Polikliniek Carpale Tunnelsyndroom (CTS)
U bent door uw huisarts verwezen naar de polikliniek Carpale Tunnel Syndroom (CTS) van de afdeling Neurologie. In deze brochure vindt u informatie over het CTS en wat u op de polikliniek kunt verwachten. Wat is het Carpale Tunnelsyndroom (CTS)? Dit is een storing in de functie van de medianus zenuw (nervus medianus) in de pols. De klachten bestaan uit tintelingen, pijn en gevoelloosheid in de hand en de vingers (duim, wijsvinger, middelvinger en ringvinger). Daarnaast kan er ook krachtsverlies optreden. Vaak zijn er klachten in beide handen. Veelal treden de klachten tijdens de slaap op. De oorzaak is een beknelling van deze zenuw ter hoogte van de pols in de carpale tunnel. De storing van de functie van de zenuw kan variëren van licht tot ernstig. De diagnose wordt bevestigd door middel van een zenuwgeleidingsonderzoek (EMG) en soms een echografie. Bij een EMG wordt de functie van de zenuwen onderzocht met behulp van kleine stroomstootjes. Dit geeft een prikkelend of kloppend gevoel. Het duurt ongeveer 10 minuten. Dit onderzoek kan lichte pijnklachten geven. Bij een echografie worden met behulp van ultrageluidsgolven beelden gemaakt. Op de huid wordt een zogeheten transducer geplaatst die (onhoorbare) geluidsgolven uitzendt. De teruggekaatste geluidsgolven (echo s) worden op een monitor in beeld gebracht. Dit onderzoek is volledig pijnloos. De CTS polikliniek Een patiënt krijgt een afspraak op de CTS polikliniek als uit de brief van de huisarts aan ons blijkt dat de klachten inderdaad goed bij CTS passen. U krijgt een afspraak op de polikliniek Neurologie. De neuroloog vraagt u daarbij naar uw huidige klachten, uw medische voorgeschiedenis en uw medicijngebruik. Vervolgens vindt een neurologisch onderzoek plaats, waarbij onder andere gekeken wordt naar de kracht, het gevoel en de reflexen. p a t i ë n t e n i n f o r m a t i e 2
Als de neuroloog inderdaad vermoedt dat het een CTS betreft, wordt aansluitend een EMG en soms ook echografie gedaan door een laborant van de afdeling Klinische Neurofysiologie. Meteen daarna komt u terug bij de neuroloog voor de uitslag. Verder wordt besproken wat de behandelmogelijkheden zijn en waar uw voorkeur naar uitgaat. Verschillende behandelingen Injectie Bij de eerste behandeling van CTS krijgt u een lokale injectie met depomedrol (een combinatie van verdovingsvloeistof en een ontstekingsremmer). Veel patiënten hebben baat bij deze injectie. Na een injectie kunt u uw normale activiteiten de dag na de behandeling weer hervatten. Het nadeel van de injectie is dat bij een deel van de patiënten de klachten weer terug komen, soms na enige weken, soms na vele maanden. Het komt zelden voor dat uw behandelend neuroloog een tweede injectie voorstelt. De risico s van een injectie zijn gering en de injectie wordt door de overgrote meerderheid van de patiënten zeer goed verdragen. U mag geen injectie krijgen als u bekend bent met een allergie voor de middelen in de injectievloeistof (depomedrol en lidocaïne). Tot twee dagen na de injectie wordt soms wel eens pijn in de pols ervaren, maar de pijn verdwijnt vanzelf. Bij pijn mag u tot maximaal drie keer per dag 1000 mg paracetamol slikken. Zeer zelden wordt wel eens een onderhuidse bloeding gezien op de plaats van de injectie. Verder zou er in de zenuw geprikt kunnen worden, maar met de huidige techniek van prikken is dit zeer uitzonderlijk. Wij raden u aan op de dag van de injectie de hand te ontzien en rust te houden. Omdat er verdovingsvloeistof is ingespoten, is het gevoel in de vingers meestal tijdelijk afgenomen. Wij adviseren u na de injectie in elk geval niet zelf auto te rijden en ook andere situaties waarin vaardigheid van de handen nodig is te vermijden. De functievermindering is de dag na injectie verdwenen. p a t i ë n t e n i n f o r m a t i e 3
Operatie Er kan ook gekozen worden voor een operatie. Hierbij wordt meer ruimte gemaakt voor de zenuw in de pols. De kans dat de klachten definitief wegblijven is groter na een operatie dan na een injectie, maar kan ook met een operatie niet gegarandeerd worden. Ook moet u er rekening mee houden dat u na de operatie enige tijd uw hand niet kunt gebruiken, omdat u moet herstellen. De operatie wordt door een plastisch chirurg of neurochirurg uitgevoerd. Als de klachten licht zijn, is soms geen behandeling nodig en gaan de klachten vanzelf over. Bij lichte tot matige klachten wordt soms een spalk voor de pols voorgeschreven. Meer informatie Als u na het lezen van deze brochure nog vragen heeft dan kunt u die aan uw behandelend arts stellen. Kijk ook eens op: www.zuyderland.nl/neurologie Nadere informatie over CTS, andere neurologische aandoeningen en het werk van de neuroloog vindt u ook op www.neurologie.nl p a t i ë n t e n i n f o r m a t i e 4
03-2016 102556 Zuyderland Medisch Centrum Heerlen Polikliniek Neurologie (045) 576 67 00 Polikliniek Neurochirurgie 576 66 52 Polikliniek Plastische chirurgie 576 66 40 Zuyderland Medisch Centrum Brunssum Polikliniek Neurologie (045) 527 94 07 www.zuyderland.nl