Buiten Beeld? Een inventarisend onderzoek naar homodiscriminatie in Den Haag en omgeving

Vergelijkbare documenten
Grafiek 26.1a Het vóórkomen van verschillende vormen van discriminatie in Leiden volgens Leidenaren, in procenten 50% 18% 19% 17% 29%

Hoofdstuk 23 Discriminatie

Opvattingen van Amsterdammers over tolerantie jegens homoseksuelen

Sociale acceptatie van homoseksualiteit in Zuid-Holland West

Klachtenmonitor 2012 Meldpunt Discriminatie Drenthe

Jaarcijfers 2011 Discriminatie Meldpunt Groningen (DMG)

WEBDOSSIER meldpunt RADAR 2015

Feitenkaart discriminatie 2007, regio Zuid-Holland-Zuid

Campagne leidt tot forse stijging discriminatieklachten

Registratie discriminatieklachten 2011

Discriminatie van MOE-landers

RAPPORT OKTOBER Discriminatiemonitor. Midden-Drenthe TRENDBUREAU DRENTHE IS ONDERDEEL VAN CMO STAMM

Factsheet Discriminatieklachten op grond van homoseksuele gerichtheid 2012

Jaarcijfers. Discriminatiezaken Haaglanden. Een overzicht van klachten en meldingen

De Vlaamse overheid b(r)ouwt een diverse werkvloer

ECCVA/U CVA/LOGA 08/37 Lbr. 08/187

Homoseksuelen in Amsterdam

Feitenkaart discriminatie 2007, regio Midden- en West-Brabant

Aantal meldingen per jaar

Overzicht discriminatieklachten 2013 veiligheidsregio Gelderland-Zuid

voorwoord 145 deelnemers - 86 mannen - 55 vrouwen - 4 anders

Overzicht discriminatieklachten 2011 veiligheidsregio Gelderland-Zuid

Registratie gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Gemeente Maasdriel 2012

Discriminatie in Rotterdam: de resultaten van de Omnibusenquête 2014

WEBDOSSIER Jaaroverzicht 2012 op hoofdlijnen

Risicobeperking of discriminatie?

Preventie en aanpak van ongewenst gedrag, intimidatie en discriminatie

Discriminatieklimaat Groningen

Datum 19 juni 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over Meer homogeweld en veel zaken komen niet bij Openbaar Ministerie terecht

Overzicht discriminatieklachten politieregio Gelderland-Zuid

Gelijke gevallen gelijke behandeling

Aantal meldingen per jaar

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend:

gemeenteraad College van Burgemeester en Wethouders

Discriminatie-ervaringen 2016 gemeld bij Bureau Gelijke Behandeling Flevoland

LEIDRAAD KLEDING OP SCHOLEN

Tabellen jaaroverzicht 2009

Tolerantieklimaat sportverenigingen Noord-Holland Noord Samenvatting I&O Research Art.1 Bureau Discriminatiezaken NHN Maart 2014

Datum Wijziging Awgb 20 september 2016 Ons kenmerk 2016/0125/AvD/KB/RG

Registratie discriminatieklachten bij antidiscriminatievoorzieningen 2014

Discriminatieklimaat Gelderland-Zuid

DEMOCRATIE IN DOELGROEPEN

Een nieuwe koers ten aanzien van de gewetensbezwaarde ambtenaar

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Discriminatie in de Amstelland gemeenten

Burgerpeiling Discriminatie

Datum 9 mei 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over een mishandeling van een lesbisch stel in Groningen

Gedragscode ter voorkoming van ongewenst gedrag

Van Hulzen Public Relations Europees Jaar Gelijke Kansen voor Iedereen 0-meting en 1-meting

Het Groninger Stadspanel over LGBT. Meningen over bi- en homoseksualiteit en transgender in Groningen stad

Registratie gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Gemeente Geldermalsen 2014

RESULTATEN PINK PANEL UTRECHT

Discriminatie in de woonomgeving

Discriminatiecijfers Art.1 Noord Oost Gelderland

Ik laat me niet discrimineren. Ik meld het op ADVLimburg.nl

Sociale Veiligheid in Gelderland

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

DISCRIMINATIE IN S-HERTOGENBOSCH Maart 2015, afdeling Onderzoek & Statistiek

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Centraal Bureau voor de Statistiek

Gedragscode stichting Torion

GEDRAGSCODE/REGELING TER VOORKOMING VAN SEKSUELE INTIMIDATIE, AGRESSIE, GEWELD (WAARONDER PESTEN) EN DISCRIMINATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

FACTSHEET. Buurtveiligheidsonderzoek AmsterdamPinkPanel

A A N PA K HOMOD I S C R I M I N AT I E. h a n d le i d i n g v o o r p r o f ess i o n a l s

GEMEENTE BEUNINGEN INGEKOMEN U FEB 2012

Gelijke behandeling. informatie voor werknemers

Regio Midden- en West-Brabant FEITENKAART DISCRIMINATIE 2008

Interne gedragscode voor patiënten- en gehandicaptenorganisaties

6.21. Gedragscode THUIS met zorg Zaanstreek B.V.

Gedragscode ter voorkoming van ongewenst gedrag

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

VOORTGEZET ONDERWIJS HET LAGERHUIS

Seksuele gezondheid van holebi s

31 juli Onderzoek: Homo-acceptatie

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA..DEN HAAG

Gedragscode. De doelen van de gedragscode zijn:

Discriminatie op de arbeidsmarkt

Melden heeft zin! te oud. Nationaliteit. te homo. te zwanger. te allochtoon. te mannelijk. voor de discotheek?! te gehandicapt. voor zorgtaken?!

Veiligheid in Westerpark

Gedragscode CMWW. Met elkaar, voor elkaar. versie

Religieuze toewijzing, autochtone Nederlanders, 2015 (in procenten)

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2. Hoe kan je de strijd tegen discriminatie aangaan?

B en W-nummer ; besluit d.d Onderwerp

Stichting EJ van de Arbeid

Jaarverslag MiND Meldpunt Internet Discriminatie

Gedragscode FloreoKids. Versie

Discriminatie op de werkvloer:

Monitor veiligheidsgevoelens van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen

Monitor Veiligheidsgevoelens Voor homoseksuele en biseksuele inwoners van de gemeenten Delft, Zoetermeer, Leidschendam- Voorburg, Westland

Wat u over een procedure bij het College voor de Rechten van de Mens moet weten

Oordeel Datum: 3 augustus Dossiernummer: Oordeel in de zaak van [... ] wonende te [... ], verzoekster.

BEDRIJFSPLAN

BESCHERMING TEGEN DISCRIMINATIE VOOR Ú

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Gedragscode Versie: januari 2016 Vastgesteld: januari 2016 Door: Coördinatieteam Netwerk Gewoon Samen Evaluatiedatum: Januari 2017

Transcriptie:

Buiten Beeld? Een inventarisend onderzoek naar homodiscriminatie in Den Haag en omgeving

Buiten Beeld? Een inventarisend onderzoek naar homodiscriminatie in Den Haag en omgeving

/ Samenvatting Artikel 1 van de Grondwet verbiedt discriminatie. Seksuele gerichtheid is echter niet expliciet in Artikel 1 opgenomen. Dit is wel het geval in het strafrecht en de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB). De laatste kent echter uitzonderingen: onderscheid op grond van seksuele gerichtheid is niet altijd verboden. De media staan de afgelopen jaren vol met berichten over afnemende tolerantie jegens homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. Veelal wordt de verklaring hiervoor gezocht in de aanwas van islamitische bevolkingsgroepen. Homovijandige uitingen uit christelijke hoek zorgen echter ook geregeld voor controverses. De vraag is of inderdaad sprake is van toenemende intolerantie en discriminatie van homo s, lesbiennes en biseksuelen. Onderzoek lijkt er op te wijzen dat de groep zelf dit in ieder geval zo beleeft en daar ook naar handelt door bijvoorbeeld het gedrag in de publieke ruimte aan te passen of bepaalde plekken te mijden. Of homodiscriminatie nu is toegenomen of niet, duidelijk is in ieder geval dat algemene maatschappelijke acceptatie van homoseksualiteit nog lang geen feit is. Ondanks de beeldvorming over toenemende homodiscriminatie, was het aantal klachten over en meldingen van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid de afgelopen vijf jaar zowel absoluut als relatief laag. Verondersteld wordt dan ook dat sprake is van een aanzienlijke onderrapportage. De meeste klachten hebben betrekking op de buurt of wijk, de publieke ruimte en publieke en politieke uitingen. Dit wijkt af van klachten over discriminatie op andere gronden, die voor het grootste deel betrekking hebben op de arbeidsmarkt. De meeste slachtoffers van geregistreerde discriminatie op grond van seksuele gerichtheid zijn autochtone Nederlanders. Ook gaat het veel vaker om mannen dan om vrouwen. Omdat het lage aantal klachten in tegenspraak is met signalen uit de samenleving, dat sprake zou zijn van toenemende intolerantie jegens homoseksuelen, heeft het Bureau Discriminatiezaken in samenwerking met COC Haaglanden een enquête gehouden onder de doelgroep. 2

De meeste respondenten noemen de media als hun belangrijkste informatiebron over discriminatie van homoseksuele mannen en vrouwen (73%). De helft van de respondenten meent dat de eigen woonplaats de afgelopen jaren onveiliger is geworden voor homo s. Het percentage dat zegt zelf de afgelopen jaren meer discriminatie en intolerantie ervaren te hebben is echter lager (31%). Dit lijkt te bevestigen dat de veronderstelde toename van homodiscriminatie vooral een kwestie van beeldvorming is. Echter, andere gegevens wijzen er op dat wel degelijk sprake is van behoorlijke discriminatie van homoseksuele mannen en vrouwen of die discriminatie nu toegenomen is of niet. Een vijfde van de respondenten geeft aan, het afgelopen jaar discriminatie op het werk te hebben ervaren en eveneens een vijfde stelt, discriminatie in de woonomgeving te hebben ondervonden. De resultaten van de enquête onderschrijven de veronderstelling dat sprake is van behoorlijke onderrapportage. Als de respondenten die het afgelopen jaar op het werk of in de woonomgeving discriminatie hebben ervaren, dit allemaal slechts één keer hadden gemeld, was het aantal geregistreerde klachten al meer dan verdubbeld geweest. Het beeld dat uit de literatuur, de klachtenregistratie en de enquête naar voren komt, blijft gefragmenteerd en duidelijke conclusies zijn niet voor handen. Wel wordt bevestigd dat algemene, maatschappijbrede acceptatie van homoseksualiteit nog lang geen feit is. Het bestrijden van homodiscriminatie is nog steeds nodig. Belangrijk is dat hierbij wordt ingezet op een krachtige aanpak enerzijds en geïntensiveerde monitoring anderzijds. 3

/ Inleiding Het Bureau Discriminatiezaken registreert en behandelt klachten over discriminatie op alle gronden, maar focust voornamelijk op gronden waarvoor wetgeving in het leven is geroepen, waaronder seksuele gerichtheid. De laatste jaren zijn met regelmaat geluiden te horen, met name in de media, dat sprake zou zijn van toenemende intolerantie jegens homoseksuele mannen en vrouwen. 1 Dit vertaalt zich vooralsnog echter niet naar een stijging van het aantal discriminatieklachten, het aantal aangiften bij de politie van homodiscriminatie of het aantal bij de Commissie Gelijke Behandeling aanhangig gemaakte zaken betreffende discriminatie van homoseksuelen. Het Bureau Discriminatiezaken heeft daarom, in samenwerking met COC Haaglanden, een belevingsonderzoek verricht, waarvan de resultaten in hoofdstuk 4 gepresenteerd worden. Eerst wordt ingegaan op de achtergronden van de onderhavige problematiek (hoofdstuk 1), het wettelijk kader (hoofdstuk 2) en de klachten over discriminatie van homo s die het Bureau Discriminatiezaken de afgelopen vijf jaar registreerde (hoofdstuk 3). Door gebruik te maken van verschillende gegevensbronnen wordt getracht een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van deze problematiek. Hier dient wel bij te worden aangetekend dat, hoewel het werkgebied van het Bureau Discriminatiezaken de regio s Hollands Midden en Haaglanden omvat, de bevindingen die hier weergegeven worden vooral betrekking hebben op de stad Den Haag. 1 Dit onderzoek heeft betrekking op discriminatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt dit niet overal volledig uitgeschreven. Het wordt wel telkens bedoeld. 5

/1 Achtergronden Gelijke rechten en plichten zijn weliswaar in het recht verankerd, maar het huidige maatschappelijke klimaat varieert sterk tussen tolerantie en afwijzing zo is te lezen in de homo-emancipatie nota Gewoon anders van de Gemeente Den Haag. 2 Dit bleek eens te meer uit de reacties die de nota losmaakte: het Haagse burgerraadslid Suurmond sprak op zijn weblog over homoverheerlijking en meeblazen in het prohomoseksuele koor. Ook het feit dat Roze Zaterdag in 2009 in Den Haag gehouden wordt, schoot bij het burgerraadslid in het verkeerde keelgat: Je wilt toch niet dat je kinderen zulk soort dingen zien? 3 Ook in reacties op internet op berichtgeving over deze uitingen was de nuance veelal ver te zoeken. 4 Beeldvorming De media staan de afgelopen jaren vol met berichten dat sprake zou zijn van af nemende tolerantie jegens homoseksuele mannen en lesbische vrouwen. Veelal wordt de verklaring hiervoor gezocht in de aanwas van islamitische bevolkingsgroepen, zoals geïllustreerd door krantenkoppen als allochtonen jagen op homo s en Marokka nen gooien homo in het water. 5 Uitlatingen van radicale imams over homoseksualiteit dragen bij aan deze beeldvorming. Zo stelde Fawaz Jneid, imam in een Haagse moskee in het televisieprogramma Netwerk: Je mag in Nederland bijvoorbeeld overspelig zijn of homo. Maar ik voel me niet geroepen om daaraan mee te doen, want de islam vindt zoiets een misdaad. 6 Dergelijke geluiden komen echter niet alleen uit islamitische hoek, maar ook uit christelijke kringen. Het burgerraadslid Suurmond uit bovengenoemd voorbeeld vertegenwoordigt bijvoorbeeld de fractie van de ChristenUnie-SGP. Er blijkt een moeilijke verstandhouding tussen godsdienst en homoseksualiteit te bestaan, zo toont ook onderzoek aan. Godsdienst blijkt de belangrijkste factor te zijn die bepaalt hoe mensen tegenover homoseksualiteit staan. Mensen die godsdienst belangrijk vinden, staan negatiever ten opzichte van homoseksualiteit. Godsdienst is echter niet de enige factor: hoogopgeleiden staan positiever tegenover homoseksualiteit dan laagopgeleiden, vrouwen positiever dan mannen en jongeren positiever dan ouderen. 7 Het spanningsveld dat blijkt te bestaan tussen bepaalde, met name christelijke en islamitische, geloofsopvattingen enerzijds en homoseksualiteit anderzijds heeft al vaak tot controverses geleid. Uitspraken in 1996 van de toenmalige RPF-voorman 02 Gemeente Den Haag, Gewoon anders. Haagse nota homo-emancipatie 2008-2010, Den Haag 2008. 03 Reformatorisch Dagblad 12 juni 2008. 04 http://www.ad.nl/denhaag/stad/2360471/lsquomijn_kind_hoeft_dit_niet_te_zienrsquo.html. 05 De Telegraaf 15-6-2007 respectievelijk 25-5-2007. 06 Netwerk 9-10-2007. 07 Keuzenkamp, S. e.a. (red.), Gewoon doen. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland, Den Haag 2006. 7

/ Achtergronden Leen van Dijke, collegedictaten van bisschop Eijk die in 1999 in de openbaarheid kwamen en uitlatingen van de Rotterdamse imam El Moumni in 2001 zorgden al voor veel ophef. Van Dijke vergeleek homo s met dieven, El Moumni zei dat als de ziekte van de homoseksualiteit zich verspreidt, iedereen besmet kan raken en Eijk noemde homoseksualiteit een neurotische ontwikkelingsstoornis. 8 Zowel Van Dijke als El Moumni werden, in tegenstelling tot Eijk, vervolgd wegens discriminatie, maar beiden werden vrijgesproken. Op zichzelf zouden de gewraakte uitspraken weliswaar beledigend zijn, maar het beledigende karakter ontvalt daaraan omdat de uitlatingen religieus geïnspireerd zijn. 9 Rechterlijke uitspraken als deze hebben bijgedragen aan het inmiddels bestaande beeld dat een godsdienstige overtuiging een vrijbrief is om onder andere homoseksuelen onbelemmerd te mogen belasteren. Afnemende tolerantie? Negatieve uitlatingen over homoseksualiteit zijn niet nieuw en ophef hierover ook niet. Wellicht worden dergelijke opvattingen heden ten dage echter openlijker of explicieter geuit onder invloed van een meer algemene verruwing van het publieke debat. Tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen zijn wellicht niet groter, maar wel zichtbaarder en meer uitgesproken geworden. De vraag is dan ook of inderdaad sprake is van toenemende intolerantie en discriminatie van homo s, lesbiennes en biseksuelen. Deze vraag is echter niet gemakkelijk te beantwoorden, omdat voldoende en betrouwbare gegevens hierover simpelweg niet beschikbaar zijn. Data collection in this field is only in its infancy, aldus een recent rapport van het Agency for Fundamental Rights (FRA) van de Europese Unie. 10 Onderzoek De stelling dat tolerantie ten opzichte van homoseksuelen nog lang niet altijd en overal vanzelfsprekend is, wordt wel door onderzoek onderschreven. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) constateerde in 2006 dat homoseksualiteit zeker nog niet overal geaccepteerd is en voorlopig de aandacht van het beleid zal blijven vragen. 11 Uit een survey onder 776 homoseksuelen, eveneens uit 2006, bleek dat een niet onaanzienlijk deel van hen zich soms (17%) of zelfs vaak (2%) onveilig voelt als gevolg van hun homoseksuele geaardheid. Vrouwen aanzienlijk vaker dan mannen en jongeren vaker dan ouderen. Ongeveer 40% is zich bovendien de laatste jaren (enigszins) onveiliger gaan voelen. Driekwart wijt dit (onder andere) aan hun gevoel dat bepaalde groepen hun homovijandigheid nadrukkelijker uiten. Bijna een derde is zich, om incidenten te voorkomen, anders gaan gedragen, bijvoorbeeld door bepaalde plekken te mijden. Uit gesprekken die gevoerd werden ter aanvulling van de survey kwam naar voren dat de geïnterviewden zich laatste jaren wat voorzichtiger zijn gaan gedragen. 8 08 Nieuwe Revu 27 1996; NOVA 2-5-2001; http://www.nrc.nl/w2/nieuws/1999/08/18/vp/05.html. 09 Hoge Raad 9-1-2001; Hof s-gravenhage 18-11-2002. 10 Schutter, O. de, Homophobia and Discrimination on Grounds of Sexual Orientation in the EU Member States. Part I Legal Analysis, Wenen 2008. 11 Keuzenkamp, S. e.a. (red.), Gewoon doen. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland, Den Haag 2006.

Velen uiten zich niet meer openlijk als homoseksueel, lopen op bepaalde plaatsen niet meer hand in hand met hun partner, vermijden bepaalde buurten of straten en bezoeken bepaalde gelegenheden niet meer. 12 Uit de meest recente Haagse stadsenquête komt naar voren dat 91% van alle Hagenaars het geen probleem vindt om door een homoseksuele arts te worden geholpen. Het percentage dat hier geen moeite mee heeft ligt lager onder Turkse en Marokkaanse Hagenaars (83% respectievelijk 79%). Voor een homoseksuele leraar op school geldt hetzelfde: van alle Hagenaars vindt 88% dit geen probleem, onder Marokkaanse (76%) en Turkse (68%) Hagenaars ligt dit lager. Godsdienst lijkt hier inderdaad een rol te spelen. Dit wordt elders in de stadsenquête bevestigd: het percentage mensen zonder geloof dat geen problemen heeft met een homoseksuele arts of leraar (95% en 94%) is hoger dan het aantal christenen (91% en 86%) en moslims (82% en 73%) dat geen problemen heeft met een homoseksuele arts of leraar. 13 Ook bij christenen en moslims betreft het overigens nog steeds een grote meerderheid, hoewel niet uitgesloten kan worden bij alle groepen dat hier in meerdere of mindere mate sociaal wenselijke antwoorden gegeven zijn en de percentages derhalve niet geheel in overeenstemming met de werkelijkheid zijn. Onderwijs Het is tekenend dat een homoseksuele leraar blijkbaar op meer weerstand stuit dan een homoseksuele arts. De afgelopen jaren verschenen veel berichten in de media dat homoseksuele leraren in het onderwijs met groeiende problemen te kampen zouden hebben. Dit werd bevestigd door een onderzoek onder een grote groep van in het onderwijs werkzame personen, waaruit bleek dat met name binnen het vmbo homoseksuele mannen en lesbische vrouwen relatief vaak worden geconfronteerd met hinderlijk gedrag van leerlingen. Ook kwam hier naar voren dat nog steeds een aanzienlijk deel van de homoseksuele mannen en vrouwen in het onderwijs de seksuele voorkeur tegenover collegae verborgen houdt. 14 Een onderzoek van de Nationale Jeugdraad naar seksualiteit en tolerantie op school bevestigt dit. Hier kwam naar voren dat 17% van de ondervraagde jongeren het vreemd vindt als iemand homo of lesbisch is. Van de moslimjongeren gaf 39% aan homoseksualiteit af te keuren vanwege het geloof. Wel bleek dat jongeren in het algemeen positiever zijn over homoseksualiteit wanneer ze zelf iemand kennen die homoseksueel is. 15 Discriminatieklachten Worden de geregistreerde klachten over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid in ogenschouw genomen, dan blijkt dat het aantal klachten laag is. Gelet op bovenstaande is het aantal geregistreerde klachten zelfs erg laag te noemen. 12 San, M. van en Boom, J. de, Geweld tegen homoseksuelen, Rotterdam 2006. 13 Gemeente Den Haag, Stadsenquête Den Haag 2007, Den Haag 2007. 14 Graaf, H. de e.a., Beter voor de klas, beter voor de school. Werkbeleving en gezondheid van homo- en biseksuele mannen en vrouwen in het onderwijs, Dordrecht 2005. 15 Nationale Jeugdraad, Seksualiteit en tolerantie. Homo-emancipatie op school, Utrecht 2006. 9

/ Achtergronden Het aantal klachten kan laag zijn door een lage meldbereidheid bij slachtoffers, omdat men onbekend is met de mogelijkheid tot melden, het nut van melden niet inziet of vreest voor negatieve gevolgen van het melding maken van discriminatie. In de afgelopen vijf jaar werden in het werkgebied van het Bureau Discriminatiezaken, de regio s Hollands Midden en Haaglanden, gemiddeld 18 dergelijke klachten per jaar geregistreerd. 16 Dit betreft 3,3% van het totaal aantal discriminatieklachten in beide regio s. Dit is vergelijkbaar met het beeld in heel Nederland. 17 Weliswaar was er in de afgelopen twee jaar sprake van een lichte toename, zowel absoluut als relatief, maar in de eerste helft van 2008 was er weer sprake van een afname (7 klachten). In hoofdstuk 3 wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de klachten die de afgelopen vijf jaar werden geregistreerd. Belevingsonderzoek Omdat het lage aantal klachten in tegenspraak is met signalen uit de samenleving, dat sprake zou zijn van toenemende intolerantie jegens homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen heeft het Bureau Discriminatiezaken een belevingsonderzoek uitgevoerd naar deze problematiek. Hiertoe is een enquête gehouden onder holebi s, die ontwikkeld is in samenwerking met het COC Haaglanden. De resultaten van deze enquête worden gepresenteerd in hoofdstuk 4. Conclusie Het beeld dat uit deze verzamelde gegevens naar voren komt blijft gefragmenteerd en duidelijke conclusies zijn niet voor handen. Wel wordt bevestigd dat algemene, maatschappijbrede acceptatie van homoseksualiteit nog lang geen feit is. 10 16 Alle cijfers over klachten zijn ontleend aan het ADBase registratiesysteem van het Bureau Discriminatiezaken Hollands Midden en Haaglanden, tenzij anders vermeld. 17 Landelijk bedroeg het aantal klachten over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid 3,9% in 2004 en 3,6% in 2005 (cijfers van de Landelijke Vereniging van Anti-Discriminatie Bureaus en Meldpunten, te vinden op www.art1.nl).

/2 Wettelijk kader Discriminatie is in Nederland verboden. Dit is expliciet verwoord in Artikel 1 van de Grondwet: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook is niet toegestaan. Grondwet Seksuele gerichtheid is niet expliciet in Artikel 1 opgenomen, maar valt onder welke grond dan ook. In andere wetgeving, die als nadere uitwerking van Artikel 1 kan worden beschouwd, is seksuele gerichtheid wel opgenomen als zogenaamde discriminatiegrond. Overigens zijn in het verleden wel stemmen opgegaan om Artikel 1 uit te breiden met andere gronden. In 2004 adviseerde de Commissie Gelijke Behandeling (CGB), die toeziet op de naleving van de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB), de regering om seksuele gerichtheid (en andere gronden zoals leeftijd en burgerlijke staat) ook expliciet in Artikel 1 op te nemen, vanuit het oogpunt van consistentie van wetgeving. Daarnaast meende de CGB dat in de rechtspraktijk meer bescherming zal worden geboden aan personen die gediscrimineerd worden op een in Artikel 1 benoemde grond. 18 Het toenmalige kabinet nam het advies van de CGB echter niet over. Het belangrijkste argument hiervoor was dat het onwenselijk geacht werd om zonder dringende juridische of maatschappelijke noodzaak grondrechtenbepalingen uit hoofdstuk 1 van de Grondwet te wijzigen. 19 Strafrecht Discriminatie op grond van, zoals de wet het definieert, hetero- of homoseksuele gerichtheid, is wel opgenomen in een aantal artikelen in het wetboek van strafrecht: 137c (belediging van bevolkingsgroep), 137d (aanzetting tot discriminatie), 137e (openbaarmaking discriminerende uitlatingen), 137f (deelnemen aan of steunen van discriminatie) en 429 quater (achterstelling in beroep of bedrijf). Het aantal aangiften van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid dat het Openbaar Ministerie bereikt is echter laag. Het gaat jaarlijks om slechts enkele procenten van het totaal aantal aangiften van discriminatie. 20 18 Advies 2004/03. 19 Brief van de Minister voor bestuurlijke vernieuwing en koninkrijksrelaties d.d. 20 augustus 2004. 20 Marija Davidovi_ en Peter R. Rodrigues, Monitor racisme en extremisme. Opsporing en vervolging in 2006, Amsterdam 2007, p. 41. 11

/ Wettelijk kader Algemene Wet Gelijke Behandeling Daarnaast is er de AWGB, waarin seksuele gerichtheid hier eveneens gedefinieerd als hetero- of homoseksuele gerichtheid ook als grond is opgenomen. Kort gezegd verbiedt deze wet onderscheid op de arbeidsmarkt en bij het aanbieden van goederen en diensten. Er zijn wel bepaalde uitzonderingen. Onderscheid is niet altijd verboden: er zijn in de wet vastgelegde uitzonderingen op het verbod op onderscheid. Ook kunnen bepaalde vormen van onderscheid in sommige gevallen zijn toegestaan. 21 Direct onderscheid Als het gaat om zogenaamd direct onderscheid onderscheid rechtstreeks gebaseerd op een discriminatiegrond kan dit zijn toegestaan indien sprake is van een wettelijke uitzondering, waarvan de AWGB er een aantal kent. Artikel 2 somt limitatief - een aantal uitzonderingen op, waarvan echter geen enkele betrekking heeft op seksuele gerichtheid. In een controversieel onderdeel van de AWGB, namelijk artikel 5, lid 2, is seksuele gerichtheid wel aan de orde. Dit artikel biedt aan instellingen op godsdienstige, levensbeschouwelijke en politieke grondslag alsmede aan instellingen van bijzonder onderwijs de ruimte om eisen te stellen aan de vervulling van een functie, die, gelet op het doel van de instelling, nodig zijn voor de verwezenlijking van haar grondslag, waarbij deze eisen niet mogen leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat. Met name de zogenaamde enkele feit constructie is onderwerp van kritiek. Volgens de Europese Commissie voldoet artikel 5, lid 2 van de AWGB niet aan de Richtlijn 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep. 22 Volgens genoemde Richtlijn mogen zogenaamde identiteitgebonden instellingen onder bepaalde omstandigheden een verschil in behandeling maken indien dit is gebaseerd op de godsdienst of levensovertuiging van een persoon. De AWGB biedt meer ruimte, omdat krachtens artikel 5, lid 2 ook (direct) onderscheid op de andere in de AWGB genoemde gronden kan worden gerechtvaardigd. De CGB heeft inmiddels in reactie op het advies van de Europese Commissie geadviseerd dat de algemene uitzondering van artikel 5, lid 2 niet in lijn is met de Richtlijn en herformulering verdient. 23 Echter, minister Ter Horst heeft de Europese Commissie inmiddels laten weten dat naar het oordeel van de Nederlandse regering wel op juiste wijze uitvoering gegeven is aan de richtlijnverplichtingen. 24 12 21 Uitgebreide informatie over de gelijke behandelingswetgeving is te vinden op http://www.cgb.nl/wetgeving.php. 22 Advies gericht tot Nederland van de Commissie van de Europese Gemeenschappen d.d. 31-1-2008. 23 Advies 2008/02. 24 Brief van Minster Ter Horst aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen d.d. 18-3-2008.

Indirect onderscheid Wanneer sprake is van zogenaamd indirect onderscheid onderscheid waarbij een ogenschijnlijk neutraal criterium gebruikt wordt, dat echter een bepaalde groep in onevenredige mate treft kan dit onderscheid objectief gerechtvaardigd zijn. Hiertoe wordt dergelijk onderscheid door de CGB aan drie criteria getoetst: het doel dient legitiem te zijn, dat wil zeggen voldoende zwaarwegend dan wel beantwoordend aan een werkelijke behoefte. Ook mag geen sprake zijn van een discriminerend oogmerk. het middel moet passend en noodzakelijk zijn. Een middel is passend indien het geschikt is om het doel te bereiken en noodzakelijk als het doel niet kan worden bereikt met een middel dat niet leidt tot onderscheid of minder bezwaarlijk is. het middel moet in een evenredige verhouding staat tot het doel; het moet proportioneel zijn. Binnen de kaders van de wet en de toetsingscriteria die de CGB hanteert, kunnen, zoals reeds aangestipt, toch behoorlijke verschillen van mening bestaan over wanneer een eis bijvoorbeeld noodzakelijk of proportioneel is. Overigens is het aantal zaken over onderscheid op grond van homoseksuele gerichtheid dat bij de CGB aanhangig gemaakt wordt ook niet bijzonder hoog. De CGB sprak in de afgelopen vijf jaar twaalf oordelen uit in dergelijke zaken, op een totaal van 1073 oordelen (1,1%). 25 Het aandeel van oordelen over homodiscriminatie bij de CGB is ook relatief lager dan het aantal dergelijke klachten bij Anti-Discriminatie Bureaus (ADB s). Weigerambtenaren De openstelling in 2001 van het burgerlijk huwelijk voor partners van gelijk geslacht werd destijds wel gezien als de voltooiing van de emancipatie van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen, in ieder geval wat de wet betreft. Ironisch genoeg is het juist deze wetgeving die duidelijk maakt dat er nog een lange weg te gaan is alvorens van voltooiing van emancipatie kan worden gesproken: er blijken nog steeds ambtenaren van de burgerlijke stand te zijn, die weigeren paren van gelijk geslacht te huwen. Uit een inventarisatie van COC Nederland kwam naar voren dat Nederland 57 gemeenten kent waar één of meer zogenaamde weigerambtenaren actief zijn. In de regio Hollands Midden zijn volgens deze inventarisatie zeven gemeenten met elk één weigerambtenaar (Alkemade, Alphen a/d Rijn, Bodegraven, Gouda, Noordwijkerhout, Ouderkerk en Reeuwijk) terwijl de regio Haaglanden er één keer in voorkomt (Westland, waar ook één weigerambtenaar zou zijn). 26 De CGB oordeelde eerder dit jaar dat gemeenten van ambtenaren van de burgerlijke stand mogen eisen dat zij huwelijken tussen personen van gelijk geslacht sluiten. Dit terwijl de CGB zes jaar geleden nog van mening was dat een dergelijke eis verboden 25 Gezocht op http://www.cgb.nl/extensivesearch.php op homoseksuele gerichtheid. Query uitgevoerd op 14-7-2008. 26 http://www.coc.nl/dopage.pl?thema=any&pagina=algemeen&algemeen_id=282 13

/ Wettelijk kader onderscheid op grond van godsdienst opleverde. De CGB adviseerde dit keer de regering regels te formuleren om een einde te maken aan de huidige onduidelijke situatie, waarin gemeenten naar eigen inzicht beleid kunnen voeren op dit onderwerp. 27 Gezien de eerste reacties lijkt het er vooralsnog echter niet op dat de regering het advies van de CGB zal willen opvolgen. Zeker gelet op het feit dat in het huidige regeerakkoord staat dat er initiatieven zullen worden genomen om de rechtszekerheid van gewetensbezwaarde ambtenaren veilig te stellen. 28 14 27 Oordeel 2008-40 en advies 2008/04. Voor uitgebreide informatie over dit onderwerp zie http://www.discriminatiezaken.nl/doc/factsheet%20weigerambtenaren.pdf. 28 Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en ChristenUnie, 7 februari 2007, p. 37.

/3 Discriminatieklachten 2003-2007 3.1 Omvang Het aantal klachten over en meldingen van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid dat de afgelopen vijf jaar door het Bureau Discriminatiezaken werd geregistreerd was zowel absoluut als relatief laag. 29 Tabel 1 toont de klachten per jaar, in relatie tot het totaal aantal geregistreerde discriminatieklachten. Tabel 3.1 klachten 2003-2007 Seksuele gerichtheid (absoluut) Seksuele gerichtheid (in % van het totaal) Totaal (alle gronden) 2003 13 2,5 525 2004 22 3,7 590 2005 12 2,0 587 2006 19 3,7 517 2007 25 4,8 521 Totaal 91 3,3 2740 Als het gaat om discriminatie wordt algemeen verondersteld dat sprake is van forse onderrapportage; dat wil zeggen dat het aantal geregistreerde klachten slechts een klein deel van het aantal daadwerkelijke incidenten behelst. Als het gaat om rassendiscriminatie wordt deze veronderstelling ook door onderzoek onderschreven, maar er is geen reden om te veronderstellen dat deze onderrapportage, als het gaat om discriminatie op grond van seksuele gerichtheid, minder zou zijn. Eerder kan worden verondersteld dat discriminatie op grond van seksuele gerichtheid nog minder vaak gemeld wordt dan rassendiscriminatie, omdat in de beeldvorming discriminatie een onderwerp is dat nog altijd vooral met allochtonen wordt geassocieerd. Cijfers over discriminatieklachten zijn dus niet noodzakelijkerwijs indicatief voor het aantal daadwerkelijke gevallen van discriminatie. Wel geven deze cijfers een beeld van de relatieve omvang van discriminatie. Daarnaast kan dossieranalyse inzicht verschaffen in de aard van, in dit geval, homodiscriminatie. 29 Meldingen worden alleen geregistreerd en klachten worden behandeld. In het vervolg wordt gemakshalve van klachten gesproken, waar klachten en meldingen bedoeld wordt. 15

/ Discriminatieklachten Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat cijfers over discriminatieklachten betrekking hebben op ervaren discriminatie, die niet in alle gevallen ook daadwerkelijke discriminatie zal zijn. In de meeste gevallen worden de klachten niet getoetst aan het strafrecht of de gelijke behandelingswetgeving. Aan de andere kant is het zo dat lang niet alle ervaren discriminatie ook wordt gemeld bij het Bureau Discriminatiezaken. Bovendien zal niet alle daadwerkelijke discriminatie ook als zodanig worden ervaren. 3.2 Maatschappelijke terreinen Worden de klachten over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid nader beschouwd, is te zien dat deze behoorlijk afwijken van het patroon dat zichtbaar wordt bij een analyse van het totaal aantal discriminatieklachten. Het gaat hier wel om lage absolute aantallen klachten en dus dient voorzichtigheid betracht te worden met het verbinden van conclusies aan bepaalde waarnemingen. Wordt gekeken naar de verschillende maatschappelijke terreinen waarop de klachten betrekking hebben, valt op dat de meeste klachten betrekking hebben op de buurt of wijk (22%). Dit is meer dan bij het totaal aantal klachten, waarvan de meesten betrekking hebben op de arbeidsmarkt, gevolgd door collectieve voorzieningen. Casus: buurt/wijk Een lesbische vrouw meldt bij het Bureau Discriminatiezaken, dat zij en haar partner gepest worden door een buurvrouw. De buurvrouw gooit bijvoorbeeld sigarettenpeuken in de tuin van de vrouw en gebruikt in een briefje aan melder en haar partner de aanhef geachte heren. Het Bureau Discriminatiezaken voert een gesprek met melder, waarin zij geadviseerd wordt over de mogelijkheden om met de situatie om te gaan. Melder kiest er voor, de partner van de buurvrouw op het gedrag van zijn vriendin aan te spreken. Enige tijd later ontvangt het Bureau Discriminatiezaken een brief van melder, waarin zij aangeeft dat de verhouding met de bewuste buurvrouw genormaliseerd is en bedankt voor de goede adviezen. Na de buurt of wijk hebben de meeste klachten betrekking op de publieke ruimte en publieke en politieke uitingen (beiden 15%). Dit laat zich verklaren door het feit dat klachten over homodiscriminatie relatief vaak betrekking hebben op scheldpartijen op straat en uitspraken in de publieke arena. Het gaat dan bijvoorbeeld om pamfletten van kerkgenootschappen, uitspraken van politici of internetsites die aanzetten tot haat tegen homoseksuelen. Hier dient overigens bij te worden aangetekend dat het Bureau Discriminatiezaken uitgaat van zogenaamde incidentregistratie ; dat wil zeggen dat één incident slechts eenmaal geregistreerd wordt, ongeacht het aantal meldingen dat erover binnenkomt. Dit om te voorkomen dat wanneer door bepaalde uitingen in de media waarover ophef ontstaat en dus heel veel mensen klagen, de vergelijkbaarheid van de cijfers door de jaren heen geweld wordt aangedaan. 16

Tabel 3.2 klachten naar maatschappelijk terrein 2003-2007 Buurt/wijk 20 Publieke ruimte 14 Publieke en politieke opinie 14 Collectieve voorzieningen 11 Arbeidsmarkt 10 Commerciële dienstverlening 5 Politie 5 Privésfeer 5 Horeca 4 Media 2 Onderwijs 1 Totaal 91 Casus: publieke ruimte Een homoseksuele man loopt op een zaterdagavond met zijn partner over straat wanneer een stuk of zes jongeren van ongeveer zestien tot achttien jaar oud, vermoedelijk van Noord-Afrikaanse afkomst, de mannen beledigende en dreigende taal toevoegen ( vuile teringflikkers, holnaaiers, jullie moeten dood, tyfusflikkers ). De man en zijn partner negeren de scheldkanonnade en verlaten de straat. Zij hebben sterk het gevoel dat als zij iets terug gezegd hadden of niet snel genoeg waren doorgelopen, de mondelinge agressie zou zijn overgegaan in fysiek geweld. Omdat zij zich behoorlijk bedreigd hebben gevoeld, gekwetst zijn en zich daar erg boos over hebben gemaakt, meldt de man het voorval bij het Bureau Discriminatiezaken. Het Bureau Discriminatiezaken deelt de man mee, dat het lastig zal zijn de zaak te behandelen vanwege het feit dat het om onbekende daders gaat, maar dat overwogen kan worden aangifte te doen bij de politie. De man laat weten dat dit niet hun intentie is, maar dat zij een signaal willen afgeven omdat dit niet de eerste keer was dat hen een dergelijk incident overkwam. Het Bureau Discriminatiezaken laat de man hierop weten dat de melding zal worden meegenomen in het periodieke overleg tussen Bureau Discriminatiezaken, politie en Openbaar Ministerie. Het meest opvallend is het feit dat in vijf jaar slechts één klacht met betrekking tot het onderwijs geteld werd, gezien de vele berichten in de media de afgelopen jaren dat homoseksuele leraren en leerlingen in toenemende mate discriminatie zouden ondervinden op school. Discriminatie op de arbeidsmarkt wordt, als het gaat om seksuele gerichtheid, relatief weinig gemeld (11% van de klachten over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid tegen 23% van alle klachten). De gevallen van homodiscriminatie op de arbeidsmarkt die wel geregistreerd zijn, illustreren wel dat discriminatie op de arbeidsmarkt een hardnekkig probleem is. Om welke grond het ook gaat, voor 17

/ Discriminatieklachten personen die er mee geconfronteerd worden kan het ingrijpende gevolgen hebben wanneer de arbeidsorganisatie in kwestie hier niet adequaat op reageert. Om bij te dragen aan een structurele aanpak van discriminatie op de arbeidsmarkt start het Bureau Discriminatiezaken in de loop van 2008 met het Regionaal Steunpunt Gelijke Behandeling In Bedrijf, dat onder andere bedoeld is om werkgevers te informeren en te ondersteunen bij het omgaan met diversiteit op de arbeidsmarkt. 31 Hoewel homoseksuelen niet tot de vier traditionele doelgroepen van arbeidsmarktbeleid in deze behoren (allochtonen, vrouwen, ouderen en gehandicapten) leert de ervaring dat een zo breed mogelijke benadering van diversiteit meer kans op succes heeft dan een beperkte benadering gericht op één of enkele specifieke doelgroepen. Uit het eerder aangehaalde onderzoek van de RutgersNissoGroep kwam naar voren dat aandacht voor diversiteit, heldere omgangsvormen en ingrijpen bij discriminerend gedrag positief uitpakt voor zowel homo- als heteroseksueel personeel. 32 Casus: werkvloer Een homoseksuele man werkt als postbode. Op de werkvloer worden door zijn collega s, zowel in het algemeen als tegen de man persoonlijk, opmerkingen over homoseksualiteit gemaakt. De leidinggevenden zijn op de hoogte van zowel de sfeer op de werkvloer als van het feit dat de man hierover klaagt. De leidinggevenden gedogen de sfeer op de werkvloer echter. Uiteindelijk wordt, na een ziekteperiode, de arbeidsovereenkomst beëindigd. Inmiddels heeft de man zich tot het Bureau Discriminatiezaken gewend, dat de zaak voorlegt aan de CGB. Die oordeelt dat vaststaat dat de man heeft moeten werken in een sfeer waarin hij zich gediscrimineerd voelde. Deze discriminatoire bejegening is één van de elementen in een keten van gebeurtenissen die er uiteindelijk toe heeft geleid dat de man is benadeeld in zijn kansen op een geslaagde re-integratie en in het herstel van zijn ziekteproces. Daarmee maakt het bedrijf onderscheid op grond van seksuele gerichtheid bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Bovendien is sprake van strijd met de wet, omdat de leidinggevenden de sfeer op de werkvloer gedoogden. Werkgevers zijn namelijk gehouden werknemers tegen discriminatie op de werkvloer te beschermen. 30 3.3 Aard De meeste klachten op grond van seksuele gerichtheid hebben betrekking op vijandige bejegening (55%). Gekeken naar klachten op alle gronden die door ons Bureau behandeld worden, hebben de meeste klachten echter betrekking op omstreden behandeling (uitsluiting van diensten, toepassing van regels). Dit laat zich verklaren door het feit dat klachten over discriminatie op grond van seksuele gerichtheid relatief vaak betrekking hebben op scheldpartijen waarbij aan de seksuele gerichtheid van het slachtoffer wordt gerefereerd. 18 30 CGB 2008-50. 31 www.gelijkebehandelinginbedrijf.nl 32 Graaf, H. de e.a., Beter voor de klas, beter voor de school. Werkbeleving en gezondheid van homo- en biseksuele mannen en vrouwen in het onderwijs, Dordrecht 2005.

Tabel 3.3 klachten naar aard 2003-2007 Vijandige bejegening 50 Omstreden behandeling 26 Geweld 12 Bedreiging 2 Overig 1 Totaal 91 Geweld en bedreiging komen gelukkig minder vaak voor, maar relatief wel iets vaker dan bij klachten over discriminatie op andere gronden. Casus: omstreden behandeling Tot het Bureau Discriminatiezaken wendt zich een lesbische vrouw met een kinderwens, die in verband met een vruchtbaarheidsprobleem bij verschillende klinieken geïnformeerd heeft of zij haar kunnen helpen. Van één kliniek kreeg zij het schriftelijke antwoord: de behandeling die mogelijk nodig zou zijn, wordt niet geboden aan lesbische vrouwen. De vrouw vraagt aan het Bureau Discriminatiezaken of dit zomaar kan. Het Bureau Discriminatiezaken informeert de vrouw dat de kliniek hier mogelijk in strijd met de wet heeft gehandeld en stelt voor de kliniek hier op aan te spreken. De vrouw vindt dit een goed idee en het Bureau Discriminatiezaken stuurt een brief naar de kliniek waarin één en ander uiteengezet wordt. Na enige tijd wordt een schrijven van de kliniek ontvangen waarin wordt uitgelegd wordt dat de weigering om de vrouw te helpen een medisch-technische reden had. Toegegeven wordt dat geen nadere uitleg gegeven is en dat de brief anders geformuleerd had dienen te worden, waarvoor verontschuldigingen worden aangeboden. Het Bureau Discriminatiezaken brengt de vrouw van de reactie van de kliniek op de hoogte, waarop zij afziet van verdere stappen. 3.4 Geografische spreiding De spreiding van de incidenten als het gaat om homodiscriminatie is grofweg vergelijkbaar met het totaal aantal klachten. Meer dan een derde van het aantal klachten heeft betrekking op incidenten voorgevallen in Den Haag. Hierbij dient wel de kanttekening te worden gemaakt dat klachten niet simpelweg naar gemeente kunnen worden gerangschikt. Personen kunnen ook buiten de eigen woonplaats met ongelijke behandeling worden geconfronteerd. Van de incidenten die voorvielen in Den Haag was de betrokkene bijvoorbeeld in bijna 30% van de gevallen elders woonachtig. Daarnaast kunnen klachten betrekking hebben op de rest van Nederland of het buitenland, of is de plaats, waar een incident is voorgevallen, onbekend omdat de betrokkene bijvoorbeeld advies vraagt over hoe te handelen zonder specifieke details kwijt te willen. Tot slot kan het gaan het om klachten die te algemeen van aard zijn om van een specifiek voorval te kunnen spreken. 19

/ Discriminatieklachten Tabel 3.4 klachten naar plaats voorval 2003-2007 Den Haag 35 Leiden 4 Rijswijk 4 Delft 3 Voorburg 2 Waddinxveen 2 Overig Hollands Midden 6 Overig Haaglanden 5 Overig Nederland 4 Onbekend/n.v.t. 26 Totaal 91 3.5 Slachtoffers Het zal weinig verbazing wekken dat de slachtoffers van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid vaker van Nederlandse afkomst zijn dan slachtoffers van discriminatie op andere gronden: meer dan de helft (55%). Wordt alleen gekeken naar gevallen waar de herkomst van het slachtoffer bekend is, gaat het om een nog veel groter aandeel (91%). Klachten over homodiscriminatie van allochtonen komen ook voor, hoewel het dan om fors lagere aantallen gaat. Tabel 3.5 klachten naar herkomst slachtoffer 2003-2007 Nederland 50 Overig Azië 2 Suriname 2 Overig Europa 1 Onbekend/n.v.t. 36 Totaal 91 Bij het totaal aantal klachten is ongeveer de helft van de slachtoffers man en ongeveer een derde vrouw. In sommige gevallen is het geslacht van het slachtoffer niet bekend of gaat het om klachten in algemene termen waarbij geen sprake is van een individueel slachtoffer. 20

Tabel 3.6 klachten naar geslacht slachtoffer 2003-2007 Man 63 Vrouw 12 Onbekend/n.v.t. 16 Totaal 91 3.6 Conclusie Het aantal klachten over en meldingen van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid was de afgelopen vijf jaar zowel absoluut als relatief laag. Verondersteld wordt dan ook dat sprake is van een aanzienlijke onderrapportage. De meeste klachten hebben betrekking op de buurt of wijk, de publieke ruimte en publieke en politieke uitingen. Dit wijkt af van klachten over discriminatie op andere gronden, die voor het grootste deel betrekking hebben op de arbeidsmarkt. De meeste slachtoffers van geregistreerde discriminatie op grond van seksuele gerichtheid zijn autochtone Nederlanders. Ook gaat het veel vaker om mannen dan om vrouwen. 21

/4 Belevingsonderzoek 4.1 Onderzoeksopzet In december 2007 is in samenwerking met COC Haaglanden een online enquête ontwikkeld. Er is voor gekozen te vragen naar ervaren discriminatie in het algemeen, en ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt en in de woonomgeving in het bijzonder. Tevens werden nog vragen gesteld om enig inzicht te verschaffen in meldgedrag en -bereidheid. Tenslotte werden de respondenten in de gelegenheid gesteld opmerkingen toe te voegen, waarvan een aantal ter illustratie hier is opgenomen. Op 9 januari 2008 is een uitnodiging om de enquête in te vullen naar 296 e-mail adressen verzonden (behorend tot het bestand van COC Haaglanden). Op 6 februari is nog een herinnering verzonden. Daarnaast is de enquête op een aantal andere manieren onder de aandacht van het publiek gebracht: op 11 januari is een digitale nieuwsbrief van het Bureau Discriminatiezaken verzonden met daarin opgenomen een oproep aan de enquête mee te doen. Tevens werd aandacht gevraagd voor de enquête op de websites van het Bureau Discriminatiezaken, COC Haaglanden en COC Leiden. Uiteindelijk zijn 140 enquêtes vrijwel volledig ingevuld. Hier worden de uitkomsten van de enquête gepresenteerd. 4.2 Respondenten Allereerst werden enkele persoonlijke gegevens van de respondenten gevraagd. Het beeld van de gemiddelde respondent dat hieruit naar voren komt, is dat van een autochtone man van middelbare leeftijd, die zijn informatie over homodiscriminatie vooral aan de media ontleent. Verreweg de meeste respondenten waren mannen (meer dan driekwart). Opmerkelijk is dat slechts een kwart van alle respondenten jonger was dan 40 jaar (26%). Iets minder dan de helft was 50 jaar of ouder (44%). Op een enkele uitzondering na waren de respondenten van Nederlandse afkomst, net als de personen die de afgelopen jaren bij het Bureau Discriminatiezaken melding maakten van discriminatie op grond van seksuele gerichtheid. De specifieke problematiek van homoseksuele mannen en vrouwen van allochtone afkomst blijft dus zowel in de geregistreerde klachten als in de enquête buiten beeld. 33 Bijna twee derde van de respondenten was woonachtig in Den Haag (zie verder 4.5). 33 Zie hiervoor bijvoorbeeld http://www.movisie.nl/publicaties//2008/820/dubbel&dwars.pdf. 23

/ Belevingsonderzoek Iets minder dan driekwart van de respondenten heeft zijn/haar informatie over homodiscriminatie vooral uit de media. Toch noemt bij elkaar bijna een kwart (24%) persoonlijke ervaringen en verhalen uit omgeving als belangrijkste bronnen. Enerzijds lijkt dit te bevestigen dat berichtgeving in de media een grote rol speelt als het gaat om de beeldvorming inzake homodiscriminatie. Anderzijds is het feit dat bijna een kwart van de respondenten informatie over discriminatie vooral van dicht bij verneemt toch niet gering te noemen. Tabel 4.1 belangrijkste bron van informatie over discriminatie van holebi s absoluut procenten Media 102 73 Persoonlijke ervaringen 19 14 Verhalen uit omgeving 14 10 Overig 5 4 Totaal 140 101 4.3 Ervaren discriminatie: algemeen Gevraagd werd allereerst of en zo ja hoeveel homoseksuele mannen of vrouwen men in de eigen omgeving kent die niet voor hun geaardheid uitkomen. Een derde van de respondenten antwoordde hier ontkennend. Twee derde antwoordde bevestigend, waarvan de meerderheid stelde enkele personen te kennen die niet voor hun geaardheid uitkomen (44%). De opties meerdere en veel werden minder vaak gekozen (17% respectievelijk 5%). Vervolgens werd de vraag gesteld of de ondervraagden zelf het afgelopen jaar meer of minder discriminatie en intolerantie hebben ervaren dan voorheen. Iets minder dan een derde antwoordde meer, iets meer dan een derde antwoordde evenveel. Bijna een kwart had in het geheel geen discriminatie ervaren. Slechts een klein deel stelde minder discriminatie ervaren te hebben. Tabel 4.2 afgelopen jaar meer of minder discriminatie en intolerantie ervaren dan voorgaande jaren? absoluut procenten Meer 44 31 Ongeveer evenveel 49 35 Minder 8 6 Geen discriminatie ervaren 33 24 Geen mening 6 4 Totaal 140 100 24

Ik gedraag mijzelf door de toegenomen discriminatie terughoudender dan voorheen in het publieke domein. Op de vraag naar ervaren discriminatie in de privésfeer antwoordde een grote meerderheid dit niet ervaren te hebben. Slechts 14% beantwoordde deze vraag bevestigend. Vervolgens werd gevraagd naar de aard van de ervaren discriminatie, waarbij meerdere antwoorden mogelijk waren. Discriminerende opmerkingen werden het meest genoemd (58x), gevolgd door negeren (25x) en roddels (24x). Ernstigere vormen als agressie en vernieling werden veel minder vaak gekozen. I k vind het belangrijk om te vermelden dat het ervaren van discriminatie iets anders is dan werkelijk discrimineren. Ikzelf ben behoorlijk weerbaar en voel me niet snel gekwetst. Ik voel me daardoor ook niet snel gediscrimi - neerd. Anderen hebben daar wellicht sneller last van. 4.4 Ervaren discriminatie: arbeidsmarkt Het volgende deel van de enquête ging specifiek in op ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt. Allereerst werd gevraagd, waar de respondenten werkzaam zijn. De antwoorden laten een verscheidenheid aan branches zien. De grootste groep respondenten is werkzaam in gezondheid en welzijn (een vijfde) gevolgd door onderwijs en kinderopvang, openbaar bestuur en zakelijke dienstverlening. Alle andere branches kwamen uit op minder dan 10%. Tabel 4.3 branches waar de respondenten werkzaam zijn absoluut procenten Gezondheid en welzijn 26 20 Onderwijs en kinderopvang 22 17 Openbaar bestuur 19 14 Zakelijke dienstverlening 18 14 Handel 9 7 Vervoer en communicatie 8 6 Industrie en bouwnijverheid 4 3 Cultuur en overige dienstverlening 2 2 Onbekend/n.v.t. 24 18 Totaal 132 101 Een grote meerderheid van de respondenten (80%) gaf aan op het werk openlijk voor de eigen geaardheid uit te komen. Een minderheid (8%) doet dit niet, voor een iets grotere groep (12%) is het afhankelijk van de situatie, de collega of het werkcontact. 25

/ Belevingsonderzoek Ik ben weliswaar al jaren uit de kast, maar ik loop er niet mee te koop. Ik weet dus niet of ik, als iedereen zou weten dat ik homo ben, dan niet door sommige mensen, groepen of instellingen zal worden gediscrimineerd. Ook een grote meerderheid geeft aan het afgelopen jaar geen intolerantie of discriminatie ervaren te hebben (80%). Een vijfde stelt dit wel ervaren te hebben. Discriminatie hoeft niet altijd openlijk plaats te vinden. Ik ervaar zelf dat tolerante heteroseksuelen zich erg veel veroorloven (bewust of onbewust). De term homo wordt op mijn werk regelmatig gebruikt om aan te geven dat een persoon iets verkeerds doet. Dat ik daar getuige van ben is kennelijk geen probleem. Gevraagd naar de aard van de discriminatie waarbij weer meerdere antwoorden mogelijk waren - is het meest voorkomende antwoord discriminerende opmerkingen (21x), gevolgd door roddels (11x) en negeren (6x). Dit is vergelijkbaar met de antwoorden op de vraag naar ervaren discriminatie in het algemeen. 4.5 Ervaren discriminatie: woonomgeving Vervolgens werd gevraagd naar ervaren discriminatie in de woonomgeving. Hier werd allereerst gevraagd naar de woonplaats van de respondenten. Bijna twee derde gaf aan in Den Haag woonachtig te zijn. Opmerkelijk hierbij is dat meerdere respondenten opmerkten Amsterdam heden ten dage liever te mijden. Dit lijkt het beeld te bevestigen dat de toename van homodiscriminatie vooral een hoofdstedelijk fenomeen zou zijn. 34 Ik voel mij in Den Haag een stuk prettiger dan de laatste jaren in Amsterdam vanwege deze discriminatie. Tabel 4.4 woonplaats respondenten absoluut procenten Den Haag 86 62 Delft 10 7 Leiden 8 6 Zoetermeer 8 6 Leidschendam-Voorburg 8 6 Wassenaar 4 3 Westland 3 2 Overig 11 8 Totaal 138 100 26 34 Gemeente Amsterdam, Plan van aanpak discriminatie Amsterdam. Problemen benoemen en grenzen stellen, Amsterdam 2008.

Bij elkaar meent de helft van de respondenten dat de eigen woonplaats de laatste jaren onveiliger is geworden voor homoseksuele mannen en vrouwen, hoewel deze respondenten verschillen van mening over de oorzaak hiervan. Bijna een derde beantwoordt de vraag ontkennend en een opvallend groot deel van de respondenten, bijna een vijfde, geeft aan het niet te weten of geen mening te hebben. Tabel 4.5 is uw woonplaats de laatste jaren onveiliger geworden voor holebi s? absoluut procenten Nee 48 32 Ja, door afnemende tolerantie van mensen in het algemeen Ja, door afnemende tolerantie van jongeren Ja, door afnemende tolerantie die cultureel / religieus gemotiveerd is 18 12 25 17 31 21 Weet ik niet / geen mening 27 18 Overig 2 1 Totaal 151 101 Net als bij de vraag naar ervaren discriminatie op de arbeidsmarkt, geeft een grote meerderheid aan in het afgelopen jaar op het werk geen intolerantie of discriminatie te hebben ervaren (80%). Een vijfde heeft dit wel ervaren. Veel allochtonen (Marokkanen) schelden mij en mijn partner uit. We kunnen bij ons in de buurt niet meer hand in hand lopen, want dan weten we dat we risico lopen op bedreiging in de vorm van ons achterna lopen en uitschelden, en op de grond spugen (ook allochtone meisjes spugen op de grond). De antwoorden op de vraag naar de aard van de discriminatie in de woonomgeving wijken wel af van de antwoorden op dezelfde vraag met betrekking tot de arbeidsmarkt en in algemene zin. Ook hier worden discriminerende opmerkingen (18x) het meest genoemd, maar bedreiging, geweld of agressie (12x) worden relatief vaker genoemd. 4.6 Discriminatie melden? Tenslotte werd een aantal vragen voorgelegd met betrekking tot het melden van discriminatie. Gevraagd naar de bekendheid met de mogelijkheid om discriminatie te melden bij het Bureau Discriminatiezaken, antwoordde een grote meerderheid hiervan op de hoogte te zijn (84%). 27

/ Belevingsonderzoek Ondanks de ruime bekendheid die de mogelijkheid tot melden blijkbaar geniet, geeft slechts één respondent aan in het afgelopen jaar daadwerkelijk discriminatie gemeld te hebben bij het Bureau Discriminatiezaken. Bijna een derde geeft aan geen melding gemaakt te hebben en ruim twee derde stelt geen discriminatie te hebben ervaren. Vervolgens werd gevraagd of men aangifte van discriminatie gedaan had bij de politie. Deze vraag werd door slechts drie respondenten bevestigend beantwoord. Tot slot werd gevraagd, hoeveel klachten over homodiscriminatie men denkt dat het Bureau Discriminatiezaken in een jaar ongeveer registreert. Slechts 16% antwoordde min of meer correct (noemde een getal beneden de 50). Tabel 4.6 hoeveel klachten over discriminatie op grond van homoseksualiteit heeft het Bureau Discriminatiezaken ongeveer geregistreerd in een jaar (in een werkgebied van ruim 1,7 miljoen inwoners)? absoluut procenten Minder dan 50 18 16 50-100 30 27 101-250 17 16 Meer dan 250 19 17 Weet niet 26 23 Totaal 110 99 Ruim een kwart noemde een getal boven de 50, maar onder de 101, terwijl bij elkaar ruim een derde dacht dat er in ieder geval meer dan 100 klachten geregistreerd zouden zijn in een jaar. De helft hiervan noemde zelfs een getal boven de 250. 4.7 Conclusie Bijna driekwart van de respondenten was 40 jaar of ouder. Verreweg de meeste respondenten waren mannen (meer dan driekwart) en vrijwel zonder uitzondering van Nederlandse afkomst. Iets minder dan twee derde woonde in Den Haag. De meeste respondenten noemen de media als hun belangrijkste informatiebron over discriminatie van homoseksuele mannen en vrouwen (73%). De helft van de respondenten meent dat de eigen woonplaats de afgelopen jaren onveiliger is geworden voor homo s. Het percentage dat zegt de afgelopen jaren zélf meer discriminatie en intolerantie ervaren te hebben is echter lager (31%). Dit lijkt te bevestigen dat de veronderstelde toename van homodiscriminatie vooral een kwestie van beeldvorming is. Echter, andere gegevens wijzen er op dat er wel degelijk sprake is van aanzienlijke discriminatie van homoseksuele mannen en vrouwen of die discriminatie nu is toegenomen of niet. Een vijfde van de respondenten geeft aan in het afgelopen jaar discriminatie op het werk ervaren te 28

hebben en eveneens een vijfde stelt discriminatie in de woonomgeving te hebben ervaren. De resultaten van de enquête onderschrijven de veronderstelling dat sprake is van aanzienlijke onderrapportage. Als de respondenten die het afgelopen jaar op het werk of in de woonomgeving discriminatie hebben ervaren, dit allemaal slechts één keer gemeld hadden, was het aantal geregistreerde klachten al meer dan verdubbeld geweest. Ook het feit dat de meeste respondenten het aantal geregistreerde klachten (veel) hoger schatten dan het daadwerkelijk is, wijst op onderrapportage. Slechts één respondent heeft discriminatie gemeld bij het Bureau Discriminatiezaken; drie hebben aangifte gedaan bij de politie. Over de oorzaken van de onderrapportage kunnen op basis van deze enquête geen harde uitspraken worden gedaan, maar uit de reacties van meerdere respondenten komt naar voren dat men niet in een slachtofferrol wenst te kruipen en wellicht (mede) daarom niet snel geneigd is veel aandacht te besteden aan discriminatie of die zelfs als zodanig te duiden. 29

/5 Aanbevelingen Discriminatie van homoseksuele mannen en vrouwen komt voor. Deze discriminatie dient te worden bestreden. Het Bureau Discriminatiezaken kan zich vinden in de voorgestelde aanpak in de nota Gewoon anders van Gemeente Den Haag en zal, in samenwerking met relevante partners, waar mogelijk een bijdrage leveren aan deze aanpak. Belangrijk is dat hierbij wordt ingezet op een tweesporenbeleid: een krachtige aanpak enerzijds en geïntensiveerde monitoring anderzijds. Als het gaat om de aanpak, dient krachtig opgetreden te worden tegen homodiscriminatie waar die zich voordoet. Hier is een belangrijke rol weggelegd voor politie en justitie. Echter, het belang van monitoring dient niet te worden onderschat. Door de problematiek beter in beeld te krijgen kan effectiever beleid geformuleerd worden en kunnen de resultaten van gevoerd beleid inzichtelijk worden gemaakt. 5.1 Aanpak Centraal in de aanpak staat de ontwikkeling van een protocol homodiscriminatie. Dit protocol is vooral bedoeld voor zogenaamde doorverwijzende instellingen. Hiermee worden organisaties bedoeld die in hun werk met homodiscriminatie in aanraking kunnen komen (politie, welzijnsinstellingen, gezondheidszorg, belangenorganisaties) maar zelf niet specifiek toegerust zijn om klachten op dit gebied te behandelen of te registreren. Het protocol voorziet in informatie die van nut van kan zijn om homodiscriminatie als zodanig te herkennen (met name wanneer het een aspect is van een hulpvraag van andere aard) en in een concreet stappenplan hoe er mee om te gaan. Aan het protocol wordt een reeks voorlichtingsbijeenkomsten gekoppeld voor genoemde intermediaire organisaties. Deze voorlichtingsbijeenkomsten worden gebruikt om het protocol te introduceren en toe te lichten, maar ook om bewustwording op gang te brengen. Indirect zal een grotere mate van sensitiviteit voor deze problematiek bij intermediairs ook bijdragen aan een grotere meldbereidheid onder de doelgroep. Het Bureau Discriminatiezaken zal deze aanpak afstemmen met relevante partners als COC Haaglanden, Gemeente Den Haag, Politie Haaglanden en een aantal intermediaire organisaties. Deze organisaties bewaken gezamenlijk de voortgang van het traject. 31

/ Aanbevelingen 5.2 Monitoring Voldoende zicht op de exacte mate waarin homodiscriminatie voorkomt ontbreekt vooralsnog. Ook is niet geheel helder waar de grootste problemen in deze zich voordoen. Nader onderzoek om hierin meer inzicht te verkrijgen is daarom noodzakelijk, teneinde een effectievere aanpak mogelijk te maken. Momenteel beperken de beschikbare bronnen zich feitelijk tot de klachtenregistratie van het Bureau Discriminatiezaken en de registratie van Politie Haaglanden. Door het vergroten van de meldbereidheid, het beter herkennen van homodiscriminatie door intermediairs en uitwisseling van gegevens met bijvoorbeeld belangenorganisaties kan de zogenaamde onderrapportage worden tegengegaan. Gelet op beschikbaar onderzoek en signalen uit de samenleving lijkt dit echter vooralsnog niet afdoende. Gezocht dient derhalve te worden naar aanvullende instrumenten. Hiervoor kan gedacht worden, indien mogelijk, aan een vast internetpanel dat periodiek bevraagd wordt naar eigen ervaringen en signalen uit de omgeving. Ook periodieke live panelgesprekken zouden ook een optie kunnen zijn, of een combinatie van beiden. Eerdere genoemde samenwerkingspartners kunnen een rol spelen in het bereiken van relevante personen die zitting willen nemen in een panel. Het Bureau Discriminatiezaken zal bovendien trachten de meldbereidheid onder de doelgroep te vergroten, onder meer door aandacht te besteden aan het onderwerp in haar reguliere activiteiten. Hiertoe is het bureau in gesprek met belangenorganisaties om gezamenlijk te werken aan het vergroten van de toegankelijkheid van het Bureau Discriminatiezaken voor de doelgroep. 32

/ Literatuur Berger, M., Religieuze grenzen aan de vrijheid van meningsuiting. De Deense spotprenten voor de Nederlandse rechter in: NJCM-Bulletin 5-2006. Bossche, S. van den e.a., Nationale enquête arbeidsomstandigheden. Methodologie en globale resultaten, Hoofddorp 2008. Gemeente Amsterdam, Plan van aanpak discriminatie Amsterdam. Problemen benoemen en grenzen stellen, Amsterdam 2008. Gemeente Den Haag, Gewoon anders. Haagse nota homo-emancipatie 2008-2010, Den Haag 2008. Gemeente Den Haag, Stadsenquête Den Haag 2007, Den Haag 2007. Graaf, H. de e.a., Beter voor de klas, beter voor de school. Werkbeleving en gezondheid van homo- en biseksuele mannen en vrouwen in het onderwijs, Dordrecht 2005. Joling, E.J., Bos, A.E.R. en Sandfort, T., Discriminatie van homoseksuele mannen en lesbische vrouwen op het werk: een onderzoek naar de relatie tussen homodiscriminatie, coping en gezondheid in Jaarboek Sociale Psychologie, Delft 2003. Keuzenkamp, S. e.a. (red.), Gewoon doen. Acceptatie van homoseksualiteit in Nederland, Den Haag 2006. Mooij, T., Discriminatie in en rond school: rapport. Secundaire analyse van gegevens verkregen met de Veiligheidsmonitor V(S)O 2006, Nijmegen 2007. Nationale Jeugdraad, Seksualiteit en tolerantie. Homo-emancipatie op school, Utrecht 2006. San, M. van en Boom, J. de, Geweld tegen homoseksuelen, Rotterdam 2006. Schriemer, R., Roze (on)zichtbaar in Rotterdam? Een belevingsonderzoek naar discriminatie en intolerantie tegen homoseksuele mannen, lesbische vrouwen en biseksuelen in de regio Rotterdam, Rotterdam 2006. Schutter, O. de, Homophobia and Discrimination on Grounds of Sexual Orientation in the EU Member States. Part I Legal Analysis, Wenen 2008. Strijkers, M.J., Seksuele gerichtheid en burgerlijke staat in: Commissie Gelijke Behandeling, Gelijke behandeling: oordelen en commentaar 2007, Utrecht 2008, p. 121-137. 33

/ Verantwoording Tekst: Vormgeving: Uitgave: Jan Kik Sandra de la Combé / The Ad Agency Bureau Discriminatiezaken Holland Midden en Haaglanden Postbus 273 2501 CG Den Haag 070 302 86 86 monitor@discriminatiezaken.nl www.discriminatiezaken.nl 34

december 2008