MENS. Over de mens van Nietzsche en van Foucault

Vergelijkbare documenten
Rene Descartes. René Descartes, een interview door Roshano Dewnarain

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011

Inleiding Filosofie en Ethiek Derde Bijeenkomst: De 2e wetenschappelijke revolutie Dinsdag 19 september 2006

Wat is de mens? - Context. De opkomst van de filosofische antropologie

Geloven en redeneren. Samenvatting

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

Lorentz Lyceum. Datum: Onderwerp: Identiteit & samenleving

VOORBIJ DE MENS: DE NOMADE! ROSI BRAIDOTTI

Essays over bewustzijn en verandering

Toelichting bij de Korte Verhandeling van Spinoza Nummer 1

Christa Mesnaric. Aristoteles. voor. managers

naar: Jed McKenna, Jed McKenna s theorie van alles, Samsara, 2014

Minor Filosofie en Wetenschap Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

INLEIDING Over verwondering, contingentie en denken-als-ordenen 13

Opgave 1: Vrije wil als zelfverwerkelijking

Vraag Antwoord Scores. Opgave 3 Hoe is het om een vleermuis te zijn?

Eindexamen Filosofie havo I

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Leren Filosoferen. Tweede avond

Het begrip natuur in techniek, filosofie en religie. Deel I: Van voormodern naar modern denken

INLEIDING Plato's grot Filosofie en ideologie De hermeneutische cirkel DEEL 1. DE LOTGEVALLEN VAN DE FILOSOFISCHE RATIONALITEIT

Beste mededisputanten,

Filosofische temperamenten

MIRARI Van kritiek naar dialoog.

Geest, brein en cognitie

Oefening baart ethiek Neurobiologie, boeddhisme en ethiek

Filosofie van de geest: WB3027: , blok 2. Overzicht van vandaag. Joel Anderson. Filosofie van de geest (mind) Wijsgerige antropologie

Proeftentamen deel Wetenschapsfilosofie proef_deel_Wetenschapsfilosofie.pdf

Eindexamen filosofie vwo II

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Take Home Examen. Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman. i Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II

11 De ontdekking van de mens en de wereld - internet oefentoets

Minor Ethiek en sociale filosofie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

Geluk & wijsheid. Zevende avond

Immanuel Kant Kritiek van het oordeelsvermogen

Hume s Moraal Filosofie

Techniekfilosofie in de Dual Nature traditie. Peter kroes

Examenprograma filosofie havo/vwo

Theorieën en hoofdfiguren uit de sociologie?

De 10 tips om. Aantrekkelijk te blijven als Werknemer

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

Dichter bij het verleden

Het natuurlijke godsverlangen. een confrontatie tussen het denken van Thomas Van Aquino, Thomas Stearns Eliot en andere denkers

Politieke Filosofie Oudheid en Middeleeuwen

Descartes schreef dat er geen ander land was "où l'on puisse jouir d'une liberté si entière" (waar men een zo volledige vrijheid kan genieten)

Woord vooraf Opbouw van deze studie

Niet-feitelijke waarheden (2)

Eindexamen Filosofie vwo II

De eerste zonde - ongehoorzaamheid

Humanisme en het Avondland

Vraag Antwoord Scores

een ontmoeting met Descartes

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Het lichaam-geest probleem

Filosofie voor de Wetenschappen

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Minor Ethiek en sociale filosofie Vrije Universiteit Amsterdam - Onderwijscentrum VU - Minoren

Van Bethlehem tot Golgotha

De machinemens in de medische geschiedenis en in de huidige medische praktijk

PROGRAMMA ETHIEK VAN LEVEN EN ZORGEN

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

Religiestudies/Godsdienstwetenschap Voorstel voor een cursus Religiestudies als deel van het kerncurriculum van de Faculteit der Geesteswetenschappen

DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER

Inhoud. 1. Protagoras Gorgias Thrasymachus, Callicles en Hippias 13

Literatuur: zoeken en verwijzen

Heruitgave Eerste druk januari Godfried Kruijtzer. Uitgegeven door Delft Academic Press

Overzicht van vandaag. Filosofie van de geest: WB3027 Joel Anderson ( , blok 2) Het other minds probleem. Het argument from analogy

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

Ruimte Scheppen. Filosofie, Fontys en het hbo. Redactie: Peter van Zilfhout Charles Vergeer Niek Wiskerke. Fontys Hogescholen Lectoraat Filosofie

Bachelor Filosofie. uva.nl/ba-filosofie

een essay over de eigentijd door Simone de Kinderen

KEUZEVAKKEN. 3 de GRAAD ASO DUITS

2 keer beoordeeld 22 maart Sociale filosofie gaat over de maatschappij, het gaat over hoe je een goede samenleving kan hebben.

Immanuel Kant. Opmerkingen over het gevoel van het schone en het verhevene. Vertaling, inleiding en aantekeningen door Ike Kamphof

Opgave 2 Neuroplasticiteit en wilsbekwaamheid

Samen leren leven: Wereldbeelden in perspectief

Jan Bransen Het Schrijven van een Filosofisch Essay

Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Hil Dirkzwager in zijn zelfgeboude vliegende schotel, Abadan, Iran,zestiger jaren.

Autonoom als vak De zelf

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Openingstoespraak Debat Godsargument VU Faculteit der Wijsbegeerte 11 April Emanuel Rutten

Transfer en toegang tot Universele Grammatica in tweedetaalverwerving door volwassenen

Literatuur zoeken en verwijzen

Bachelorproject (15 EC), BSK. Docent: MSc, Drs. C. Nagtegaal

Onthullingen van Kennis

Praktische opdracht Levensbeschouwing New age

FILOSOFIE ALS VERWONDERING

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Immanuel Kant Kritiek van de zuivere rede 53

Erfgoed en Multiperspectiviteit

Griekse en Latijnse taal en cultuur. Je wordt een all-round classicus met een brede blik én diepgang.

KEN JE BIJBEL. Een introductie in bijbel lezen

DOWNLOAD OR READ : VAN DALE HANDWOORDENBOEK ENGELS NEDERLAN PDF EBOOK EPUB MOBI

Wijsgerige antropologie:

Vreugde, positieve emoties, geluk, tevredenheid, sereniteit, enzovoort zijn enkele

I n l e i d i n g. 1 He t b e g r i p a r m o e d e

De Jefferson Bijbel. Thomas Jefferson

Transcriptie:

MENS Over de mens van Nietzsche en van Foucault Naam: Femke Truijens Studentnummer: 0413445 Vak: Wetenschapsfilosofie Docent: M. Gnyp Datum: 25 mei 2009 Woorden: 2796

1. Inhoud 1. Inhoud p. 2 2. Inleiding p. 3 3. De Mens bij Foucault p. 4 4. De Mens bij Nietzsche p. 5 5. Conclusie p. 9 2

2. Inleiding Mens de; m,v -en het hoogst begaafde wezen op aarde 1 De mens, volgens de Van Dale het hoogst begaafde wezen, is al sinds het begin der tijden geïntrigeerd door de wereld om zich heen. Eeuwen voor het begin van onze jaartelling stelden filosofen al vragen over het hoe en het waarom van alle aspecten van het leven. Het duurde echter volgens de Franse filosoof Michel Foucault (1926-1984) tot de 19 e eeuw voor de mens zichzelf centraal kon stellen als object van onderzoek. 2 Foucault deelt de geschiedenis in in drie épistémès. 3 Volgens Foucault volgt op het épistémè van de Renaissance (tot 1650) en van de Klassieke Tijd (1650-1800) het épistémè van de Moderne Tijd (na 1800). 4 Het épistémè van de Moderne Tijd wordt enerzijds gekenmerkt door historisch besef, anderzijds door de geboorte van de mens. Onder meer door de filosofie van de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724-1804) wordt de mens tweeledig: de menselijke geest krijgt een eigen aard, los van de kennis, [ ] zij wordt zowel subject als mogelijk object van kennis 5. De mens wordt omschreven als een entiteit die zich conceptueel onderscheidt van zowel de natuur als het bovennatuurlijke; [ ] en die zich als subject onderscheidt door zijn geest 6. De Duitse filosoof Friedrich Wilhelm Nietzsche (1844-1900) valt, volgens de tijdsindeling van Foucault, in het épistémè van de Moderne Tijd. Nietzsche gaat in op aspecten die van invloed zijn op het leven van de mens, waaronder waarheid, kennis, en psychologische fenomenen als de wil, de rede en het bewustzijn. 7 Men kan zich echter afvragen of de mens waarop Nietzsche zich richt, overeenkomt met de mens die volgens Foucault centraal staat in het épistémè van de Moderne Tijd. Foucault ziet de mens als psychologische entiteit, een historisch wezen in een maatschappij die gekend kan worden en kan kennen. Hoewel uit Nietzsches interessegebieden blijkt dat hij zich evenwel bezighoudt met de mens als psychologische entiteit, is de vraag of Nietzsches benadering van de mens aansluit bij het concept de mens dat Foucault onderscheidt in het Moderne épistémè. De 1 Van Dale (2007). Klein woordenboek van de Nederlandse taal. Utrecht: Van Dale Lexicografie. 2 Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 104-110. 3 Épistémè: bij Foucault de dieptestructuur van het weten. Uit: Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 244. 4 Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 104-110. 5 Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 109. 6 Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 110. 7 Schacht, R. (1989). Nietzsche on human nature. History of European ideas, 11, 883-892. 3

centrale vraag in dit essay is dan ook in hoeverre Nietzsches benadering van de mens congruent is met het concept de mens dat volgens Foucault kenmerkend is voor het épistémè van de Moderne Tijd. Hierbij wordt niet ingegaan op de conclusies die Nietzsche met betrekking tot de mens trekt, maar op de manier waarop hij met het concept de mens omgaat. Het gaat dus niet om Nietzsches beeld van de aard van de mens of zijn zelf 8, maar om de aard van Nietzsches filosofie. In het essay wordt eerst ingegaan op het mensconcept van Foucault. Vervolgens wordt de benadering van de mens door Nietzsche behandeld. Ten slotte wordt in de conclusie een antwoord geformuleerd op de vraag in hoeverre de benadering van de mens door Nietzsche congruent is met de mens die volgens Foucault kenmerkend is voor het épistémè van de Moderne Tijd. 3. De Mens bij Foucault Michel Foucault beschouwt de geschiedenis van de kennis als een dieptestructuur. Hij onderscheidt twee radicale breuken in de dieptestructuren van verschillende historische perioden. Na dergelijke breuken zijn bepaalde vormen van kennis, hypothesen en onderzoeksobjecten mogelijk, die nog geen plaats hadden in de beschikbare conceptuele denkkaders van de voorgaande periode. 9 De dieptestructuren noemt Foucault épistémès, welke verwijzen naar de onderlinge samenhang van dingen zoals die in de betreffende periode wordt ervaren. Zoals in de inleiding werd vermeld, onderscheidt Foucault drie épistémès. Op het épistémè van de Renaissance (tot 1650) en van de Klassieke Tijd (1650-1800), volgt het épistémè van de Moderne Tijd (na 1800). In het épistémè van de Moderne Tijd gaat tijd een andere rol spelen dan in de voorgaande épistémès. De orde der dingen wordt vanaf nu bepaald door de historische krachten waar de dingen deel van uit maken. 10 Historiciteit 11 wordt daarmee een essentieel element in de wetenschappelijke benadering van de wereld. Een tweede verandering in het epistémè van de Moderne Tijd wordt door Foucault geformuleerd als de 8 Voor een vergelijking van de benadering van het zelf van de mens door Nietzsche en Foucault, zie Marshall, J. (2001). A critical theory of the self: Wittgenstein, Nietzsche, Foucault. Studies in philosophy and education, 20, 75-91. 9 Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 107. 10 Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 108. 11 Historiciteit: historische bepaaldheid of veranderlijkheid. Uit: Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p.246. 4

geboorte van de mens. 12 De vraag wordt gesteld naar de transcendentale mogelijkheidsvoorwaarden 13 van kennis: hoe is kennis mogelijk? Door deze vraag wordt kennis zowel een deel [als] een product van de menselijke geest 14. De menselijke geest wordt hiermee tweeledig: enerzijds is zij een kenbaar object, anderzijds is zij een transcendentaal subject, datgene dat kan kennen. Deze dualistische notie van de geest werd door Kant geformuleerd, als voortbouwing op het als te eenvoudig beschouwde dualisme 15 van de Franse filosoof René Descartes (1724-1804). 16 Elementair voor de mens die volgens Foucault kenmerkend is voor het épistémè van de Moderne Tijd, is dus enerzijds zijn historiciteit en anderzijds zijn dualisme. De mens is een product van de historische periode waarin hij leeft, en is in die hoedanigheid kenbaar. De mens als historische entiteit is dus zowel kenbaar als transcendentaal. 4. De Mens bij Nietzsche Zoals in de inleiding werd beschreven, valt Nietzsche volgens de tijdsindeling van Foucault in het épistémè van de Moderne tijd. Foucault onderscheidt in dit épistémè twee elementaire kenmerken: historiciteit en de geboorte van de mens. De vraag is in hoeverre Nietzsches benadering van de mens congruent is met deze kenmerken. In zijn werk laat Nietzsche zich niet direct uit over Foucaults indeling, aangezien Foucault de épistémès later definieerde dan Nietzsche zijn werken schreef. Nietzsche behandelt de door Foucault onderscheiden thema s echter wel. Uit diverse werken van Nietzsche blijkt dat hij zich verdiept in het begrip historiciteit, en haar invloed op het leven van de mens. Nietzsche heeft zich veelvuldig uitgelaten over de ontwikkeling van de menselijke moraal, die hij begrensd ziet door tijd en ruimte. 17 Hij verwerpt de notie van universaliteit aangaande menselijkheid, begrippen als waarheid, kennis 12 Foucault, M. (2006). De woorden en de dingen. Een archeologie van de menswetenschappen. [1 e druk: 1966] Amsterdam: Boom. 13 Transcendentale mogelijkheidsvoorwaarden: de epistemologische condities die empirische kennis mogelijk maken. Uit: Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 252. 14 Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 109. 15 René Descartes deed de uitspraak Cogito ergo sum, ik denk dus ik ben. Hiermee creëerde hij een onderscheid tussen het menselijk lichaam en de menselijke geest. Uit: Descartes, R. (1637). Discours de la méthode. <http://www.wsu.edu:8080/~wldciv/world_civ_reader/world_civ_reader_2/descartes.html> Bezocht op 12 mei 2009. 16 Leezenberg, M., & De Vries, G. (2007). Wetenschapsfilosofie voor de geesteswetenschappen. [1 e druk: 2001] Amsterdam: Amsterdam University Press, p. 46-52. 17 Nietzsche, F. (1989). On the genealogy of morals. [1 e druk: 1887] New York: Vintage Books [via books.google.com]. 5

en rede zijn altijd historisch van aard. 18 Historiciteit ziet Nietzsche niet als begrenzing van de menselijke ontwikkeling, maar als beperking danwel mogelijkheid in het bestuderen van de mens. Nietzsche ziet historiciteit dus niet als negatief, hij ziet het meer als de riemen waarmee geroeid dient te worden. Deze visie blijkt uit het 337 e aforisme in De Vrolijke Wetenschap. [337] De toekomstige menselijkheid Wanneer ik met de ogen van een ver verleden tijdperk naar het onze kijk, dan weet ik aan de tegenwoordige mens niets merkwaardigers te ontdekken dan zijn eigenaardige deugd en ziekte, genaamd het historisch besef. [ ] dit zou toch een geluk moeten opleveren, dat de mens tot nu toe nog niet kende. [ ] en dit goddelijk geluk zou dan heten: menselijkheid! 19 Nietzsche ziet historiciteit dus als kenmerk van het leven van de mens, en laat het een belangrijke rol spelen in de benadering van de mens. Hij stelt dat de mens niet beschouwd moet worden als aeterna veritas, als constant gegeven, maar dat de mens moet worden beschouwd als een testimony [ ] of a very limited period of time 20 Nietzsche werkt dus inderdaad met het eerste kenmerk dat Foucault onderscheidt in het épistémè van de Moderne Tijd, te weten historiciteit. Daarbij moet worden benadrukt dat Nietzsche zich niet alleen bewust is van historiciteit in zijn filosofische benadering van de wereld, maar dat hij historiciteit ook een rol toebedeelt in zijn benadering van de mens. Nietzsche ziet de mens als historisch bepaald, als product van de historische periode waarin hij leeft, en als zodanig wil hij de mens ook benaderen. 21 Het tweede kenmerk dat Foucault onderscheidt in het épistémè van de Moderne Tijd is de geboorte van de mens, een dualistische notie van de mens als kenbaar object en transcendentaal subject. Of Nietzsches filosofie al dan niet congruent is met dit kenmerk, is minder eenvoudig te stellen dan met het kenmerk historiciteit. Op het eerste gezicht zou gesteld kunnen worden dat Nietzsche de dualistische visie op de mens in zijn filosofie verwerpt. Nietzsche roept filosofen op to translate man back to nature 22. Hij wil de mens weer een laten zijn met de natuur, en wil de mens benaderen als onderdeel van de natuur, 18 Kuypers, E. (2007). Verscheurd paradijs. Wijsgerige en filosofische verkenningen over een ontwortelde cultuur. Apeldoorn: Garant Uitgevers [via books.google.com]. 19 Nietzsche, F. (1979). De vrolijke wetenschap. [1 e druk: 1882] Amsterdam: Arbeiderspers, p. 196. 20 Nietzsche, F. (1886). Human, all too human; In: Marshall, J. (2001). A critical theory of the self: Wittgenstein, Nietzsche, Foucault. Studies in philosophy and education, 20, p. 75. 21 Marshall, J. (2001). A critical theory of the self: Wittgenstein, Nietzsche, Foucault. Studies in philosophy and education, 20, 75-91. 22 Schacht, R. (1989). Nietzsche on human nature. History of European ideas, 11, p. 883. 6

omdat in de mens fundamental natural principles are powerfully at work 23. Hiermee roept Nietzsche op om de mens als geheel te benaderen, en niet als dualistische notie. Hij is gericht op to naturalise humanity 24. Uit voorgaande kan worden geconcludeerd dat Nietzsche het dualisme verwerpt dat volgens Foucault kenmerkend is voor de mens in het épistémè van de Moderne Tijd. Nietzsche legt op een ander vlak binnen zijn benadering van de mens echter wel een dualistische visie aan de dag. Dualisme wordt gedefinieerd als leer van twee tegenover of onafhankelijk naast elkaar staande beginselen 25. Dualisme in de traditioneel-filosofische zin heeft betrekking op de scheiding van lichaam en geest (door Kant uitgebreid naar een scheiding van de mens als object en als subject). Nietzsche brengt in zijn benadering van de mens echter een andere vorm van dualisme aan, te weten een maatschappelijk ofwel antropologisch dualisme. 26 Nietzsche onderscheidt a higher humanity which set some human beings above and apart from the common run of mankind 27. Hij deelt de groep de mens dus in in verschillende maatschappelijke klassen. Tot de hogere mensheid horen volgens Nietzsche de denkende mensen, de filosofen, zij die master of free will 28 zijn. Groepen die niet in aanmerking komen voor het predicaat hogere mensheid zijn onder meer de vrouwen en het volk. Deze onderscheiding van verschillende soorten mens geeft Nietzsche weer in het 193 e aforisme in De Vrolijke Wetenschap: [193] Kants geestigheid Kant wilde op een manier, die iedereen voor het hoofd stootte, bewijzen dat iedereen gelijk had dat was de heimelijke geestigheid van deze ziel. Hij schreef tegen de geleerden ten gunste van het volksverstand, maar voor de geleerden en niet voor het volk. 29 Nietzsche verwerpt in deze zinnen dus niet alleen het dualisme van Kant, dat uitgaat van dualistische mensen (waardoor de term iedereen mogelijk is: alle mensen werken op 23 Nietzsche, F. (1974). The gay science. [1 e druk: 1886]; In: Schacht, R. (1989). Nietzsche on human nature. History of European ideas, 11, p. 885. 24 Schacht, R. (1989). Nietzsche on human nature. History of European ideas, 11, p.886. 25 Van Dale (2007). Klein woordenboek van de Nederlandse taal. Utrecht: Van Dale Lexicografie. 26 De termen maatschappelijk dualisme of antropologisch dualisme zijn gedeeltelijk ontleend aan Schacht, R. (1989). Nietzsche and philosophical anthropology. In: Pearson, K. (2005). A companion to Nietzsche. Blackwell publishing. 27 Schacht, R. (1989). Nietzsche on human nature. History of European ideas, 11, p.885. 28 Schacht, R. (1989). Nietzsche and philosophical anthropology. In: Pearson, K. (2005). A companion to Nietzsche. Blackwell publishing, p. 125 [via books.google.com]. 29 Nietzsche, F. (1979). De vrolijke wetenschap. [1 e druk: 1882] Amsterdam: Arbeiderspers, p. 149. 7

dezelfde manier), maar hij geeft ook aan dat de mens volgens hem bestaat uit verschillende groepen, waaronder de geleerden en het volk. Deze indeling van de mens in maatschappelijke groepen heeft niet alleen consequenties voor Nietzsches benadering van de mens, het is ook van invloed op Nietzsches benadering van zichzelf. 30! Nietzsche plaatst zichzélf door de indeling buiten het dualisme van Kant. Hij ziet zichzelf als transcendentaal, en anderen (in de vorm van maatschappelijke groepen) als kenbaar object. Hijzelf kan alleen worden gekend door zichzelf, en niet door een ander. Hiermee voegt Nietzsche zich naar een probleem van het dualisme van Kant. In Kants dualisme is de mens enerzijds een object dat onderzocht kan worden, en anderzijds een subject dat kan kennen op basis van een set intellectuele en emotionele functies. Deze scheiding heeft de weg vrij gemaakt voor psychologisering van de mens. Aan het kennend subject worden kennende eigenschappen toegekend, waardoor het subject een entiteit wordt die formeel alleen door zichzelf gekend kan worden. De mens als object kan altijd maar tot op zekere hoogte gekend worden door een algemeen kennend subject: naast zichtbare en dus onderzoekbare eigenschappen bevat de mens een kern die niet direct observeerbaar en dus voor een algemeen kennend subject niet kenbaar is. Deze kern van het object is alleen kenbaar door het subject zelf, omdat hij de enige is die hierin naar binnen kan treden. Diegene die 31 32 zichzelf langs deze weg kent, noemt Nietzsche een Übermensch. Door de psychologisering van de mens die door Kant tot een dualistische notie was gemaakt, is het lichaam-geestprobleem in het épistémè van de Moderne Tijd vergroot. De vraag is of Nietzsche dit oplost door de mens tot natuurlijk wezen te maken. Door de mens uit de tweedeling te halen, zou hij formeel kenbaar moeten zijn: door de mens te naturaliseren wordt hij geobjectiveerd en dus kenbaar. Zoals gezegd haalt Nietzsche deze oplossing echter bij voorbaat onderuit door zich te bedienen van een maatschappelijk dualisme, waarin alleen de hogere mensheid de mogelijkheid heeft zichzelf te kennen. De vraag is dus of Nietzsche de dualistische scheiding die Kant heeft aangebracht tussen lichaam en geest, verwerpt of accepteert. Enerzijds verwerpt Nietzsche het dualisme 30 Vanaf dit punt in paragraaf 4.De Mens bij Nietzsche volgen overwegingen van de auteur. Hierbij wordt met klem opgemerkt dat er bij deze overwegingen geen aanspraak wordt gemaakt op waarheid. Ze vormen slechts overdenkingen naar aanleiding van de daarvoor besproken tekst, die werd geschreven in het kader van de vergelijking van benadering van de mens, door Nietzsche en door Foucault. De overwegingen hebben alleen betrekking op deze tekst en de literatuur waarnaar in de noten is verwezen. Alternatieve interpretaties naar aanleiding van andere bronnen zijn voorbehouden. 31 Voor een toelichting op de betekenis van Nietzsches begrip Übermensch zie Nietzsche, F. (1999). Also sprach Zarathustra. [1 e druk: 1883] Berlijn: De Gruyter; en Huskinson, L. (2004). Nietzsche and Jung: the whole self in the union of opposites. Psychology Press, p. 28 ev. 32 Deze notie haakt aan bij het 149 e aforisme in Nietzsches De vrolijke wetenschap (zie p. 7). Nietzsche verwerpt Kants notie van iedereen, van de mens als eenheid. Nietzsche ontkent de notie van iedereen door groepen aan te brengen in de mens, en door zijn individualistische notie van de mogelijkheid voor de hogere mensheid om Übermensch te worden. 8

met zijn streven naar het naturaliseren van de mens. Anderzijds introduceert Nietzsche een maatschappelijke vorm van dualisme, waarmee hij aansluit bij het dualisme van Kant, en de problemen van dat dualisme accepteert zo niet vergroot. Dit is niet alleen van invloed op Nietzsches benadering van de mens, het heeft ook een tweeledige consequentie voor zichzelf. Nietzsche plaatst zichzelf door zijn maatschappelijk dualisme in een groep, te weten de maatschappelijke groep de filosofen. Hij dicht deze groep dusdanige eigenschappen toe, dat hij zelf los kan komen van zijn menselijke danwel maatschappelijke natuur. Hoewel hij de mens dus wil naturaliseren, wil hij zichzelf, zijnde filosoof, losmaken van zijn natuur. Hiermee is hij alleen kenbaar door zichzelf in de vorm van Übermensch. Gesteld kan dus worden dat Nietzsche Kants dualisme niet direct verwerpt, maar dat hij er een gelaagdheid in aanbrengt die vergaande gevolgen heeft voor zijn benadering van de mens. De mens, die in maatschappelijke groepen uiteen valt, kan tot op zekere hoogte kennen en is tot op zekere hoogte kenbaar. Hierdoor kan een ontkennend noch een bevestigend antwoord worden gegeven op de vraag of Nietzsches benadering van de mens congruent is met de mens die volgens Foucault centraal staat in het épistémè van de Moderne Tijd. 5. Conclusie De Franse filosoof Michel Foucault deelt de geschiedenis in in drie épistémès. Op het épistémè van de Renaissance (tot 1650) en van de Klassieke Tijd (1650-1800) volgt het épistémè van de Moderne Tijd (na 1800). In het épistémè van de Moderne Tijd onderscheidt Foucault twee centrale elementen: enerzijds wordt het épistémè gekenmerkt door historisch besef, anderzijds door de geboorte van de mens. Volgens de tijdsindeling van Foucault valt de Duitse filosoof Friedrich Wilhelm Nietzsche in het épistémè van de Moderne Tijd. In dit essay werd nagegaan in hoeverre Nietzsches benadering van het concept de mens congruent is met de mens die volgens Foucault centraal staan in het épistémè van de Moderne Tijd. Hierbij werd niet gekeken naar Nietzsches beeld van de aard van de mens, maar naar zijn benadering van de mens. Elementair voor de mens die volgens Foucault kenmerkend is voor het épistémè van de Moderne Tijd, is enerzijds zijn historiciteit en anderzijds zijn dualisme. De dualistische benadering van de mens gaat terug op de filosofie van Immanuel Kant, die het dualisme van René Descartes uitbreidde. Hij zag de mens als tweeledig: zij is zowel een kenbaar object als een transcendentaal subject, datgene dat kan kennen. Uit diverse werken blijkt dat Nietzsche in zijn benadering van de mens uitgaat van historiciteit. Hij ziet de mens als historisch bepaald, als product van de historische periode 9

waarin hij leeft. Als zodanig wil hij de mens benaderen. Hij ziet historiciteit hierin niet als begrenzing van de mens, maar als beperking danwel mogelijkheid voor de bestudering van de mens. Nietzsches congruentie met de dualistische benadering van de mens zoals door Kant wordt voorgesteld, is minder eenduidig. Op het eerste gezicht verwerpt Nietzsche Kants dualisme. Hij staat een naturalisering van de mens voor: hij wil de mens niet benaderen als dualistische notie, maar als natuurlijke entiteit, als eenheid die vanuit natuurlijke krachten werkzaam is. In die hoedanigheid is de mens kenbaar. Nietzsche werpt in zijn filosofie echter een andere vorm van dualisme op, te weten een maatschappelijk of antropologisch dualisme. Hij deelt de mens in in maatschappelijke groepen, en onderscheidt daarbij de hogere mensheid. Het predicaat hogere mensheid is van toepassing op de mens die meester is van zijn eigen geest, de denker die zich los kan maken van zijn natuurlijkheid. De consequentie van deze vorm van dualisme is dat alleen de hogere mensheid zichzelf kan kennen. Hiermee worden de termen kennen en kenbaar die in Kants dualisme een centrale rol spelen, in een ander daglicht geplaatst. Door het dualisme van Nietzsche is het object de mens niet meer formeel kenbaar voor het subject de mens. Omdat er een deel van de mens is, een kern, waar alleen het subject zelf toegang toe heeft, is het object maar tot op zekere hoogte kenbaar en kan het subject tot op zekere hoogte kennen. Op de vraag of Nietzsche Kants dualistische benadering van de mens accepteert of verwerpt, is dus geen eenduidig antwoord mogelijk. Enerzijds verwerpt Nietzsche Kants dualisme door te streven naar een naturalisering van de mens. Anderzijds introduceert Nietzsche een maatschappelijk dualisme, waarmee hij het probleem van Kants dualisme accepteert zo niet vergroot. Op de centrale vraag in dit essay kan, kortom, geen eenduidig antwoord worden gegeven. Hoewel Nietzsche in zijn filosofie aandacht besteedt aan de elementen die volgens Foucault kenmerkend zijn voor het épistémè van de Moderne Tijd, werkt hij de elementen niet zodanig uit dat ze congruent zijn met de de mens die volgens Foucault kenmerkend is voor het épistémè van de Moderne Tijd. Deze conclusie lijkt inherent aan de discipline filosofie: iedere denker geeft aan bestaande filosofische kaders zijn eigen invulling. Wellicht is de conclusie zelfs inherent aan de mens. Bestaande kaders zijn nooit genoeg voor het hoogst begaafde wezen op aarde. 10