Toespraak van Jan Franssen, tijdens de Slotconferentie van de TMO, op 5 februari 2009 TMO-voorzitter Jan Franssen: Veiligheid bij overstromingen is een kerntaak van bestuurders en professionals in de publieke sector Namens de Taskforce Management Overstromingen van harte welkom op ons slotsymposium! Mijn collega s Albertine van Vliet, Gerard Doornbos, Harry Keereweer en ik én onze medewerkers zijn erg blij met uw deelname. Waar ga ik het met U over hebben? In feite over úw inspanningen om Nederland beter voor te bereiden op overstromingen. Inspanningen, die u de afgelopen twee jaar toonde om Nederlandse burgers en bedrijven in een crisis die overstromingen veroorzaken, toch zoveel mogelijk veiligheid te geven. Elke burgemeester in Nederland, elke CdK en de minister van Binnenlandse Zaken heeft als kerntaak openbare orde en veiligheid. Dus je zou kunnen zeggen: waarom is zo n Taskforce dan nodig? Die was bijzonder nodig! Uit onderzoek, inspecties, oefeningen en evaluaties bleek, dat Nederland onvoldoende voorbereid was op overstromingen. Dat burgemeesters naar elkaar wezen, naar de commissaris van de Koningin, naar de Minister van BZK. En: vice versa. Dat de communicatie niet goed was. Vaak een eufemisme voor slechte samenwerking. Die leidde soms tot chaotische oefentaferelen. Nooit hadden slechte oefenresultaten, of negatieve inspectierapporten consequenties. Er trad bijna nooit een bestuurder voor af. Is dat na vandaag dan anders? Ik zal u frank en vrij zeggen: daar gaat het ons niet om! Wij vinden het een kerntaak dat bestuurders en hun professionals veiligheid in hun portefeuille bijzonder letterlijk nemen en hun verantwoordelijkheid ook als het maar om oefenen gaat, waarmaken. 1
Dat is een dure plicht, die wij als gekozen en benoemde bestuurders steeds voor ogen moeten hebben. Wij, de publieke sector, moeten bereid zijn in crisistijd ook al zijn de omstandigheden moeilijk voorspelbaar en chaotisch voorop te lopen en leiding te geven. Wat zijn na twee jaar hard werken door Nederland onze bevindingen? Dat, dames en heren, brengt mij op ons eindrapport, dat wij vanmiddag aan de bewindslieden van BZK en VenW aan hebben geboden. Onze Taskforce vindt, dat Nederland beter voorbereid is op overstromingen dan twee jaar geleden. Er is heel veel werk verzet, wij hebben geleerd beter samen te werken. In de regio, tussen regio s en met het nationale niveau. 1953 is vergeleken met een EDO een kleinigheid U hebt het voor elkaar gekregen de Ergst Denkbare Overstroming (EDO) als maat der dingen te willen hanteren. Daar was in het begin van ons bestaan bij u en uw uitvoerende specialisten de nodige scepsis over. We blijven wonen in de best beveiligde delta van de wereld en weten intussen allemaal, dat de kans op n EDO klein is, erg klein zelfs. Maar het áls het gebeurt, zijn de gevolgen voor ons land niet te overzien. Vele duizenden dodelijke slachtoffers, honderden miljarden euro s schade, maatschappelijke, infrastructurele en economische ontwrichting van Nederland, voor jaren. Een situatie waarmee de Watersnoodramp van 1953 vergeleken een kleinigheid zou lijken. Tegen die achtergrond, ook van de verwoestingen door Katrina in New Orleans, vond onze Taskforce dat wij de lat hoog moesten leggen. Niet om u en de mensen in het land de stuipen op het lijf te jagen, niet om met een irreëel scenario te gaan werken. Maar, om een mógelijk scenario als gemeenschappelijk uitgangspunt te gaan gebruiken. Zodat als wij oefenen, wij dat doen om ons op het ergst denkbare in Nederland voor te bereiden. 2
Vandaag zijn wij dus beter voorbereid op overstromingen. Beter dan twee jaar geleden. Dank zij uw inzet en die van uw mensen. Betere samenwerking tussen de waterbeheerders onderling en met de algemeen bestuurlijk verantwoordelijken. Dat is uw verdienste! Chapeau! Tot zover het goede nieuws. Er is ook minder goed nieuws: wij zijn er nog niet, hier en daar zelfs nog lang niet. Veel zaken zijn nog vers, kunnen beter en moeten beter, lokaal, regionaal en nationaal. Er moeten nog veel puntjes op de i gezet en de betere plannen en geoefendheid moeten worden vastgehouden. Dat is onze conclusie. Ik kan vandaag specifieker zijn dan bij de afsluiting van de oefenweek Waterproef. Wij hebben, zo zorgvuldig mogelijk geobserveerd, geanalyseerd en zijn tot onze bevindingen gekomen. Ook nationaal en regio s hebben hun eerste impressies over Waterproef op papier gezet. Regio s hebben veel geïnvesteerd in planvorming De afgelopen twee jaar is er op lokaal en regionaal niveau, natuurlijk op de schaal van de Veiligheidsregio, veel geïnvesteerd in planvorming. Er is gewerkt aan eenduidigheid in planvorming, met uiteraard sterke regionale verschillen. Drenthe houdt bij een EDO droge voeten en krijgt te maken met talloze evacués, in de Randstad staan op dat moment meters water. Die grote verschillen vragen om maatwerk. Die plannen zijn in de meeste gevallen en in grote lijnen klaar. Op nationaal niveau is er nog méér te doen Samenwerking met de regio s verloopt nog niet soepel genoeg. Maar ook de planvorming op rijksniveau en dan heb ik het over de gehele rijksdienst vraagt om zoals wij dat noemen verdere doorontwikkeling. Uit ons rapport van bevindingen noem ik enkele zeer belangrijke zaken. Zaken die toepasbaar zijn bij praktisch alle soorten nationale rampen in Nederland. Er is nog geen nationaal evacuatieplan met een daarbij horende aanpak van verkeersmanagement. Cruciaal bij een werkelijk dreigende 3
watersnoodramp. Het rijk zal in eendrachtige samenwerking met de regio s aan een dergelijk evacuatieplan moeten gaan werken. Het kan immers niet zo zijn, dat onze wegen die bij een behoorlijke bui nu al vol files staan, bij evacuatiebeslissingen totaal verstopt zijn. En niemand een kant meer op kan! Maar hier hangt meer mee samen, waarvoor meer aandacht nodig is: internationale hulpverlening, opvang van grote aantallen evacués, de zorg voor niet-zelfredzame mensen, het voorkomen van milieurampen, de energievoorziening, het zo mogelijk redden van ons nationaal cultureel erfgoed, etcetera. Betere samenwerking tussen rijk en regio s nodig Bij dit alles heeft de TMO zich steeds laten leiden door het uitgangspunt, dat zoveel mogelijk beperken van menselijk leed en maatschappelijk ontwrichting vóór alles gaan. Een tweede punt, dat op nationaal niveau om aandacht vraagt, is de samenwerking tussen de minister van BZK namens het kabinet in eerste instantie de opperbevelhebber bij een nationale crisis met de voorzitters van de Veiligheidsregio s. Die moet verbeteren. Het is niet handig als de minister de voorzitters van een aantal regio s in Den Haag bestelt. In een rampsituatie zijn er moderner communicatiemogelijkheden noodzakelijk en beschikbaar dan de dienstauto te pakken om snel zaken met elkaar kunnen doen. Een derde punt is de doorzettingsmacht van de minister van BZK. Als voorzitter van het Ministeriële Beleids Team moet deze minister méér te zeggen krijgen. Zij moet namens het kabinet optreden; alle departementen, de rijksdienst dus, moeten hun zaken deelbelangen dus op orde hebben, maar zij moet onder druk van de omstandigheden afwegingen maken en besluiten kunnen nemen. Ook als belangen van individuele departementen tegengesteld zijn. 4
Er moet een landelijke operationele staf komen Wij hebben in Nederland en dat is mijn vierde punt, een Landelijke Operationele Staf nodig. Dat heeft de oefening Waterproef ons geleerd. Die staf is essentieel om de vele operationele lijnen en de talloze operationele consequenties samen te brengen tot effectieve met elkaar samenhangende maatregelen, die de crisis verminderen. Een effectieve bijdrage aan de bovenregionale operationele coördinatie. Een Landelijke Operationele Staf is ook nodig om bestuurders te wijzen op de (negatieve) operationele gevolgen van bestuurlijke beslissingen. Dames en heren, mijn laatste punt is een ander, buitengewoon belangrijk leerpunt van de afgelopen 2 jaar en vooral van Waterproef: kennen wij de gevolgen van beslissingen die wij bij een overstromingsdreiging nemen? Van elkaars beslissingen? Ik neem drie voorbeelden uit onze Landelijke Oefenweek. Op maandag 3 november beslist de minister van BZK dat s middags om 1 uur alle nietzelfredzame mensen geëvacueerd gaan worden. Zij communiceert dat via het gefingeerde NOS-Journaal. Kennen we de gevolgen van deze beslissing? Weten we hoe lang dat duurt? Weten we hoeveel slachtoffers daarbij zullen vallen? Nee. Bij die beslissing is het niet alleen noodzakelijk, dat de regio s de inhoud kennen, maar er ook mee aan de slag kúnnen. En natuurlijk gaat het vooral om de vragen: welke beslissingen volgen erop deze beslissing? en: welke vragen roepen de beslissingen op? en: leiden de beslissingen tot de gewenste gevolgen? Of het gewenste gedrag van burgers en bedrijven? Een tweede voorbeeld. In de regio Haaglanden is overwogen mammoettankers voor de kust te laten stranden om onze kust extra te beschermen. In de waterkolom is dit bestudeerd en afgewezen, maar op het nationale niveau is niet op de mogelijke consequenties van dit plan gereageerd, terwijl dat voornemen grote invloed zou kunnen hebben op de besluitvorming in deze kustregio. 5
Voorbeeld 3. In de provincie Friesland miste men richtinggevende aanwijzingen van de minister na een beslissing door de minister. Dat bedoel ik: elke beslissing heeft gevolgen, die moeten wij in tijden van crisis niet alleen onderkennen. Nee, de veronderstelde, of nog liever de gewenste gevolgen moeten in elke beslissing besloten liggen. Op elk niveau. Elke 4 jaar landelijke oefening, om de 2 jaar regionaal Zeer geachte medeverantwoordelijken voor betere voorbereidingen op overstromingen in Nederland! Ik sluit af en laat veel zaken in onze eindrapportage nu ongenoemd. Dat betekent niet dat zij minder belangrijk zijn, zoals de nafase van een overstroming met herstel en wederopbouw als hoofdzaken. Wij hebben alles wat relevant is zo compact en toegankelijk mogelijk opgeschreven. Zodat kennis, deskundigheid, leerervaringen en praktische toepasbaarheid goed in uw organisaties geborgd wordt en er verder mee gewerkt kan worden. Ik zei het eerder al, er moeten nog veel zaken verder verbeterd worden, veel punten op de i gezet. De winst van de afgelopen twee jaar heb ik tot uitdrukking gebracht. Wij staan er beter voor, maar wij zijn er nog niet. Daarom adviseren wij het kabinet eens per 2 jaar regionaal met overstromingen te oefenen en in 2012 weer een landelijke, meerdaagse oefening te houden. Wat mij betreft mag u die Waterproef II noemen! Ik roep u allen, op alle niveaus, op om het enthousiasme van Waterproef vast te houden en blijvend met elkaar samen te werken. Naar mijn mening is het getoonde enthousiasme gedragen door ons toegenomen besef van water. Water als goede bekende, als vriend, vooral als primaire levensbehoefte. Water als een mogelijk grote bedreiging. Samen moeten wij sterker tegenover het water willen staan, voor die enkele keer, dat water niet onze vriend is! 6