Deel I. Beschrijving van het onderzoek waarvoor vergunning wordt gevraagd. Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd.

Vergelijkbare documenten
Utrecht, 25 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Deel I. Beschrijving van het onderzoek waarvoor vergunning wordt gevraagd. Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

ADVIES COMMIS S IE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het Besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd.

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Bijlage I bij besluit RBD0217(M09)

146

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0213(M05)

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het Besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd.

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Bijlage I bij ontwerpbesluit RBD0220(N03)

Biotechnologie bij dieren

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Utrecht, 11 maart 2005 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Niet-technische samenvatting. Taalontwikkeling, cellen, hersenactiviteit, ziekte, muismodel

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking,

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Ministerie van LNV, De directeur VVA, Ir. G.A. Koopstra Postbus 20401, 2500 EK 's-gravenhage.

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

de aanvraag van 8 november 2004 met de aanvu ling hierop van 21 januari 2005 van de Radboud

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. Voedselallergie, melk, preventie, behandeling

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 3 Projectbeschrijving

JAARVERSLAG DIEREXPERIMENTENCOMMISSIE UNIVERSITEIT LEIDEN. Universiteit Leiden

Biodistributie, kinetiek, centraal zenuwstelsel, oogziekten, huidaandoeningen

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. weefselconstructie, bloedvaten, nierfalen

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

iet-technischesamenvatting

Ministerie van LNV, De directeur VVA, Dr. Ir. H. Paul Postbus 20401, 2500 EK 's-gravenhage.

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 5 jaar.

antidepressivum, rat, overerfbaar, mechanismen, gedrag

O 8OKT 2015 Het tentoonstellen van genetisch gemodificeerde organismen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

II. Procedure De procedure is conform en krachtens het bepaalde in het besluit biotechnologie bij dieren uitgevoerd.

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 5 jaar.

ECLI:NL:CBB:2001:AD7620

Aanvraagformulier voor een vergunning Biotechnologie bij dieren, versie juli 2007 pagina 1 van 18

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies. Postbus BD Dordrecht

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project. 5 jaar.

Niet-technische samenvatting

afweerbalans; virusinfecties in luchtwegen; auto-immuunziektes; ontstekingsziekten

Galzouten, darmontsteking, leverkanker, ernstig overgewicht, nieuwe therapie

F Niet-technische samenvatting

Niet-technische samenvatting

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen

1. Voorwoord De werkzaamheden De procedure De werkzaamheden in het kader van de vergunningprocedure Algemene gegevens 6

Het ethisch moment van de DEC

Proefdieren in de wetenschap VU & VUmc

7,4. Keuzeopdracht door een scholier 1316 woorden 25 maart keer beoordeeld. - Wat zijn proefdieren eigenlijk?

Chapter 6. Nederlandse samenvatting


Niet-technische samenvatting

Gelet op de feiten en overwegingen als opgenomen in bijlage I bij deze beschikking, BESLUIT:

Ministerie van LNV, De Directeur VVA Dr. Ir. H. Paul Postbus EK 's-gravenhage.

Niet-technische samenvatting

Laser vestiging Dordrecht Team Projectsubsidies Mw. Ir. W.J. Bezem Postbus BD Dordrecht

Ministerie van LNV, De Directeur VVA Dr. Ir. H. Paul Postbus EK 's-gravenhage.


Afweer systeem tegen ziektes, moederlijk hormoon,ontwikkeling, vogels, testosteron

Type 2 diabetes, obesitas, metabool syndroom, epigenetica, metabool programmeren

De muis achter het transgene diermodel

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

ipsc-derived insights into Motor Neuron Disease and Inflammatory Neuropaties Oliver Härschnitz

Analisten en proefdieren

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Klonen van dieren. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

Transcriptie:

Utrecht, 11 september 2002 ADVIES COMMISSIE BIOTECHNOLOGIE BIJ DIEREN Naar aanleiding van het verzoek om advies van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij betreffende de vergunningaanvraag met kenmerk BD 02.190(F09) van de Universiteit Utrecht omschreven als Metaal en galzout transport in zoogdieren; studies door gen-depletie en/of transgenese van genen betrokken bij gal transport en koper homeostasis kan de Commissie biotechnologie bij dieren (verder de Commissie) het volgende mededelen. De Commissie heeft geconstateerd dat de aanvraag betrekking heeft op onderzoek waarbij biotechnologische handelingen bij dieren worden uitgevoerd. Nadat deze aanvraag door de Commissie in behandeling is genomen, heeft zij de aanvrager een aantal vragen gesteld om nadere toelichting te verschaffen. Deze vragen zijn vervolgens door hem beantwoord, waarop de Commissie de aanvraag opnieuw ter advisering in bespreking heeft genomen. Het advies van de Commissie valt uiteen in twee delen; deel I beschrijft het onderzoek waarvoor een aanvraag is ingediend, deel II geeft de overwegingen weer van de Commissie die hebben geleid tot onderstaand advies. Deel I. Beschrijving van het onderzoek waarvoor vergunning wordt gevraagd Voor het volgende onderzoek wordt een vergunning aangevraagd. - het doel van het onderzoek is het genereren van muismodellen waarmee inzicht kan worden verkregen in secretieprocessen in de lever en in het bijzonder de uitscheiding van koper en galzouten; - bij dat onderzoek worden biotechnologische handelingen bij dieren toegepast te weten:!" micro-injectie van een oplossing van DNA (genconstruct) in een bevruchte eicel (zygote),!" micro-injectie van gemodificeerde embryonale stamcellen in blastocysten, dan wel aggregatie van gemodificeerde ES-cellen met morula s (een ander embryonaal stadium); - daarbij wordt gebruik gemaakt van de volgende genconstructen: Murr1, CTR1, CTR2, ATOX1, ATP8B1, ATP8B2, ATP8B3 en genconstructen uit het moleculaire standaardinstrumentarium (bijlage 1); 1

- als te verwachten effecten geeft de aanvrager aan dat deze effecten moeilijk tot niet te voorspellen zijn, omdat nog veel onbekend is. Van het MURR1 en CTR2 gen wordt verwacht dat geen tot geringe gevolgen voor het welzijn van de muizen zullen optreden. Van het CTR1 en ATOX1 gen is bekend dat de homozygote knock-outs niet levensvatbaar zijn; - bij dit onderzoek zullen per genconstruct maximaal 150 dieren nodig zijn om een bruikbare transgene lijn via injecties van DNA in een bevruchte eencellige eicel te genereren. In totaal zullen maximaal 1500 muizen bij de biotechnologische handelingen betrokken zijn; - de dieren zullen na afloop van het onderzoek worden gedood. De lijnen zullen bewaard worden als foklijnen of middels cryopreservatie (invriezen) van sperma of embryo s. De dieren zullen onder voorwaarden ter beschikking worden gesteld aan andere onderzoekers; - de biotechnologische handelingen maken deel uit van een doorlopend onderzoek. Vergunning wordt aangevraagd voor een termijn van 5 jaar. Deel II. Overwegingen van de Commissie Bij het onderzoek waarvoor een vergunning is aangevraagd wordt gebruik gemaakt van twee onderscheiden technieken om dieren genetisch te modificeren. Deze technieken zijn: injectie van gemodificeerde ES-cellen in blastocysten dan wel aggregatie van ES-cellen met morula s en micro-injectie van DNA-constructen in bevruchte eicellen. Zowel wat betreft de kans dat de modificatie slaagt, als wat betreft de mogelijke uitwerking op de te genereren dieren, verschillen zij niet van elkaar. Bovendien wordt op het niveau van het DNA in de cel dezelfde handeling gepleegd, namelijk het inbrengen van een genconstruct in het genoom van de dieren. De Commissie acht deze technieken daarom in moreel opzicht vergelijkbaar Hoewel deze handelingen verschillende effecten hebben, namelijk enerzijds het uitschakelen van de functie van een bestaand gen en anderzijds het inbrengen van een nieuw gen met een nieuwe functie, acht de Commissie deze handelingen voldoende vergelijkbaar om deze aanvraag als één vergunningaanvraag te behandelen. De gezondheid en het welzijn van de dieren worden door deze technieken potentieel op dezelfde manier beïnvloed, ook al kan de schade daaraan per gegenereerde muizenlijn verschillen. Indien er een goede reden zou zijn om verschillende verwachtingen te hebben omtrent de gezondheids- en welzijnseffecten van de verschillende technieken dan zou dat een reden zijn waarom de technieken niet vergelijkbaar zouden zijn. Die reden is er echter niet, de verwachtingen omtrent genoemde effecten zijn hetzelfde. Daarom kunnen deze handelingen ook in dit geval als een toetsbare eenheid beschouwd worden, temeer daar de ethische aspecten per saldo dezelfde lijken te zijn. Bij de ethische beoordeling van de vergunningaanvraag wordt door de Commissie beoordeeld of: 2

1. de handelingen onaanvaardbare gevolgen hebben voor de gezondheid en het welzijn van dieren, 2. tegen de handelingen ethische bezwaren bestaan (art. 66 lid 3 GWWD). De Commissie heeft de volgende overwegingen: 1. Met betrekking tot de doelstelling Vergunning wordt aangevraagd voor onderzoek naar de uitscheiding van bepaalde potentieel giftige stoffen door de lever in het bijzonder koper en galzouten. Studies in gist hebben aangetoond dat in het transport van genoemde stoffen over de celmembraan bepaalde genen een rol spelen. Het blijkt dat mutaties in enkele van deze genen terug te voeren zijn op ziekten van de mens die al langer bekend waren zoals Wilson disease (verminderde werking en een later falen van de lever, aandoeningen van het zenuwstelsel en koperstapeling in het hoornvlies van het oog), Menkes disease (progressieve geestelijke aftakeling van met name mannelijke zuigelingen, krampaanvallen en spierstijfheid met vaak als gevolg een vroegtijdige dood) en erfelijke cholestase. Het onderzoek waarvoor vergunning wordt aangevraagd is naar de mening van de Commissie wetenschappelijk van belang omdat het mogelijkerwijs inzicht biedt in de factoren die een rol spelen bij het ontstaan van de genoemde aandoeningen en van de ontgiftende werking van de lever in zijn algemeenheid. Dat laatste is op dit ogenblik een nog voor een deel onbegrepen proces. Inzicht in het onderliggende proces van het verwijderen van koperzouten en andere giftige zouten is van belang omdat er nog onbegrepen stapelingsziekten bij de mens voorkomen waarin de lever naar verwachting een belangrijke rol moet spelen. In het onderzoek gaat het om het oorzakelijke verband tussen een abnormaal genotype en een abnormaal fenotype via een waarneembaar aspect van metabole effecten. Maatschappelijk is dit onderzoek naar de mening van de Commissie van belang omdat middels het inzicht dat wordt verkregen in de werking van genen die een rol spelen in de secretie van potentieel giftige stoffen door de lever wellicht op termijn een verbeterde diagnostiek en therapie kan worden ontwikkeld voor aandoeningen die een gevolg zijn van een stapeling in het lichaam van die potentieel giftige stoffen. Die aandoeningen zijn voor een deel sterk invaliderend en nogal eens kan alleen het leven worden gered middels een levertransplantatie. Deze laatste ingreep kan op zich ook weer voor complicaties zorgen. Verder kan dit onderzoek van belang zijn voor het onderzoek dat wordt uitgevoerd naar de oorzaken en de behandeling van galstenen. Hoewel gebruik wordt gemaakt van zogenaamde knock-out dieren, waarvan de uiteindelijke informatieve waarde van tevoren niet vastgesteld kan worden, lijkt dit onderzoek toch bij te kunnen dragen aan de vermeerdering van kennis over de rol van genproducten waarnaar onderzoek wordt gedaan. Uit onderzoek met knock-out dieren is gebleken dat deze in veel gevallen informatief kunnen zijn, vooral wanneer de dieren nauwkeurig worden onderzocht. Door zorgvuldig vervolgonderzoek ontdekt men namelijk nogal eens fenotypische afwijkingen bij dieren waarvoor het uitschakelen van een gen op het eerste gezicht geen gevolgen leek te hebben. Om de kans dat het onderhavige onderzoek resultaat op kan leveren te optimaliseren, meent de Commissie dat voldaan moet worden aan een aantal zorgvuldigheids- 3

eisen. Daaraan is naar haar mening voldaan. De aanvrager heeft voor goede onderzoekscondities gezorgd. Binnen het Gemeenschappelijk Dierenlaboratorium van de Universiteit Utrecht zijn alle voorzieningen aanwezig om de dieren adequaat te onderzoeken. Bovendien stoelt het onderzoek op een aantal aannemelijke vooronderstellingen omtrent het soort kennis dat kan worden verkregen door middel van onderzoek aan transgene muizen. 2. Met betrekking tot de beschikbaarheid van reële alternatieven Daar waar bestudering in celcultuur (hepatocyten) mogelijk is, zullen de onderzoekers dat doen. De Commissie onderschrijft echter de mening van de vergunningaanvrager dat het voor het overgrote deel van dit onderzoek niet mogelijk is om in vitro modellen te ontwikkelen. Om het ingewikkelde proces van de uitscheiding van koper en galzouten te kunnen volgen van levercellen via galgangen en darmen, is een intact organisme nodig. Dergelijke processen manifesteren zich namelijk alleen op het niveau van het gehele organisme. In vitro systemen lijken daarvoor niet toereikend omdat het op dit moment niet mogelijk is in dergelijke systemen alle onderdelen van dat ingewikkelde proces onder te brengen. Niet-zoogdieren (zoals ongewervelde dieren) komen voor dit onderzoek niet in aanmerking vanwege het simpele feit dat deze dieren niet beschikken over een met de mens vergelijkbare lever. Bekend is dat een koperstapelingsziekte voorkomt bij Bedlington terriërs. Deze honden zouden mogelijk een alternatief kunnen vormen voor één van de muizenlijnen die de aanvrager wil maken (dus niet voor alle overige). Deze dieren zijn op dit ogenblik echter niet beschikbaar. Het zou zeer tijdrovend en kostbaar zou zijn om een geschikte proefdiergroep op te zetten. Daarnaast is de Commissie van mening dat het ethisch minder aanvaardbaar is om de benodigde uitgebreide vervolgonderzoeken aan honden uit te voeren. Wanneer dat mogelijk is verdient het de voorkeur om de dierproeven te doen met psychologisch en sociaal minder complexe diersoort, zoals de muis. Van de zoogdieren is de muis op dit moment de meest geschikte kandidaat voor dit soort transgene experimenten, mede omdat de kennis omtrent het muizengenoom groot is en het mogelijk is om reproduceerbare muizenmodellen te ontwikkelen. Muizen worden als diermodel voor genetisch onderzoek in vivo dan ook op vele plaatsen ingezet 1. Op grond van het voorgaande is de Commissie van mening dat het inzetten van Bedelington terriërs niet beschouwd kan worden als een reëel alternatief voor één van de te maken muizenlijnen. Er zijn overigens meer diersoorten bekend (waaronder bepaalde schapenrassen) die slecht bestand zijn tegen koper in hun dieet. Voor het gebruiken van deze dieren gelden vergelijkbare bezwaren als bij de genoemde Bedlington terriërs. Bovendien is bij deze dieren de eigenschap genetische moeilijk te karakteriseren. Het gen of de genen die verantwoordelijk zijn voor het slecht bestand zijn tegen koper in hun dieet is nog niet geïdentificeerd (Huub, is dit wat je bedoelde?). Door de vraagstelling van het onderzoek is onderzoek aan patiënten zeer moeilijk of zelfs onmogelijk, vanwege het multifactoriële karakter van de aandoening en aangezien patiënten geen homogene genetische achtergrond hebben. 1 Bedell, M.A., N.A. Jenkins & N.G. Copeland, Mouse models of human disease, Genes and Development 11, 1997, pp.1-43. 4

Gelet op de doelstelling van de biotechnologische handelingen zijn er, in het licht van de stand van het wetenschappelijk en technologisch onderzoek, naar de mening van de Commissie op dit moment geen reële alternatieven beschikbaar. De Commissie wenst echter wel op te merken dat de aanvrager nauwlettend in de gaten dient te houden of, op het ogenblik dat de biotechnologische handelingen uitgevoerd gaan worden om een bepaalde muizenlijn te maken, een dergelijke muizenlijn elders al niet aanwezig en beschikbaar is. Indien elders een relevante muizenlijn beschikbaar is, dan is de Commissie van mening dat er een reëel alternatief bestaat en dient de aanvrager de houder van die muizenlijn te verzoeken om daarvan gebruik te mogen maken. Indien de muizenlijn beschikbaar is, mag deze niet meer in het kader van deze aanvraag gegenereerd worden. De Commissie wenst daarmee aan te geven dat doublures in de biotechnologische handelingen bij dieren zoveel mogelijk voorkomen dienen te worden. 3. Met betrekking tot de schade aan de gezondheid en het welzijn van de dieren De aanvrager geeft met betrekking tot de effecten van de genetische modificaties aan te verwachten dat de transgene muizen levensvatbaar zullen zijn en dat de effecten op het welzijn gering zullen zijn. Weliswaar is bekend dat de CTR1 knock-out embryonaal lethaal is en dat de ATOX1 knock-out sterft vlak na de geboorte, maar van de andere knock-outs wordt verwacht dat de genen en genproducten waar het om gaat minder essentieel zijn. Voor het CTR1-gen en het ATOX1-gen worden conditionele knock-outs gemaakt om te voorkomen dat de dieren in de embryonale fase of kort na de geboorte zullen sterven. De mogelijkheid bestaat echter dat de inschatting, dat de andere genen waarvoor knock-outs gemaakt zullen worden minder essentieel zijn, onjuist is. Daarom bestaat een geringe kans dat de modificaties de gezondheid en het welzijn van de dieren toch ernstig zullen schaden. De Commissie meent op grond hiervan dat, indien als gevolg van de biotechnologische handelingen, voorzien of onvoorzien, ernstig ongerief optreedt, de dieren onverwijld dienen te worden gedood, zodat de schade aan de gezondheid en het welzijn van de dieren van korte duur zal zijn. Aangegeven wordt dat bij dit onderzoek gebruik zal worden gemaakt van zogenaamde conditionele genetische modificaties. Dat is een methode waarmee het tot expressie komen van een genetische modificatie niet alleen wat betreft plaats (bepaalde celtypen), maar ook wat betreft tijdstip gereguleerd kan worden. Er wordt dus als het ware een gezonde muis geboren die niet afwijkt van niet-transgene soortgenoten. Door de muis een bepaalde stof toe te dienen wordt de conditionele modificatie gerealiseerd en zal zich mogelijkerwijs een aantasting van gezondheid en welzijn voordoen. Omdat de dieren daarna echter snel zullen worden gedood en onderzocht, zal in het ernstigste geval sprake zijn van kortdurend ernstig ongerief. De Commissie is van oordeel dat ook de schade aan gezondheid en welzijn als gevolg van het induceren van de genetische modificatie, gezien moeten worden als een direct gevolg van de genetische modificatie die al in de kiembaan heeft plaatsgevonden. Om de schade aan de gezondheid en het welzijn, die bij dit onderzoek eventueel optreedt, vast te kunnen stellen, meent de Commissie dat door de onderzoekers een welzijnsdagboek 5

conform het gestelde in de Code of Practice welzijnsbewaking van proefdieren van de Keuringsdienst van Waren dient te worden bijgehouden, waarin de verrichte handelingen (ingrepen) en het verloop van het welzijn alsmede de genomen maatregelen worden vastgelegd. 4. Met betrekking tot de mate van aantasting van de integriteit van de dieren In het Nee, tenzij beleid ten aanzien van biotechnologie bij dieren zijn biotechnologische handelingen bij dieren niet alleen problematisch vanwege de mogelijke effecten op de gezondheid en welzijn van de dieren, maar ook omdat door middel van het veranderen van genetisch materiaal de eigenheid van het dier door de mens wordt veranderd. Door het genetisch modificeren van dieren, zoals hier wordt bedoeld, worden hun eigenschappen doelbewust en gericht gewijzigd ten nutte van de mens. Deze genetische modificaties worden omschreven als een aantasting van de genotypische integriteit van het dier. Daarbij gaat het om andere zaken dan die bij de beoordeling van de aantasting van gezondheid en welzijn een rol spelen. In dit onderzoek worden aan het genoom van de muis DNA-constructen toegevoegd. Hierdoor zal de genotypische integriteit van het dier aangetast worden. Om vervolgens de mate van aantasting van de integriteit te beoordelen let de Commissie vooral op de veranderingen in fenotypische kenmerken zoals het gedrag, het uiterlijk, de mate van zelfredzaamheid, de fenotypische identiteit en de (toegenomen) bevattelijkheid voor ziekte(n) van het dier. Als gevolg van de biotechnologische handelingen zal naar verwachting bij een aantal muizen een vermindering van de zelfredzaamheid (meer of minder ernstige leverproblemen) kunnen ontstaan. De Commissie stelt vast dat in een dergelijk geval de fenotypische integriteit van de muizen zal zijn aangetast. Bij een aantal muizen zal dus naast de genotypische integriteit ook de fenotypische integriteit aangetast zijn. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van conditionele genetische modificaties in de muizen waardoor als het ware een in de tijd te manipuleren negatieve eigenschap bij de muis tot expressie kan worden gebracht. Dat betekent dat bijvoorbeeld de zelfredzaamheid van de dieren, waarbij die negatieve eigenschap niet tot expressie is gebracht, niet aangetast zal zijn. Het feit echter dat die kans (op het zich ontwikkelen van een negatieve eigenschap) bij de gemodificeerde muizen is ingebouwd, beschouwt de Commissie ook als een aantasting van de fenotypische integriteit van de dieren. 5. Finale afweging met betrekking tot de morele aanvaardbaarheid van de biotechnologische handelingen Samengevat meent de Commissie dat de aanvraag een onderzoek betreft dat wetenschappelijk van belang is, omdat middels dit onderzoek inzicht kan worden verkregen in de regelmechanismen van de excretie van koper en galzouten in de lever. Maatschappelijk acht de Commissie het onderzoek van belang omdat door dit onderzoek de diagnostiek van aandoeningen, die het gevolg zijn van een gestoorde secretie van de lever, 6

kan worden verbeterd en er wellicht aangrijpingspunten (targets) kunnen worden gevonden voor de ontwikkeling van therapieën voor stapelingsziekten die daarvan een gevolg zijn. Verder stelt de Commissie vast dat het onderzoek mede wordt gefinancierd door NWO en The International Copper Association. Deze organisaties maken bij het toekennen van subsidies en financiering voor onderzoek gebruik van onafhankelijke vakgenoten die het onderzoek beoordelen. Voor de Commissie is dat een reden om aan te nemen dat het onderzoek wetenschappelijk van belang, van goede kwaliteit en haalbaar is. Op grond van al hetgeen hiervoor is gesteld, is de Commissie van mening dat het hier gaat om onderzoek waarvoor het verbod op het verrichten van biotechnologische handelingen, zoals dat is omschreven in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, kan worden opgeheven. De Commissie heeft vervolgens bekeken of er reële alternatieven voor dit onderzoek bestaan. Ze heeft geconstateerd dat dat niet het geval is. Het effect van de te onderzoeken genen kan op dit moment slechts onderzocht worden in een geheel (intact) dier. Bedlington terriërs of andere dieren die slecht bestand zijn tegen koper in hun dieet vormen geen reëel alternatief. De vraag naar het bestaan van eventuele alternatieven is een belangrijk onderdeel van de ethische toets die de Commissie op grond van de wet dient uit te voeren. Omdat naar de mening van de Commissie zulke alternatieven niet bestaan, kan de opheffing van het verbod gehandhaafd blijven. De Commissie is ook nagegaan of de dieren als gevolg van de genetische modificaties eventueel schade aan gezondheid en welzijn zullen ondervinden. De Commissie heeft geconstateerd dat niet uitgesloten kan worden dat sommige dieren ernstige schade aan gezondheid en welzijn zullen ondervinden als gevolg van de genetische modificaties. Tijdens de experimenten met de dieren kunnen bepaalde conditionele genetische veranderingen bij de dieren worden geïnduceerd. Ook dan zal een ernstige aantasting van gezondheid en welzijn kunnen optreden, maar deze zal slechts van korte duur zijn. De Commissie meent dat deze mogelijke schade, gelet op het belang van de doelstelling, niet onaanvaardbaar is, mits de onderzoekers de muizen intensief observeren en, in het geval ernstig ongerief optreedt, doden. De Commissie heeft verder bekeken of door de biotechnologische handelingen de genotypische en fenotypische integriteit aangetast zal worden. De Commissie constateert dat deze aangetast kunnen worden. Hoewel de Commissie bij haar oordeel rekening houdt met het feit dat er in de samenleving met name ethische bezwaren bestaan tegen een dergelijke aantasting van de genoemde integriteit, bezwaren die geleid hebben tot wettelijke maatregelen op het terrein van biotechnologie bij dieren, gaat het er naar de mening van de Commissie om of deze ethische bezwaren doorslaggevend zijn, met andere woorden van groter moreel gewicht dan de waarde van de te verwachten baten. De Commissie meent dat het criterium genoemd in artikel 66, lid 3 onder b van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren aldus dient te worden uitgelegd. Op grond van het voorgaande komt de Commissie tot de conclusie dat het in de onderhavige aanvraag gaat om een toetsbare eenheid, om onderzoek dat zowel wetenschappelijk als 7

maatschappelijk van substantieel belang is en waarvoor geen reële alternatieven bestaan. Ze concludeert verder dat de gezondheid en het welzijn van de dieren kan worden aangetast en dat er in termen van de aantasting van de integriteit van dieren ethische bezwaren naar voren gebracht kunnen worden, maar dat deze beide overwegingen met betrekking tot deze vergunningaanvraag naar haar mening niet doorslaggevend zijn, en samen niet opwegen tegen het belang van het doel van het onderzoek. Dat belang is namelijk hierin gelegen dat de verworven inzichten omtrent de werking van bepaalde genen kan leiden tot een verbeterde diagnostiek en mogelijk (een begin van) een behandeling van enkele ernstige aandoeningen van de mens. De Commissie acht derhalve de biotechnologische handelingen waarvoor vergunning is aangevraagd moreel aanvaardbaar. Aanvullend wil de Commissie nog opmerken dat de hiervoor uiteengezette afweging met betrekking tot de aanvaardbaarheid van de biotechnologische handelingen uitsluitend betrekking heeft op het onderzoek waarvoor de aanvraag is ingediend. Ze is zich echter bewust van de mogelijkheid dat de aanvragers de gegenereerde muizenlijnen voor andersoortig onderzoek beschikbaar zullen stellen aan derden. Ze heeft daar in beginsel geen bezwaar tegen, omdat op die manier voorkomen kan worden dat dezelfde muizenlijn door anderen opnieuw gegenereerd wordt. Aangezien dit andersoortige onderzoeksdoel niet door de Commissie getoetst is, acht ze het echter wel van belang om op de hoogte te worden gesteld indien de gegenereerde muizenlijnen aan derden ter beschikking worden gesteld en voor welk doel dit geschiedt. De Commissie meent derhalve dat als voorwaarde in de vergunning opgenomen zou moeten worden, dat indien de gegenereerde muizenlijnen aan derden te beschikking worden gesteld, de vergunninghouder dit dient te melden. 8

Advies van de Commissie biotechnologie bij dieren De Commissie biotechnologie bij dieren adviseert met betrekking tot de vergunningaanvraag met als kenmerk BD 02.190 (F09), zoals samengevat in deel I van dit advies, in het kader van artikel 66, lid 3 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, op grond van de overwegingen zoals verwoord in deel II, een vergunning te verlenen onder de volgende voorwaarden: - de dieren dienen indien ernstig ongerief ontstaat onverwijld te worden gedood; - ten behoeve van het vaststellen van de schade aan de gezondheid en het welzijn van de dieren als gevolg van het onderzoek, dient een welzijnsdagboek conform het gestelde in de Code of Practice welzijnsbewaking proefdieren te worden bijgehouden; - indien blijkt dat er elders een muizenlijn, die de aanvrager wenst te genereren, beschikbaar is, dan mag deze muizenlijn niet meer door de aanvrager gegenereerd worden; - indien de dieren aan derden ter beschikking worden gesteld, dan dient de vergunninghouder dit te melden; De Voorzitter, De Adjunct-Secretaris, Prof. dr. E. Schroten Drs. R. Tramper 9

Bijlage 1 De genconstructen uit het moleculaire standaardinstrumentarium zijn: 1. Merkergenen!" luciferase!" beta-galactosidase!" fluorescent proteïnen 2. Selectie-genen, zoals!" antibiotica-resistentie genen!" thymidine kinase!" neomycine fosfotransferase!" HmB fosfotransferase 3. Reporterconstructen 4. Weefselspecifieke promotoren mogelijk afkomstig van de mens 5. Cre/LoxP en Flp recombinase systeem 6. Intronsequenties en transcriptieterminatie sequenties 10