MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR (MINOWC) UNIFORM EINDEXAMEN HAVO 2015 Vak: Nederlands (Tekstanalyse) Datum: maandag 22 juni 2015 Tijd: 07.45-09.45 uur Vragen en opdrachten bij de tekst Ja wát nou?! (6 bladzijden) - Geef niet meer antwoorden (zinnen,redenen,voorbeelden,argumenten enz.) dan er worden gevraagd. Als er van bovenstaande één wordt gevraagd en je schrijft meer dan één op, dan wordt alleen de eerste in de beoordeling meegeteld. - Bij de multiple choice vragen noteer je alleen de letter van je keuze. Let op: er zijn 23 multiple choice vragen en 4 open vragen. ---------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Score Inhoud 1. Zie de vraag in alinea I Maar hoe kan dat? In welke alinea wordt er geen antwoord op deze vraag gegeven? A. al. II B. al. III C. al. IV D. al. V 2. Volgens de tekst raken we als volwassenen niet meer zo ongeremd agressief. Dat zou komen doordat: A. de hersenen nu volgroeider zijn en de opvoeding een rol speelt. B. de hersenen volgroeid raken C. we een goede opvoeding hebben gehad D. we dan geleerd hebben om onszelf te beheersen 3. Volgens socioloog Van Stokkum is er een verklaring voor het feit dat we snel op onze teentjes getrapt zijn. Welke verklaring geeft hij daarvoor? A. Dat komt doordat mensen vroeger minder mondiger waren. B. Dat komt omdat we gevoeliger en lichtgeraakter zijn geworden. C. Dat komt omdat we ons niets aantrekken van waarden en normen. D. Dat komt doordat mensen nu mondiger zijn geworden. 1
4. Zie alinea IV. De uitdrukking Schoppen tegen heilige huisjes betekent: A. waarden en normen vertrappen B. wetten en regels vertrappen C. het onderwijs verlagen D. de kerk beledigen 5. In alinea VII praat de schrijver over ongezouten mening. Daarmee bedoelt hij: A. eerlijke mening B. onbeschofte mening C. mening zonder zout D. krenkende mening 6. Wat is niet juist? Volgens de tekst hadden mensen vroeger niet zulke korte lontjes, omdat... A. ze alles vrij konden zeggen. B. ze niet zo gevoelig waren. C. ze het ik belangrijk vonden. D. ze vroeger niet in een gewelddadige maatschappij leefden. 7. Welk antwoord is juist? A. Al. IV geeft verklaringen waarom we korte lontjes hebben. B. Al. V geeft redenen waarom we korte lontjes hebben. C. Al. VI geeft gevolgen van ons agressief gedrag. D. Al. VIII geeft oplossingen aan mensen met korte lontjes. 8. I. Mensen met een lagere schoolopleiding zeggen makkelijker aan iemand hoe ze over die persoon denken. II. Het internet is de plek waar mensen hun gang kunnen gaan als ze geïrriteerd zijn. Volgens de tekst zijn de beweringen: A. I en II juist B. I en II onjuist C. I juist en II onjuist D. I onjuist en II juist 9. Volgens de tekst zijn narcisten: A. mensen die dingen voor zichzelf eisen en die ook krijgen. B. mensen die gevoelig zijn voor krenkingen. C. mensen die door de jaren heen mondiger zijn geworden. D. mensen die zichzelf in het middelpunt zetten. 2
2p 2p 2p 3p 10. Mensen van een hogere sociale klasse kunnen zich langer beheersen dan anderen. Welke zin uit de tekst geeft aan dat het ook anders kan aflopen? A. Al. V, r. 138-141 Door op... krijgen. B. Al. VI, r. 196-198 Maar als... vliegen. C. Al. VII, r. 230-231 Je laat... schelden. D. Al. VIII, r. 253 255 Mensen lijken... voorheen. 11. Welk antwoord is juist voor de beweringen I en II? I Van Stokkum: Agressieve mensen zijn geweldplegers. II De Jong: Hoger opgeleiden zijn egoïstischer ingesteld. A. I en II zijn juist B. I en II zijn onjuist C. I is juist II onjuist D. I is onjuist II juist 12. Vul in: Agressief gedrag is afzonderlijk onderzocht door... groepen en/of personen. A. 2 B. 3 C. 4 D. 5 13. Kies het juiste antwoord (alleen de letter van je keuze opschrijven). Het onderwerp van de tekst is: A. Irritatie B. Agressie C. Geïrriteerd raken D. Lichtgeraakt zijn 14. Kies het juiste antwoord. De hoofdgedachte van de tekst is: A. Mensen met korte lontjes worden makkelijk geweldplegers. B. Je mening geven over een ander, zorgt al gauw voor agressie C. We raken tegenwoordig gauw geïrriteerd, omdat we gevoeliger zijn geworden. D. We uiten onze frustraties makkelijk op het internet. Structuur 15. Kies het juiste antwoord. De delen van de tekst zijn: A. Inleiding: al. I; kern al. II t/m VII; slot: al. VIII B. Inleiding: al. I; kern al. II t/m VI ; slot: al. VII en VIII C. Inleiding: al. I en II; kern al. III t/m VII; slot: al. VIII D. Inleiding: al. I en II; kern al. III t/m VI; slot: al. VII en VIII 3
16. Kies het juiste antwoord. De inleiding van de tekst bestaat uit: A. achtergrondinformatie B. aanleiding voor de tekst C. verhaaltje D. introductie van het onderwerp 17. Kies het juiste antwoord. Het slot van de tekst bestaat uit: A. samenvatting en conclusie B. conclusie C. een advies D. conclusie en advies 18. Kies het juiste antwoord. Het deelonderwerp van alinea VII is: A. ongezouten mening B. mensen treffen C. rechtgeaarde mening op internet D. internet als uitlaatklep 19. De kernzin(nen) van alinea IV is/zijn: A. r. 107-108 Waarom zouden... zijn? B. r. 107-108 Waarom zouden... zijn? en r. 110-111 Volgens... zestig. C. r. 107-108 Waarom zouden... zijn?, r. 110-111 Volgens... zestig. en r. 118-121 Sinds die... geworden. D. r. 110-111 Volgens... zestig., r.111-113 Toen... orde. en r. 118-121 Sinds die... geworden. 20. De kernzin(nen) van alinea VI is/zijn: A. r.164-169 Van Stokkum... voldoen. en r.169-177 Ook... krijgt. B. r.164-169 Van Stokkum... voldoen. C. r.169-177 Ook... krijgt. D. r. 203-205 En als... reageren. Verbanden 21. De functie van de dubbele punt in de zin in alinea III, r. 95-101 Criminaliteitscijfers zijn... toenemen. is een... A. reden B. voorbeeld C. opsomming D. citaat 4
22. Kies het juiste antwoord. In al III komen er... verbanden voor. A. 3 B. 4 C. 5 D. 6 Kies voor het beantwoorden van de onderstaande vragen uit: opsomming, tegenstelling, voorbeeld, oorzaak-gevolg, reden, verklaring, samenvatting, verduidelijking, conclusie, vergelijking, voorwaarde. 5p 5p 23. Noteer alleen de letter van de vraag en de naam van het juiste verband. a. Wat is het verband binnen r. 30-33 Bij verwachten. in al. I? b. Wat is het verband binnen r.73-78 Een historische hand is. in al. III? c. Wat is het verband binnen r. 85-91 Bij gebrek... frustratie. in al. III? d. Wat is het verband binnen r. 206-209 Als je krant. in al. VII? e. Wat is het verband binnen r. 231-233 Niet alleen te treffen. in al.vii? Verwijzingen 24. a. Waarnaar verwijst Die in al. II, r.52?naar b. Zie daarmee in al. III, r. 80. Met c. Waarnaar verwijst dat in al. IV, r. 110?Naar d. Waarnaar verwijst ze in al. VI, r. 196?Naar e. Zie Daarvoor in al. VII, r. 234.Voor 3p Redeneringen 25. Zie alinea VIII: Stelling I, r. 247-250 Een TNO... afgenomen. Stelling II, r. 250-253 Volgens... af. Van deze stellingen kunnen we zeggen: A. I is een feit, II is een mening B. I en II zijn feiten C. I en II zijn meningen D. I is een mening, II is een feit 26. Zie de redenering in alinea III, r. 85-95 Bij gebrek... zijn. a. Noteer de zin die de stelling is in deze redenering. b. Noteer de zin die het argument is. c. Om wat voor soort argument gaat het? (kies uit reden, vergelijking, voorbeeld) z.o.z. 5
4p ---------- Tot 45p 27. Neem de letter van de volgende beweringen over en schrijf achter elke letter feit of mening. a. Al. I, r. 29-30 De agressie mond. b. Al. II, r. 64-66 Mensen hebben mensen. c. Al. IV, r. 121-124 We bijten geschaad. d. Al. VI, r. 174-177... : als... krijgt. Succes! 6