BESLUIT 2014/75/GBVB VAN DE RAAD

Vergelijkbare documenten
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 februari 2007 (OR. en) 5332/07 PESC 38 COEST 9

(Mededelingen) EUROPEES PARLEMENT

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 oktober 2000 (31.10) (OR. fr) 11037/2/00 REV 2 LIMITE ENFOPOL 58

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 10 november 2009 (OR. en) 15053/09 COSDP 991 PESC 1409 BIH 32 COWEB 236

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 9 februari 2010 (10.02) (OR. fr) 6290/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0011 (NLE) HR 8 CORDROGUE 25

9405/08 CS/lg DG E VIII

1. De Commissie heeft op 18 juni 2010 het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 6 bij de algemene begroting 2010 bij de Raad ingediend.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2009 (OR. en) 15137/09 CRIMORG 164 ENFOPOL 271

DOC herzien NL-7978

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 februari 2007 (OR. en) 5124/07 PESC 11 COEST 5 COSDP 3

Raad van de Europese Unie Brussel, 14 februari 2017 (OR. en)

P5_TA(2002)0269. Toekomstige ontwikkeling van Europol

9975/16 mak/cle/sv 1 DRI

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

LIFE.1.C EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 14 maart 2019 (OR. en) 2019/0019 (COD) PE-CONS 62/19 SOC 114 EMPL 81 PREP-BXT 62 CODEC 500

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET TECHNISCH COMITÉ MOTORVOERTUIGEN. Vastgesteld op 26 november 2013 Herziene versie vastgesteld op 30 oktober 2018

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE COMMISSIE

PUBLIC. Brussel, 2 februari 2010 (03.02) (OR. fr) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 5931/10 LIMITE JUR 56 INST 25 COUR 12

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 januari 2009 (21.01) (OR. en) 5524/09 SOC 25 COMPET 25

BIJLAGEN. bij het. Gezamenlijk voorstel voor een Besluit van de Raad

Europees Comité voor de opstelling van standaarden in de binnenvaart (CESNI) Huishoudelijk Reglement

PROTOCOL 3. Instelling en werkwijze van het Europees Comité voor de opstelling van standaarden voor de binnenvaart CESNI. Besluit

XT 21004/18 ADD 1 REV 2 mou/asd/ev 1 UKTF

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument C(2010) 8467 definitief

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2003 (21.01) (OR. fr) 5252/03 JUR 10 FIN 10 EUROJUST 1

2010/06 Structuur van het Publicatieblad - Aanpassing ingevolge de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon Publicatieblad, L-serie

ONTWERPVERSLAG. NL In verscheidenheid verenigd NL 2014/2111(DEC)

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 31 mei 2010 (OR. en) 9925/10 Interinstitutioneel dossier: 2010/0006 (NLE) SIRIS 83 SCHENGEN 42 COMIX 372

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. /.. VAN DE COMMISSIE. van

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende de analyse van en de samenwerking inzake valse euromunten

Kwijting 2011: Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

PUBLIC. Brussel, 10 december 2002 (12.12) (OR. en) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 15171/02 LIMITE ELARG 405 CAB 22

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

VERDRAG TOT HERZIENING VAN HET OP 3 FEBRUARI 1958 GESLOTEN VERDRAG TOT INSTELLING VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 24 november 2004 (26.11) (OR. en) 15130/04 JAI 490 ASIM 47

Gezamenlijk voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 1 februari 2010 (OR. en) 5306/10 Interinstitutioneel dossier: 2009/0189 (NLE) JAI 35 COPEN 7

7566/17 eer/gys/sl 1 DGG 3B

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie L 55/13

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 september 2006 (OR. en) 12758/06 Interinstitutioneel dossier: 2005/0204 (CNS) ASIM 63 OC 655

ONTWERP VAN TWEEDE VERSLAG

Kwijting 2008: Communautair Bureau voor visserijcontrole

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 27 maart 2006 (29.03) (OR. en) 7813/06 Interinstitutioneel dossier: 2006/0037 (CNS)

"Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 ***I

7079/17 gys/van/sv 1 DG D 1C

Gemeenschappelijke Regeling Openbaar Lichaam OV-bureau van de gemeente Groningen en de provincies Groningen en Drenthe

Ontwerp VERDRAG TOT HERZIENING VAN HET OP 3 FEBRUARI 1958 GESLOTEN VERDRAG TOT INSTELLING VAN DE BENELUX ECONOMISCHE UNIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 februari 2013 (20.02) (OR en) 5826/13. Interinstitutioneel dossier: 2012/0284 (NLE) TRANS 30

519 der Beilagen XXII. GP - Staatsvertrag - niederländischer Übereinkommenstext (Normativer Teil) 1 von 6

Europees Comité voor de opstelling van standaarden in de binnenvaart (CESNI) HUISHOUDELIJK REGLEMENT INTERNE REGELS

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

13382/3/09 REV 3 wat/ngs/yh 1 DG H 3B

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

EUCO XT 20007/19 1 NL

BIJLAGE. bij. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

GSC.TFUK. Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2019 (OR. en) XT 21105/1/18 REV 1. Interinstitutioneel dossier: 2018/0427 (NLE) BXT 124

WERKGROEP REGLEMENT VAN ORDE VAN DE EURO-MEDITERRANE PARLEMENTAIRE VERGADERING

(2002/C 42/07) Gelet op de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst ( 1 ), inzonderheid op artikel 43, lid 1,

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Verdrag inzake het Europees Bosseninstituut

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Advies nr. 1/2016. (uitgebracht krachtens artikel 325 VWEU)

Raad van de Europese Unie Brussel, 27 oktober 2014 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 17 oktober 2017 (OR. en)

CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART RV (14) 11 RV/G (14) 26 JWG (14) februari 2014 Or. en fr/de/nl/en. Uniforme technische standaarden

Raad van de Europese Unie Brussel, 14 september 2017 (OR. en)

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 19 november 2012 (21.11) (OR. en) 16449/12 AGRILEG 170

EUROPESE CENTRALE BANK

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

III BESLUITEN OP GROND VAN TITEL VI VAN HET EU-VERDRAG

EUCO XT 20013/19 GSC.TFUK. Europese Raad Brussel, 11 april 2019 (OR. en) EUCO XT 20013/19 BXT 38. RECHTSHANDELINGEN Betreft:

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

BETREFFENDE DE VOORRECHTEN EN IMMUNITEITEN VAN DE EUROPESE UNIE

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de samenstelling en de werking van de Vlaamse Raad voor Dierenwelzijn

Publicatieblad van de Europese Unie L 349/1. (Besluiten waarvan de publicatie voorwaarde is voor de toepassing)

Hierbij gaat voor de delegaties de gederubriceerde versie van bovengenoemd document.

C 103 E/184 Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen

9114/19 JVB/jvc/srl JAI.2

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

5307/10 VP/mm DG H 2 B

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 februari 2014 (OR. en) 5600/14 Interinstitutioneel dossier: 2011/0184 (APP)

REGLEMENTEN VAN ORDE EN REGLEMENTEN VOOR DE PROCESVOERING

11064/09 nes/jel/sv 1 DG H 3A

REGLEMENT VAN ORDE VAN HET COMITÉ LANDBOUW- OF BOSBOUWTREKKERS

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. betreffende de sluiting van de Internationale Overeenkomst van 2015 voor olijfolie en tafelolijven

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Transcriptie:

12.2.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 41/13 BESLUITEN BESLUIT 2014/75/GBVB VAN DE RAAD van 10 februari 2014 betreffende het Instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28 en artikel 31, lid 1, Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Artikel 1 Continuïteit en locatie 1. Het Instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie, opgericht bij Gemeenschappelijk Optreden 2001/554/GBVB ( het Instituut ) zet zijn werkzaamheden voort als bepaald in dit besluit. Overwegende hetgeen volgt: (1) Op 20 juli 2001 heeft de Raad Gemeenschappelijk Optreden 2001/554/GBVB vastgesteld ( 1 ). (2) Het Instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie ( het Instituut ) moet de Europese Unie en haar lidstaten helpen bij de uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB), met inbegrip van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), alsmede ander extern optreden van de Unie, onder het politieke toezicht van de Raad en de operationele leiding van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV). (3) Het Instituut moet rechtspersoonlijkheid hebben en in volstrekte intellectuele onafhankelijkheid werken, onverminderd de verantwoordelijkheden van de Raad en van de HV. (4) De HV heeft op 20 september 2011 overeenkomstig artikel 19 van Gemeenschappelijk Optreden 2001/554/GBVB bij de Raad een verslag over de beoordeling van de werking van het Instituut ingediend. Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) heeft nota genomen van dat verslag en de Raad op 1 februari 2012 de aanbeveling gedaan Gemeenschappelijk Optreden 2001/554/GBVB te wijzigen. (5) Ter wille van de juridische duidelijkheid is het wenselijk eerdere wijzigingen en de verdere voorgestelde wijzigingen te consolideren in één nieuw besluit, en Gemeenschappelijk Optreden 2001/554/GBVB in te trekken, ( 1 ) Gemeenschappelijk Optreden 2001/554/GBVB van 20 juli 2001 betreffende de oprichting van een instituut voor veiligheidsstudies van de Europese Unie (PB L 200 van 25.7.2001, blz. 1). 2. Aan geen van de bestaande rechten en verplichtingen noch aan de regels die zijn vastgesteld in het kader van Gemeenschappelijk Optreden 2001/554/GBVB wordt afbreuk gedaan. In het bijzonder blijven alle bestaande arbeidsovereenkomsten geldig en de daaruit voortvloeiende rechten blijven bestaan. 3. Het Instituut heeft zijn zetel in Parijs. Om activiteiten in Brussel te kunnen organiseren, heeft het Instituut een verbindingskantoor in Brussel. De organisatie van het Instituut is flexibel, waarbij bijzondere aandacht besteed wordt aan kwaliteit en efficiëntie, ook wat betreft het personeelsbestand. Artikel 2 Taakstelling en werkzaamheden 1. Het Instituut draagt in nauwe samenwerking met de lidstaten bij tot de ontwikkeling van strategisch denken van de EU op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie (GBVB) en het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB), met inbegrip van conflictpreventie en vredesopbouw, alsmede op het gebied van het andere externe optreden van de Unie, met als doel het vermogen van de EU om ten behoeve van haar externe optreden analyses te maken, vooruit te zien en in een netwerk te werken, te verhogen. 2. De activiteiten van het Instituut worden gericht op het maken van beleidsgerichte analyses, op het vergaren van informatie en de verspreiding ervan en het voeren van debatten; op het organiseren van netwerk- en studiebijeenkomsten, en op het vergaren van ter zake doende documentatie voor functionarissen en deskundigen van de Unie en van de lidstaten. 3. Ook bevordert het Instituut contacten met de academische wereld, denktanks en relevante actoren uit het maatschappelijk middenveld op het gehele Europese continent, de Atlantische gemeenschap en de verdere internationale gemeenschap, en treedt het op als een schakel tussen de instellingen van de Unie en de wereld van de externe deskundigen, met inbegrip van actoren op het gebied van veiligheid.

L 41/14 Publicatieblad van de Europese Unie 12.2.2014 Artikel 3 Politiek toezicht en operationele leiding 1. Het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) is, onder verantwoordelijkheid van de Raad, belast met het politieke toezicht op de activiteiten van het Instituut. De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) geeft, in overeenstemming met de verantwoordelijkheid van de HV voor het GBVB en, in het bijzonder, voor het GVDB, operationele leiding aan het Instituut. 2. Dit politieke toezicht en deze operationele leiding worden uitgevoerd zonder de intellectuele onafhankelijkheid en operationele autonomie die het Instituut bij de uitvoering van zijn opdracht en taken geniet in het gedrang te brengen. Artikel 4 Rechtspersoonlijkheid Het Instituut heeft de rechtspersoonlijkheid die nodig is om zijn taken uit te oefenen en zijn doelstellingen te bereiken. Het kan in het bijzonder contracten sluiten, onroerende en roerende zaken verwerven of vervreemden en in rechte optreden. Het Instituut is een non-profitorganisatie. De lidstaten nemen maatregelen om het Instituut naar gelang van de behoefte de handelingsbevoegdheid toe te kennen die overeenkomstig hun nationale wetgeving aan rechtspersonen wordt verleend. Artikel 5 Raad van bestuur 1. Het Instituut heeft een raad van bestuur die het jaar- en het langetermijnwerkprogramma en de passende begroting goedkeurt. De raad van bestuur is een forum waar kwesties in verband met de opdracht, de taken, de werking en het personeel van het Instituut worden besproken. 2. De raad van bestuur wordt voorgezeten door de HV of, door een vertegenwoordiger van de HV. Het secretariaat van de raad van bestuur wordt verzorgd door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO). 3. De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat. Elk lid van de raad van bestuur mag door een plaatsvervanger vertegenwoordigd of vergezeld worden. De Commissie neemt deel aan het werk van de raad van bestuur en wijst ook een vertegenwoordiger aan. 4. De directeur van het Instituut of de vertegenwoordiger van de directeur woont normaliter de vergaderingen van de raad van bestuur bij. Ook de directeur-generaal van de militaire staf en de voorzitter van het militair comité, of hun vertegenwoordigers, kunnen de vergaderingen van de raad van bestuur bijwonen. 6. De raad van bestuur kan besluiten ad-hocwerkgroepen of permanente comités op te richten die onder zijn algehele verantwoordelijkheid en onder zijn toezicht specifieke onderwerpen of vraagstukken behandelen. Het mandaat, de samenstelling en de termijn van deze werkgroepen en comités worden in het desbetreffende oprichtingsbesluit vastgesteld. 7. De voorzitter roept de raad van bestuur ten minste tweemaal per jaar bijeen. De raad van bestuur komt ook bijeen op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. Artikel 6 Directeur 1. De raad van bestuur benoemt de directeur van het Instituut uit onderdanen van de lidstaten, op basis van een aanbeveling van de HV. De directeur wordt voor een periode van drie jaar benoemd, met een mogelijke verlenging van één periode van twee jaar. 2. Kandidaten voor de post van directeur moeten een erkende langdurige deskundigheid hebben en ervaring hebben met buitenlandse betrekkingen, veiligheidsbeleid en diplomatie en daarmee verband houdend onderzoek. De lidstaten dragen kandidaten voor aan de HV, die de raad van bestuur daarvan in kennis stelt. De voorselectie gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de HV. Het voorselectiecomité wordt samengesteld uit drie vertegenwoordigers van de EDEO en drie vertegenwoordigers van de lidstaten uit het trio-voorzitterschap, en wordt voorgezeten door de HV of diens vertegenwoordiger. De HV verstrekt de raad van bestuur, op basis van de resultaten van de voorselectie, een aanbeveling met een beperkte lijst van ten minste drie kandidaten die wordt opgesteld in de volgorde van voorkeur van het voorselectiecomité. 3. De directeur vertegenwoordigt het Instituut in rechte. 4. De directeur is belast met de indienstneming van alle andere personeelsleden van het Instituut. De leden van de raad van bestuur worden vooraf in kennis gesteld van de aanstelling van analisten. 5. Na goedkeuring door de raad van bestuur en met inachtneming van de financiële gevolgen na de vaststelling van de jaarlijkse begroting van het Instituut, kan de directeur een adjunct-directeur benoemen. De adjunct-directeur wordt voor een periode van ten hoogste drie jaar benoemd, met een mogelijke verlenging van één periode van twee jaar. 5. Besluiten van de raad van bestuur worden bij stemming genomen door de vertegenwoordigers van de lidstaten met een gekwalificeerde meerderheid, waarbij de stemmen gewogen worden overeenkomstig artikel 16, leden 4 en 5, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), onverminderd artikel 11, leden 2 en 3, van dit besluit. De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast. 6. De directeur is belast met de uitvoering van de opdracht en taken van het Instituut overeenkomstig artikel 2. Voorts zorgt de directeur ervoor dat het Instituut gekenmerkt wordt door een hoge mate van deskundigheid en vakkundigheid, en ziet hij erop toe dat het Instituut zijn activiteiten op een doeltreffende en effectieve manier volbrengt.

12.2.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 41/15 De directeur is ook belast met: a) de opstelling van het jaarlijks werkprogramma van het Instituut alsmede van het jaarverslag over de activiteiten van het Instituut; b) de voorbereiding van de werkzaamheden van de raad van bestuur; c) het dagelijks bestuur van het Instituut; 2. Er kunnen op een ad hoc-basis en voor korte duur onderzoekers en stagiairs worden aangeworven. Met de toestemming van de directeur en na de raad van bestuur hiervan te hebben ingelicht, kunnen onderzoekers voor bepaalde tijd bij het Instituut worden gedetacheerd voor posten binnen de organisatorische structuur van het Instituut of voor specifieke taken en projecten die relevant zijn voor de in artikel 2 aangegeven opdracht en taken van het Instituut. d) alle personeelsaangelegenheden; e) de voorbereiding van de staat van ontvangsten en uitgaven en de uitvoering van de begroting van het Instituut; Personeelsleden kunnen voor bepaalde tijd in het belang van de dienst worden gedetacheerd voor een post buiten het Instituut, overeenkomstig het statuut van het personeel van het Instituut. f) het informeren van het PVC over het jaarlijks werkprogramma; g) het onderhouden van contacten en nauwe samenwerking met instellingen van de Unie en met nationale en internationale instellingen op verwante gebieden. De directeur moet tevens, na overleg met de raad van bestuur, de mogelijkheden onderzoeken voor aanvullende bijdragen aan de begroting van het Instituut. 7. Binnen het overeengekomen werkprogramma en de overeengekomen begroting van het Instituut is de directeur gemachtigd om contracten te sluiten, voor de in de begroting goedgekeurde posten personeel in dienst te nemen en de voor de werking van het Instituut noodzakelijke betalingsverplichtingen aan te gaan. 8. Elk jaar stelt de directeur vóór 31 maart een verslag op van de activiteiten van het Instituut van het voorbije jaar. Het jaarverslag wordt toegezonden aan de raad van bestuur en via de HV aan de Raad, die het dan aan het Europees Parlement, aan de Commissie en aan de lidstaten doet toekomen. De bepalingen betreffende detachering worden op voorstel van de directeur door de raad van bestuur aangenomen. Artikel 8 Onafhankelijkheid en autonomie De directeur en de analisten zijn intellectueel onafhankelijk en operationeel autonoom in het uitvoeren van de activiteiten van het Instituut. Artikel 9 Werkprogramma 1. De directeur stelt uiterlijk op 31 oktober van elk jaar een ontwerpwerkprogramma voor het volgende jaar op, dat vergezeld gaat van indicatieve langetermijnvooruitzichten voor de volgende jaren, en dient dit ontwerp ter goedkeuring bij de raad van bestuur in. 9. De directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur. Artikel 7 Personeel 1. Het personeel van het Instituut, bestaande uit analisten en administratief medewerkers, heeft de status van contractueel personeel en wordt geworven onder de onderdanen van de lidstaten. De analisten van het Instituut worden op basis van hun intellectuele verdiensten, ervaring en deskundigheid die relevant zijn voor de in artikel 2 aangegeven opdracht en taken van het Instituut, en door middel van een eerlijk, transparant vergelijkend onderzoek geworven. Het statuut voor het personeel van het Instituut wordt door de Raad op grond van een aanbeveling van de directeur vastgesteld. 2. De raad van bestuur keurt het jaarlijkse werkprogramma uiterlijk 30 november van elk jaar goed. Artikel 10 Begroting 1. Voor alle ontvangsten en uitgaven van het Instituut worden voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, ramingen opgesteld. De ontvangsten en uitgaven worden opgenomen in de begroting van het Instituut, die tevens een overzicht van de personeelsbezetting bevat.

L 41/16 Publicatieblad van de Europese Unie 12.2.2014 2. De ontvangsten en uitgaven van de begroting van het Instituut moeten in evenwicht zijn. 3. De ontvangsten van het Instituut bestaan uit bijdragen van de lidstaten volgens de bni-verdeelsleutel. Op voorstel van de directeur en na goedkeuring door de raad van bestuur kunnen voor specifieke projecten die relevant zijn voor de in artikel 2 aangegeven opdracht en taken van het Instituut aanvullende bijdragen worden aanvaard van andere bronnen, in het bijzonder van de lidstaten, of van instellingen van de Unie. Artikel 13 Voorrechten en immuniteiten 1. De voorrechten en immuniteiten van de directeur en van het personeel van het Instituut staan in het Besluit van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 15 oktober 2001 betreffende de voorrechten en immuniteiten die aan het Instituut voor veiligheidsstudies en het satellietcentrum van de Europese Unie, alsmede aan hun organen en de leden van hun personeel worden verleend. In afwachting van de inwerkingtreding van dat besluit kan de staat van ontvangst de directeur en het personeel van het Instituut de daarin bepaalde voorrechten en immuniteiten verlenen. Artikel 11 Begrotingsprocedure 1. De directeur dient elk jaar uiterlijk op 31 oktober een jaarlijkse ontwerpbegroting voor het Instituut in bij de raad van bestuur, waarin de huishoudelijke en operationele uitgaven en de verwachte ontvangsten worden behandeld, met inbegrip van aanvullende bijdragen voor specifieke projecten als bedoeld in artikel 10, lid 3. 2. De raad van bestuur keurt de jaarlijkse begroting van het Instituut uiterlijk 30 november van elk jaar met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten goed. 3. In geval van onvermijdbare, uitzonderlijke of onvoorziene omstandigheden, kan de directeur een ontwerp van gewijzigde begroting voorleggen aan de raad van bestuur. Rekening houdend met de vereiste spoed neemt de raad van bestuur de gewijzigde begroting met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten aan. 2. De voorrechten en immuniteiten van het Instituut staan in Protocol nr. 7 betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie, dat gehecht is aan het VEU en aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Artikel 14 Wettelijke aansprakelijkheid 1. De contractuele aansprakelijkheid van het Instituut wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst. 2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen wanneer een door het Instituut gesloten overeenkomst een arbitragebeding bevat. 3. De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden ten opzichte van het Instituut wordt geregeld bij de betreffende bepalingen die van toepassing zijn op het personeel van het Instituut. 4. De gedetailleerde rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van het voorgaande begrotingsjaar, alsmede een verslag over de activiteiten van het Instituut worden door de directeur jaarlijks uiterlijk op 31 maart aan de Raad en aan de raad van bestuur voorgelegd. 5. De raad van bestuur verleent de directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Instituut. Artikel 12 Financiële regeling Met de instemming van de Raad stelt de raad van bestuur, op voorstel van de directeur, gedetailleerde financiële voorschriften op, waarbij met name de te volgen procedure voor de vaststelling en de uitvoering van en de controle op de begroting van het Instituut wordt vermeld. Artikel 15 Toegang tot documenten Op voorstel van de directeur neemt de raad van bestuur voorschriften aan inzake de toegang van het publiek tot de documenten van het Instituut, rekening houdend met de beginselen en beperkingen die zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ). Artikel 16 Bescherming van gerubriceerde EU-informatie Het Instituut past Besluit 2013/488/EU van de Raad ( 2 ) toe. ( 1 ) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43). ( 2 ) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).

12.2.2014 Publicatieblad van de Europese Unie L 41/17 Artikel 17 Samenwerking met lidstaten en instellingen, organen of instanties van de EU Voor het vervullen van zijn taakstelling en werkzaamheden, overeenkomstig artikel 2, werkt het Instituut nauw samen met de lidstaten en de EDEO. Tevens knoopt het Instituut de nodige werkbetrekkingen aan met instellingen van de Unie, en met de daarvoor in aanmerking komende organen en instanties van de Unie, met inbegrip van de Europese veiligheids- en defensieacademie (EVDA), met het oog op de uitwisseling van deskundigheid en advies op gebieden van wederzijds belang. Het Instituut mag ook gezamenlijke projecten doen met instellingen, organen of instanties van de Unie. Artikel 20 Intrekking Gemeenschappelijk Optreden 2001/554/GBVB wordt ingetrokken. Artikel 21 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld. Artikel 18 Gegevensbescherming Op voorstel van de directeur stelt de raad van bestuur uitvoeringsvoorschriften vast met betrekking tot Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ). Gedaan te Brussel, 10 februari 2014. Artikel 19 Verslaglegging De HV dient uiterlijk op 31 juli 2016 bij de Raad een verslag in over de uitvoering van dit besluit, indien nodig vergezeld van passende aanbevelingen. Voor de Raad De voorzitter C. ASHTON ( 1 ) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).