Arbeid combineren met zorg: deeltijdwerk

Vergelijkbare documenten
Arbeidsdeelname van paren

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Gebruik van kinderopvang

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Meer of minder uren werken

8. Werken en werkloos zijn

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Ouders op de arbeidsmarkt

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Meeste werknemers tevreden met aantal werkuren

Jongeren op de arbeidsmarkt

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Herintreders op de arbeidsmarkt

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Artikelen. Hoge arbeidsdeelname, maar lage arbeidsduur. Ingrid Beckers en Hans Langenberg

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Inkomen en de combinatie van arbeid en zorg

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt

10. Veel ouderen in de bijstand

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Langdurige werkloosheid in Nederland

Weinig mensen sociaal aan de kant

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Uit huis gaan van jongeren

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Arbeidsaanbod naar sociaaldemografische kenmerken

Artikelen. Combinatie van zorg en werk: de invloed van baankenmerken. Saskia te Riele en Martijn Souren

Diversiteit binnen de loonverdeling

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Pensioenaanspraken in beeld

BIJLAGEN. Jaarrapport integratie 2013

Aanbod van arbeid 2012

12. Vaak een uitkering

Monitor jeugdwerkloosheid over. Achtergrondrapportage bij de factsheet Jeugdwerkloosheid. Onderzoek, Informatie en Statistiek

Minder jongeren zonder startkwalificatie van school

Beroepsbevolking 2005

Age distribution 1980

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

JONGE MOEDERS EN HUN WERK

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Titel De werk-privébalans van vaders met jonge

Nog steeds fors sekseverschil in economische zelfstandigheid

Het mobiliseren van vrijwillig inactieven

Het werkende leven van twintigers

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Werkloosheid 50-plussers

Niet behalen startkwalificatie hangt samen met gezinssituatie

Monitor jeugdwerkloosheid over. Achtergrondrapportage bij de factsheet Jeugdwerkloosheid. Onderzoek, Informatie en Statistiek

leeftijd minder economisch zelfstandig dan mannen

Landelijke Jeugdmonitor. Kinderopvang

Inkomen verklaard? Het inkomen van werknemers en zelfstandigen nader bekeken

Deeltijd in Nederland in hoofdlijnen

Welke bijstandsontvangers willen aan het werk?

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Bijlage B3. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Ans Merens

Jeugdwerkloosheid. achtergronddocument

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sociaal-economische trends

Vrijwilligerswerk onder werkenden en niet-werkenden

De inkomens- en uitkeringspositie van arbeidsgehandicapten

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Ziekteverzuim het laagst bij werknemers met een hoge mate van autonomie en veel steun van collega's en leidinggevenden

Lonen van niet-westers allochtone vrouwen bij de overheid

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Jongeren die niet meer leren, maar ook niet werken

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

SZ.Y. Arbeidsgehand icapten lngrid Beckers. Astrid Smits. Arbeidssituatie van mensen met een langdurige aandoening.

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Werkzaam als zzp er. huishoudensprognose

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

11. Stijgende inkomens

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek

Opleidingsniveau stijgt

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

Demografie van de Nederlandse beroepsbevolking

Artikelen. Inkomen allochtonen blijft achter door lagere opleiding. Hendrika Lautenbach en Ferdy Otten

Beloningsverschillen verklaard?

IS DE COMBINATIE VAN ARBEID EN ZORG

Transcriptie:

Arbeid combineren met zorg: deeltijdwerk Johan van der Valk De arbeidsdeelname van vrouwen hangt voornamelijk samen met leeftijd, opleidingsniveau en herkomstgroepering. Voor vrouwen van 25 tot 50 jaar speelt daarnaast ook de aanwezigheid van kinderen een grote rol als het gaat om het de beslissing om al dan niet te (willen) werken. De arbeidsduur van werkende vrouwen hangt vooral af van het hebben van kinderen en hun leeftijd. Werkende vrouwen zonder kinderen hadden in 2007 aanzienlijk vaker een voltijdbaan dan vrouwen met kinderen. Deze laatsten hebben op hun beurt relatief vaak een kleine deeltijdbaan. Naast de aanwezigheid van kinderen is het opleidingsniveau bepalend voor de arbeidsduur. Ten slotte blijkt dat vrouwen met kinderen tot 4 jaar en een hoge arbeidsduur relatief vaak gebruik maken van formele kinderopvang. In the Netherlands, many women work part-time. The number of hours that women work is strongly related to the presence of children in the household. If there are no children in the household most women worked more than 28 hours a week in 2007. The younger the children and the more children a mother has, the smaller the job. The size of the job is also strongly related to the level of educational attainment. Higher educated women have bigger jobs. Using formal care arrangements for small children is important. Mothers with children less than 4 years old, who work many hours, often make use of these arrangements. Inleiding Het thema van het combineren van werken met zorgtaken staat sterk in de belangstelling. De komst van kinderen is namelijk nog steeds voor veel vrouwen een reden om te stoppen met werken of minder te gaan werken. De overheid wil de arbeidsparticipatie van vrouwen verhogen. Daarom is beleid ontwikkeld dat er op gericht is het combineren van arbeid en zorg eenvoudiger te maken in de hoop op deze wijze de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen. Vrouwen met zorgtaken werken meestal in deeltijd of werken niet (Van der Valk & Boelens 2004, Portegijs et al. 2006; Portegijs & Keuzekamp 2008). In dit onderzoek is ingegaan op de factoren die samenhangen met de keuze om te werken en hoeveel uur per week gewerkt wordt. Meer in het bijzonder wordt onderzocht in hoeverre het nu juist de zorg voor kinderen is die bij deze keuzes een rol speelt of dat het juist andere kenmerken zijn die van belang zijn. Dynamiek in de sociale statistiek 139

Probleemstelling De arbeidsparticipatie kan uitgedrukt worden in twee grootheden: óf iemand werkt, en zo ja, hoeveel uur per week. In veel analyses worden beide grootheden gecombineerd tot één, bijvoorbeeld een gemiddelde arbeidsduur per week, waarbij de niet-werkenden een arbeidsduur van nul uur krijgen. In deze bijdrage is gekozen om beide elementen afzonderlijk te onderzoeken. Afzonderlijk wordt onderzocht welke factoren samenhangen met het al dan niet werken. Vervolgens wordt onderzocht welke kenmerken samenhangen met de arbeidsduur. Op deze manier kan vastgesteld worden of de factoren die samenhangen met het al dan niet werken verschillen van de factoren die samenhangen met het aantal uren per week dat iemand werkt. Het sluit aan bij een beslissingsmodel waarbij iemand eerst besluit om deel te nemen aan het arbeidsproces en daarna bedenkt in welke mate hij dat doet. De definitie van arbeidsdeelname die wordt gehanteerd is ruim. Het is het aandeel personen dat werkt of wil werken. Het geeft de mate waarin een persoon de intentie heeft om aan het arbeidsproces deel te nemen. Hiermee kan goed onderzocht worden welke factoren samenhangen met de keuzes die vrouwen maken. Diverse factoren zijn van invloed op de arbeidsmarktbeslissingen van mensen. Ten eerste zijn dat persoonskenmerken als leeftijd, geslacht, herkomst, opleidingsniveau en woonprovincie. Deze kenmerken geven informatie over de levensfase, culturele en sociale achtergrond. Ten tweede kan de zorgsituatie een rol spelen. Het gaat dan allereerst om de mate van zorg die geleverd moet worden en die afhankelijk is van de leeftijd van de kinderen en van het aantal kinderen. Maar ook of mantelzorg moet worden gegeven. Ook is het van belang om vast te stellen hoe de zorg is georganiseerd. Wordt gebruik gemaakt van formele kinderopvang, wordt de partner ingeschakeld of familie en vrienden? Verder zijn ook diverse kenmerken van de partner bepalend, persoonskenmerken en baankenmerken, zoals arbeidsduur, arbeidspositie, e.d. Data en analysemethode De onderzoekspopulatie bestaat uit 15 64 jarige vrouwen, exclusief onderwijsvolgenden en personen die gepensioneerd of met de vut zijn. Gegevens voor dit onderzoek komen uit de Enquête Beroepbevolking (EBB) van 2007. In dat jaar is de reguliere enquête op verzoek van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebreid met extra vragen over arbeid en zorg. De EBB is een huishoudensenquête. De enquête maakt het daardoor mogelijk om ook kenmerken van partner in beschouwing te nemen. Het is een vrij omvangrijke steekproef: ruim 30 duizend vrouwen. Hierdoor is het mogelijk zowel de zorgsituatie als de arbeidssituatie naar achtergrondkenmerken gedetailleerd in beeld te brengen. Om uit deze grote set kenmerken te bepalen welke factoren ertoe doen, is een contrastgroepenanalyse (zie bijvoorbeeld Segers & Hagenaars 1980) toegepast. 140 Centraal Bureau voor de Statistiek

Tabel 1 Variabelen gebruikt in de analyse naar werk willen en gemiddelde arbeidsduur werkenden, 2007 Wil Gem. Wil Gem. wer- arb. wer- arb. ken duur ken duur uren/ uren/ week week Totaal 79 28,9 Leeftijd partner Leeftijd vrouw 15 24 jaar 95 35,1 15 24 jaar 91 34,3 25 29 jaar 92 33,8 25 29 jaar 91 34,1 30 34 jaar 89 29,4 30 34 jaar 88 29,8 35 39 jaar 87 27,5 35 39 jaar 87 27,9 40 44 jaar 86 26,0 40 44 jaar 86 27,8 45 49 jaar 84 26,1 45 49 jaar 83 27,5 50 54 jaar 81 26,6 50 54 jaar 78 28,4 55 59 jaar 70 25,6 55 59 jaar 60 26,5 60 64 jaar 47 25,3 60 64 jaar 32 24,2 65 jaar of ouder 29 25,3 Opleiding vrouw Opleiding partner BO 47 27,6 BO 59 28,7 VMBO 67 26,5 VMBO 75 26,3 MBO 83 28,2 MBO 79 27,0 HBO 91 30,2 HBO 84 27,4 WO 91 33,6 WO 83 29,8 Herkomst vrouw Herkomst partner Autochtoon 80 28,0 Autochtoon 82 26,8 Westerse Allochtoon 77 31,2 Westerse Allochtoon 64 29,2 Turk 60 33,1 Turk 63 33,0 Marokkaan 52 34,1 Marokkaan 51 32,0 Surinamer 83 34,5 Surinamer 86 32,1 Antilliaan/Arubaan 81 36,1 Antilliaan/Arubaan 78 31,3 Overig niet-westerse allochtoon 70 36,8 Overig niet-westerse allochtoon 72 33,6 Gezinssituatie Arbeidsituatie partner Geen kinderen 75 32,9 Niet werkzaam 46 29,1 1 kind voor basisschool 87 28,2 Werkzaam 1 11 u/wk 62 26,4 1 kind basisschool 86 28,6 Werkzaam 12 19 u/wk 70 29,3 1 kind middelbare school 83 27,9 Werkzaam 20 23 u/wk 77 27,0 1 kind na middelbare school 73 27,1 Werkzaam 24 27 u/wk 82 29,3 2 kinderen oudste basisschool of jonger 84 24,9 Werkzaam 28 34 u/wk 89 27,5 2 kinderen jongste basisschool 87 24,6 Werkzaam 35 40 u/wk 84 27,0 2 kinderen allen middelbare school of ouder 84 26,0 Werkzaam > 40 u/wk 84 28,1 >2 kinderen minimaal 1 voor basisschool 69 21,4 Geen overwerk 83 27,2 >2 kinderen allen basisschool 84 22,5 Overwerk met compensatie 86 27,4 >2 kinderen minimaal 1 basisschool 77 24,6 Overwerk zonder compensatie 86 27,4 >2 kinderen allen middelbare school of ouder 78 24,4 Werkt thuis met compensatie 90 26,1 Partner in huishouden 79 27,4 Werkt thuis zonder compensatie 85 27,3 Geen partner, gescheiden 75 34,2 Werkt s nachts 84 27,7 Geen partner, niet gescheiden 81 34,8 Werkt s avonds 86 27,7 Geen andere volwassene in huishouden 79 29,4 Werkt in weekend 82 27,5 Andere volwassene in huishouden 77 26,4 Werkt overdag door de week 83 26,7 Opvang Vast contract, vaste uren 85 26,9 Maakt geen gebruik van formele opvang 77 29,2 Tijdelijk contract 1 jaar, vaste uren 85 31,5 Maakt gebruik van formele opvang 98 26,4 Tijdelijk contract 1 year, wisselende uren 77 27,7 Geen opvang door familie/vrienden/buren 77 29,8 Tijdelijk contract < 1 year, vaste uren 80 30,8 Opvang door familie/vrienden/buren 98 22,0 Tijdelijk < 1 year, wisselende uren 71 29,9 Dynamiek in de sociale statistiek 141

Tabel 1 (slot) Variabelen gebruikt in de analyse naar werk willen en gemiddelde arbeidsduur werkenden, 2007 Wil Gem. Wil Gem. wer- arb. wer- arb. ken duur ken duur uren/ uren/ week week Mantelzorg Eigen bedrijf 83 27,9 Geen ziek kind aanwezig 79 29,0 Meewerkend 98 32,0 Ziek kind in huishouden 75 26,5 Overig niet-werknemer 73 27,3 Zorgt niet 79 29,0 Werkloos 76 33,4 Zorgt voor partner 52 28,8 Niet gezocht 68 32,8 Zorgt voor ouder 74 27,7 Niet beschikbaar 71 31,3 Zorgt voor familie, vrienden of andere kinderen 59 31,5 Wil niet vw gezin, huishouden 54 34,7 Vrijwilligerswerk Wil niet vw opleiding/studie 88 33,1 Vrijwilligerswerk 75 26,7 Wil niet vw vut 32 23,5 Geen vrijwilligerswerk 80 29,7 Wil niet vw arbeidsongeschiktheid/ziekte 45 28,7 Geslacht partner Wil niet overige redenenen 46 27,7 Geen partner in huishouden 80 34,7 Man 78 27,3 Vrouw 93 34,4 Onderzocht wordt welke factoren het meest discrimineren op de te onderzoeken variabele. Eerst wordt die variabele gekozen die het meest onderscheidend is. Vervolgens wordt per deelcategorie weer onderzocht welke variabele daarbinnen meest bepalend is. Op deze manier ontstaat een boomstructuur. Deze exploratieve analysemethode heeft als voordeel boven gebruikelijke multivariate technieken dat het mogelijk is om goed inzicht te krijgen in de factoren die voor bepaalde deelcategorieën van belang zijn. Een ander voordeel is dat de mate van samenhang uitgedrukt wordt in aandelen van de doelvariabele: is een bepaalde categorie over- of juist ondervertegenwoordigd. Deze aandelen kunnen dan eenvoudig als percentages weergegeven worden. Het is niet mogelijk om alle vertakkingen van de boomstructuur uit de analyse te presenteren. Gekozen is om die kenmerken te laten zien die zich op het hoogste niveau in de vertakking bevinden of het meest dominant in de analyse naar voren komen. Van de kenmerken worden verdelingen getoond op basis van een tabellering waarbij de enquêtegegevens naar populatietotalen zijn opgehoogd. Resultaten Arbeidsdeelname vrouwen Leeftijd bepaalt in hoge mate of iemand deelneemt aan het arbeidsproces. Vanaf 50 jaar werken vrouwen veel minder vaak en geven zij aan niet te willen of te kunnen 142 Centraal Bureau voor de Statistiek

werken door ziekte of arbeidsongeschiktheid. Daarnaast is voor hen het opleidingsniveau bepalend voor het al dan niet willen werken. Hoger opgeleide vrouwen werken vaker. Ook speelt een rol of de partner werkt. Is dit laatste niet het geval, dan werken ze minder vaak. Het gaat dan vaak om vrouwen met een partner die met de vut is of gepensioneerd is. Figuur 1. Arbeidsdeelname vrouwen naar leeftijd en opleidingsniveau Totaal 15 24 jaar BO/VMBO MBO HBO/WO 25 49 jaar BO VMBO MBO HBO WO 50 59 jaar BO VMBO MBO HBO WO 60 65 jaar BO VMBO MBO HBO/WO Werkt Wil werken Bij de jongere generaties vrouwen zijn de verschillen in arbeidsparticipatie niet zo groot. Van hen gaf 90 procent aan te willen werken. Wel zijn er aanzienlijke verschillen tussen bepaalde groepen. Factoren die een belangrijke rol spelen zijn: opleidingsniveau, herkomstgroepering en de aanwezigheid van kinderen in het huishouden. De aanwezigheid van kinderen speelt vooral een rol bij vrouwen van 25 49 jaar. Net als bij de oudere vrouwen is ook bij de vrouwen van middelbare of jonge leeftijd het opleidingsniveau sterk bepalend voor de mate waarin zij actief zijn op de arbeidsmarkt. Zo gaf 95 procent van de hoog opgeleide vrouwen van 25 49 jaar aan te willen werken. Bij laagopgeleide vrouwen in dezelfde leeftijd is dat aandeel aanzienlijk lager. Van de vrouwen met een vmbo-opleiding was dit aandeel slechts 80 procent. Voor een deel worden de verschillen in opleidingsniveau verklaard doordat er ook een samenhang is met de herkomstgroepering. In het bijzonder Turkse en Marok- Dynamiek in de sociale statistiek 143

kaanse vrouwen geven relatief vaak aan niet te willen werken. Bij hen was het aandeel dat betaald werk wil slechts 50 à 60 procent. Voor autochtone vrouwen van 25 49 jaar was dit 90 procent. Bij de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen is de arbeidsdeelname vrijwel even hoog als onder autochtonen. Figuur 2. Arbeidsdeelname van vrouwen naar leeftijd en herkomstgroepering Totaal 15 24 jaar Autochtonen Niet-westerse allochtonen 25 49 jaar Autochtonen Westerse Allochtonen Turken Marokkanen Surinamers Antillianen / Arubanen Overig niet-westerse landen 50 65 jaar Autochtonen Westerse Allochtonen Niet-westerse allochtonen Werkt Wil werken Voor middelbaar- of hoogopgeleide vrouwen (25 49 jaar) speelt de aanwezigheid van kinderen een vrij grote rol. Van de vrouwen zonder kinderen gaf 93 procent aan werk te willen. Bij één kind schommelt dit aandeel tussen 90 procent als het kind nog niet op de basisschool zit, en 83 procent als het kind 4 jaar of ouder is. Bij twee kinderen ligt dit aandeel ongeacht de leeftijd van de kinderen op ruim 85 procent. Bij drie of meer kinderen is dit aandeel aanzienlijk lager. Het percentage is 70 als in zo n gezin ten minste één kind nog niet op de basisschool zit. Als de kinderen middelbare schoolleeftijd hebben of ouder zijn, is dit aandeel 83 procent. Dat is nog aanzienlijk lager dan het gemiddelde, maar hoger dan bij vrouwen met drie kleine kinderen. 144 Centraal Bureau voor de Statistiek

Figuur 3. Arbeidsdeelname vrouwen 25 49 jaar naar aanwezigheid kinderen Geen kinderen 1 kind < Basisschool Basisschool Middelbare school Na middelbare school 2 kinderen Oudste < basisschool Oudste middelbare school Allen > middelbare school >2kinderen <basisschool+basischool Allen basisschool Basis- en middelbare school Allen > middelbare school Werkt Wil werken Arbeidsduur werkende vrouwen Vervolgens zijn de werkende vrouwen nader bekeken om te onderzoeken welke kenmerken het meest samenhangen met de arbeidsduur van werkende vrouwen. De resultaten van de contrastgroepenanalyse is in schema 1 weergegeven. Vanwege de overzichtelijkheid is bij het schema vooral aangegeven welke kenmerken een rol spelen bij vrouwen met twee kinderen. Schema 1. Resultaten contrastgroepenanalyse arbeidsduur van werkende vrouwen Aanwezigheid kinderen 0 1 2 bs 2 bs/ms 2ms >2 Opvang Opl. niveau Poswrk. partner Formeel N-Formeel L M H G prtnr Wrkn Ov Opl. niveau Uren partner Uren partner Opl. niveau HBO WO deelt volt deelt volt L M H bs= basisschool, ms= middelbare school, L= laag, M=middelbaar, H= hoog, G prtnr= geen partner, Wrkn= werknemer, Ov= overig, deelt=deeltijd, volt= volltijd Dynamiek in de sociale statistiek 145

Aanwezigheid kinderen De belangrijkste factoren die samenhangen met de arbeidsduur van vrouwen zijn het aantal kinderen en de leeftijd van de kinderen. Vrouwen zonder kinderen hebben vaak een voltijdbaan. In 2007 gold dat 45 procent vrouwen zonder kinderen in voltijd werkt tegenover slecht 14 procent bij vrouwen met kinderen. Zij hebben wat vaker een grote deeltijdbaan dan vrouwen met kinderen. Moeders met één kind hebben vaker dan gemiddeld een deeltijdbaan. Slechts circa 16 procent van de moeders met een kind in de basisschoolleeftijd (4 12 jaar) of jonger werkte voltijds. Bij moeders met jonge kinderen is een baan van 24 27 uur per week populair en bij moeders met een kind op de basisschool zijn ook nog kleinere deeltijdbanen populair. Als de kinderen middelbare schoolleeftijd hebben of ouder zijn, hebben de moeders iets vaker een voltijdbaan, maar ook bij hen is een baan van minder dan 28 uur per week relatief populair. Met twee kinderen is een voltijdbaan nog zeldzamer. Slechts 8 procent van de moeders met twee kinderen in de basisschoolleeftijd of jonger werkte in 2007 voltijd. Banen van 28 34 uur komen ook minder vaak voor. Een baan van 24 27 uur in de week is het meest populair. Zij hebben bijna tweemaal zo vaak een dergelijke baan Figuur 4. Arbeidsduur vrouwen 15 64 jaar naar aanwezigheid kinderen Totaal 15 64 jaar Geen kinderen 1 kind < Basisschool Basisschool Middelbare school Na middelbare school 2 kinderen Oudste < basisschool Oudste middelbare school Allen > _ middelbare school >2 kinderen <basisschool+basischool Allen basisschool Basis- en middelbare school Allen > _ middelbare school 1 11 u/wk 12 19 u/wk 20 23 u/wk 24 27 u/wk 28 34 u/wk >35 u/wk 146 Centraal Bureau voor de Statistiek

dan gemiddeld. Een kleinere baan van 20 23 uur of 12 19 uur per week komt ook relatief vaak voor. Van moeders van wie de kinderen al van de middelbare school af zijn, is het aandeel met een voltijdbaan iets hoger. Moeders met drie of meer kinderen hebben het meest van alle moeders een kleine deeltijdbaan. Bijna de helft van hen werkte in 2007 in een baan van minder dan 20 uur per week. Dat is tweemaal zo vaak als gemiddeld. Dergelijke banen zijn populair ongeacht de leeftijd van de kinderen. Als het oudste kind op de middelbare school zit is het aandeel dat 28 uur of meer per week werkt iets hoger, maar met 24 procent nog altijd minder dan de helft van het gemiddelde. Bij vrouwen zonder kinderen is vooral de leeftijd van belang. Als de vrouw jonger is dan 45 jaar heeft de vrouw aanzienlijk vaker dan gemiddeld een voltijdbaan. Zo werkten twee van de drie van de vrouwen zonder kinderen met een partner in de leeftijd tot 25 29 jaar 35 uur of meer per week, negen van de tien werkten 28 uur of meer per week. Het aandeel is 70 procent bij de vrouwen in de leeftijd 45 49 jaar. Voor een deel gaat het hier om vrouwen van wie de kinderen inmiddels het huis uit zijn. Vanaf 55 jaar is vooral een deeltijdbaan populair. Van de vrouwen van 55 59 jaar had 35 procent in 2007 een baan van minder dan 20 uur per week. Hoogopgeleide vrouwen zonder kinderen werken veel vaker voltijd dan laagopgeleide vrouwen. In 2007 werkte 85 procent van de hoog opgeleide vrouwen 28 uur of meer per week. Van de laagopgeleide vrouwen zonder kinderen is dit minder dan de helft. Figuur 5. Arbeidsduur vrouwen 15 64 jaar zonder kinderen naar leeftijd Totaal zonder kinderen < 25 jaar 25 29 jaar 30 34 jaar 35 39 jaar 40 44 jaar 45 49 jaar 50 54 jaar 55 59 jaar 60 64 jaar 1 11 u/wk 12 19 u/wk 20 23 u/wk 24 27 u/wk 28 34 u/wk >35 u/wk Dynamiek in de sociale statistiek 147

Arbeidsduur van vrouwen met kinderen Bij hoog opgeleide moeders met één kind blijken vaker een grote baan te hebben dan lager opgeleide moeders. Dat geldt voor alle leeftijden van de kinderen. Bij hoger opgeleide moeders werkte in 2007 meer dan de helft meer dan 28 uur per week tegenover 32 procent van laag opgeleide moeders met kinderen van dezelfde leeftijd. Zo werkte in 2007 39 procent van de laag opgeleide moeders in de basisschoolleeftijd minder dan 20 uur per week. Dat is aanzienlijk hoger dan het gemiddelde van 26 procent van de moeder met één kind. De arbeidsduur van vrouwen met twee kinderen waarbij de jongste jonger is dan 4 jaar, hangt vooral samen met het gebruik van formele kinderopvang. Het aandeel voltijdwerkers verschilt niet veel, maar vooral de grotere deeltijdbanen zoals 28 34 uur per week of 24 27 uur per week komen vaak voor in combinatie met formele opvang. Bijna 60 procent van de moeders met twee jonge kinderen die formele opvang heeft werkte in 2007 in een dergelijke baan, tegenover 35 procent gemiddeld. Moeders met jonge kinderen die geen formele kinderopvang hebben werken vooral in kleinere deeltijdbanen. Van hen had bijna de helft een baan van minder dan 20 uur in de week tegenover gemiddeld een derde van de moeders met twee kinderen. Als het jongste kind nog op de basisschool zit, hangt de arbeidsduur vooral samen met het opleidingsniveau. Laagopgeleide moeders met twee kinderen hebben een kleine baan. Van de laag opgeleide moeders met kinderen in deze levensfase werkte Figuur 6. Arbeidsduur vrouwen 15 64 jaar met 2 kinderen naar gebruik formeleopvang Totaal 2 kinderen Oudste < basisschool Geen formele opvang Formele opvang Oudste middelbare school Geen formele opvang Formele opvang Allen > middelbare school 1 11 u/wk 12 19 u/wk 20 23 u/wk 24 27 u/wk 28 34 u/wk >35 u/wk Bron CBS (EBB 2007). 148 Centraal Bureau voor de Statistiek

in 2007 ruim meer dan de helft minder dan 20 uur per week. Van de moeders met een hogere opleiding was dat aandeel een vijfde. Bij deze laatste categorie is een baan van 24 34 uur per week relatief populair. De arbeidsduur van vrouwen met twee kinderen tot en met de middelbare-schoolleeftijd hangt ook samen met de arbeidsduur van de partner. Als de partner voltijd werkt, heeft de moeder relatief vaak een kleinere baan. Zo werkte in 2007 minder dan 10 procent van een moeder van twee kinderen met een voltijd werkende partner voltijd tegenover 20 procent van de moeders zonder partner of met een deeltijd werkende partner. In het geval van een voltijd werkende partner is een kleinere deeltijdbaan populair. Twee van de vijf hadden een werkweek van minder dan 20 uur per week, tegenover een van de vijf moeders zonder voltijd werkende partner. Deze verschillen zijn zichtbaar in alle leeftijdsfasen van de kinderen, maar zijn het sterkst als de oudste van de kinderen op de middelbare school zit en de jongste nog op de basisschool. Bij drie of meer kinderen is het beeld grotendeels hetzelfde als bij twee kinderen. Bij jonge kinderen hangt het hebben van formele opvang vrij sterk samen met de arbeidsduur. Bij moeders met 3 jonge kinderen waarbij het jongste kind jonger is dan 4 jaar gaat het gebruik van formele opvang gepaard met een relatieve grote deeltijdbaan. In 2007 had 45 procent van die moeders een baan van 24 34 uur per week. Vergelijkbare moeders zonder formele opvang werkten aanzienlijk minder. Meer dan 60 procent werkte minder dan 20 uur in de week. Als de kinderen ouder zijn dan is het weer het opleidingsniveau dat sterk samenhangt met de wekelijkse arbeids- Figuur 7. Arbeidsduur vrouwen 15 64 jaar met 2 kinderen naar arbeidsduur partner Totaal 2 kinderen Partner werkt niet >= 35 u/wk Partner werkt >= 35 u/wk Oudste <= basisschool Partner werkt niet >= 35 u/wk Partner werkt >= 35 u/wk Oudste middelbare school Partner werkt niet >= 35 u/wk Partner werkt >= 35 u/wk Allen >= middelbare school Partner werkt niet >= 35 u/wk Partner werkt >= 35 u/wk 1 11 u/wk 12 19 u/wk 20 23 u/wk 24 27 u/wk 28 34 u/wk >35 u/wk Dynamiek in de sociale statistiek 149

duur. Zo werkte 38 procent van de hoog opgeleide moeders die 3 of meer kinderen ouder dan 4 jaar hebben in 2007 28 uur of meer per week tegenover slechts circa 24 procent van de moeders die een laag opleidingsniveau hebben. Bij die laatste categorie werkte meer dan de helft minder dan 20 uur per week. Conclusie Uit de analyses blijkt dat voor de arbeidsdeelname vooral leeftijd, opleidingsniveau en herkomstgroepering samenhangen met het willen werken van vrouwen. Lager opgeleide vrouwen geven aanzienlijk minder vaak aan te willen werken dan hoger opgeleiden. Herkomstgroepering speelt ook belangrijke een rol bij de beslissing om te gaan werken. Turkse, Marokkaanse of niet-westerse allochtone vrouwen, anders dan Surinaamse of Antilliaanse vrouwen, geven aanzienlijk minder vaak aan te willen werken dan autochtonen. De zorg voor kinderen speelt vooral een rol bij middelbaar- en hoogopgeleide vrouwen van 25 49 jaar als het gaat om de arbeidsdeelname. Bij de werkende vrouwen blijkt de aanwezigheid van kinderen de meest bepalende factor te zijn voor de arbeidsduur. Vrouwen met kinderen werken aanzienlijk vaker in deeltijd. Verder geldt: hoe meer kinderen, hoe kleiner de baan. Als de kinderen nog niet de basisschoolleeftijd hebben, is de arbeidsduur wat hoger dan als de kinderen op de basisschool zitten. Zijn de kinderen van de basisschool af, dan is de arbeidsduur weer wat hoger. Is het jongste kind jonger dan 4 jaar, dan gaat een relatief hoge arbeidsduur gepaard met het gebruik van formele kinderopvang. Bij vrouwen met oudere kinderen hangt de arbeidsduur voornamelijk samen met het opleidingsniveau en het aantal uren dat de partner werkt. Als de partner in deeltijd werkt, heeft een moeder een grotere baan dan als de partner voltijd werkt. Een in deeltijd werkende partner maakt het blijkbaar voor de moeder mogelijk meer uren per week te werken. Literatuur Van der Valk, J. & A. Boelens (2004). Vrouwen op de arbeidsmarkt. Sociaal-economische trends, derde kwartaal 2004, Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen. Portegijs, W., B. Hermans & V. Lalta (2006). Emancipatiemonitor 2006. Veranderingen in leefsituatie en levensloop. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Portegijs, W. & S. Keuzenkamp (red.) (2008). Nederland Deeltijdland. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. 150 Centraal Bureau voor de Statistiek

Segers, J.H.G. & J.A.P. Hagenaars (red.) (1980). Sociologische Onderzoeksmethoden Deel II. Technieken van causale analyse. Van Gorcum, Assen. Bijlage Arbeidsduur werkende vrouwen naar aanwezigheid kinderen en opleidingsniveau, 2007 Wekelijkse arbeidsduur in uren Totaal 1 11 12 19 20 23 24 27 28 34 35 1 kind Totaal 8 17 15 20 21 18 100 < Basisschool Laag 9 21 16 23 17 14 100 Middelbaar 4 20 18 29 18 11 100 Hoog 2 7 10 27 31 22 100 Basisschool Laag 15 24 17 14 17 13 100 Middelbaar 6 21 19 22 18 13 100 Hoog 1 12 12 20 34 20 100 Middelbare school Laag 14 24 16 12 19 14 100 Middelbaar 9 17 15 17 20 23 100 Hoog 6 7 13 20 26 28 100 Na middelbare school Laag 21 18 16 15 15 16 100 Middelbaar 9 19 16 16 19 22 100 Hoog 4 15 11 11 28 30 100 2 kinderen Totaal 12 23 18 18 18 11 100 Oudste basisschool Laag 16 34 19 14 11 6 100 Middelbaar 10 26 23 21 14 6 100 Hoog 4 12 15 30 28 10 100 Oudste middelbare school Laag 23 33 16 12 8 8 100 Middelbaar 15 30 20 15 11 8 100 Hoog 5 16 17 21 27 14 100 Allen middelbare school Laag 18 24 14 13 16 14 100 Middelbaar 10 22 17 18 20 14 100 Hoog 7 11 15 15 27 24 100 >2 kinderen Totaal 19 27 17 13 14 10 100 < Basisschool+basischool Laag 34 22 12 18 8 6 100 Middelbaar 23 36 15 13 8 5 100 Hoog 14 21 17 27 14 7 100 Allen basisschool Laag 30 37 14 8 2 10 100 Middelbaar 23 35 21 10 2 9 100 Hoog 7 25 22 14 18 14 100 Basisschool en middelbare school Laag 25 28 13 9 13 12 100 Middelbaar 20 29 15 11 12 12 100 Hoog 10 20 18 14 23 15 100 Allen middelbare school of ouder Laag 25 26 17 7 15 10 100 Middelbaar 13 24 21 16 18 8 100 Hoog 7 15 20 12 26 19 100 Dynamiek in de sociale statistiek 151