Het ontwerp van Interprofessioneel Akkoord

Vergelijkbare documenten
Nieuwe ontslagregels vanaf 2012 Een eerste stap in de harmonisering

Nieuwe ontslagregels 2012

[ ] WERKGEVERS EN VAKBONDEN BEREIKEN EEN AKKOORD OVER HET EENHEIDSSTATUUT

Nieuwe ontslagregeling voor arbeiders en bedienden vanaf 01 januari 2012.

Nieuwe regels voor uitzendarbeid

NIEUWSBRIEF ABANTE VZW JULI 2013

Finaal compromisvoorstel van de Minister van Werk

CAO nr. 109: De ontslagmotiveringsplicht en het kennelijk onredelijk ontslag

NIEUWE OPZEGTERMIJNEN VANAF Toepassing in de tijd van de nieuwe reglementering

BEMIDDELINGSVOORSTEL IPA EN HAAR UITVOERING

Invoering van een eenheidsstatuut tussen arbeiders en bedienden - inzake de opzeggingstermijnen en proefperioden

A. Ontslag door werkgever. B. Ontslag door werknemer

We zetten hieronder even de regels voor arbeiders en bedienden verder uiteen:

Het eenheidsstatuut: waar staan we vandaag?

Nieuwe ontslagregels vanaf 2014

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 12 februari

Het eenheidsstatuut: opzeggingstermijnen voor werknemers al in dienst vóór 1 januari 2014

In de bestaande regeling voor de bedienden is dit nu al het geval.

Impact eenheidsstatuut vanuit een Belgisch en Europees ontslagkostperspectief. Nicolaas Vermandel Stijn Demeestere Thomas Martens

BIJLAGE. Nieuwe regeling opzeggingstermijnen voor werknemers vanaf 2014

Hierna vindt u alvast een overzicht van de eerste antwoorden op de vragen die al naar boven zijn gekomen naar aanleiding van het voorstel.

Tabel 4: geharmoniseerde opzegtermijnen in het afwijkend stelsel (cao nr. 75 van de NAR)

Out Sim. Handleiding te lezen voor gebruik

KNIPPERLICHTEN Arbeidsrecht

A D V I E S Nr Zitting van vrijdag 10 oktober

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST Nr. 41 BIS

Persbericht. 1. De loonmarge: een koninklijk besluit ter bevordering van de werkgelegenheid en de preventieve bescherming van het concurrentievermogen

WERK = WERK. naar een werknemersstatuut voor arbeiders en bedienden

Wet tot uitvoering van het IPA: een eerste toenadering tussen het statuut van arbeiders en bedienden

NIEUWSBRIEF JANUARI 2010

FEDERAAL COMITE VAN BBTK VERWERPT ONTWERP IPA

Als we geen rekening houden met de overgangsmaatregelen, dan zijn we niet langer het tweede duurste, maar slechts het zevende duurste land.

Instelling. Onderwerp. Datum

Geleidelijke opheffing van het verschil in behandeling tussen arbeiders en bedienden inzake aanvullende pensioenen

3 maanden 6 maanden 9 maanden 12 maanden 15 maanden 18 maanden 21 maanden 24 maanden 27 maanden

PC Advocaten Nieuwsbrief. Gelijkschakeling opzeggingstermijnen Arbeiders - Bedienden? Contact. ZZDe IPA-wet: nieuwe opzeggingstermijnen

Sector van de vlasbereiding

AFDELING 1 NIEUWE OPZEGGINGSTERMIJNEN

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 36 TER VAN 27 NOVEMBER 1981 BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN SOCIALE VOORDELEN TEN LASTE

Eindejaarspremie. Verplichting tot betalen van een eindejaarspremie

COMPROMISVOORSTEL MINISTER VAN WERK INZAKE OPZEGTERMIJNEN EN CARENZDAG I.F.V. DE EENMAKING VAN HET STATUUT ARBEIDERS EN BEDIENDEN

expresso Arbeiders- en bediendestatuten Wat zijn de grote veranderingen? Welke gevolgen heeft dit voor jou in de praktijk?

Het resultaatsgebonden collectief bonussysteem: versie 2011

3 maanden 6 maanden 9 maanden 12 maanden 15 maanden 18 maanden 21 maanden 24 maanden 27 maanden

LANGERE OPZEGTERMIJNEN VOOR DE ARBEIDERS IN DE BOUWSECTOR (PC 124) VANAF 1 JANUARI 2018

Informatienota. Het nieuwe eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden 8 juli Meer informatie: of legalconsulting@sdworx.

De nieuwe ontslagregels vanaf 2014

Het nieuwe statuut en de regels rond opzeg

Einde van de overeenkomst

Halftijds brugpensioen

Arbeiders/ bedienden: wegwerken van discriminaties!

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 20 VAN 29 JANUARI 1976 BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN EEN DUBBEL VAKANTIEGELD VOOR EEN GEDEELTE VAN

DE NIEUWE OPZEGGINGSTERMIJNEN EN DE AFSCHAFFING VAN DE CARENZDAG KRIJGEN EEN WETTELIJKE BASIS

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

Brugpensioen : hoofdelijke bijdragen en sociale inhoudingen. Belangrijke wijzigingen vanaf 1 april 2010

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 20 VAN 29 JANUARI 1976 BETREFFENDE DE TOEKENNING VAN EEN DUBBEL VAKANTIEGELD VOOR EEN GEDEELTE VAN

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 59 VAN 20 DECEMBER 1994 BETREFFENDE DE TOEKENNING IN 1995 EN 1996 VAN EEN AANVUL-

Wijziging van de wet betreffende de aard van de arbeidsrelaties: een stap verder in de strijd tegen schijnzelfstandigen

Eenheidsstatuut: reality of fantasy? Geert Vermeir Manager juridisch kenniscentrum

Studentenarbeid: nieuwigheden vanaf 1 januari 2012

INFORMATIESESSIE. Inhoud

De nieuwe ontslagregels vanaf 2014

SOCIAAL FONDS VAN DE BETONINDUSTRIE. in samenwerking met. Sectorpensioenplan. voor de arbeiders van de betonindustrie. SFBI Sectorpensioenplan 1

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 36 DECIES VAN 4 MAART 1986 BETREFFENDE DE EINDEJAARSPREMIE VAN DE UITZENDKRACHTEN

[ ] CRISISPREMIE VOOR ONTSLAGEN ARBEIDERS KAN TOT EEN BIJKOMENDE KOST VAN EUR LEIDEN

Personeelsadministratie

Antwoord RSZ: De bijzondere compenserende bijdrage is verschuldigd en wordt berekend op de volledige verbrekingsvergoeding van 7 dagen loon.

Wie betaalt het outplacement? Dat is de werkgever. Welke de minimum- en maximumkost is voor dat outplacement wordt niet gezegd in de wet.

N E W. Bijlage - Het interprofessioneel akkoord versie juli 2011

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités;

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 28 maart

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 55 VAN 13 JULI 1993 TOT INSTELLING VAN EEN REGELING VAN AANVULLENDE VERGOEDING

CAO van 30 september 2009 tot vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler

De individuele pensioentoezegging

LOONNORM Sodexo White Paper. Powered by Altius Lawyers, experts in Belgian Employment policies

experts in sociale zaken Starten met personeel als huisarts

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 59 VAN 20 DECEMBER 1994 BETREFFENDE DE TOEKENNING IN 1995 EN 1996 VAN EEN AANVUL-

expresso Arbeiders- en bediendestatuten Wat zijn de grote veranderingen? Welke gevolgen heeft dit voor jou in de praktijk?

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 19 maart 2003

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST Nr

OPZEGTERMIJNEN VANAF 1/5/2018

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 32/

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT

We zetten een boom op voor een solidair en rechtvaardig 2015 BESTE WENSEN

A D V I E S Nr Zitting van maandag 27 april

Onderhavig advies licht toe hoe de NAR de uitvoering van het principeakkoord van 23 januari 2012 ziet.

Eenheidsstatuut arbeiders-bedienden; van lijdensweg naar definitieve oplossing? door David Joly, Fedelec


Sector jute. Dit document is gebaseerd op de reglementering en de bedragen die op 15 oktober 2013 van toepassing waren.

Starten met personeel als huisarts. Dominique Cochez Adviseur Partners & Starters

A AN B E V E L I N G Nr SUPPLEMENT BOVENOP DE WERKLOOSHEIDSUITKERINGEN WEGENS SCHORSING

Focus op de Tax shift en de vermindering van de werkgeversbijdragen

Nr november 2015

DE WERKNEMER DIE UITKERINGEN WIL GENIETEN MOET DIT FORMULIER, NA DE PERIODE GEDEKT DOOR LOON,

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST NR. 51 VAN 10 FEBRUARI 1992 BETREFFENDE OUTPLACEMENT

Wet betreffende de versterking van de economische groei en de sociale cohesie

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST Nr

Wettelijke opzegvergoedingen moeten worden vrijgesteld van sociale bijdragen en belastingen

Groententeelt

Transcriptie:

Het ontwerp van Interprofessioneel Akkoord 2011-2012 De schuchtere toenadering tussen arbeiders en bedienden in het ontslagrecht N E W S L E T T E R, 2 4 F E B R U A R Y 2 0 1 1 I N H O U D : Achtergrond Ontwerp van akkoord 1. De voorlopige convergentieoefening wordt overgenomen in het regeringsvoorstel ("luik A") 2. Elementen van de definitieve regeling ("luik B"): "een brug te ver" Meer info: 2 2 1 4 www.claeysengels.be info@claeysengels.be Op 18 januari sloten de interprofessionele onderhandelaars (de zgn. "Groep van 10") een ontwerp van interprofessioneel akkoord dat onder meer voorziet in de harmonisatie van de statuten van arbeider en bediende. Intussen werd dit ontwerp akkoord zoals bekend teruggefloten door de achterban van ABVV en ACLVB. Daarmee werd deze problematiek opnieuw voorgeschoteld aan de huidige federale regering die ondanks dat zij ontslagnemend is verondersteld wordt de eerste knopen door te hakken. In toepassing van de Wet van 26 juli 1996 deed de federale regering daarom op vrijdag 11 februari 2011 een bemiddelingsvoorstel. Op het vlak van de mogelijke harmonisatie van het statuut arbeiders -bedienden leunt de tekst van dit bemiddelingsvoorstel dicht aan bij het oorspronkelijke ontwerp akkoord. Op vrijdag 18 februari 2011 werd duidelijk dat het ABVV en het ACLVB nu ook het bemiddelingsvoorstel van de regering afwijzen. Ook een herneming van het sociaal overleg werd door de Groep van 10 uitgesloten. Aan werkgeverszijde wenst men de onderhandelingen niet over te doen. De premier kondigde daarop aan om het bemiddelingsvoorstel van de regering zelf in wetteksten en in koninklijke besluiten te gieten. De kogel lijkt hier dus door de kerk. Dit betekent dus een behoud van de index en een maximale marge voor de verhoging van de loonkost (loonnorm) vastgesteld op 0,3% in 2012. Daarnaast impliceert de uitvoering van het bemiddelingsvoorstel ook een eerste stap in de harmonisatie van het statuut arbeiders-bedienden. Daarom leek het ons nuttig om u te informeren over de belangrijkste krijtlijnen van het ontwerp akkoord, zoals "bijgevijld" door de regering, op het vlak van de harmonisatie van het statuut arbeiders-bedienden.. De Voorzitter van de Nationale Arbeidsraad die in dit dossier heeft bemiddeld had het voorstel niet voor niets bestempeld als "de enig mogelijke en haalbare oplossing".

Pagina 2 Achtergrond Het Arbitragehof (thans Grondwettelijk Hof) liet reeds in 1993 duidelijk aanvoelen dat het aloude onderscheid tussen arbeiders en bedienden stilaan tot het verleden moet behoren. Van dan af stond vast dat het dichten van de juridische kloof tussen arbeiders en bedienden een noodzakelijk kwaad zou zijn. Niettemin werden er vervolgens nagenoeg geen vorderingen in die richting gemaakt. Vorig jaar stelde de Arbeidsrechtbank van Brussel nog maar eens een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof naar het onderscheid tussen arbeiders en bedienden. De Arbeidsrechtbank wenst te weten of het verschil in opzeggingstermijnen voor arbeiders enerzijds en bedienden anderzijds geen ongeoorloofde discriminatie zou vormen. Na bijna 18 jaar stilzitten na het eerste arrest, zou het niet verbazen mocht het Grondwettelijk Hof dit keer uitdrukkelijk oordelen dat het onderscheid tussen arbeiders en bedienden inderdaad discriminerend zou zijn. De uitspraak van het Grondwettelijk Hof kan bovendien allicht nog verwacht worden vóór de zomervakantie van dit jaar. Het is misschien met deze dreigende 'deadline' in het achterhoofd dat de sociale partners tegen het einde van 2010 toch opnieuw zijn gaan werken aan een mogelijke oplossing. Ontwerp van akkoord De oorspronkelijke ontwerptekst van de sociale partners omvat verscheidene maatregelen die op (lange?) termijn zouden moeten zorgen voor een volledige toenadering tussen het statuut van arbeider en het statuut van bediende. De maatregelen situeren zich op het vlak van het ontslagrecht, de regeling inzake jaarlijkse vakantie, de regeling inzake gewaarborgd loon en de carenzdag, de regeling inzake tijdelijke werkloosheid. Op het vlak van de collectieve arbeidsverhoudingen zou er, volgens de tekst van het oorspronkelijke voorstel, nog niet veel veranderen. Het wordt aan de bestaande paritaire comités overgelaten om "daar waar mogelijk" over te gaan tot fusie. De tekst zegt niets over sector- en ondernemingspensioenplannen die enkel voor arbeiders of enkel voor bedienden gelden. Van een echt "eenheidsstatuut" is nog geen sprake. Hieronder overlopen we de grote lijnen van de toenaderingspoging op het vlak van het ontslagrecht dat toch nog steeds in de eerste plaats de grote kloof tussen arbeiders en bedienden kenmerkt. Op dit vlak vormt het bemiddelingsvoorstel van de regering nagenoeg een bevestiging van het eerste luik ("luik A"), terwijl de ambities van het bemiddelingsvoorstel duidelijk veel minder ver gaan in de tijd. Het tweede luik ("luik B") wordt immers verder achterwege gelaten. 1 De voorlopige convergentieoefe ning wordt overgenomen in het regeringsvoorstel ("luik A") De ontwerptekst van het IPA voorziet in eerste instantie in voorlopige maatregelen die beetje bij beetje de regeling voor de arbeiders en de regelingen voor de bedienden naderbij zouden moeten brengen. Het vooropgestelde "convergentiepunt" lijkt daarbij ruwweg overeen te stemmen met de bestaande regeling voor "lagere" bedienden (met een bruto jaarloon van minder dan 30.535 EUR), met name 3 maanden opzeg per begonnen periode van 5 jaar anciënniteit (het "wettelijk minimum"). Het gaat eigenlijk om voorlopige en stapsgewijze maatregelen die tot doel hebben de geesten rijp te maken voor een definitieve evolutie naar één enkel statuut op het vlak van ontslagrecht (zie verder: "luik B").

Pagina 3 Deze maatregelen zijn dan ook bedoeld als voorlopige maatregelen in afwachting van een definitieve regeling welke tegen 2016 van kracht zou moeten worden. Deze maatregelen zouden enkel van toepassing zijn op de werknemers die vanaf 2012 in dienst treden. Voor werknemers die reeds in dienst zijn vóór 1 januari 2012 blijft alles dus bij het oude. Voor de "hogere" bedienden (met een bruto jaarloon tussen 30.535 EUR en 61.071 EUR) die reeds in dienst zijn vóór 1 januari 2012, zal de Formule Claeys dus in alle geval verder haar rol kunnen vervullen. Voor de toepassing van de convergentiemaatregelen wordt er uitgegaan van het volgende "startschema": 1. Voor arbeiders geldt de C.A.O. nr. 75 (met inbegrip van de afwijkingsmogelijkheden); 2. Voor de "lagere" bedienden (met een bruto jaarloon van minder dan 30.535 EUR) geldt het "wettelijk minimum" (3 maanden opzeg per begonnen periode van 5 jaar anciënniteit); 3. Voor de "hogere" bedienden (met een bruto jaarloon van meer dan 30.535 EUR) wordt uitgegaan van één maand opzeg per begonnen jaar anciënniteit (met een minimum van 3 maanden). Op dit "startschema" worden er met ingang van 2012 convergentiecoëfficiënten toegepast. De bedoeling zou zijn om deze convergentiecoëfficiënten daarna tweejaarlijks aan te passen.. De toepassing van deze convergentiecoëfficiënten zou op die manier moeten toelaten om stapsgewijs in de richting te gaan van het vooropgestelde convergentiepunt: m.n. de regeling voor de "lagere" bedienden voor elke werknemer (punt 2). Het oorspronkelijke ontwerp akkoord van de "Groep van 10" voorzag in een drieledig tijdsschema met convergentiecoëfficiënten die meteen reeds voor de periodes 2012-2013, 2014-2015 en 2016-2017 vastgelegd werden. Het bemiddelingsvoorstel van de regering durft echter minder ver in de toekomst te kijken en stelt alleen de eerste coëfficiënten vast die van toepassing zouden worden vanaf 1 januari 2012 en die verankerd zouden worden in de wet. Voor de arbeiders zou er aldus een convergentiecoëfficiënt toegepast worden van 1,15. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2012 de opzeggingstermijnen voor arbeiders verlengd zouden worden met de factor 1,15. Op dit punt wijkt het bemiddelingsvoorstel van de regering af van het oorspronkelijke ontwerp akkoord dat voor de eerste periode (2012-2013) voorzag in een lagere coëfficiënt (1,10). Het bemiddelingsvoorstel van de regering betekent aldus dat arbeiders meteen sneller zullen bewegen in de richting van het vooropgestelde convergentiepunt. Voor de "hogere" bedienden zou er uitgegaan worden van een convergentiecoëfficiënt van 0,97. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2012 de opzeggingstermijnen voor de "hogere" bedienden zouden verminderd worde met de factor 0,97. Enkel op dit punt stelt het bemiddelingsvoorstel van de regering een tweede convergentiecoëfficiënt vast voor de (tweede) periode vanaf 1 januari 2014. Vanaf deze datum zou er een convergentiecoëfficiënt 0,94 toegepast worden (behoudens andersluidende bepaling in een C.A.O. van de Nationale Arbeidsraad). Voor de "lagere" bedienden verandert er in feite niets. Een convergentiecoëfficiënt van 1,00 wordt vooropgesteld vanaf 1 januari 2012, hetgeen overeenstemt met een status quo (drie maanden opzeg per begonnen periode van vijf jaar anciënniteit). Voor de "hoogste" bedienden (met een jaarloon van meer dan 61.071 EUR) zouden er nog steeds afspraken gemaakt kunnen worden vóór de indiensttreding.

Pagina 4 Indien dit niet het geval zou zijn, wordt er uitgegaan van een toepassing van de Formule Claeys, hoewel dit niet expliciet te lezen is in de ontwerptekst. In geval van ontslag van een bediende met een jaarloon van meer dan 61.071 EUR, zal er wel een bijkomende bijdrage van 3% op de ontslagvergoeding betaald moeten worden aan het Sluitingsfonds. Een schematische en vereenvoudigde voorstelling van de convergentieoefening, zoals bijgesteld door het bemiddelingsvoorstel van de regering: Vanaf 1 januari 2012 Vanaf 1 januari 2014 Arbeider [C.A.O. nr. 75] 1,15? "Lagere" bediende wettelijk minimum? "Hogere" bediende [1 maand per begonnen jaar anciënniteit] 0,97 Formule Claeys [1 maand per begonnen jaar anciënniteit] 0,94 "Hoogste" bediende (evt. afwijking vóór indiensttreding)? Het bemiddelingsvoorstel voorziet in een belastingvrijstelling op het inkomen van de eerste twee weken van de opzeggingstermijn voor de bedienden en de arbeiders met een brutojaarloon lager dan 61.071 EUR. Daarnaast wordt er voor arbeiders nog voorzien in een RVA-premie die zou passen in een filosofie van inkomensbescherming naast de werkloosheidsverzekering. Het betreft in feite een hervorming van de bestaande crisispremie welke volledig ten laste zou komen van de RVA. Voor de nieuwe aanwervingen (vanaf 2012) wordt de premie vastgesteld op een bedrag van 1.250 EUR. Voor de bestaande arbeidsovereenkomsten wordt er voorzien in een gemoduleerd bedrag tussen 1.250 EUR en 3.750 EUR (naargelang de anciënniteit), hetwelk dan uitbetaald zou worden bovenop de bestaande opzeggingstermijnen van de C.A.O. nr. 75. Tot slot wordt een voorafgaande periode van uitzendarbeid mee in rekening gebracht voor de berekening van de anciënniteit indien de betrokkene wordt aangeworven in een vaste betrekking en voor dezelfde functie bij de gebruiker onmiddellijk aansluitend op de periode van uitzendarbeid bij deze gebruiker. 2 Elementen van de definitieve re geling ("luik B"): "een brug te ver" Het oorspronkelijk ontwerp van akkoord voorzag dat de toepassing van de voorlopige convergentiemaatregelen in een tweede fase zou worden "ingehaald" door een definitieve regeling. Het was de bedoeling dat deze definitieve regeling tegen het einde van het volgend jaar (2012) zou uitgewerkt worden om vervolgens uitvoering te krijgen vanaf 2016. De oorspronkelijke ontwerptekst van het IPA 2011-2012 bevatte dan ook slechts enkele krachtlijnen ("elementen") voor deze definitieve regeling. Deze krachtlijnen kunnen als volgt worden samengevat: Rechten die verworven zijn op het moment van de inwerkingtreding van de definitieve regeling, zouden behouden blijven. Niettemin zou dit behoud nog "concrete invulling" moeten krijgen, wat toch onmiskenbaar enige i n t e r p r e t a t i e m a r g e l a a t.

Page 6 Dit zou betekenen dat de definitieve regeling in principe niet van toepassing zou worden op werknemers die reeds in dienst zijn vóór de inwerkingtreding van de definitieve regeling. De definitieve regeling zou opgebouwd worden uit drie componenten: 1. Deel "te presteren" (Component I): Deze component zou beschouwd worden als een bruto component (betaling normaal loon). 2. Deel "niet te presteren" (Component II): Deze component zou bestaan uit een netto bedrag dat bekomen wordt door de werknemersbijdrage aan de RSZ en de bedrijfsvoorheffing in mindering te brengen van het brutoloon. Deze netto component zou dan onderworpen worden aan een werkgeversbijdrage aan de sociale zekerheid. 3. RVA-vergoeding (Component III): Deze RVA-vergoeding zou wellicht gelden ter vervanging van de bestaande crisispremie voor arbeiders en zou ook kaderen in de nieuwe filosfie van inkomensbescherming. De totaliteit van deze drie componenten zou onderhevig zijn aan bepaalde plafonds welke echter nog nader bepaald zouden moeten worden. Hoewel de eerste component bestaat uit een "te presteren" gedeelte, zou het allicht mogelijk zijn om ook voor dit gedeelte een vervangende vergoeding te betalen. Een opgelegde verplichting tot het presteren van (een deel van) de opzeggingstermijn lijkt immers zeer onwaarschijnlijk, gelet op de Belgische ontslagrechttraditie. Het recht op de drie componenten zou dan afhankelijk gemaakt worden van de anciënniteit in de onderneming. Tijdens de eerste periode van zes maanden anciënniteit, zou de werknemer bij ontslag enkel aanspraak maken op de eerste component. In geval van ontslag tijdens een tweede periode van zes maanden anciënniteit, zou de werknemer enkel recht hebben op de eerste en de tweede component. Pas vanaf het tweede jaar anciënniteit zou de werknemer ook aanspraak kunnen maken op de RVAvergoeding. In de oorspronkelijke ontwerptekst is tevens te lezen dat de eventuele bestaande sectorale en interprofessionele "complementen" zouden worden afgeschaft of opgeslorpt door de definitieve regeling, en dit zowel bij individueel als bij collectief ontslag. Voorts maakt de tekst ook melding van een "actualisering" van het verbod op willekeurig ontslag, zoals bepaald door het artikel 63 van de Arbeidsovereenkomstenwet. Hoewel het uiteraard moeilijk te voorspellen is wat deze "actualisering" zou inhouden, moet men zich allicht verwachten aan een zekere motiveringsverplichting die gekoppeld zou worden aan het (individueel) ontslag van elke werknemer. Inzake collectief ontslag zou de regeling m.b.t. de tewerkstellingscellen administratief vereenvoudigd worden in die zin dat de RVA rechtstreeks aan alle betrokken werknemers de inschakelingsvergoeding zou uitbetalen (in plaats van de bestaande regeling waarbij de werkgever eerst betaalt aan de werknemer om vervolgens het bedrag bij de RVA te recupereren).

Pagina 6 Het is duidelijk dat deze tekst op tal van vlakken nog verder moest uitgewerkt worden. Zo rijst de vraag wat de ontslagregeling moet worden in geval van brugpensioen. Te verwachten valt misschien dat de tweede en de derde component niet verschuldigd zouden zijn in geval van brugpensioen. Ook in geval van opzegging door de werknemer zou er slechts sprake zijn van de eerste component. Voor de verdere uitwerking van deze en andere (pijn)punten zouden de sociale partners naar eigen zeggen een beroep hebben willen doen op de expertise aanwezig bij de FOD Sociale Zekerheid, de FOD Financiën, de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de RSZ, de RVA en de Unie der Erkende Sociale Secretariaten. Thans is het duidelijk dat de definitieve regeling, waarvan de aanzet dus reeds gegeven was in de oorspronkelijke tekst van het ontwerp IPA, (minstens voorlopig) te ambitieus was. Het "luik B" werd dan ook niet overgenomen in het bemiddelingsvoorstel van de regering. Het is thans niet te voorspellen of de vooropgestelde definitieve regeling ooit het levenslicht zal zien. Het is in alle geval onwaarschijnlijk dat de vooropgestelde datum van inwerkingtreding (2016) gehaald zou worden. Wat betreft het "luik A" zouden de eerste wettelijke en reglementaire ontwerpteksten ter uitvoering van het bemiddelingsvoorstel misschien al verwacht kunnen worden tegen het einde van deze week. Wordt dus zeker vervolgd! 24 februari 2011 Claeys & Engels

Brussel Vorstlaan 280 1160 Brussel Tel.: 02 761 46 00 Fax: 02 761 47 00 Luik Bd. Frère Orban 25 4000 Luik Tel.: 04 229 80 11 Fax: 04 229 80 22 Antwerpen Commodity House G. Lemanstraat 74 2600 Antwerpen Tel.: 03 285 97 80 Fax: 03 285 97 90 Gent F. Lousbergkaai 103 bus 4-5 9000 Geent Tel.: 09 261 50 00 Fax: 09 261 55 00 Kortrijk Ring Bedrijvenpark Brugsesteenweg 255 8500 Kortrijk Tel.: 056 26 08 60 Fax: 056 26 08 70 Hasselt Luikersteenweg 227 3500 Hasselt Tel.: 011 24 79 10 Fax: 011 24 79 11