK: Monitoren en meten 14 4.1 Monitoren maatregelen en constateren afwijkingen 14 4.2 Controle verwachtingen 14 4.3 Corrigerende maatregelen 15 4.4 Preventieve maatregelen 15 5 ACT: Evaluatie 16 5.1 Evaluatie maatregelen 16 5.2 Evaluatie proces 16 5.3 Managementreview 16 6 BORGING: kwaliteitsmanagement 17 6.1 Kwaliteitsborging 17 6.2 Taakverdeling en verantwoordelijken 18 6.3 Documentbeheer 19 6.4 Communicatie 19 Bijlage A: Begrippenlijst 20 Bijlage B: Procedure Energie en CO2 21 Bijlage C: Conversiefactoren Energie 22 Bijlage D: Conversiefactoren CO 2 24 Bijlage E: tabel 27

4 van v 27 e 1 Inleiding Deze rapportage beschrijft het energiemanagementprogramma (EMO) van v TBI Infra en is gebaseerd op de NEN-EN-ISO 50001:2011. De verwijzing naar dee norm geeft een referentiekader, maar vereist in het kader van de CO 2 Prestatieladd er geen volledige implementatie van dit management systeem (zie bijlage E voor een refe- van rentietabel). Energiemanagementt geeft invulling aan de structurele verbetering de energie-efficiëntie. Uiteindelijk draagt energiemanagement op organisatieniveau bij tot een beperking van de energiebehoefte en de vermindering van dee CO 2 uitintegrale stoot. Het energiemanagementprogramma maakt onderdeel uit van het managementsysteemm van TBI Infra en heeft betrekking op alle activiteiten van TBI Infra. Het energiemanagementprogramma komt voort uit de door het hoger management onderschreven beleidsverklaring voor v energiemanagement. Deze verklaring weer- energie- spiegeld de ambitie van TBI Infra om continu tee streven naar een optimale efficiënte en minimale CO 2 emissie. Door middel van deze rapportage wil w TBI Infra weergeven hoe gestelde doelen ten aanzien van energiebeleid geïmplementeerd, gemonitord en geëvalueerd worden. TBI Infra heeft energiemanagement opgenomen in haar managementsystemen. Het processchema voor energiemanagement zoalss TBI Infra dit hanteert is opgenomen o in bijlage B. 1.1 NEN-EN-ISO 50001 Deze rapportage is gebaseerd op de Europesee Norm NEN-EN-ISO versie november n 50001:2011 Energiemanagementsystemen Eisen met gebruiksrichtlijnen, 2011. Deze internationale norm specificeert eisen voor het inrichten, implemente- ren, onderhouden en verbeteren van v een energiemanagementsysteem. Zo n syscontinue teem helpt de organisatie een systematische benadering te volgen voor verbetering van de energieprestaties, met inbegrip van energie-efficiency, energiegebruik en -verbruik. Volledige implementatie van de NEN-EN-ISO De norm is gebaseerd op de plan-do-check-act (PDCA) cyclus die ook als structuur zal wordenn gebruikt voor dit energiemanagementpro- gramma. De PDCA cyclus komt oorspronkelijk k 50001 1 is in het kader van de CO 2 Prestatieladderr niet noodzakelijk. uit de cirkel van Deming. Het cyclische ka- (vandaar de cirkel) continu onder de aandacht t rakter garandeert dat de kwaliteitsverbetering is. Vaak word aan de figuur een wig toege- ofwel het minimum kwaliteitsniveau dat een voegd die de kwaliteitsborging symboliseert, bedrijf op zeker moment wil halen. 1 Met de introductie van de CO2 Prestatieladder 2.0 is de EN16001:2009 vervangen door de ISO50001:2011.

5 van 27 Met betrekking tot energiemanagement kan de PDCA-benadering als volgt worden weergegeven: Plan: voer een energiebeoordeling uit en stel een referentie vast, evenals prestatie-indicatoren voor energie, doelstellingen, taakstellingen en actieplannen die nodig zijn om resultaten te behalen waarmee de energieprestaties worden verbeterd overeenkomstig het energiebeleid van de organisatie; Do: implementeer de actieplannen voor energiemanagement; Check: het monitoren en meten van processen en essentiële kenmerken van bewerkingen die de energieprestaties bepalen ten opzichte van het energiebeleid en de energiedoelstellingen, alsmede het rapporteren van de resultaten; Act: maatregelen treffen voor continue verbetering van de energieprestaties en het energiemanagementsysteem. In de ISO 50001 norm is bovenstaand uitgewerkt tot een model voor een goed functionerend energiemanagementsysteem. Deze is in de onderstaande figuur weergegeven. Figuur 1: model van een erngiemanagementsysteem conform de NEN-EN-ISO 50001 norm. 1.2 Actualisatie TBI Infra zal haar energiemanagementprogramma jaarlijks controleren of deze nog actueel is en aanpassen naar veranderende inzichten. Dit zal gedaan worden door een jaarlijkse procesevaluatie in het eerste kwartaal. Indien noodzakelijk zal het energiemanagementprogramma herzien worden. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 4 van het processchema (zie bijlage A).

6 van 27 2 PLAN: Energiebeoordeling De eerste stap om tot efficiënt energiemanagement te komen is het regelmatig in beeld brengen van de energiestromen binnen de organisatie, het analyseren van het energieverbruik en het vaststellen van de CO 2 uitstoot (de Carbon Footprint). Het kennen van waar, op welke wijze en hoeveel energie verbruikt wordt, vormt de basis om tot effectieve reductiemaatregelen te komen. Hierbij is het niet alleen van belang om naar het huidige energieverbruik en emissie te kijken maar ook naar het verbruik in het verleden en de verwachting voor de toekomst. Wanneer het energieverbruik betrouwbaar in beeld gebracht is kan onderzocht worden waar mogelijk energiebesparingen te behalen zijn en wat reële reductiedoelstellingen zijn. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 1 van het processchema (zie bijlage B). 2.1 Organisatorische grens TBI Infra voert de energiebeoordeling uit voor de bedrijven die binnen haar organisatorische grens (organizational boundary) vallen. Deze organisatorisch grens wordt ieder jaar vastgesteld en dient zodanig gekozen te zijn dat er zich geen C- aanbieders onder de A-aanbieders bevinden. Dit wordt gedaan door voor ieder bedrijf een ABC analyse uit te voeren over de inkoopomzetten conform de laterale methode uit bijlage B van het handboek van de CO 2 Prestatieladder (versie 2.1). De resultaten worden verwerkt in een losse, niet-openbare, rapportage. De uitkomsten worden wel openbaar gerapporteerd in de voortgangsrapportages. 2.2 Energie audit Een energie audit is een milieu audit met de focus op de energieaspecten van het bedrijf. TBI Infra heeft voor haar vestigingen een actueel energieaudit verslag beschikbaar. Indien noodzakelijk, bijvoorbeeld door wijzigingen in de huisvesting, faciliteiten, apparatuur, systemen of processen, óf ten minste één maal per 5 jaar zal de energieaudit geactualiseerd worden. 2.3 Energie review Het bijhouden en analyseren van het energieverbruik is essentieel bij het monitoren van reductiemaatregelen om hun effectiviteit te bepalen en indien nodig maatregelen te treffen om bij te sturen. De ondernemingen van TBI Infra brengen hun energieverbruik halfjaarlijks en individueel in beeld. 2.3.1 Energiestromen De eerste stap om inzicht te krijgen in het energieverbruik (scope 1 en 2) is het analyseren van de energiestromen. TBI Infra verbruikt op drie locaties energie: op haar vestigingen, op haar projecten en door transportmiddelen. Per locatie wordt het energieverbruik in beeld gebracht. Onderstaand overzicht biedt een schematisch overzicht van de energiestromen binnen TBI Infra. Dit overzicht wordt ieder halfjaar gecontroleerd worden op juistheid.

7 van 27 TBI Infra Vestigingen Projecten Transport Elektriciteit Elektriciteit Brandstof Brandstoffen Brandstoffen Vliegtuigkm Stadsverwarming Figuur 2: Energiestromen TBI Infra. 2.3.2 Registratie energieverbruik Iedere locatie vraagt om een eigen aanpak voor het registreren van het energieverbruik. TBI Infra verzamelt informatie over energieverbruik zoveel als mogelijk aan de bron (decentraal). Door de registratie dicht bij de verbruiksplaats en met betrokken personen te organiseren ontstaat een juist en volledig beeld van het daadwerkelijke energieverbruik. In de volgende drie paragraven staat in het kort beschreven hoe registratie door TBI Infra plaats vindt per locatie. 2.3.2.1 Registratie vestigingen Het registeren van het energieverbruik voor vestigingen gebeurt door de duurzaamheidcoördinator van de betrokken TBI Infra onderneming. Omdat het slechts om drie vestigingen gaat zijn de energiestromen overzichtelijk en eenvoudig te verzamelen en goed te registeren. Er is voor de vestigingen geen speciaal registratiesysteem noodzakelijk. 2.3.2.2 Registratie projecten Het registreren van het energieverbruik voor projecten is alleen voor Mobilis van toepassing. Voorbij Funderingstechniek (VFT), Voorbij Prefab Beton (VPB), Timmermans en Servicis zijn altijd als onderaannemer op projecten aanwezig waardoor het energieverbruik niet aan hen wordt toegerekend. Projectmedewerkers hebben vaak een goed beeld van waar en hoeveel energie er op een project verbruikt wordt. Om het energieverbruik door projecten van Mobilis op een gestructureerde manier te rapporteren en efficiënt te verwerken wordt er gebruik gemaakt van een handleiding en invulformulier: Registratie energieverbruik projecten. Deze wordt periodiek geëvalueerd. 2.3.2.3 Registratie transport Het registreren van het energieverbruik voor Transport door TBI Infra bestaat uit het leasewagenpark, de privé auto s die zakelijk gebruikt worden, vrachtwagentransporten en vliegtuiggebruik. Het verbruik van de leaseauto s wordt middels tankpassen bijgehouden door de leasemaatschappij waarmee TBI Infra werkt: Athlon. Op verzoek verschaft deze een duidelijk overzicht met brandstofverbruik en gereden kilometers. De kilometers gereden met privé auto s en vrachtwagen worden reeds geregistreerd in een registratiesysteem. De wagenparkbeheerders maken hier heldere overzichten van. Voor transport is daarom geen aanvullend registratiesysteem noodzakelijk.

8 van 27 2.3.3 Verwerken data Het verwerken en verzamelen van energieverbruiksgegevens gebeurt centraal door de duurzaamheidcoördinatoren van de TBI Infra ondernemingen. Met de verkregen data wordt het energieverbruik (zie paragraaf 2.2.5) van TBI Infra en de afzonderlijke ondernemingen bepaald. Middels steekproefsgewijze controles bij binnenkomst van gegevens wordt nagaan of de decentraal verzamelde energieverbruiksgegevens juist en volledig zijn. Deze controles worden uitgevoerd door de duurzaamheidcoördinatoren. Onregelmatigheden worden met de betrokken werknemers besproken en waar nodig aangepast. Ten minste wordt er gekeken of de verkregen data aansluit bij verwachtingen uit het verleden. Om de kwaliteit te borgen worden nog diverse andere maatregelen genomen (zie hoofdstuk 7). 2.3.4 Vaststellen energieverbruik TBI Infra berekent aan de hand van de verkregen verbruiksgegevens twee maal per jaar het energieverbruik voor TBI Infra en de afzonderlijke ondernemingen. Conversiefactoren worden gebruikt om het energieverbruik te berekenen, uitgedrukt in GigaJoule. Voor het inventariseren en analyseren van het energieverbruik maakt TBI Infra gebruik van een eigen rekenmodel. Dit rekenmodel wordt periodiek geëvalueerd en waar nodig aangepast om tot nauwkeurigere resultaten te komen. Zie Bijlage C: Conversiefactoren Energie 2.4 Carbon Footprint TBI Infra brengt naast haar energieverbruik ook haar Carbon Footprint twee maal per jaar in beeld. Carbon footprint staat synoniem voor CO₂-voetafdruk of CO₂emissie-inventaris: een maat voor de uitstoot van CO₂ als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen in het verkeer, luchtvaart, transport, productie van elektriciteit, verwarming et cetera. De Carbon Footprint wordt bepaald aan de hand van de verzamelde energieverbruiksgegevens. 2.4.1 Operationele afbakening Bijdragen aan de uitstoot van CO 2 worden in de ISO 14064-1 en het GHG protocol verdeeld in drie scopes: Scope 1 of directe emissies zijn emissies door de eigen organisatie, zoals emissies door eigen gas gebruik (bijv. gas boilers, warmtekrachtinstallaties en ovens) en emissies door het eigen wagenpark. Scope 2 of indirecte emissies zijn emissies die ontstaan door de opwekking van elektriciteit die de organisatie gebruikt, zoals emissies door centrales die deze elektriciteit leveren. SKAO rekent vliegtuiggebruik en zakelijk gebruik van privéauto s tot scope 2. Scope 3 emissies of overige indirecte emissies zijn een gevolg van de activiteiten van het bedrijf (de organisatie) maar komen voort uit bronnen die geen eigendom van het bedrijf zijn noch beheerd worden door het bedrijf. De figuur op de volgende pagina geeft een overzicht van het scopediagram zoals TBI Infra dit hanteert conform de CO 2 prestatieladder zoals opgesteld door SKAO. TBI Infra inventariseert, analyseert en rapporteert haar energieverbruik voor haar scope 1 en 2 emissies conform de ISO 14064-1 norm.

9 van 27 Figuur 3: scopediagram CO 2 prestatieladder conform SKAO methodiek. Koudemiddelen maken deel uit van de greenhouse gases en zijn om te rekenen naar CO₂-equivalenten, maar zijn zelf geen CO₂. Vooralsnog is het niet vereist om deze in de Carbon Footprint op te nemen. Omdat de ondernemingen van TBI Infra niet in significante mate gebruik maken van koudemiddelen worden deze niet in de Carbon Footprint berekeningen meegenomen. 2.4.2 Verwerken data Het verwerken en verzamelen van energieverbruiksgegevens gebeurt centraal door de duurzaamheidcoördinatoren van de TBI Infra ondernemingen. Met de verkregen data wordt de Carbon Footprint (zie paragraaf 2.3.3) van TBI Infra en de afzonderlijke ondernemingen bepaald. 2.4.3 Vaststellen Carbon Footprint TBI Infra berekent aan de hand van de verkregen verbruiksgegevens twee maal per jaar de CO 2 uitstoot door TBI Infra en de afzonderlijke ondernemingen als gevolg van het energieverbruik. De conversiefactoren van SKAO (zie bijlage C uit het handboek van de CO 2 Prestatieladder, versie 2.1) worden gebruik om de CO 2 uitstoot, uitgedrukt in tonnen (t), te berekenen. Wanneer dit niet mogelijk is zal bij betrokken personen en instanties gezocht worden naar een accurate conversiefactor. Voor het inventariseren en analyseren van de CO 2 uitstoot maakt TBI Infra gebruik van een eigen rekenmodel op basis van het scopediagram (zie paragraaf 2.1.2). Dit rekenmodel wordt periodiek geëvalueerd en waar nodig aangepast om tot nauwkeurigere resultaten te komen. Zie Bijlage D: Conversiefactoren CO 2

10 van 27 2.4.4 Rapportage berekeningsgrondslagen TBI Infra stelt jaarlijks een rapportage op met de berekeningsgrondslagen van de Carbon Footprint berekening conform de ISO 14064-1 norm. Deze (niet-openbare) rapportage dient ten minste te voldoen aan de inhoudelijke eisen uit paragraaf 7.3.1 volgens deze norm. 2.4.5 Verificatie TBI Infra laat haar Carbon Footprint jaarlijks verifiëren. De confirmatie aan ISO 14064-1, consistentie in de analyse en de juistheid en volledigheid van de Carbon Footprint word geborgd door het jaarlijks uitvoeren van externe audits. Verificatie zal worden uitgevoerd met een beperkte mate van zekerheid conform de eisen van de CO2 Prestatieladder en volgens ISO 14064-3. 2.5 Energie Prestatie Indicatoren TBI Infra monitort en meet haar energieverbruik en CO 2 uitstoot naast de absolute waarden ook middels Energie Prestatie Indicatoren (EnPI s). Hierin wordt de absolute emissie gerelateerd aan een ander bedrijfskenmerk om zodoende trends in de tijd te kunnen volgen. Het absolute energieverbruik en de CO 2 emissie wordt door de ondernemingen van TBI Infra daarom gekoppeld aan een bedrijfskenmerk dat goed aansluit bij de bedrijfsactiviteiten. Dit zijn: Mobilis omzet, uitgedrukt in euro [ ] Voorbij Funderingstechniek productie, uitgedrukt in uren [u] Voorbij Prefab Beton productie, uitgedrukt in kuub beton [m 3 ] Timmermans omzet, uitgedrukt in euro [ ] Servicis omzet, uitgedrukt in euro [ ]

11 van 27 3 DO: Energiereductie Door het analyseren en onderkennen waar het meeste energie verbruikt wordt en CO 2 emissie plaatsvindt kunnen gebieden aangewezen worden die het meeste potentie bieden voor reducties. Door het nadrukkelijk benoemen van interessegebieden kunnen reductiemaatregelen gericht en effectief worden benoemd en in de organisatie worden geïmplementeerd. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 2 van het processchema (zie bijlage B). 3.1 Reductiekansen en maatregelen Voor het onderkennen van mogelijkheden om het energieverbruik te reduceren maakt TBI Infra gebruik van de Trias Energetica (zie figuur). De Trias Energetica is een begrip waarmee de volgorde van drie stappen naar een zo duurzaam mogelijke energievoorziening wordt aangeduid. (1) Beperk de vraag naar energie door toepassen van vraag-beperkende maatregelen. (2) Gebruik zoveel mogelijk duurzame energiebronnen om de energie die nog nodig is op te wekken. (3) Zet efficiënte technieken in om het resterende energieverbruik op te wekken. Figuur 4: trias energetica. 3.1.1 Reductiekansen Iedere energiereductie kans kan bijdragen aan het verlagen van het energieverbruik en de CO 2 emissie van TBI Infra. Het is vanzelfsprekend dat niet iedere kans daadwerkelijke in de organisatie geïmplementeerd wordt. Voor iedere kans zal een analyse gemaakt worden voordat daadwerkelijk tot implementatie overgegaan zal worden. Een reductiekans wordt een reductiemaatregel wanneer een deze daadwerkelijk in de organisatie geïmplementeerd wordt. 3.1.2 Reductiemaatregelen TBI Infra neemt reductiemaatregelen om het energieverbruik en CO 2 uitstoot voor te reduceren. De aandacht richt zich daarbij in eerste instantie op de meest significante energieaspecten zoals die in hoofdstuk 3 zijn geïdentificeerd. De maatregelen zijn afgestemd met de directies van TBI Infra en zijn de reële reductiekansen en maatregelen die de komende jaren door TBI Infra geïmplementeerd gaan worden.

12 van 27 3.1.3 Milieu Maatregelen Register TBI Infra houdt alle energiereductie kansen bij in het Milieu Maatregelen Register (MMR). Deze lijst is niet uitputtend en zal aangevuld worden wanneer een nieuwe kansen zich aandienen. Het MMR is onderdeel van het energiemanagementprogramma. Per kans is in het register aangegeven of er reeds een dossier voor aangemaakt is en of de kans geïmplementeerd is. Iedere onderneming houd dit voor zichtzelf bij en actualiseert deze periodiek. 3.2 Reductiedoelstelling en beleid TBI Infra stelt periodiek een energiebeleid op voor een vooraf vastgestelde tijdsperiode. Het opstellen van een energiebeleid maakt deel uit van het energiemanagementprogramma. Het energiebeleid reflecteert het commitment van het hoger management van TBI Infra aan het belang van energiereductie en het continue streven naar betere energieprestaties. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 3 van het processchema (zie bijlage B). 3.2.1 Reductiedoelstelling Reductiedoelstellingen zijn gebaseerd op concrete reductiekansen. Per kans is (indien dit mogelijk is) aangegeven wat de verwachte reductie is. Door het analyseren van alle reductiekansen ontstaat een beeld van de mogelijke totale reductie. TBI Infra stelt periodiek energiereductie doelstellingen vast (scope 1, scope 2 en totale reductie) voor een vooraf vastgestelde tijdsperiode. Dit word gedaan aan de hand van reductiekansen die mogelijk in de organisatie geïmplementeerd worden. Reductiedoelstellingen moeten ambitieus zijn, SMART te zijn geformuleerd en tevens betrekking hebben op de projecten. De reductiedoelstellingen worden periodiek geëvalueerd en wanneer nodig bijgesteld. 3.2.2 Basis- of referentiejaar Analyses van het energieverbruik en reductiedoelstellingen worden afgezet tegen een vastgesteld basis- of referentiejaar. Het basis- of referentiejaar wordt per TBI Infra onderneming vastgelegd in het actieplan en/of beleidsverklaring. 3.2.3 Onderschrijving door hoger management Het reductiebeleid wordt opgesteld als publiekelijk beschikbare verklaring door TBI Infra ondernemingen. Het energiebeleid, als onderdeel van het actieplan en/of beleidsverklaring, zal onderschreven worden door het hoger management van TBI Infra. Onder hoger management wordt in dit kader verstaan: Jan de Jong, Directeur Mobilis Carlo van Klarenbosch, Directeur VFT Jos Mulkens, Directeur VPB Jos Timmermanss, Directeur Timmermans Kees de Jong, Directeur Servicis De beleidsverklaringen van de TBI Infra ondernemingen zijn te vinden op de bedrijfswebsites.

13 van 27 3.3 Actieplan Om richting te geven aan energie- en CO 2 -reductie voor een vastgestelde periode stelt TBI Infra een actieplan op. Het actieplan dient tenminste te bevatten: Een lijst met energie en CO 2 -reducerende maatregelen voor het bedrijf; Een kwantitatieve indicatie op bedrijfsniveau van de beoogde bijdrage aan het behalen van de doelstelling. Een overzicht van verantwoordelijken per maatregel Doelstellingen en taakstellingen voor vastgestelde periode. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 6 van het processchema (zie bijlage B). 3.3.1 Projectplan Per project waarop CO 2 -regelateerd gunningvoordeel (versie 2.0 of hoger) is verkregen zal een CO 2 -projectplan gemaakt worden. Het CO 2 -projectplan dient tenminste te bevatten: De maatregelen die op het project toegepast worden. Het geplande moment waarop de maatregelen toegepast worden. De maatregelen voor het project zijn duidelijk afgeleid van de kwantitatieve doelstelling en maatregelen op bedrijfsniveau. Deze kunnen van technische aard zijn en/of van procesmatige aard. In een bepaald project waarop CO 2 -gerelateerd gunningvoordeel verkregen is, kan een specifieke CO 2 -prestatie en/of maatregel niet aan de orde zijn omdat: De maatregel op bedrijfsniveau niet relevant of relatief duur in dit specifieke project is. Een maatregel wel zou kunnen worden geïmplementeerd maar er (goed onderbouwd) voor gekozen wordt om het niet te doen. 3.4 Akkoord directie Het besluit tot implementatie van energiereductie maatregelen in de organisatie, zoals beschreven in het actieplan, wordt genomen door de directie. Genomen besluiten worden genotuleerd waardoor er commitment bij de directie is. Wanneer het besluit tot implementatie genomen is kan begonnen worden met de daadwerkelijke implementatie van de reductiemaatregelen. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 7 van het processchema (zie bijlage B). 3.5 Implementatie Voor iedere energiereductie maatregel uit het actieplan zal het implementatietraject uitgewerkt worden in het MMR. Het MMR zal actueel gehouden middels updates. 3.5.1 Hulpbronnen Wanneer blijkt dat de implementatie van maatregelen vraagt om aanvullende hulpbronnen zoals budget, medewerkers, apparatuur, etc. kan de verantwoordelijke hiertoe een gemotiveerd verzoek indienen bij de Duurzaamheidcoördinator. Deze zal vervolgens in overleg met de Programma Manager en de Directie besluiten of het verzoek al dan niet gehonoreerd wordt. Dit besluit wordt genomen in het directieoverleg. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 8 van het processchema (zie bijlage B).

14 van 27 4 CHECK: Monitoren en meten Het doel van dit energiemanagementprogramma is een controleerbare en navolgbare invulling geven aan het verminderen van het energieverbruik. Hierbij is het van belang dat het effect van de maatregelen en trends in het energieverbruik periodiek geanalyseerd en beoordeeld worden: het monitoren. Het monitoren van het energieverbruik is het vergelijken van het gemeten energieverbruik met het verwachte energieverbruik en kan leiden tot verdere optimalisatie van het energieverbruik. Het identificeren van nieuwe reductiekansen speelt hierbij continu een belangrijke rol. 4.1 Monitoren maatregelen en constateren afwijkingen TBI Infra monitort en meet haar energieverbruik en CO2 emissies twee maal per jaar. Dit is nader beschreven in hoofdstuk 2. Dit monitoren van het energieverbruik is belangrijk om de effectiviteit van de maatregelen bepalen. De ondernemingen van TBI Infra rapporteren hun energieverbruik en CO2 emissie naast de absolute emissie in vier relatieve emissie indicatoren en scope (directe en indirecte emissie, of scope 1 en 2). Aan deze de scope 1 en 2 emissies zijn de doelstellingen van energiereductie kansen gekoppeld. De relatieve emissie-indicatoren zijn: Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 10 van het processchema (zie bijlage B). 1. Gemiddelde emissie TBI Infra onderneming 2. Gemiddelde emissie kantoren 3. Gemiddelde emissie projecten 4. Gemiddelde emissie transport TBI Infra meet haar energieverbruik op basis van verstrekte gegevens (facturen, jaaroverzichten etc.). Hiermee denkt TBI Infra een natuurgetrouwe meting te doen van het energieverbruik. Per reductiemaatregel is inzichtelijk gemaakt in het MMR of en op welke wijze het effect kan worden gemeten en wat het te behalen doel is. In het vigerende actieplan is aangeven wat de verwachte bijdrage van de maatregel aan het behalen van de reductiedoelstelling op bedrijfsniveau is. 4.2 Controle verwachtingen Door de gemeten emissie te vergelijken met de verwachte emissie kan TBI Infra monitoren of de reductiemaatregelen het gewenste effect hebben. Onvoorziene afwijkingen komen zo in beeld. Indien de gemeten reductie in negatieve zin afwijkt van de vooraf verwachte reductie dient geanalyseerd te worden waardoor de maatregel niet het verwachte effect heeft. Het monitoren van het energieverbruik en het opstellen van (half) jaarrapportages helpt TBI Infra om haar reductiedoelstellingen te behalen. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 11 van het processchema (zie bijlage B). 4.2.1 Verwachte emissie De verwachte emissie, gerelateerd aan één van de emissie indicatoren of emissie scopes, is de emissie van de voorgaande periode (basisjaar of referentieperiode) verminderd met het verwachte effect van de geïmplementeerde energiereductie maatregelen. Voor iedere energiereductie maatregel is voor implementatie een verwachte reductie bepaald en vastgelegd in het vigerende actieplan. 4.2.2 Gemeten emissie De daadwerkelijk verbruikte energie en veroorzaakte emissie wordt halfjaarlijks gemeten en gerapporteerd. Deze reductie zal gerelateerd worden aan één van de emissie indicatoren als eerder genoemd en vastgelegd worden in het MMR en worden vergeleken met de verwachte emissie.

15 van 27 4.3 Corrigerende maatregelen Zoals beschreven zullen maatregelen na implementatie periodiek beoordeeld worden op hun effectiviteit. Wanneer blijkt dat de maatregelen niet het gewenste effect hebben opgeleverd kunnen eventueel corrigerende maatregelen genomen worden. Op welke wijze deze maatregelen gestalte krijgen is afhankelijk van de maatregel zelf en de uitkomsten van de analyse. Van een afwijking word een notitie in de vorm van een afwijkingsopstelling in het MMR gemaakt en, indien van toepassing, gemeld bij de duurzaamheidcoördinator. In het MMR moet beschreven en bijgehouden worden: Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 12 van het processchema (zie bijlage B). Wat de oorzaak van de afwijking is, Welke aanvullende of correctieve maatregelen noodzakelijk zijn om het gewenste doel te bereiken Wie verantwoordelijk is voor de invoering van deze corrigerende maatregelen en de bewaking ervan. Corrigerende maatregelen moeten zijn afgestemd op de omvang van de daadwerkelijk of potentiële problemen en de daarmee samenhangede gevolgen voor de energieprestaties en worden vermeld in het MMR. De doeltreffendheid van corrigerende maatregelen moet periodiek geëvalueerd worden. 4.4 Preventieve maatregelen Naast corrigerende maatregelen is het ook mogelijk om preventieve maatregelen te nemen wanneer het behalen van de doelstelling in gevaar komt. Bijvoorbeeld het nemen van aanvullende maatregelen. Daarnaast kunnen ook preventieve maatregelen genomen worden om het energiemanagementsysteem te verbeteren door eventuele benodigde wijzigingen aan te brengen. Preventieve maatregelen moeten zijn afgestemd op de omvang van de daadwerkelijk of potentiële problemen en de daarmee samenhangede gevolgen voor de energieprestaties en worden vermeld in het MMR. De doeltreffendheid van preventieve maatregelen moet periodiek geëvalueerd worden.

16 van 27 5 ACT: Evaluatie Het gevoerde energiebeleid wordt door TBI Infra ondernemingen jaarlijks geëvalueerd en beoordeeld in het managementreview/directiebeoordeling. Dit hoofdstuk beschrijft de noodzakelijke input voor het opstellen van het managementreview. 5.1 Evaluatie maatregelen Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 13 van het processchema (zie bijlage B). Op basis van de jaarlijkse energie-inventarisatie en Carbon Footprint zullen de reductiemaatregel zoals beschreven in het actieplan worden geëvalueerd en beoordeeld op hun doelmatigheid en vooruitgang. Resultaten van deze evaluatie zullen worden vastgelegd in het MMR. Deze evaluatie dient als input voor het managementreview. 5.2 Evaluatie proces TBI Infra zal ook jaarlijks het functioneren van haar energiemanagementprogramma beoordelen en evalueren. 5.3 Managementreview Door afdeling KAM wordt jaarlijks een managementreview opgesteld. In het managementreview wordt de jaarlijkse beoordeling van de bedrijfsvoering opgenomen. De uitkomst van deze beoordeling en de daaruit te trekken conclusies zijn input voor het Operationeel plan en het KAM jaarplan van het daaropvolgende jaar. Acties uit voorgaande managementreview Beoordeling van het energiebeleid en reductiemaatregelen Beschrijving van relevante marktontwikkeling Beschrijving van nieuwe kansen 5.3.1 Rapportage TBI Holdings TBI Infra zal ieder jaar aan TBI Holdings rapporteren over de voortgang van haar duurzaamheidprogramma. Dit is inclusief energieverbruik en CO 2 uitstoot.

17 van 27 e 6 BORGING: kwaliteitsmanagement Kwaliteitsmanagement kan gedefinieerd worden als managementsysteem voor het sturen en beheersen van de processen van een organisatie met betrekking tot kwa- Productkwaliteit wordt niet bepaald door de eindcontrole maar door de kwaliteit liteit. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden in product- en proceskwaliteit. van het voorafgaande proces van totstandkoming. Hierbij staat productkwaliteit voor de mate waarin een geheel van eigenschappen en kenmerken voldoet aan a de ei- en sen. Bij proceskwaliteit is het de bedoeling om op consistente wijze goede producten dienstenn te maken, door de werking van de processen goed te beheersen. In de voorgaande hoofdstukken van dit energiemanagement programma (EMP) zijn de processen beschreven hoe TBI Infra invulling geeft energiemanagement. Het EMP is opgebouwd rond de Plan Do Check Act (PDCA) stuurcyclus uit de ENN 50001. Door dit cyclische proces worden continue verbeteringen onderkend en doorge- voerd. Kwaliteitsmanagement bij TBI Infra is daarom een continu proces. Figuur 5: circel van Deming, continue verbetering door herhalende PDCA cyclus. 6.1 Kwaliteitsborging Voor het opstellen van de Carbon Footprint zijn verbruiksgegevens nodig van de energiestromen binnen TBI Infra. De betrouwbaarheid van de verbruiksgegevens heeft direct invloed op de betrouwbaarheid vann de Carbon Footprint. Het proces van totstandkoming van de Carbon Footprint van TBI Infra is weergegeven in de volgende figuur.

18 van 27 Energiestromen Interne controle Vaststellen energieverbruik Registratie energieverbruik Verzamelen gegevens Kwantificeringsmethode Handleiding Data collectie systeem Vaststellen Carbon Footprint Externe verificatie Figuur 6: Schema vaststellen Carbon Footprint. Om de inhoudelijke juistheid van de Carbon Footprint te borgen heeft TBI Infra een aantal maatregelen genomen. Deze zijn: Doornemen registratie energieverbruik met betrokken werknemers Ontwikkeling robuust data verzamelsysteem voor energieverbruik Hanteren erkende kwantificeringsmethode (methode van SKAO) Aanstellen Duurzaamheidcoördinator per werkmaatschappij Interne controle op juistheid en volledigheid Externe verificatie Carbon Footprint Externe certificatie CO2 prestatieladder 6.2 Taakverdeling en verantwoordelijken Voor een succesvolle implementatie van een energiemanagementprogramma is het noodzakelijk om een heldere taakverdeling af te spreken en verantwoordelijken aan taken te koppelen. Het is van belang dat het hogere management committeert aan de implementatie van het energiemanagementprogramma. Als onderdeel van dit commitment moet het management van een TBI Infra werkmaatschappij een duurzaamheidcoördinator aanstellen. Functie: Directievertegenwoordiger: Duurzaamheidscoördinator: Naam: Jan de Jong (Directeur) Carlo van Klarenbosch (Directeur) Jos Mulkens (Directeur) Jos Timmermans (Timmermans) Kees de Jong (Servicis) Sido Harms (Mobilis) Rick Riggelink (VFT) Wai Yi Yu (VPB) Laurens Been (Timmermans) Louis Vooges (Servicis) Beschrijving taken en verantwoordelijkheden: De Directievertegenwoordiger heeft de operationele bevoegdheid om over implementatie van energiereductie kansen in de organisatie te beslissen. De programmamanager is eindverantwoordelijk voor het duurzaamheidprogramma van TBI Infra en legt rechtstreeks verantwoording af aan de directie. De duurzaamheidcoördinator initieert en implementeert energiereductie kansen en ondersteunt betrokken medewerkers. De duurzaamheidcoördinator legt verantwoording af aan de programmamanager.

19 van 27 Tot de werkzaamheden van de duurzaamheidcoördinator bij het tot stand komen van de Carbon Footprint Analyse behoren onder meer: Analyseren en vaststellen van de organizational boundary; Ontwikkelen van een robuust data verzamelsysteem; Training en scholing van betrokken medewerkers op projecten; Vaststellen van emissiebronnen en eventuele emissieputten; Vaststellen kwantificeringsmethodologie; Uitvoeren van controles op accuraatheid; Inplannen van externe audit voor verificatie van de Carbon Footprint. Identificeren van kansen tot verbetering. 6.3 Documentbeheer Informatie wordt centraal verzameld, beheerd en gearchiveerd door de duurzaamheidcoördinator. TBI Infra heeft voor het verzamelen van informatie een speciale mailbox duurzaamheid gecreëerd (duurzaamheid@tbi Infra.nl). Voor het beheren en archiveren maakt TBI Infra gebruik van beheersoftware (DigiOffice), digitale netwerkopslag onder de afdeling duurzaamheid en analoge archivering in ordners. Op deze wijze ontstaat een centraal en compleet archief van verzamelde informatie en Carbon Footprint analyses. 6.4 Communicatie Effectieve interne en externe communicatie is essentieel en draagt bij aan een succesvolle implementatie van dit energiemanagementprogramma alsmede van de energie reducerende maatregelen. De wijze waarop TBI Infra intern en extern gaat communiceren wordt beschreven in het communicatieplan. Dit hoofdstuk heeft betrekking op onderdeel 9 van het processchema (zie bijlage B). TBI Infra streeft naar het actief betrekken van haar medewerkers bij het energievraagstuk. Door effectieve en gerichte communicatie naar haar medewerkers wil TBI Infra bewustzijn creëren en haar medewerkers stimuleren om te participeren in het reduceren van de energiebehoefte, door met ideeën en voorstellen te komen om de energiereductie verder te reduceren. Het kan hier zowel gaan om kansen voor persoonlijke bijdrage als optimalisaties binnen het bedrijf. 6.4.1 Voortgangsrapportage TBI Infra analyseert en rapporteert haar energieverbruik en CO 2 uitstoot halfjaarlijks middels een voortgangsrapportage. Uit deze analyse volgt onder meer waar veel energie is gebruikt, waar veel CO 2 emissie is vrijgekomen en waar potentieel veel reductie te behalen valt op basis van de verbruiksgroten. Daarnaast worden trends in energieverbruik en CO 2 emissie inzichtelijk gemaakt. Iedere analyse omvat minimaal: De organizational boundary (tevens separaat niet-openbaar document) Het energieverbruik over het onderzoeksjaar. Het energieverbruik uit het verleden. Trendanalyse energieverbruik. Identificatie van gebieden met het grootste energieverbruik. Een schatting van het energieverbruik over de komende periode. Identificatie voor verdere reductie energieverbruik.

20 van 27 Bijlage A: Begrippenlijst Begrip A-aanbieder C-aanbieder Carbon footprint Energie audit Scope 1 Scope 2 Scope 3 Definitie Een A-aanbieder is een aanbieder die behoort tot de grootste aanbieders van het bedrijf die samen verantwoordelijk zijn voor tenminste 80% van de inkoopomzet. Een C-aanbieder (concernaanbieder) is een aanbieder die een zeggenschapsrelatie heeft (financiële en of operationele controle) binnen hetzelfde concern als de ontvanger van de aanbieding. Of anders gezegd aanbieder en ontvanger zijn beide geheel of gedeeltelijk lid (in termen van zeggenschap, control, eigendom etc.) van het zelfde concern. Carbon footprint staat synoniem voor CO₂-voetafdruk of CO₂-emissieinventaris: een maat voor de uitstoot van CO₂ als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen in het verkeer, luchtvaart, transport, productie van elektriciteit, verwarming et cetera. Een energie audit is een milieu audit met de focus op de energieaspecten van het bedrijf. Scope 1 of directe emissies zijn emissies door de eigen organisatie, zoals emissies door eigen gas gebruik (bijv. gas boilers, warmtekrachtinstallaties en ovens) en emissies door het eigen wagenpark. Scope 2 of indirecte emissies zijn emissies die ontstaan door de opwekking van elektriciteit die de organisatie gebruikt, zoals emissies door centrales die deze elektriciteit leveren. SKAO rekent zakelijk gebruik privéauto s en vliegtuiggebruik tot scope 2. Scope 3 emissies of overige indirecte emissies zijn een gevolg van de activiteiten van het bedrijf (de organisatie) maar komen voort uit bronnen die geen eigendom van het bedrijf zijn noch beheerd worden door het bedrijf.

21 van 27 e Bijlage B: Procedure Energie en CO2

22 van 27 Bijlage C: Conversiefactoren Energie A B < 700 km 0,0038 Personenvervoer Personenvervoer vliegtuig GJ / reizigerskm 700 2.500 km 0,0028 > 2.500 km 0,0019 Personenvervoer conventionele personenauto Benzine 0,0329 Diesel 0,0359 LPG 0,0234 GJ / liter brandstof Bron: 2011 Guidelines to Defra / DECC's GHG Conversion Factors for Company Reporting. Op basis van berekening kg CO2/GJ factor (gebaseerd op Net Calorific Value) Benzine (Klasse < 1,4 ltr) 0,0026 C D Benzine (Klasse 1,4 2,0 ltr) 0,0031 Benzine (Klasse > 2,0 ltr) 0,0044 Benzine (Klasse gemiddeld) 0,0031 Diesel (Klasse < 1,7 ltr) 0,0021 Diesel (Klasse 1,7 2,0 ltr) 0,0022 Diesel (Klasse >2,0 ltr) 0,0024 Diesel (Klasse gemiddeld) 0,0022 LPG (Klasse gemiddeld) 0,0027 Minibus (max. 9 personen) Benzine Minibus (max. 9 personen) Diesel Minibus (max. 9 personen) LPG 0,0036 0,0031 0,0029 GJ / voertuigkm GJ / voertuigkm GJ / voertuigkm GJ / voertuigkm Bron: 2011 Guidelines to Defra / DECC's GHG Conversion Factors for Company Reporting. Op basis van berekening kg CO2/GJ factor (gebaseerd op Net Calorific Value) E Brandstoftype niet bekend 0,0029 GJ / voertuigkm Bron: 2011 Guidelines to Defra / DECC's GHG Conversion Factors for Company Reporting. Op basis van berekening kg CO2/GJ factor (gebaseerd op Net Calorific Value). Hierbij is aangenomen dat 50% diesel en 50% bezine wordt gebruikt. F Middenklasse auto (Toyota Prius, Honda Civic IMA) Hogere klasse auto (Lexus GS450h, Lexus RX400h) Personenvervoer hybride auto 0,0026 0,0026 GJ / voertuigkm Bron: 2011 Guidelines to Defra / DECC's GHG Conversion Factors for Company Reporting. Op basis van berekening kg CO2/GJ factor (gebaseerd op Net Calorific Value). Aanname: 50% diesel / 50% benzine

23 van 27 A B C A Grijze stroom (2005 en eerder) Grijze stroom (2006) Grijze stroom (2007 en 2008) Grijze stroom (2009) Grijze stroom (2010 en later) Windkracht Waterkracht Zonne energie Elektriciteit uit stortgas Biomassa Overige groene stroom verbruikt tot 1 juli 2011 Elektriciteitsverbruik voor andere doeleinden dan vervoer 0,0036 Benzine 0,0329 Diesel 0,0359 LPG 0,0234 Stookolie 0,0352 GJ / kilowattuur GJ / kilowattuur zie reken voorschrift GJ / 0,0036 kilowattuur Overige energiedragers voor andere doeleinden dan vervoer GJ / liter Bron: 2011 Guidelines to Defra / DECC's GHG Conversion Factors for Company Reporting. Op basis van berekening kg CO2/GJ factor (gebaseerd op Net Calorific Value). Aardgas 0,0319 GJ/Nm3 Bron: 2009 U.S. Energy Information Administration Propaan 0,0237 GJ/liter Bron: Perry s Chemical Engineering Handbook (NCV), herberekend m.b.v. de ideale gaswet en aanname van 3,8 liter per Nm3

24 van 27 Bijlage D: Conversiefactoren CO 2 Personenvervoer Personenvervoer vliegtuig < 700 km 270 A 700-2.500 km 200 g CO 2 / reizigerskm > 2.500 km 135 Personenvervoer conventionele personenauto Benzine 2.780 Diesel 3.135 B LPG 1.860 Biogas (stortgas) 400 g CO 2 / liter brandstof Biogas (co-vergisting mais-mest) 1.300 Biogas (co-vergisting mais-mest) 1.900 g CO2 / kg brandstof Benzine (Klasse < 1,4 ltr) 185 Benzine (Klasse 1,4-2,0 ltr) 220 Benzine (Klasse > 2,0 ltr) 305 g CO 2 / voertuigkm Benzine (Klasse gemiddeld) 215 C Diesel (Klasse < 1,7 ltr) 155 Diesel (Klasse 1,7-2,0 ltr) 195 Diesel (Klasse >2,0 ltr) 265 g CO 2 / voertuigkm Diesel (Klasse gemiddeld) 0 LPG (Klasse gemiddeld) 175 g CO 2 / voertuigkm Minibus (max. 9 personen) - Benzine 255 D Minibus (max. 9 personen) - Diesel 215 g CO 2 / voertuigkm Minibus (max. 9 personen) - LPG 200 E Brandstoftype niet bekend 210 g CO 2 / voertuigkm Personenvervoer hybride auto F Middenklasse auto (Toyota Prius, Honda Civic IMA) 125 Hogere klasse auto (Lexus GS450h, Lexus RX400h) 225 g CO 2 / voertuigkm Personenvervoer collectief Touringcar 45 Streekbus 95 Stadsbus 120 G Metro / tram 100 Stoptrein 100 g CO 2 / voertuigkm Intercity 55 Stoptrein + Intercity 65 Hoge snelheidstrein 60

25 van 27 Goederenvervoer Goederenvervoer algemeen Benzine 2.780 Diesel 3.135 A LPG 1.860 Stookolie 3.185 Bio-ethanol 1.600 Vervoer bulk goederen Vrachtauto < 20 ton 295 Vrachtauto > 20 ton 110 Trekker met oplegger 80 Trein (elektrisch) 25 Trein (diesel) 30 Trein (combinatie) 27 B Binnenvaart (350 ton) 70 Binnenvaart (550 ton) 70 Binnenvaart (1350 ton) 60 Binnenvaart (5500 ton) 30 Zeevaart (1800 ton) 75 Zeevaart (8000 ton) 30 Zeevaart (30000 ton) 13 Vervoer containers / non bulk goederen Bestelauto 630 Vrachtauto 3,5-10 ton 480 Vrachtauto 10-20 ton 300 Vrachtauto > 20 ton 130 Trekker met oplegger 95 Trein (elektrisch) 20 Trein (diesel) 25 B Trein (combinatie) 22 Binnenvaart (32 TEU) 65 Binnenvaart (96 TEU) 75 Binnenvaart (200 TEU) 60 Binnenvaart (470 TEU) 50 Zeevaart (150 TEU) 85 Zeevaart (580 TEU) 45 Zeevaart (4000 TEU) 23 g CO 2 / liter brandstof g CO 2 / tonkm g CO 2 / tonkm Elektriciteitsverbruik voor andere doeleinden dan vervoer Grijze stroom (2005 en eerder) 500 Grijze stroom (2006) 500 A Grijze stroom (2007 en 2008) 500 g CO 2 / kilowattuur Grijze stroom (2009) 470 Grijze stroom (2010 en later) 455 Windkracht 15 Waterkracht 15 B Zonne-energie 80 g CO2 / kilowattuur Elektriciteit uit stortgas 80 Biomassa zie reken-voorschrift C Overige groene stroom verbruikt tot 1 juli 2011 300 g CO2 / kilowattuur

26 van 27 Overige energiedragers voor andere doeleinden dan vervoer Benzine 2.780 Diesel 3.135 A LPG 1.860 g CO 2 / liter Stookolie 3.185 Bio-ethanol 1.600 Vloeibare fossiele primaire brandstoffen Ruwe aardolie 3.735 Orimulsion 2.610 g CO 2 / kg Aardgascondensaat 3.400 Vloeibare fossiele secundaire brandstoffen Petroleum 3.710 Leisteenolie 3.150 Ethaan 3.425 Nafta's 3.850 Bitumen 3.975 Smeeroliën 3.620 g CO 2 / kg Petroleumcokes 4.050 Raffinaderij grondstoffen 3.920 Raffinaderij gas 3.655 B Chemisch restgas 3.655 Overige oliën 3.515 Vaste fossiele primaire brandstoffen Anthraciet 2.720 Cokeskolen 2.810 Cokeskolen (cokeovens) 2.850 Cokeskolen (basismetaal) 2.690 (Overige bitumineuze) steenkool 2.420 g CO 2 / kg Sub-bitumineuze kool 2.070 Bruinkool 2.105 Bitumineuze leisteen 1.040 Turf 1.190 Vaste fossiele secundaire brandstoffen Steenkool- en bruinkoolbriketten 2.315 g CO 2 / kg Houtmot 44.000 g CO 2 / m3 Gasvormige fossiele brandstoffen Aardgas 1.825 C Biogas (stortgas) 400 Biogas (co-vergisting mais-mest) 1.300 g CO 2 / Nm3 Methaan 2.000 Propaan 1.530 g CO2 / liter Warmte Warmtelevering STEG 11.300 D Warmtelevering-kolencentrale 18.500 Warmtelevering AVI 20.000 g CO 2 / GJ Warmtelevering gasmotor WKK 70.300 Warmtelevering geothermie 3.000 E Warmtelevering uit overige productiefaciliteiten 20.000 g CO 2 / GJ

27 van 27 Bijlage E: tabel Conform eis 3.B.2 van de CO 2 Prestatieladder is de verwijzing naar de NEN-EN- ISO 50001 een referentie, de implementatie van dit volledige managementsysteem is niet een vereiste. In termen van deze norm dient ten minste voldaan te worden aan de paragrafen zoals opgenomen in de onderstaande tabel. Middels deze referentietabel is een koppeling gemaakt tussen de norm en dit EMP. ISO50001 EMP Rapporteringseis 4.4.3 H2 Uitvoeren van een energiereview 4.4.4 H2 Opstellen referentiekader 4.4.5 H2 Vastleggen van performance indicators voor monitoren 4.4.6 H3 Doelstellingen, taakstellingen en management actieplan met betrekking tot energie 4.6.1 H4 Monitoring, meten en analyseren 4.6.4 H5 Afwijkingen, correcties, corrigerende en preventieve maatregelen Conform eis 4.A.2 dient er een kwaliteitsmanagementplan voor de inventaris aanwezig te zijn. Middels deze referentietabel is een koppeling gemaakt tussen de norm en dit EMP. ISO14064-1 EMP Rapporteringseis 6.1.1 H6 Kwaliteitsmanagement 6.1.2 H6