Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT)

Vergelijkbare documenten
Zadenonderzoek aan een monster uit een hutkom (ca. 500 AD) en een gracht (14e eeuw) uit Gennep-Houtstraat

Onderzoek aan botanische macroresten uit een 17e/18e-eeuwse kuil aan de Duivelsbruglaan in Breda-Ginneken

Een Mooker spiekertje

Onderzoek aan botanische macroresten uit een ijzertijdkuil te Geleen

Onderzoek aan zaden uit de IJzertijd en de Romeinse tijd uit Venray-De Hulst II

Op zoek naar de mout voor de bierbrouwers van Amersfoort

Houtskool uit ijzertijdcrematiegraven en mogelijke middeleeuwse meilers uit Lomm-Hoogwatergeul

Laat-middeleeuwse kuilen op de vindplaats Ameide-Peperstraat

Houtskoolanalyse van een Romeins crematiegraf, Heule-Peperstraat (Kortrijk, België)

Akkerbouw op het duin - archeobotanisch onderzoek aan materiaal van de vindplaats Den Haag-Wijndaelerplantsoen (IJzertijd)

Zaden uit een 16e-eeuwse beerput uit de Weverstraat te Zevenaar

Ees-Zuidesch, houtskool uit mesolithische haardkuilen

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

Pollen en macroresten uit vroeg- en volmiddeleeuwse sporen van de vindplaats Tilburg-Enschotsebaan-Zuid 2

Houtskool uit een kuil van een rivierduin bij Rotterdam-IJsselmonde 't Hart

Archeobotanisch onderzoek op een locatie aan de Putstraat in Eckelrade (IJzertijd-Romeinse tijd)

Overzicht van de verschillende graansoorten en oude rassen

De onderkant van de Huzarenwei

Hout van het onderzoek aan de Heiligeweg in Krommenie, gemeente Zaanstad (Noord-Holland)

Roode Marmelade, paradijskorrels en vennekoel

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Hoogstraat/Sint Lambertusstraat in Eindhoven (19 e eeuw)

Hulst-Onder de Toren

Houtskool uit een neolithische haardkuil, vindplaats Flanders Expo (stad Gent, provincie Oost-Vlaanderen, België)

1.1 Archeobotanisch onderzoek (C. Moolhuizen & M. Hondelink)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden

Koningstraat 18, Arnhem, Archeobotanische resten uit een beerput (NT)

Verbrande turf maar geen as. Archeobotanische analyse van een monster uit Melderslo ( )

Landbouw en milieu rond Son

De kruidentuin van Den HaagUithofslaan vindplaats 1

Archeologienota: Het archeologisch vooronderzoek aan de Hoorn te Leuven Vanessa Vander Ginst Maarten Smeets Marjolein Van Der Waa

Onderzoeks- en Adviesbureau voor Biologische Archeologie en Landschapsreconstructie

Archeobotanisch onderzoek aan Romeinse sporen uit Zuidland (Voorne-Putten)

Hout, zaden en botten van het Middeleeuwse erf Wierden-Huurne, vindplaats 5

Archeobotanisch onderzoek aan twee waterputten uit de 2e tot 4e eeuw te Wehl

Heteren-Melkweide ecologisch bezien

De voedingseconomie van (post)middeleeuws Alkmaar Resultaten van het archeobotanisch en archeozoölogisch onderzoek

Graan, hout, vee en vis

Food for thought. Botanisch onderzoek aan het St. Agnietenklooster, een opgraving aan de Zuilingstraat te Den Haag

Heen-en-weer, exploitatie van oevervegetaties en grasland in de omgeving van Romeins Brielle

Onderzoek aan mest en beer van de opgraving Stoofstraat te s-hertogenbosch (LMEA-NTC)

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden in en rond een Germaanse nederzetting uit de 4e-5e eeuw bij Holtum (L.)

Pollen- en macrorestenonderzoek aan nederzettingssporen uit de Vroege- en Late- Middeleeuwen van vindplaats Tilburg- Burgemeester Bechtweg

Archeobotanisch onderzoek in het plangebied Cuijk-De Nielt (Bronstijd-Nieuwe tijd)

Archeobotanisch onderzoek aan een drietal vindplaatsen uit de IJzertijd-VroegeMiddeleeuwen in de omgeving van Raalte

Archeobotanisch onderzoek aan de inhoud van een middeleeuwse bermsloot in Aardenburg

Archeobotanisch onderzoek naar (post)middeleeuwse sporen op de vindplaats Leuven-Fochplein

Houtskool uit drie Romeinse crematies. Vinex-locatie Wateringse Veld, Den Haag 1997, terrein Vellekoop

Macrorestenonderzoek aan sporen van de Romeinse nederzetting aangetroffen in plangebied MDHP12 te Midden-Delfland

Dordrecht Ondergronds 33

Archeobotanisch onderzoek naar de voedingsgewoonten op de locatie. (Late-Middeleeuwen RAPPORTNUMMER DATUM AUTEURS. 592 juni 2012 H.

Huissen-Het Riet: macrorestenonderzoek aan een kuil en een greppel uit een Midden-Romeinse nederzetting

Onderzoek aan pollen en zaden van Ypelo, Azelo en Usselo

Pollen en zaden uit een beerput behorend bij Kasteel Batestein te Vianen (15e 18e eeuw)

PLANTENWERKGROEP. Excursie oude gewassen door Loek Hilgers van de Stichting Korensla. Gebied: rondom de Regte Heide onder Goirle

Houten constructie De Bilt-KNMIterrein

Beer van Beersel. Verslag van onderzoek aan archeobotanisch materiaal uit een stortkoker van het kasteel van Beersel (ca )

GERAARDSBERGEN- DUYTSENKOUTER

Botanisch onderzoek aan twee Middeleeuwse terpen te Schipluiden

s-hertogenbosch-postkantoor Van akkerbouwers naar stedelingen

Een oppervlaktekartering in plangebied Barneveld-Noord. Archol. S. Baas

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Project 434: Bureaustudie Actualisering archeologische verwachting nieuwbouwlocatie Stadhuiskwartier. Interne Rapportages Archeologie Deventer 55

Archol bv. Ivo van Wijk. Voorlopig verslag Archeologische Opgraving Plangebied Joannes Riviusstraat te Elsloo, gemeente Stein

Medicinale planten uit een 16e-eeuwse kloostertuin aan de Groeneweg in Gouda

Archeobotanisch onderzoek naar de dorpsterp van Jelsum (Fr.) Een vergelijkend onderzoek van archeobotanische veldresiduen en labresiduen

Onderzoeksrapport. Registratie van een toevalsvondst aan de Grote Markt te Tongeren (Provincie Limburg) Agentschap Onroerend Erfgoed

Botanisch onderzoek op een archeologische vindplaats te Eindhoven-Blixembosch (IJzertijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd)

Mediterrane rijst en oosterse kruidnagels

Waarderend Archeologisch Onderzoek te Oudenburg, kantine voetbalplein (Bekestraat)

Paleobotanisch onderzoek aan een venige laag in het centrum van Alkmaar

Archeologie Betuweroute

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Een archeobotanisch kijkje in de keuken van paleis Huys ter Nieuburch in Rijswijk ( )

Definitieve opgraving (DO) Elst-Het Bosje (gem. Rhenen)

Pollenonderzoek aan een kuil- en potvulling uit de IJzertijd uit het plangebied Waterlaat te Bergeijk

Gierst.

Onderzoek van een houten voorwerp uit de opgraving Grote Markt te Lier (België)

Akkers gearchiveerd in muren. Onderzoek naar Romeinse graanverbouw in Karanis (Egypte)

Kladders, fruyten, wermoesen, mostaert en amelcoren

Thema 4 Platteland. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 5

M.e. van Trierum. Gemeente Rotterdam. ROTTERDAM MARKTHAL Archeologisch onderzoek 1. A.H.L. Vredenbregt en. BOORrapporten 469-deel 1.

Versie Een gehele akker max 5 ha. Meetellen mestplaatsingsruimte. 4 blokken met een verschillend mengsel. Patrijs, gele kwikstaart, bijen

FERTILIZERS.

Archeo-rapport 48 Het archeologische vooronderzoek aan de Spurkerweg te Bilzen

Onderzoek en archeologische begeleiding op en rondom Schokland;

De Ecologie van de Middeleeuwse Stad

Programma van Eisen AK PUTTEN T (0341) E mstruijs@putten.nl. Naam, adres, telefoon, datum paraaf. Regio Noord-Veluwe

VLAK-verslag De Vlijt Het archeobotanische onderzoek. Dienst Welzijn VLAK. februari C. Veen, R. Torremans en T. de Ridder (red.

Archeologische MonumentenZorg

Rapportage Archeologische Monumentenzorg 170

Verslag onderzoek van door leden van de Amateur Tuindervereniging Arentsburgh verzamelde scherven

ZADEN- EN VRUCHTENONDERZOEK VAN DE ZWARTE LAGEN OP DE SITE STEENSTRAAT / H. MAUSSTRAAT IN BRUSSEL

Naaldwijk-Holland College: onderzoek aan zaden, hout en pollen uit de Romeinse tijd en de Middeleeuwen

Voedingsgewoonten en milieuomstandigheden op en rond de middeleeuwse burcht van Sint-Oedenrode (NB)

Archeobotanisch onderzoek aan een 18e-eeuwse beerput in de Rozenstraat te Amsterdam

Dordrecht Ondergronds Waarneming 2 DORDRECHT, SPUIBOULEVARD

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Opgravingen in de Bierstraat Gemeente Den Haag Wonen aan de rand van Die Haghe vanaf het midden van de 16de eeuw

Archeologisch onderzoek begeleiding Kevelderstraat Groenlo GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 68

Publiekssamenvatting. Archeologisch onderzoek Groene Rivier Pannerden

Transcriptie:

Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) RAPPORTNUMMER DATUM AUTEUR 648 MAART 2013 W. VAN DER MEER

Colofon Titel: BIAXiaal 648 Archeobotanisch onderzoek van twee sporen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof (ME/NT) Auteur: W. van der Meer Opdrachtgever: Studiebureau Archeologie bvba Gemeente: Tienen Plaats: Tienen Toponiem: Groot Begijnhof Centrale Archeologische Inventaris locatienummer: 5533 ISSN: 1568-2285 BIAX Consult, Zaandam, 2013 Correspondentieadres: BIAX Consult Hogendijk 134 1506 AL Zaandam tel: 075 61 61 010 fax: 075 61 49 980 e-mail: BIAX@BIAX.nl www.biax.nl

BIAXiaal 648 1 1. Inleiding Van 2 mei tot 17 juni 2011 voerde Studiebureau Archeologie onder leiding van V. van der Ginst een opgraving uit op de locatie Tienen-Groot Begijnhof. Het plangebied (figuur 1) beslaat het centrum van de begijnhofsite, bestaand uit een enkel huizenblok. Historische bronnen plaatsen de stichting van het begijnhof in 1242. Het Groot Begijnhof bevindt zich net ten zuiden van de tweede stadsgracht en de rivier de Gete. Bij de tweede staduitleg kwam de vindplaats binnen de stadsmuren te liggen. In de 14 e -15 e eeuw wonen er naar schatting 300 begijnen. De huidige bebouwing dateert over het algemeen uit de 17 e /18 e eeuw. Bij de opgraving zijn sporen aangetroffen van de middeleeuwse en postmiddeleeuwse fasen van het begijnhof, alsmede sporen (kuilen) uit de Bronsen/of IJzertijd. Een aantal van deze sporen zijn bemonsterd voor archeobotanisch onderzoek, met als doel informatie te verkrijgen over de activiteiten en voedingsgewoonten van de prehistorische bewoners en de (post)middeleeuwse begijnen. Voorliggend schrijven is het rapport van deze onderzoekscomponent. Figuur 1 Het Groot Begijnhof op de kaart van Jacob van Deventer (1558-1575). Het plangebied is aangeduid met gele markering ( Studiebureau Archeologie bvba).

BIAXiaal 648 2 2. Materiaal en methode 2.1 VOORONDERZOEK Voor het archeobotanisch onderzoek zijn 26 stalen aangeleverd op BIAX Consult. De stalen zijn gezeefd door Studiebureau Archeologie bvba, waarbij er een verdeling is gemaakt in vier fracties (>4 mm, 4-2 mm, 2-0,5 mm en 0,5-0,25 mm). De zeefstalen zijn onder een opvallend-lichtmicroscoop (Wild M8Z) met vergrotingen tot 10x5 gewaardeerd op botanische macroresten. De waardering is uitgevoerd door K. Hänninen. Bij de waardering zijn aantekeningen gemaakt van de rijkdom aan macroresten, de soortendiversiteit en de staat van conservering van het materiaal. De waarderingsresultaten worden weergegeven in bijlage 1. De administratieve gegevens van de macrorestenmonsters staan in tabel 1. Tabel 1 Tienen-Groot Begijnhof, overzicht van onderzochte monsters. inventarisnr. spoor context datering 461 770 kuil Prehistorie 462 581.. 463 766 kuil Prehistorie 464 727 kuil Prehistorie 465 737 rond spoor Prehistorie 466 582.. 467 559.. 468 561.. 469 532B laag in huis 15 e -16 e eeuw 470 532A. 15 e -16 e eeuw 471 763 kuil Prehistorie 472 332 kuil Late-Middeleeuwen 473 574.. 474 769 rond spoor Prehistorie 475 533.. 476 765.. 477 537.. 478 642 beerput 16 e -18 e eeuw 479 541.. 480 764.. 481 652 loopvlak Late-Middeleeuwen 482 646 kuil Prehistorie 483 645 kuil Prehistorie 484 691.. 485 588 kuil Prehistorie 486 276.. 2.2 SELECTIE Op basis van de waarderingsresultaten en het resulterende onderzoeksadvies is een selectie gemaakt van stalen voor verder onderzoek. Criteria waren de

BIAXiaal 648 3 aanwezigheid van voldoende goed geconserveerd botanisch materiaal en de relevantie van het materiaal voor de vraagstelling. Slechts twee sporen (S 532(B) en S 642) bleken voldoende macroresten voor een zinvolle analyse te bevatten. Bij de macrorestenanalyse is gebruik gemaakt van een opvallend-lichtmicroscoop (Wild M8Z) met vergrotingen tot 10x5. De macroresten zijn gedetermineerd met behulp van de gebruikelijke determinatieliteratuur en de vergelijkingscollectie van BIAX Consult. 1 Nomenclatuur volgt de 22 e druk van de Heukels Flora van Nederland. 2 Bijzondere gedetermineerde resten zijn opgeslagen in het archief voor botanische macroresten van BIAX Consult. De analyse is uitgevoerd door K. Hänninen. 2.3 INTERPRETATIE VAN DE GEGEVENS De analysegegevens zijn geordend in een tabel. Voor de interpretatie van de ecologische gegevens is gebruik gemaakt van een aantal standaardwerken. 3 3. Resultaten De resultaten van het macrorestenonderzoek staan weergegeven in bijlage 2. 3.1 HET OUDSTE BEGIJNHUISJE, S 532 (15 E -16 E EEUW) Het staal is afkomstig uit een laag (S 532), aangetroffen in het oudste huisje van het begijnhof. De laag bevat zowel verkoolde als onverkoolde macroresten, houtskool, veel fragmenten van ondefinieerbaar, verkoold, organisch materiaal en schelpen van de mossel (Mytilus edulis). Op basis van deze karakteristieken is het waarschijnlijk dat het een laag met huishoudelijk afval betreft. 3.1.1 Cultuurgewassen 3.1.1.1 Granen Er zijn tenminste twee graangewassen aangetroffen in S 532: rogge (Secale cereale) en tarwe (Triticum aestivum). Alle graanresten zijn verkoold. Naast de korrels zijn van beide graansoorten aarspilsegmenten aanwezig. Mogelijk zijn er resten aanwezig van een derde graangewas, maar dit is onzeker. In het staal zijn namelijk één of twee graankorrels van het geslacht haver (Avena) gevonden. Graankorrels van het geslacht haver kunnen, als bepaalde kafresten ontbreken, niet op soort worden gedetermineerd. Behalve van gewone haver (Avena sativa), een algemeen bekend cultuurgewas, kan de betreffende graankorrel ook afkomstig zijn van het, eveneens algemene, akkeronkruid oot (Avena fatua) of het minder algemene cultuurgewas evene (Avena strigosa). 1 Berggren 1969, 1981; Anderberg 1994; Cappers et al. 2006; Körber-Grohne 1964, 1991. 2 Van der Meijden 1996. 3 Met gebruikmaking van: Weeda et al. 1985, 1987, 1988, 1991, 1994; Schamineé et al. 1995, 1996, 1998, 1999; Lambinon et al. 1998.

BIAXiaal 648 4 3.1.1.2 Noten en fruit Er zijn onverkoolde resten aangetroffen van drie fruitsoorten: gewone vlier (Sambucus nigra), framboos (Rubus idaeus) en druif (Vitis vinifera). Gewone vlier en framboos komen in België in het wild voor, maar framboos werd ook veelvuldig aangeplant. 4 Met name de framboos zal gewaardeerd zijn om het fruit. Vlierbessen zijn rauw niet eetbaar, maar kunnen wel worden verwerkt tot eetbare producten. De druif is geen autochtone soort, desondanks was er sprake van een succesvolle wijnbouw in de provincie Limburg in de 15 e eeuw. 5 In de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd beheerste men enkele technieken om ook druiven voor consumptie te verbouwen in een noordelijker klimaat. In stedelijke context werden bijvoorbeeld wijnranken tegen de zuidelijke kant van een muur geleid, waar de plant beschut was tegen de wind en optimaal gebruik kon maken van de zon. 3.1.2 Wilde soorten Er zijn zowel verkoolde als onverkoolde macroresten van wilde soorten aangetroffen in het staal. De verkoolde soorten betreffen soorten die vaak in middeleeuwse assemblages van verkoold graan worden aangetroffen, en beschouwd mogen worden als toenmalig algemeen voorkomende akkeronkruiden, zoals melganzenvoet (Chenopodium album), gewoon varkensgras (Polygonum aviculare), zuring (Rumex) en verschillende wikkesoorten: smalle wikke/voederwikke (Vicia sativa), ringelwikke (Vicia hirsuta) en ringelwikke/vierzadige wikke (Vicia hirsuta/tetrasperma). In onverkoolde staat zijn er zaden aangetroffen van melganzenvoet, duivenkervel (Fumaria officinalis) en zwarte/beklierde nachtschade (Solanum nigrum). Duivenkervel en zwarte/beklierde nachtschade komen eveneens voor in akkeronkruidvegetaties, maar zijn ook zeer algemene tuinonkruiden. Een opvallende verschijning is het enkele zaadje van margriet (Leucanthemum vulgare). De margriet is algemeen in vochtig tot droog grasland, met name in grasland dat wordt gehooid. Het is niet ondenkbaar dat deze soort soms als akkeronkruid voorkwam tussen graan, en dat het hier aanwezige zaadje bij de andere akkeronkruiden gerekend moet worden. Tevens is een ornamentele functie, als sierplant, denkbaar. De margriet heeft immers aantrekkelijke bloemen. Tenslotte is het mogelijk dat margriet medicinaal werd gebruikt. 6 3.2 DE BEERPUT, S 642 (16 E -18 E EEUW) De macroresten in de vulling van de beerput zijn karakteristiek voor dergelijke assemblages. Door de slechte conservering is er echter nauwelijks materiaal in onverkoolde of ongemineraliseerde staat bewaard gebleven. Hoewel een vrij groot aantal van de gemineraliseerde resten geïdentificeerd kon worden, heeft de selectieve werking van pre-depositionele processen (verkoling) en post- 4 Dodoens 1554, 713-714. 5 Sangers 1952, 45 6 Het wordt vermeld als ingrediënt van een maagversterkend middel in de Noord-Limburgse gezondheidsregels van 1253: Van Winter 2012.

BIAXiaal 648 5 depositionele processen (corrosie en mineralisatie) ongetwijfeld een zeer negatieve uitwerking gehad op de oorspronkelijke soortenrijkdom van de vulling. 3.2.1 Cultuurgewassen 3.2.1.1 Granen Er zijn twee verkoolde graankorrels aangetroffen, één van rogge en één van gerst (Hordeum vulgare). 3.2.1.2 Noten en fruit Aanwezige fruitsoorten zijn vijg, aardbei, appel/peer, zoete/zure kers, aalbes, gewone vlier en druif. Appels, peren, kersen, aardbeien en aalbessen werden in de Nieuwe Tijd algemeen verbouwd in de boomgaarden en moestuinen rond steden en op de markt verkocht voor consumptie. Zoals eerder beschreven werden ook druiven algemeen verbouwd in de Nederlanden. De verbouw van vijgen in de Nederlanden was meer problematisch. Uit een aantal bronnen blijkt echter dat vijgen massaal in gedroogde vorm uit het Mediterraan gebied werden geïmporteerd. 7 Ook druiven werden in gedroogde vorm, krenten of rozijnen geïmporteerd. Tegenwoordig worden voor rozijnen pitloze varianten gebruikt, maar deze waren aanvankelijk in Noordwest-Europa onbekend. Pas in de tweede helft van de 17 e eeuw moeten deze pitloze gedroogde druiven algemener zijn geworden. 8 3.2.1.3 Groenten en kruiden Postelein (Portulacca oleracea) en gewone veldsla (Valerianella locusta) waren in de Nieuwe Tijd bekend als groenten en werden als zodanig verbouwd. 9 Beide soorten zijn echter ook vrij algemene akkeronkruiden. In beerputten worden vaak akkeronkruiden aangetroffen, die samen met graan of andere landbouwproducten in het afval terecht moeten zijn gekomen. Het is dus onduidelijk of deze twee soorten daadwerkelijk als groenten zijn geconsumeerd. 3.2.2 Wilde soorten In deze categorie betreft het voornamelijk slechts de niet verder te determineren, gemineraliseerde resten van de composietenfamilie (Asteraceae) en ganzenvoetfamilie (Chenopodiaceae). Beide families kennen vele soorten die in antropogene context voorkomen, bijvoorbeeld in akker- en tuinonkruidvegetaties. Tenslotte is er een enkel verkoold zaadje van ringelwikke aanwezig, een algemeen onkruid van akkers op matig voedselrijke bodem. 7 Van Haaster 2008, 75. 8 Van Haaster 1997, 143. 9 Dodoens 1644.

BIAXiaal 648 6 4. Synthese 4.1 MIDDELEEUWEN EN NIEUWE TIJD 4.1.1 Economische activiteiten van de Begijnen Er zijn geen soorten aangetroffen die karakteristiek zijn voor bepaalde economische activiteiten zoals kaarden, vlas spinnen en wolverven. Enigszins onverwacht is de aanwezigheid van relatief veel aarspilfragmenten van rogge en tarwe in spoor 532. De aarspil is de centrale structuur van de aar waaraan alle graankorrels zijn bevestigd. Bij het dorsen en de opvolgende schoningsprocessen worden de graankorrels van de aarspil en het kaf gescheiden. Onderdelen van de aarspil in archeobotanische assemblages kunnen daarom worden geïnterpreteerd als dorsafval. De aanname is verder dat dorsafval de locatie van graanproductie nauwelijks verlaat en dat (naar verhouding veel) dorsafval in een assemblage daarom indicatief is voor lokale graanproductie en verwerking en daarmee voor een agrarisch karakter van een vindplaats. 10 Deze redenatie is in principe correct, maar kan niet blindelings op alle situaties worden toegepast. 11 Omdat graanschoningsprocessen in het verleden niet volledig effectief waren, bleven er altijd verontreinigingen achter, onder andere in de vorm van aarspilsegmenten. Voorafgaand aan consumptie kunnen deze verontreinigingen uit het graan verwijderd worden met bijvoorbeeld een fijne zeef. Het zeefafval zal dan bestaan uit voornamelijk zaden van akkeronkruiden, kleine graankorrels, aarspilsegmenten en andere kafresten. 12 Het assemblage in spoor 532 moet waarschijnlijk als zodanig worden geïnterpreteerd. Er is dus geen reden om aan te nemen dat op de begijnhof zelf graan werd geproduceerd. 4.1.2 Voedingsgewoonten op de begijnhof Geen van de aangetroffen soorten wijst onomstotelijk op bijzondere of juist zeer sobere voedingsgewoonten. Opvallend is dat er relatief veel tarwe is aangetroffen. Tarwe is immers van de graansoorten het meest luxueus. De verhoudingen van de graansoorten in de archeobotanische stalen zijn echter niet per definitie de verhoudingen waarin de graansoorten op de vindplaats werden geconsumeerd. Wat betreft de mediterrane fruitsoorten druif en vijg kan worden opgemerkt dat de consumptie van deze vruchten zeer algemeen was in de Late-Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Vermeldenswaard is misschien nog dat er geen resten zijn aangetroffen van specerijen of andere soorten van grote waarde. 5. Conclusies Het archeobotanisch onderzoek omvatte de waardering van 26 stalen uit diverse contexten en bewoningsfasen van de vindplaats Tienen-Groot Begijnhof en de 10 Hillman 1981, 1984. 11 Bakels 1996. 12 Cappers & Neef 2012, 173-199.

BIAXiaal 648 7 uiteindelijke analyse van twee van deze stalen. De stalen zijn afkomstig uit sporen gedateerd in de 15 e /16 e eeuw en 16 e /18 e eeuw en zijn te relateren aan de bewoning van de vindplaats door leden van de begijnenbeweging. De geanalyseerde stalen waren niet bijzonder soortenrijk, de conservering van het materiaal in de beerput was bovendien vrij slecht. Er zijn vier graangewassen aangetroffen: (brood)tarwe, rogge, gerst en mogelijk haver. Verder zijn acht fruitsoorten aanwezig: appel/peer, aardbei, zoete/zure kers, aalbes, framboos, gewone vlier, druif en vijg. Postelein en veldsla werden mogelijk als groente geconsumeerd. Geen van de aangetroffen botanische macroresten wijst op bijzondere leefregels wat voeding betreft. Er zijn geen macroresten aangetroffen die wijzen op een bepaalde economische activiteit.

BIAXiaal 648 8 6. Literatuur Anderberg, A.-L., 1994: Atlas of Seeds and Small Fruits of Northwest-European Plant Species, Part 4: Resedaceae-Umbelliferae, Stockholm. Bakels, C.C., 1996: Producers and Consumers in Archaeobotany, Journal of European Archaeology 4, 299-301. Berggren, G., 1969: Atlas of Seeds and Small Fruits of Northwest-European Plant Species, Part 2: Cyperaceae, Stockholm. Berggren, G., 1981: Atlas of Seeds and Small Fruits of Northwest-European Plant Species, Part 3: Salicaceae-Cruciferae, Stockholm. Cappers, R.T.J., R.M. Bekker & J.E.A. Jans 2006: Digitale zadenatlas van Nederland, Groningen. Cappers, R.T.J. & R. Neef 2012: Handbook of Plant Palaeoecology, Groningen. Dodoens, R., 1554: Cruydeboeck, Antwerpen. Dodoens, R., 1644: Cruydt-Boeck, volghens sijne laetste verbeteringhe: Met Bijvoeghsels achter elck Capitel, uyt verscheyden Cruydt-beschrijvers: Item, in 't laetste een Beschrijvinghe vande Indiaensche ghewassen, meest ghetrocken uyt de schriften van Carolus Clusius. Nu wederom van nieuws oversien ende verbetert, Antwerpen. Haaster, H. van, 1997: Plantaardige en dierlijke resten uit de Middeleeuwen. De resultaten van het oecologisch onderzoek op het Sint Janskerkhof, in: H.W. Boekwijt & H.L. Janssen (red.), Kroniek van Bouwhistorisch en Archeologisch onderzoek 's-hertogenbosch 2, 's-hertogenbosch, 140-162. Haaster, H. van, 2008: Archeobotanica uit s-hertogenbosch. Milieuomstandigheden, bewoningsgeschiedenis en agrarische ontwikkelingen in en rond een (post)middeleeuwse groeistad, Groningen. Hillman, G.C., 1981: Reconstructing Crop Husbandry Practices from Charred Remains of Crops, in: R. Mercer (ed.), Farming Practice: British Prehistory. Edinburgh, 123-166. Hillman, G., 1984: Interpretation of Archaeological Plant Remains: the Application of Ethnographic Models from Turkey, in: W. van Zeist & W.A. Casparie (eds.), Plants and Ancient Man, Rotterdam, 1-41. Körber-Grohne, U., 1964: Bestimmungsschlüssel für subfossile Juncus-Samen und Gramineen-Früchte, Hildesheim. Körber-Grohne, U., 1991: Bestimmungsschlüssel für subfossile Gramineen- Früchte, overdruk uit: Probleme der Küstenforschung im südlichen Nordseegebiet 18, Hildesheim.

BIAXiaal 648 9 Lambinon, J., J.-E. De Langhe, L. Delvosalle & J., Duvigneaud 1998: Flora van België, het Groothertogdom Luxemburg, Noord-Frankrijk en de aangrenzende gebieden (Pteridofyten en Spermatofyten), Meise. Lindemans, P., 1952: Geschiedenis van de landbouw in België, Antwerpen (twee delen). Meijden, R. van der, 1996: Heukels Flora van Nederland, Groningen. Sangers, W. J., 1952: De ontwikkeling van de Nederlandse tuinbouw, Zwolle. Schaminée, J.H.J., A.H.F. Stortelder, E.J. Weeda, V. Westhoff & P.W.F.M. Hommel 1995-1999: De vegetatie van Nederland, Leiden (vijf delen). Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra 1985-1994: Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties, Deventer (vijf delen). Winter, J.M. van, 2012: Middelnederlandse voedings- en gezondheidsregels per maand en per seizoen: geleerde raadgevingen voor een ongeleerd publiek, In: Geneeskunde in Nederlandstalige teksten tot 1600: Handelingen van het zesde symposium geschiedenis der geenskundige wetenschappen, ingericht door de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België op 20 maart 2004, Brussel, p.p. 169-218.

Bijlage 1 Tienen-Groot Begijnhof, resultaten waardering botanische macroresten. Verklaring: v = verkoold, o = onverkoold, g = geen, w = weinig (1-5), r = redelijk (6-20), v = veel (20+), x = aanwezig, S = Slecht, M = Matig, R = Redelijk, G = Goed, e = 1-10, + = 10-50, ++ = 50-100, +++ = 100-1000, ++++ = >1000. inventarisnummer spoornummer cultuurgewassen (v) kafresten (v) wilde planten (v) totaal (v) variatie (v) kwaliteit (v) cultuurgewassen (o) kafresten (o) wilde planten (o) totaal (o) variatie (o) kwaliteit (o) recent materiaal (o) gebruiksgewassen opmerking 461 770.............. 50?... 462 581 r. w r 3 M....... broodtarwe, graan 10... 463 766 v. w v 3 M.. w w 1 M. broodtarwe, graan 20... 464 727 r. w r 3 M w. w w 2 M. broodtarwe, graan, appel/peer (m) 10... 465 737 r w r r 4 M....... broodtarwe, graan 10... 466 582 v. w v 6 M...... w broodtarwe, graan, rogge?, druif 50... 467 559 w. w w 2 M....... graan.... 468 561 w. w w 3 M.. w w 1 M. broodtarwe, haver, rogge 50... 469 532B v w w v 5 M.. w w 1 M. broodtarwe, graan, rogge?, peulvrucht 50?... 470 532A r.. r 3 M....... broodtarwe, graan 50. +. 471 763 v.. v 3 M....... broodtarwe, graan, rogge? 20... 472 332 r.. r 2 M....... broodtarwe 50?... 473 574 w. w r 2 M w. w w 3 M. broodtarwe, graan 10. +. 474 769... g.............. 475 533 r.. r 4 M....... broodtarwe, haver, graan 50... 476 765.. w w 1 S.. w w 1 M w..... 477 537 v.. v 3 M....... broodtarwe, graan, rogge 50... 478 642.. w w 1 M v. r v 7 S. druif, appel/peer, aalbes? 30... 479 541 v.. v 3 M....... broodtarwe, graan, gerst? 50. +. 480 764 r. w r 4 M....... broodtarwe, graan.... 481 652 w.. w 1 M....... broodtarwe 50... 482 646.. r r 4 M............ 483 645 v. r v 8 M....... broodtarwe, graan, peulvrucht 50... 484 691 v. w v 5 M....... broodtarwe, graan, rogge 10... 485 588 w. r v 12 M....... broodtarwe, haver? 30... 486 276.............. 30.. alleen 4 mm; grote brokken hk te det. houtskool aardewerk botresten

Bijlage 2 Tienen-Groot Begijnhof, resultaten analyse botanische macroresten, verklaring: (o) = onverkoold, (v) = verkoold, (m) = gemineraliseerd, e = 1-10, + = 10-50, ++ = 50-100, +++ = 100-1000, ++++ = >1000, cf. = confer (gelijkend op). spoor 532B 642 inventarisnr. 469 478 put 1 2 context laag beerput datering 15-16 16-18 Granen Avena (v) 1. Haver cf. Avena (v) 1. Haver? Cerealia (v) 9. Granen Hordeum vulgare (v). 1 Gerst Secale cereale (v) 4 1 Rogge Secale cereale, aarspilsegment (v) 8. Rogge Triticum aestivum (v) 51. Tarwe Triticum aestivum, aarspilsegment (v) 8. Tarwe Noten en fruit Ficus carica (m). ++ Vijg Fragaria (m). ++ Aardbei Malus/Pyrus (m). + Appel/Peer Prunus avium/cerasus (m). + Zoete/Zure kers Ribes rubrum (m). ++ Aalbes Rubus idaeus (o) 2. Framboos Sambucus nigra (o) (+) 2 Gewone vlier Vitis vinifera (m). + Druif Vitis vinifera (o) 1. Druif Groenten en kruiden Portulaca oleracea (o). 1 Postelein Valerianella locusta (m). 1 Gewone veldsla Wilde soorten Asteracea. + Composietenfamilie Chenopodiaceae (m). (+) Ganzenvoetfamilie Chenopodiaceae (v) 1. Ganzenvoetfamilie Chenopodium album (o) 1. Melganzenvoet Fumaria officinalis (o) 1. Gewone duivenkervel Leucanthemum vulgare (v) 1. Gewone margriet

spoor 532B 642 inventarisnr. 469 478 put 1 2 context laag beerput datering 15-16 16-18 Polygonum aviculare (v) 1. Gewoon varkensgras Rumex (v) 3. Zuring Solanum nigrum (o) 2. Zwarte en Beklierde nachtschade Vicia (v) 3. Wikke Vicia hirsuta (v) 2. Ringelwikke Vicia hirsuta/tetrasperma (v) 5 1 Ringelwikke/Vierzadige wikke Vicia sativa (v) 2. Smalle en Voederwikke Niet ingedeeld indet., boomknop (m). x Niet determineerbaar indet. (v) 2. Niet determineerbaar Dierlijke resten Muscidae, pupa (m). x Vliegenpop Aves, eischaal. x Vogels Mytilus edulis, schelp x x Mossel Archeologische resten houtskool x x organisch verkoold xxx. puin. x