BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN



Vergelijkbare documenten
BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

JAARVERSLAG 2006 BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Bijlage 1 HOOFDSTUK 1 : INSTELLING VAN EEN BESCHERMINGSREGELING VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Dmat Newsletter nr. 3 Bescherming van de spaarders

1. Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds (gecoördineerde versie van 21 september 2009)

Hoofdstuk 1: Inleiding. Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten

1. Tegemoetkomingsreglement van het Beschermingsfonds

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies van 4 september

A. Gedematerialiseerde effecten van de overheidsschuld

CIRCULAIRE PPB CPB van de CBFA over de voorbereiding op de inwerkingtreding van de MiFID- richtlijn

Kas en stukken met geldwaarde


De premies die de tijdelijke handelsvennootschap (THV) DIB-Ethias Lokale Contractanten ontvangt, worden op verscheidene manieren beschermd:

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

CONTROLEDIENST VOOR DE ZIEKENFONDSEN

Tegemoetkomingsmodaliteiten van het Beschermingsfonds voor deposito s en financiële instrumenten (12 mei 2016) Voorafgaande mededeling

Leningen, kredieten en borgstellingen aan leiders, aandeelhouders en verbonden personen

Circulaire 2018/C/37 betreffende de invoering van een nieuwe vrijstelling van de taks op de beursverrichtingen

STAAT VAN HET VRIJ VERMOGEN

Verslag aan de Koning

Delhaize Groep N.V. Osseghemstraat Brussel - België Rechtspersonenregister:

LAMPIRIS COOP Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid Rue Saint-Laurent, LUIK BTW BE

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden

1. op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het paritair comité voor het verzekeringswezen, en;

Artikel 60bis tot 60bis/3 van het Wetboek der Successierechten

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

Is er een evolutie op komst in de reglementering op het vlak van AICB s?

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

VERSOEPELING VAN DE VOORWAARDEN VOOR HET AANHOUDEN VAN HET SOLVAC-AANDEEL

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

STAAT VAN HET VRIJ VERMOGEN

VERSOEPELING VAN DE VOORWAARDEN VOOR HET AANHOUDEN VAN HET SOLVAC-AANDEEL

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

19. Totaal van het niet-hybride eigen vermogen sensu stricto 199

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

Ontbinding en vereffening

Naamloze vennootschap Havenlaan Brussel RPR BTW BE

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Invloed van het buitengerechtelijk minnelijk akkoord of de gerechtelijke reorganisatie op de schulden en vorderingen. Ontwerpadvies 2010/X

FNG NAAMLOZE VENOOTSCHAP Statutaire zetel: Zoetermeer, Nederland. Nederlandse Kamer van Koophandel: (de "Vennootschap")

VERSLAG. van het Rekenhof. over de controle van de rekeningen van Gimvindus nv

hierna elk afzonderlijk "de Autoriteit" en gezamenlijk "de Autoriteiten" genoemd,

18. Correctie ingevolge de bestemming van de winst (af te trekken) Totaal van het niet-hybride eigen vermogen sensu stricto 199

RECHTSBIJSTAND. Hoofdstuk 5. Art.21. Voorafgaandelijke bepaling

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

De VLAAMSE RAAD heeft aangenomen en Wij, EXECUTIEVE, bekrachtigen hetgeen volgt:

SOLIDARITEITSREGLEMENT VOOR DE WERKNEMERS TEWERKGESTELD IN HET PARITAIR COMITÉ 302. Inhoudstafel Voorwerp Werking in de tijd...

Beslissing tot het verlenen van een voorafgaand akkoord Statuut van openbare instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen

BIJLAGE G: Icbe-beleggingsrestricties

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

BIJLAGE IV: ALGEMENE VOORWAARDEN VAN HET STOCKBONUS PLAN

Autoriteit Financiële Markten. Captin B.V., statutair gevestigd te Amsterdam. handelsfaciliteit

PUNCH INTERNATIONAL NAAMLOZE VENNOOTSCHAP 9830 Sint-Martens-Latem, Koperstraat 1A RPR (Hierna, de Vennootschap )

CONTROLEDIENST VOOR DE ZIEKENFONDSEN

VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

INFORMATIE VOOR KLANTEN

VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN


BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 23 juni 2005 (24.06) (OR. fr) 10467/05 ECOFIN 220 FIN 223


VOLMACHTFORMULIER VOOR DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING

Compartiment ACTIVE FIX EURO EQUITIES

JAARREKENING 2012 ROM-D CAPITAL BV

GALAPAGOS. Bijzonder verslag van de Raad van Bestuur overeenkomstig Artikel 604 van het Wetboek van vennootschappen

Halfjaarlijks financieel verslag

BIJZONDER VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR AAN DE AANDEELHOUDERS

CONTROLEDIENST VOOR DE VERZEKERINGEN. Levensverzekeringsverrichtingen verbonden met beleggingsfondsen.

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus 4 januari 2010

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Sectoraal pensioenstelsel voor de sector van het drukkerij-, grafische kunst- en dagbladbedrijf Transparantieverslag 2016

2. Wat is het fiscale voordeel?

TOELICHTING WIJZIGING VAN DE STATUTEN EN VAN HET

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

VOLMACHTFORMULIER VOOR DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING

MEDEDELING NR. D. 134

FORMULIER 29 augustus 2014 vóór opening van de markten Onder embargo tot 08u00

Inwerkingtreding van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders

naamloze vennootschap Paepsem Business Park, Boulevard Paepsem 20 B-1070 Brussel, België BTW BE (Brussel)

Circulaire aan de financiële instellingen over verwervingen, vergrotingen, verkleiningen of overdrachten van gekwalificeerde deelnemingen

Belgische bijlage bij het uitgifteprospectus

STEMMING PER BRIEFWISSELING

Nieuwe gewaarborgde rentevoeten voor de pensioenplannen die afgesloten worden door een onderneming Vragen & Antwoorden

FNG NV Naamloze vennootschap Bautersemstraat 68A 2800 Mechelen. BTW BE RPR Antwerpen - afdeling Mechelen. (de "Vennootschap")

Deposito- en Consignatiekas

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

LUX INTERNATIONAL STRATEGY BELGISCHE BIJLAGE VAN JUNI 2005 AAN HET PROSPECTUS VAN JULI 2004 EN ZIJN AANHANGSEL VAN AUGUSTUS 2004

Transcriptie:

JAARVERSLAG 2002 BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO'S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN

BESCHERMINGSFONDS VOOR DEPOSITO S EN FINANCIËLE INSTRUMENTEN Openbare instelling opgericht door de wet van 17 december 1998 (B.S. 31/12/98) Activiteitenverslag & jaarrekening 2002 Goedgekeurd door het Bestuurscomité op 18 maart 2003 de Berlaimontlaan 14 1000 Brussel Tel: 32.2/221.38.92 Fax: 32.2/221.32.41 protectionfund@nbb.be 1

De beschrijving van de beschermingsregeling in dit jaarverslag is louter informatief en kan niet ingeroepen worden in geval van deficiëntie van kredietinstellingen of beleggingsondernemingen. In zo'n geval gelden enkel de authentieke teksten en de mededeling gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. 2

Inhoudstafel Voorwoord 5 1. Kenmerken van de beschermingsregeling 7 1.1. Opdracht 1.2. Institutionele aspecten 1.3. Aangesloten financiële instellingen 1.4. Aanleiding tot een interventie 1.5. Tegoeden gedekt in het kader van de depositobescherming 1.6. Tegoeden gedekt in het kader van de bescherming van financiële instrumenten 1.7. Bedrag van de tegemoetkomingen 1.8. Voorwaarden om een tegemoetkoming te bekomen 1.9. Schadeloosstelling van cliënten van vennootschappen voor vermogensbeheer en van vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 2. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 2002 11 2.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds 2.2. Interventiedossiers geopend sinds de oprichting van het Beschermingsfonds 2.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen 2.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF 2.5. Wijziging van de reglementaire beschikkingen van het Beschermingsfonds 2.6. Internationale samenwerking 3. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds in 2002 17 3.1. Bijdragen van het jaar 2002 3.2. Verslag over het financieel beheer van de middelen 4. Overzicht van de beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 21 4.1. Samenstelling 4.2. Middelen van de kredietinstellingen 4.3. Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg 4.4. Reserve van de beursvennootschappen 4.5. Gemeenschappelijke Reserve 4.6. Principes van opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve 4.7. Evolutie van de middelen van de Interventiereserve 5. Jaarrekening 2002 27 5.1. Verslag van de revisoren 5.2. Balans en resultatenrekening 5.3. Toelichting 6. Bijlagen 6.1. Mededeling (gecoördineerde versie) 38 6.2. Lijst van de deelnemers op 15 maart 2003 44 blz. 3

Organen van het Beschermingsfonds Bestuurscomité Voorzitter William Fraeys Leden vertegenwoordigers van de overheid Hiliana Coessens Marcia De Wachter Marc Monbaliu Guy Schrans Fernand Vanbéver( ) vertegenwoordigers van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen Karel De Boeck (tot 13.12.2002) J.-P. de Buck van Overstraeten Mark Lambrechts Guido Ravoet Henri Servais Eric Struye de Swielande Luc Vandewalle (vanaf 14.12.2002) plaatsvervangers Jean-Pierre Brisé (tot 30.06.2002) Viviane Buydens Agnes Van den Berge (vanaf 1.07.2002) plaatsvervangers Georges Martin Yvan Peeters Pierre Renwart Arnaud van Doosselaere Regeringscommissaris Jean-Pierre Arnoldi Secretaris-generaal Herman Debremaeker Revisoren Ludo De Keulenaer Jean-Louis Prignon Het Bestuurscomité betreurde het overlijden op 15 januari 2003 van de heer Fernand Vanbéver die sinds de oprichting van het Beschermingsfonds als lid de overheid vertegenwoordigde. Het Bestuurscomité heeft hem hulde gebracht voor zijn verhelderende adviezen en voor zijn ervaring die hij ten dienste van het Beschermingsfonds heeft gesteld. 4

Voorwoord Op 31 december 2002 eindigde het vierde werkingsjaar van het Beschermingsfonds dat door de wet van 17 december 1998 werd opgericht met als opdracht schadeloosstellingen te verlenen aan deposanten en beleggers die verlies lijden naar aanleiding van de deficiëntie van hun kredietinstelling of beleggingsonderneming. Voor het derde opeenvolgende jaar deden er zich geen dergelijke schadevallen voor. Het enige interventiedossier dat sinds de oprichting van het Beschermingsfonds diende geopend te worden, was dit van een beursvennootschap waarvan het faillissement zich eind 1999 voordeed en dat aanleiding heeft gegeven tot schadeloosstellingen van 400 beleggers voor een totaalbedrag van 2,6 miljoen. Het aantal financiële instellingen dat deelneemt aan het Beschermingsfonds daalde, van het ene jaareinde tot het andere, van 157 tot 149 ingevolge de voortgezette concentratiebeweging in de financiële sector. Deze deelnemers zijn kredietinstellingen (74), beursvennootschappen (40), vennootschappen voor vermogensbeheer (32) en vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten (3). De kredietinstellingen en beursvennootschappen leggen bij het Beschermingsfonds een Interventiereserve aan die samengesteld is uit financiële middelen die bestemd zijn om aangewend te worden wanneer er zich in één van deze sectoren een geval van deficiëntie voordoet. Deze reserve wordt gestijfd door jaarlijkse financiële bijdragen die voor 2002 38,1 miljoen bedroegen. Deze storting brengt het totaal van de financiële bijdragen die gedurende de vier werkingsjaren van het Beschermingsfonds werden opgehaald, op 149,4 miljoen. Gezien er zich geen nieuwe schadegevallen voordeden in 2002, werden de bijdragen van de deelnemende instellingen, de netto-opbrengst van de beleggingen en bepaalde terugwinningen integraal aan de Interventiereserve toegevoegd. De Interventiereserve nam aldus toe met 42,6 miljoen en bereikte op 31 december 2002 een bedrag van 580,- miljoen. Het Beschermingsfonds is eveneens door de wet aangeduid als rechtsopvolger van de gewezen beheerder van de vroegere depositobeschermingsregeling, het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), en van de gewezen beheerder van de vorige beleggersbeschermingsregeling, het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF). Het Beschermingsfonds zette dan ook in die hoedanigheid het beheer verder van de interventies die door genoemde instellingen werden ondernomen. Verscheidene hangende tegemoetkomingsaanvragen die door benadeelde cliënten bij deze organismen werden ingediend, konden worden afgehandeld en gaven aanleiding tot schadeloosstellingen voor een totaal bedrag van 0,2 miljoen. Daarnaast kon het Beschermingsfonds een bedrag van 3,7 miljoen in resultaat opnemen ingevolge faillissementsdividenden die het verkreeg op grond van de indeplaatstreding van genoemde organismen in de rechten van deposanten en beleggers die een vergoeding hadden bekomen. 5

Het Beschermingsfonds nam het voorzitterschap waar van de onderhandelingen tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen die geleid hebben naar een akkoord dat de solidariteit tussen deze sectoren heeft versterkt. Dit akkoord en de overeenstemmende aanpassingen van het Protocol, dat de werking van het Beschermingsfonds regelt, werden goedgekeurd door het Bestuurscomité en door de deelnemende instellingen van het Beschermingsfonds en trad in werking op 10 december 2002. Het eerste luik van het akkoord globaliseert de middelen van de Interventiereserve. Dit houdt in dat, in de toekomst, de middelen uit de vorige depositobeschermingsregeling die ingebracht werden door de kredietinstellingen, zullen kunnen gebruikt worden om de kostprijs te dragen van een interventie teweeggebracht door de deficiëntie van een beursvennootschap en dat, omgekeerd, de middelen ingebracht door het CIF zullen kunnen bijdragen tot het dekken van de kostprijs van een interventie ingevolge de deficiëntie van een kredietinstelling. Het tweede luik van het akkoord regelt definitief de verbintenissen ten overstaan van het Beschermingsfonds, van de aangesloten instellingen die voorheen lid waren van het CIF. Vooreerst werd overeengekomen het overtollige deel terug te storten van de middelen die deze leden inbrachten in het Beschermingsfonds bij de oprichting ervan. Na evaluatie van de risico's verbonden aan de overgenomen verbintenissen en na vaststelling van het bedrag van de overeenstemmende voorzieningen, werd een overschot van financiële middelen van 8,2 miljoen terugbetaald. Op grond van dit akkoord behoren de overblijvende voorzieningen thans integraal tot het patrimonium van het Beschermingsfonds. Vervolgens werden alle leden die voorheen lid waren van het CIF definitief ontlast van hun verbintenis om alle toekomstige kosten te dekken, die verband houden met een van het CIF overgenomen interventiedossier waarvoor geen voldoende voorziening zou zijn aangelegd. Als paritair samengesteld organisme, waarin zowel de overheid als de betrokken financiële sectoren zijn vertegenwoordigd, oefent het Beschermingsfonds verder diverse taken uit eigen aan zijn opdracht. Het volgt de problematiek van depositobescherming en beleggersvergoeding op en zet het onderzoek verder van de noodzaak tot actualisering van sommige aspecten van het Protocol dat zijn optreden regelt. Het Beschermingsfonds verstrekt bovendien de nodige informatie aan alle belanghebbenden, voornamelijk deposanten en beleggers. Op het vlak van de internationale samenwerking trad het Beschermingsfonds toe tot het "European Forum of Deposit Insurers" dat werd opgericht in 2002 door de Europese verenigingen die belast zijn met de depositobescherming. De opdracht van deze nieuwe organisatie, waartoe een dertigtal depositoverzekeraars zijn toegetreden, bestaat voornamelijk in de uitwisseling van informatie en ervaring onder instellingen die gelast zijn met de bescherming van deposito's bij kredietinstellingen. 6

1. Kenmerken van de beschermingsregeling 1.1. Opdracht Het Beschermingsfonds heeft als wettelijke opdracht de bescherming te regelen van spaargelden van deposanten en beleggers bij kredietinstellingen en beleggingsondernemingen. Hierbij speelt het Beschermingsfonds vooreerst een preventieve rol. Door de spaargelden in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming minstens gedeeltelijk terug te betalen, wordt getracht te vermijden dat er een klimaat van wantrouwen zou ontstaan ten opzichte van de gehele financiële sector. Het Beschermingsfonds vervult vervolgens ook een sociale rol door de ontreddering te verzachten van de kleine spaarders die door dergelijke deficiëntie hun spaargelden, of een deel ervan, zouden zien verloren gaan. 1.2. Institutionele aspecten De verplichting voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen om aan te sluiten bij een collectieve beschermingsregeling is ingeschreven in de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en de controle op de kredietinstellingen en in de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs. Hiervoor richtte de wet van 17 december 1998 een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid op, onder de benaming "Beschermingsfonds voor deposito's en financiële instrumenten". Op 15 februari 1999 werden de bestaande depositobeschermingsregeling bij het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI) en de bestaande beleggersbeschermingsregeling van het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF) in het Beschermingsfonds samengebracht. Het Beschermingsfonds organiseert een ééngemaakte regeling die tegemoetkomt aan de beschikkingen van de Europese richtlijnen inzake depositobescherming en beleggersvergoeding en die dekking verleent zowel voor deposito's van speciën als voor financiële instrumenten, ongeacht of deze tegoeden door de begunstigden van de bescherming worden gehouden bij een kredietinstelling of bij een beleggingsonderneming. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een tegemoetkoming te bekomen, zijn vermeld in de "Mededeling over de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten" die gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad (zie gecoördineerde versie in bijlage van dit verslag). De werkingsregels van het Beschermingsfonds en de financieringsregels van een eventueel schadegeval zijn vastgelegd in een Protocol afgesloten op 12 februari 1999 tussen het Beschermingsfonds en de betrokken instellingen. 7

1.3. Aangesloten financiële instellingen Het Beschermingsfonds dekt, onder bepaalde voorwaarden en volgens bepaalde modaliteiten die duidelijk omschreven zijn, tegoeden van cliënten van de kredietinstellingen en van de beleggingsondernemingen, die aangesloten zijn en waarvan de naam zich in bijlage van dit verslag bevindt. Deze toetreding is verplicht en vormt bovendien een voorafgaandelijke vereiste voor het verkrijgen van een vergunning vanwege de Commissie voor het Bank- en Financiewezen. Onder kredietinstellingen wordt verstaan de banken (waaronder de federaties van kredietinstellingen), de spaarbanken (waaronder de kredietverenigingen behorend tot het net van het beroepskrediet) en de effectenbanken alsook de bijkantoren gevestigd in België, van kredietinstellingen die onder het recht vallen van een staat die geen lid is van de Europese Unie. Drie categorieën van beleggingsondernemingen zijn wettelijk verplicht deel te nemen aan het Beschermingsfonds. Het gaat om de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. De financiële instellingen die deelnemen aan het Beschermingsfonds zijn wettelijk verplicht hun effectieve en potentiële cliënten schriftelijk in te lichten over de dekking door en over de hoofdkenmerken van de beschermingsregeling waarbij zij zijn aangesloten. De Europese reglementering verbiedt daarentegen de aanwending voor reclamedoeleinden van gegevens over beschermingsregelingen. Het Beschermingsfonds waakt erover dat de betrokken instellingen deze beschikkingen naleven. 1.4. Aanleiding tot een interventie Het Beschermingsfonds komt tussen ten voordele van deposanten en beleggers in geval van deficiëntie van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, wanneer zo'n instelling of onderneming : failliet verklaard werd, of een verzoek heeft ingediend tot gerechtelijk akkoord, of gedagvaard werd voor een gerechtelijk akkoord, of niet in staat is, gezien haar financiële positie, de deposito's of financiële instrumenten terug te betalen, te leveren of terug te geven en zij dit ook niet zal kunnen binnen afzienbare termijn; deze vaststelling wordt gedaan door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen die dit ter kennis brengt van het Beschermingsfonds. Het Beschermingsfonds kan eveneens, tegen bepaalde voorwaarden en binnen de grenzen van zijn financiële middelen, preventief optreden en helpen bij de realisatie van een vereffening, een financiële sanering of een overname van een aangesloten instelling, waarvan de goede afloop van de verbintenissen in gevaar is. 8

1.5. Tegoeden gedekt in het kader van de depositobescherming Het Beschermingsfonds dekt in het kader van de depositobescherming, a) de deposito's bij kredietinstellingen, alsook bancaire schuldvorderingsbewijzen die dergelijke deposito's vertegenwoordigen (obligaties, kasbons, depositocertificaten,...), wanneer zij uitgedrukt zijn in euro of in de munt van een lidstaat van de Europese Unie (met inbegrip van de Noorse en IJslandse kroon); alleen bancaire schuldvorderingsbewijzen die op naam zijn gesteld, op een rekening zijn geplaatst of in open bewaargeving worden gehouden bij de uitgevende instelling vallen onder de dekking; b) geld gehouden bij kredietinstellingen en beursvennootschappen dat bestemd is voor de aankoop van financiële instrumenten of dat afkomstig is van de verkoop ervan, om het even in welke munt de tegoeden zijn uitgedrukt. 1.6. Tegoeden gedekt in het kader van de bescherming van financiële instrumenten Het Beschermingsfonds dekt, in het kader van deze bescherming, de financiële instrumenten (aandelen, obligaties, gemeenschappelijke beleggingsfondsen,... uitgegeven door derden) die een kredietinstelling of een beursvennootschap niet kan leveren of teruggeven aan de rechtmatige eigenaar. Voor de berekening van de geleden schade worden de financiële instrumenten in aanmerking genomen ten belope van hun marktwaarde op de dag die de vaststelling van de deficiëntie voorafgaat. Het eventuele verlies aan waarde van een financieel instrument ten opzichte van zijn aanschaffingsprijs wordt bijgevolg niet gedekt door het Beschermingsfonds. 1.7. Bedrag van de tegemoetkomingen Alle schuldvorderingen van een zelfde rechthebbende op een instelling, lid van het Beschermingsfonds, die verband houden met tegoeden die gedekt zijn in het kader van de depositobescherming, worden opgeteld na wettelijke of conventionele vergelijking van de schulden van die cliënt. De tegemoetkoming van het Beschermingsfonds beloopt maximaal 20.000 voor dit soort van tegoeden. Indien deze rechthebbende eveneens tegoeden aanhoudt die gedekt zijn in het kader van de bescherming van financiële instrumenten, kan een tweede tegemoetkoming bekomen worden die eveneens maximaal 20.000 kan bedragen. Doordat deze tegemoetkomingen cumuleerbaar zijn, kan het maximumbedrag van de schadeloosstelling tot 40.000 oplopen, al naargelang de aard en het bedrag van de tegoeden die een cliënt aan een zelfde instelling heeft toevertrouwd. 9

1.8. Voorwaarden om een tegemoetkoming te bekomen De precieze voorwaarden waaraan moet voldaan worden om een tegemoetkoming te bekomen zijn vermeld in de "Mededeling over de beschermingsregeling voor deposito's en financiële instrumenten" (in bijlage bij dit jaarverslag). De regels die in deze mededeling worden uiteengezet handelen voornamelijk over de te volgen procedure, over de definitie van de tegoeden die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming, over de berekening van het bedrag van die tegemoetkoming en over de uitsluiting van bepaalde schuldeisers. Onder deze uitsluitingen vindt men de overheid en haar aanverwante instellingen, de financiële instellingen, institutionele beleggers, grote bedrijven alsook bepaalde personen die op een of andere wijze banden hebben met de deficiënte instelling of onderneming (bestuurders, aandeelhouders, commissarissen, verbonden vennootschappen,...), of die door hun gedrag hebben bijgedragen tot de deficiëntie. Een tegemoetkoming brengt bovendien de indeplaatsstelling mee van het Beschermingsfonds in de rechten van de schuldeisers die het vergoed heeft. Wanneer de schuldeiser slechts voor een deel van zijn vordering door het Beschermingsfonds schadeloos werd gesteld, kan hij, met betrekking tot hetgeen hem nog verschuldigd blijft, zijn rechten verder uitoefenen ten overstaan van de deficiënte instelling. Bij de uitoefening van deze rechten staat hij in rang gelijk met het Beschermingsfonds. 1.9. Schadeloosstelling van cliënten van vennootschappen voor vermogensbeheer en van vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten Deze twee types van beleggingsondernemingen hebben een bijzonder statuut in het Beschermingsfonds vermits zij geen deposito's mogen opnemen of financiële instrumenten mogen houden voor rekening van hun cliënten. Deze vennootschappen moeten dit verbod daarenboven verplicht ter kennis brengen van hun cliënten en het is gebruikelijk dat het vermeld wordt in de contracten en overeenkomsten die met hen worden afgesloten. In geval van deficiëntie van dergelijke vennootschap zal de tegemoetkoming van het Beschermingsfonds beperkt zijn tot de tegoeden die cliënten haar zouden toevertrouwd hebben en die zij zou aanvaard hebben, in weerwil van het voornoemde verbod. Een schadeloosstellingsaanvraag zal bovendien slechts ontvankelijk zijn als ze afkomstig is van een cliënt die kan aantonen te goeder trouw te hebben gehandeld en geen weet te hebben gehad van voornoemd verbod. 10

2. Administratief beheer van het Beschermingsfonds in 2002 2.1. Deelnemers aan het Beschermingsfonds De wetgeving i.v.m. de beschermingsregeling is van toepassing op de kredietinstellingen en op bepaalde categorieën van beleggingsondernemingen, t.w. de beursvennootschappen, de vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. Wanneer het gaat om een instelling die is opgericht naar Belgisch recht, dient zij verplicht toe te treden tot de beschermingsregeling van ons land. Door deze toetreding worden haar verplichtingen gedekt jegens haar cliënten, met inbegrip van deze van haar eventuele bijkantoren gevestigd in de andere landen van de Europese Unie. Wanneer het echter gaat om een bijkantoor in België van een kredietinstelling of van een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een lidstaat van de Europese Unie (hierna genoemd "naar EU-recht") worden de verbintenissen van dit bijkantoor gedekt door de beschermingsregeling van het land van herkomst. Een bijkomende toetreding tot de beschermingsregeling in het land van vestiging kan overwogen worden wanneer deze laatste regeling de dekking van het land van herkomst kan aanvullen ("topping up"). Wanneer het tenslotte gaat om een bijkantoor van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming die ressorteert onder het recht van een staat die geen lid is van de Europese Unie (hierna genoemd "naar niet EU-recht") bestaat er een verplichte toetreding tot de Belgische regeling indien het land van herkomst van deze kredietinstelling of beleggingsonderneming geen bescherming biedt die gelijkwaardig is aan deze geboden door onze regeling. Op 31 december 2002 zijn er 74 kredietinstellingen toegetreden tot het Beschermingsfonds, waarvan 64 naar Belgisch recht en 10 bijkantoren van kredietinstellingen naar niet EU-recht. Het aantal beleggingsondernemingen, allen opgericht naar Belgisch recht, bedraagt 75 : 40 beursvennootschappen, 32 vennootschappen voor vermogensbeheer en 3 vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten. In 2002 werden 15 instellingen van de lijst van deelnemers geschrapt en werden 7 nieuwe toetredingen geregistreerd. Van het ene jaareinde tot het andere daalt het totaal aangesloten instellingen dus van 157 tot 149. Deze vermindering is een gevolg van fusies en stopzettingen van de activiteiten onder de kredietinstellingen, beursvennootschappen en vennootschappen voor vermogensbeheer. Het aantal vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten blijft onveranderd. 11

Hierna volgt een overzicht van het aantal aangesloten instellingen op 31 december 2002, vergeleken met de toestand einde vorig jaar. Een volledige lijst van de deelnemers bevindt zich in bijlage bij dit verslag. Aantal deelnemers op 31.12.2002 op 31.12.2001 Kredietinstellingen 74 77 Instellingen naar Belgisch recht 64 66 banken 43 45 spaarbanken 18 18 effectenbanken 3 3 Bijkantoren van een kredietinstelling naar niet EU-recht 10 11 Beursvennootschappen 40 43 Vennootschappen voor vermogensbeheer 32 34 Vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten 3 3 Totaal aantal deelnemers 149 157 Op 31 december 2002 waren er 36 bijkantoren van kredietinstellingen naar EUrecht geregistreerd in België. Deze bijkantoren zijn niet toegetreden tot het Beschermingsfonds, vermits hun verbintenissen jegens hun cliënten gedekt zijn door de beschermingsregelingen die in de onderscheiden landen van oorsprong van kracht zijn. 2.2. Interventiedossiers geopend sinds de oprichting van het Beschermingsfonds Voor het derde opeenvolgende jaar deed zich geen schadegeval voor onder de bij het Beschermingsfonds aangesloten instellingen. Het enige interventiedossier dat het Beschermingsfonds sinds zijn oprichting diende te openen was dit van de beursvennootschap Logé & Associés die failliet verklaard werd in 1999. Voor dit faillissement werden door cliënten schadeclaims ingediend voor verliezen geleden ingevolge de niet-teruggave van bij de failliete vennootschap gedeponeerde effecten. In totaal werd een bedrag van 2,6 miljoen aan schadevergoedingen uitbetaald aan ongeveer 400 beleggers. 12

Zoals de wet het voorziet is het Beschermingsfonds gesubrogeerd in de revindicatierechten van de eigenaars van effecten waarvoor het een vergoeding uitkeerde. Het Fonds zal deze rechten uitoefenen in gelijke rang met de andere schuldeisers voor wat het eventuele saldo van hun schuldvordering betreft op de failliete vennootschap. 2.3. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van de vorige depositobeschermingsregelingen Dit beheer slaat op interventiedossiers geopend vóór 1999 door het Herdiscontering- en Waarborginstituut (HWI), dat beheerder was van de vorige depositobeschermingsregelingen en waarvan het Beschermingsfonds, in uitvoering van zijn oprichtingswet, de rechten en verplichtingen heeft overgenomen. Deze rechten die voornamelijk volgen uit de indeplaatsstelling van deposanten die vanwege het HWI een vergoeding hebben bekomen, werden in 2002 verder uitgeoefend door het Beschermingsfonds. In het raam van het faillissement van de Bank Max Fischer, uitgesproken in 1997, kon het Beschermingsfonds aldus een bijkomend dividend van 0,9 miljoen terugwinnen, zodat de totale terugwinning in dit interventiedossier op 3,9 miljoen wordt gebracht. De verbintenissen die van het HWI werden overgenomen houden voornamelijk verband met het recht op terugbetaling van een deel van de financiële middelen die door bepaalde kredietinstellingen werden gestort in het raam van de Buitengewone Interventiereserve, die gedurende de periode van 1975 tot 1984 bestemd was om gevallen van deficiëntie op te vangen. Het Beschermingsfonds zette in 2002 zijn inspanningen verder om, in naam van de betrokken kredietinstellingen, bepaalde tegoeden terug te winnen die ingevolge juridische procedures geblokkeerd zijn. 2.4. Beheer van de interventiedossiers overgenomen van het CIF Het Beschermingsfonds zette in 2002 het beheer verder van de interventiedossiers die het krachtens zijn oprichtingswet overgenomen heeft van het Interventiefonds van de beursvennootschappen (CIF), beheerder van de vorige vergoedingsregeling voor de beleggers. In hoofdzaak gaat het hier om schadeloosstellingsprocedures geopend tijdens de periode 1989-1997 ten gunste van cliënten van de wisselagenten G. Meekels en D. Bernaerts en van de beursvennootschappen Binard-Liénart & Cie, GCV Bogers & C, Defever Securities en Goethals & C. Het beheer van deze dossiers omvat verscheidene luiken: - schadeloosstelling van beleggers Verschillende tegemoetkomingsaanvragen ingediend naar aanleiding van de hierboven vermelde deficiënties zijn hangende, in afwachting dat de nodige informatie bekomen wordt vanwege cliënten of curatoren. Het verkrijgen van deze informatie stelde het Fonds in staat om in 2002 over te gaan tot een tiental bijkomende 13

schadeloosstellingen in diverse interventiedossiers, voor een totaalbedrag van 0,2 miljoen. De hangende tegemoetkomingsaanvragen alsook de rechtsgedingen zijn gedekt door voorzieningen voor een totaal bedrag van 13,5 miljoen. De definitieve aanwending van dit bedrag hangt voornamelijk af van de afloop van de lopende geschillen. - recuperatie van schuldvorderingen Het Beschermingsfonds is, als rechtsopvolger van het CIF, in de plaats getreden in de rechten van de vergoede schuldeisers en heeft aldus recht op een deel van het eventuele faillissementsdividend. Het Beschermingsfonds volgt bijgevolg aandachtig de vereffeningsverrichtingen die uitgevoerd worden onder de verantwoordelijkheid van de curatoren van de betrokken faillissementen. In het kader van het faillissement van de wisselagent Meekels hebben de curatoren gemeld dat de gewone schuldeisers een dividend konden verwachten van 60 %. Ongeveer 750 cliënten werden vergoed door het CIF voor een totaal bedrag van 6,4 miljoen. Het Beschermingsfonds kan rechten doen gelden op dit dividend krachtens het subrogatiemechanisme en verwacht de terugwinning van een bedrag van 3,8 miljoen. Tenslotte, werd in 2002 door het Beschermingsfonds een dividend van 0,3 miljoen gerecupereerd in het faillissement van de beursvennootschap GCV Bogers & C. Bovendien gaf een preventieve tegemoetkoming, uitgevoerd in 1992 door het CIF met het oog op de bescherming van de rechten van de cliënten van een wisselagent, aanleiding tot een terugwinning van 0,2 miljoen. - beheer van de financiële middelen van het CIF Op het ogenblik van de opheffing van het CIF werden al zijn middelen ter beschikking gesteld van het op hetzelfde moment opgerichte Beschermingsfonds. Deze middelen werden ondergebracht in diverse voorzieningen die het Fonds aanhoudt tot dekking van hetzij hangende schadeloosstellingsaanvragen, hetzij risico's van algemene aard verbonden aan de uitvoering van de statutaire opdracht van het CIF. Deze voorzieningen worden aangewend ingeval van uitbetaling van tegemoetkomingen. Terugwinningen van faillissements- of vereffeningsdividenden worden eraan toegevoegd. Aan deze voorzieningen komt eveneens een proportioneel deel toe van de financiële opbrengsten uit de belegging van de middelen van het Beschermingsfonds. Er was oorspronkelijk overeengekomen dat het beschikbare saldo van deze voorzieningen zou bewaard blijven op het Beschermingsfonds tot volledige aanzuivering van de verbintenissen die het van het CIF overnam. De bestemming van deze middelen werd evenwel herzien naar aanleiding van het akkoord tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen om bepaalde reglementaire beschikkingen van het Fonds te wijzigen op het vlak van de aanwending van zijn Interventiereserve (zie punt 2.5. hierna). 14

Ingevolge dit akkoord heeft het Beschermingsfonds beslist om, na evaluatie van de risico's verbonden aan de in 1999 overgenomen verbintenissen en na vaststelling van het bedrag van de voorzieningen die hiervoor moeten worden behouden, aan de deelnemers die voorheen lid waren van het CIF een overtollig saldo terug te storten van de middelen die naar aanleiding van de oprichting van het Beschermingsfonds ingebracht zijn geweest. Na een grondig onderzoek van de huidige toestand van deze risico's en rekening gehouden met het totaalbedrag van de voorzieningen die hiervoor noodzakelijk worden geacht, werd het overtollig geworden deel van de ingebrachte middelen vastgelegd op 8,2 miljoen en terugbetaald aan de deelnemers van het Fonds die voorheen lid waren van het CIF. 2.5. Wijziging van de reglementaire beschikkingen van het Beschermingsfonds In het raam van een globaal akkoord tussen kredietinstellingen en beursvennootschappen, waarvan de terugstorting aan deelnemers aan het Beschermingsfonds die voorheen lid waren van het CIF van een overtollig geworden bedrag van ingebrachte middelen deel uitmaakt (zie vorig punt), werd overeengekomen om de solidariteit tussen de betrokken sectoren te versterken door de financiële middelen van het Beschermingsfonds te globaliseren zodat het over een zelfde globale som zou beschikken ongeacht of het gaat om een geval van deficiëntie van een kredietinstelling dan wel van een beursvennootschap. Op grond van dit akkoord zullen de financiële middelen ingebracht door de sector van de kredietinstellingen kunnen bijdragen om de lasten te dragen verbonden aan de deficiëntie van een beursvennootschap. Omgekeerd, zullen de financiële middelen ingebracht door de sector van de beursvennootschappen in de toekomst aangewend kunnen worden ingeval van deficiëntie van een kredietinstelling. In beide gevallen dient een welomschreven volgorde van opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve geëerbiedigd te worden. Er werd eveneens overeengekomen om, enerzijds, de voorzieningen die aangelegd werden met middelen die ingebracht werden door het CIF definitief in het patrimonium van het Beschermingsfonds onder te brengen en, anderzijds, de gewezen leden van het CIF definitief te ontlasten van hun verbintenis jegens het Beschermingsfonds om in te staan voor uitgaven verbonden aan interventiedossiers geopend door het CIF, waarvoor de aangelegde voorzieningen niet of in onvoldoende mate voor dekking zouden zorgen. Dit akkoord werd goedgekeurd door het Bestuurscomité en bracht verschillende aanpassingen mee van het Protocol van 12 februari 1999, die bevestigd werden door de deelnemers aan het Fonds overeenkomstig de regels die het Protocol hieromtrent heeft voorgeschreven. 15

2.6. Internationale samenwerking In 2002 werd het "European Forum of Deposit Insurers" opgericht. Deze informele organisatie, waarbij het Beschermingsfonds is toegetreden, groepeert een dertigtal organismen belast met de bescherming van deposanten. Met als doel een bijdrage te leveren aan de stabiliteit van de financiële systemen, beoogt het Forum om, op Europees vlak in zijn meest ruime betekenis, de samenwerking en de uitwisseling van ervaring tussen depositoverzekeraars te bevorderen. Het Forum werd eveneens aangewezen als ideale plaats om te onderzoeken of er zich bepaalde wijzigingen aan de Europese Richtlijn 94/19 opdringen en om een oplossing te vinden voor eventuele grensoverschrijdende problemen die naar aanleiding van de deficiëntie van een kredietinstelling zouden kunnen opduiken. Er werd uitdrukkelijk overeengekomen dat het Forum geen regelgevende of adviserende taken op zich neemt en in geen geval zijn leden kan binden. 16

3. Financieel beheer van de middelen van het Beschermingsfonds in 2002 3.1. Bijdragen van het jaar 2002 De middelen die bestemd zijn voor de financiering van tegemoetkomingen die moeten worden uitgevoerd naar aanleiding van deficiënties van kredietinstellingen of beursvennootschappen, worden jaarlijks verhoogd met bijdragen. Iedere kredietinstelling en beursvennootschap die deelneemt aan het Fonds, is een bijdrage verschuldigd die opgesplitst wordt in drie luiken: - een bijdrage voor het algemeen risico die 0,7 % bedraagt van het bankproduct zonder het renteresultaat (voor de kredietinstellingen) of van de omzet (voor de beursvennootschappen); - een bijdrage die 0,175 / bedraagt van de deposito's die in aanmerking komen voor een tegemoetkoming; - een bijdrage die 0,1 / bedraagt van de financiële instrumenten gehouden voor rekening van derden. De bijdragen van de kredietinstellingen voor het jaar 2002 bedragen 36,7 miljoen tegenover 35,6 miljoen in 2001. De bijdrage van deze sector neemt dus toe met ongeveer 3 % en volgt daarmee de toename van de gedekte deposito's die er het belangrijkste berekeningsbestanddeel (circa 80 %) van vormen. De bijdragen van de beursvennootschappen bevinden zich op hetzelfde niveau als het jaar voordien ( 1,5 miljoen). Het belangrijkste element (circa 80 %) voor de berekening van de bijdrage van deze sector is het omzetcijfer van de toegetreden vennootschappen. In totaal bedragen de bijdragen die voor het jaar 2002 aan het Beschermingsfonds gestort werden dus 38,1 miljoen, wat een toename met 2,7 % is vergeleken met het totaalcijfer van vorig jaar ( 37,1 miljoen). De vennootschappen voor vermogensbeheer en de vennootschappen voor plaatsing van orders in financiële instrumenten dragen niet bij tot de financiering van de Interventiereserve, maar delen in de administratieve kosten van het beheer van het Beschermingsfonds door de storting van een jaarlijkse individuele bijdrage die 131,82 bedraagt. In 2002 werd aldus een totaalbedrag van 4.877 door deze vennootschappen aan het Beschermingsfonds gestort. 17

3.2. Verslag over het financieel beheer van de middelen - Beleggingscomité Het Bestuurscomité bepaalt de richtlijnen voor de belegging van de middelen van het Beschermingsfonds. De praktische uitvoering van het financieel beheer is toevertrouwd aan een Beleggingscomité dat samengesteld is uit vertegenwoordigers van de overheid, van de kredietinstellingen en van de beursvennootschappen en dat samenkomt onder voorzitterschap van de Voorzitter van het Bestuurscomité. Dit Comité beslist over de beleggingen conform de bepalingen van het organisatiereglement en de algemene richtlijnen van het Bestuurscomité. Het Beleggingscomité brengt periodiek verslag uit over zijn activiteiten aan het Bestuurscomité dat te allen tijde kan tussenkomen en de beslissingen van het Beleggingscomité kan wijzigen. - Onderverdeling van de beleggingen Het bij koninklijk besluit goedgekeurde organisatiereglement bepaalt dat, met uitzondering van de liquiditeiten nodig voor de werking van het Beschermingsfonds, de tegoeden voor minstens 75 % moeten belegd worden in schuldvorderingsbewijzen uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Gemeenschap (en bepaalde gelijkgestelde entiteiten). Het resterende saldo kan vervolgens belegd worden in andere financiële instrumenten (aandelen of obligaties genoteerd op een door de Europese Gemeenschap gereglementeerde markt, en bepaalde aandelen van gemeenschappelijke beleggingsinstellingen). Zoals blijkt uit onderstaande tabel is ongeveer 93 % van de beschikbare liquiditeiten belegd in vastrentende effecten, uitsluitend uitgegeven door de Belgische Staat. Het saldo is belegd in kapitalisatiebeveks van aandelen. Belegging van de middelen in in miljoenen op 31.12.2002 op 31.12.2001 vastrentende effecten - Schatkistcertificaten 34,6 10 % 25,1 9% - OLO's 272,4 83% 236,5 80% niet-vastrentende effecten - Beveks 21,5 7% 32,2 11% liquiditeiten (op zicht en op termijn) 0,5 - % - - % Totaal 329,- 100% 293,8 100% 18

- Beleggingen in vastrentende effecten Deze activiteit slaat voornamelijk op de beleggingen van vervallen kapitalen en van nieuwe liquiditeiten, gevormd door jaarbijdragen van kredietinstellingen en beursvennootschappen en door financiële opbrengsten. Deze beleggingen brachten de portefeuille van 261,6 miljoen op 307,- miljoen. Rekening gehouden met de structuur van de Interventiereserve, die eveneens middelen bevat die onmiddellijk opgevraagd kunnen worden bij de kredietinstellingen, werd in 2002 hoofdzakelijk overgegaan tot de aankoop van OLO's met een resterende looptijd van meer dan 4 jaar. Op 31 december 2002 bestaan ongeveer 83 % van de beleggingen uit OLO's met vervaldagen van 2005 tot 2012 en ongeveer 10 % uit Schatkistcertificaten. De gemiddelde duration van de vastrentende beleggingen daalde van het ene jaareinde tot het andere van 4,87 tot 4,39. Het resultaat van 2002 van deze portefeuille wordt gevormd deels door interesten en gelijkgestelde opbrengsten die geboekt worden op basis van de reële rendementen verkregen bij de aankoop van effecten ( 13,6 miljoen) en deels door meerwaarden gerealiseerd n.a.v. arbitrageverrichtingen ( 1,8 miljoen). Rekening houdend met de spreiding in de tijd van deze meerwaarden tot op de meest nabije vervaldag van de verkochte of aangekochte effecten, bedraagt het brutorendement van de portefeuille 4,97 % en het nettorendement na roerende voorheffing 4,28 %, tegenover respectievelijk 5,09 % en 4,34 % voor het voorgaande jaar. - Beleggingen in niet-vastrentende effecten De enveloppe die besteed kan worden aan beleggingen in financiële instrumenten andere dan schuldtitels van de Staat, en meer bepaald in beveks in roerende waarden met kapitalisatie, wordt jaarlijks door het Bestuurscomité vastgelegd. Voor 2001 was dit bedrag vastgelegd geweest op maximum 17 % van de jaarlijkse ontvangen bijdragen. Ongeveer 80 % van de toegestane enveloppe werd in 2001 in dergelijke activa belegd. Begin 2002 werd overgegaan tot de belegging van het resterende saldo van ongeveer 1,3 miljoen. Voor het jaar 2002 werd de enveloppe vastgelegd op 15 % van de bijdragen van dat jaar. Gezien het beursklimaat werd het niet opportuun geacht om bijkomende beleggingen te doen aan te rekenen op deze schijf. Het Beschermingsfonds ging daarentegen over tot een desinvestering in beveks voor een bedrag van 2,2 miljoen. Door deze verrichtingen werd een meerwaarde gerealiseerd van 0,9 miljoen. De waardering van de portefeuille op 31 december 2002 op grond van het "markto-market" principe leidde tot de vaststelling van minderwaarden voor een bedrag van 9,7 miljoen. De boeking van overeenstemmende waardeverminderingen en de netto-desinvestering hebben de boekwaarde van de portefeuille beveks teruggebracht van 32,2 miljoen tot 21,5 miljoen. 19

- Performantie van de beleggingen Voor het jaar 2002 bedraagt de performantie van de belegging van de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt +5,4 %. Ze is de resultante van een return van +10.1 % voor de beleggingen in OLO, van +3,3 % voor de kortetermijnbeleggingen en van -30 % voor de niet-vastrentende effecten. 20

4. Overzicht van de beschikbare middelen van het Beschermingsfonds 4.1. Samenstelling De Interventiereserve bevat de financiële middelen die beschikbaar zijn om interventies te financieren in het geval dat een kredietinstelling of beleggingsonderneming in gebreke blijft. De Interventiereserve bevat enerzijds reserves die overgenomen werden van de vorige beschermingsregelingen en anderzijds een gemeenschappelijke reserve gevormd door nieuwe bijdragen die sinds 1999 worden gestort door de aangesloten kredietinstellingen en beursvennootschappen. De reserves die voorheen werden aangelegd door de sector van de privé-kredietinstellingen, door deze van de beursvennootschappen en, voor de gewezen OKI, door de bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg, worden bij voorrang aangewend voor tussenkomsten in de eigen sector. Daarentegen zal de gemeenschappelijke reserve, op grond van het solidariteitsprincipe, aangewend kunnen worden welke ook het statuut is van de instelling waarvoor een tussenkomst vereist is. Deze solidariteit werd versterkt in 2002 door de beslissing van het Beschermingsfonds om de reserves die afkomstig zijn van vroegere depositobeschermingssystemen bij kredietinstellingen, beschikbaar te stellen voor tegemoetkomingen die veroorzaakt werden door de deficiëntie van een beursvennootschap en, omgekeerd, om de reserves die afkomstig zijn van het CIF beschikbaar te stellen om lasten te dekken die hun oorsprong vinden in de deficiëntie van een kredietinstelling. Deze maatregelen zullen slechts toepassing vinden wanneer de middelen van een welbepaalde sector, verhoogd met de middelen van de gemeenschappelijke reserve, niet zouden volstaan om de financiële kostprijs van een deficiëntie te dekken. De tabel hierna geeft de structuur weer van de Interventiereserve. De inhoud van de diverse compartimenten en de volgorde van opneming ervan worden in de volgende punten behandeld. 21

Interventiereserve ((in miljoenen ) op 31.12.2002 op 31.12.2001 Reserve van de kredietinstellingen 328,2 326,8 stand-by lijnen "1985-1994" 184,6 184,8 inbreng van fondsen "1995-1998" 128,0 128,0 liquiditeiten 15,6 14,0 Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg 72,4 72,4 Reserve van de beursvennootschappen 10,2 9,7 inbreng van fondsen 10,1 9,7 liquiditeiten 0,1 - Gemeenschappelijke Reserve 169,2 128,5 Totaal van de middelen van de Interventiereserve 580,0 537.4 4.2. Middelen van de kredietinstellingen De stand-by lijnen zijn afkomstig van de beschermingsregelingen die van kracht waren tussen 1985 en 1994 en worden gevormd door de bijdragen die de kredietinstellingen gestort hebben op niet-rentende zichtrekeningen geopend op naam van het Beschermingsfonds. Deze tegoeden zullen in eerste instantie opgeroepen worden wanneer zich een geval voordoet van deficiëntie van een kredietinstelling. De middelen van een bepaalde kredietinstelling zullen haar teruggestort worden wanneer de som van de bijdragen van die instelling in de opeenvolgende beschermingsregelingen de bovengrens overschreden zal hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van zijn bijdragen van de laatste drie jaar en voor zover ondertussen deze tegoeden niet gebruikt zullen zijn geweest ingevolge een deficiëntie. Deze voorwaarde ging in 2002 in vervulling voor een kredietinstelling die hierdoor een bedrag van 0,2 miljoen teruggestort kreeg. De inbreng van fondsen is afkomstig van de beschermingsregeling die van kracht was tussen 1995 en 1998 en wordt gevormd door de jaarlijkse bijdragen die de instellingen die tot deze regeling waren toegetreden, aan het HWI gestort hebben. De Reserve van de kredietinstellingen bevat eveneens liquiditeiten die door hen werden ingebracht n.a.v. de oprichting van het Fonds. Deze liquiditeiten nemen toe in 2002 ingevolge de toevoeging van het dividend dat gerecupereerd werd in het faillissement van de Bank Max Fischer ( 0,9 miljoen) en van de beleggingsinteresten ( 0,6 miljoen). 22

4.3. Bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg Er wordt aan herinnerd dat vóór 1995 de passiva van de toenmalige openbare kredietinstellingen (OKI) een algemene Staatswaarborg genoten middels betaling van een premie aan de Schatkist, waarborgpremie genaamd. In 1995 traden deze instellingen toe tot de depositobeschermingsregeling, die zijn oorsprong vond in de Europese richtlijn 94/19 en werd er progressief een einde gesteld aan deze Staatswaarborg. Ten einde het ontbreken van een inbreng door deze instellingen met middelen voortkomend uit een vroegere regeling op te vangen - wat wel het geval was voor de privé-kredietinstellingen - werd een bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg toegekend. De wet van 17 december 1998 tot oprichting van de nieuwe beschermingsregeling heeft deze waarborg uitgebreid tot tegemoetkomingen in hoofde van de bescherming van financiële instrumenten. De bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg zal een einde nemen onder dezelfde voorwaarden als deze die voor de kredietinstellingen voorzien zijn voor de terugbetaling van hun tegoeden opgebouwd in het kader van de depositobeschermingsregelingen die van toepassing waren van 1985 tot 1994. Wanneer de bijdragen die toegerekend worden aan een gewezen OKI in de opeenvolgende beschermingsregelingen de bovengrens zullen overschreden hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van haar bijdragen van de laatste drie jaar, zal de Staatswaarborg afgebouwd worden ten belope van het proportionele deel dat aan die gewezen OKI toekomt. 4.4. Reserve van de beursvennootschappen De Reserve van de beursvennootschappen wordt gevormd door een inbreng van fondsen die afkomstig is van de reserves van het CIF en oorspronkelijk 12,4 miljoen bedroeg. Een bedrag van 2,7 miljoen werd uit deze reserve gelicht om de kostprijs van de tussenkomst van het Beschermingsfonds te dekken, jegens de cliënten van de beursvennootschap Logé & Associés die failliet werd verklaard in 1999. Het deel dat iedere deelnemer die voorheen lid was van het CIF aanhoudt in deze inbreng zal hem kunnen worden terugbetaald wanneer zijn totale bijdrage in de opeenvolgende regelingen (en na eventuele aftrek van middelen aangewend voor een interventie) de bovengrens zal overschreden hebben die overeenstemt met het zevenvoud van het totaal van zijn bijdragen aan het Beschermingsfonds van de laatste drie jaar. De voorwaardelijke terugbetalingsmogelijkheid van deze inbreng was bovendien door een beschikking van het Protocol voorlopig opgeheven totdat de verbintenissen overgenomen van het CIF volledig zouden zijn aangezuiverd. Aan deze voorlopige opheffing werd in 2002 een einde gesteld door het globaal akkoord tussen de kredietinstellingen en de beursvennootschappen (zie punt 2.5). De beursvennootschappen zullen dus vanaf 2003 in aanmerking kunnen komen voor een terugbetaling van zodra ze de voorwaarde vermeld in vorige paragraaf zullen vervuld hebben. 23

De Reserve van de beursvennootschappen bevat eveneens liquiditeiten die gevormd worden door overtollige voorzieningen aangelegd voor vroegere interventiedossiers van het CIF en door de beleggingsinteresten van deze voorzieningen. 4.5. Gemeenschappelijke Reserve Ongeacht de aard van de tegoeden die als grondslag dienen voor de berekening van de bijdragen en ongeacht het statuut van de instelling die de bijdrage stort, worden de bijdragen vanaf het jaar 1999 geboekt in een Gemeenschappelijke Reserve. Deze Reserve zal aangewend worden in geval van een deficiëntie van een kredietinstelling of een beursvennootschap. In het geval van een tussenkomst veroorzaakt door de deficiëntie van een vennootschap voor vermogensbeheer of een vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten, zal de kostprijs hiervan door de Gemeenschappelijke Reserve voorgefinancierd worden. Deze instellingen dienen het voorschot van het Beschermingsfonds vervolgens terug te betalen door middel van jaarlijkse bijdragen. In 2002 groeide de Gemeenschappelijke Reserve aan door toevoeging van de bijdragen gestort door de deelnemers ( 38,1 miljoen) en van beleggingsinteresten ten belope van 2,6 miljoen. De totaalsom van de sinds 1999 gestorte bijdragen en deze van de beleggingen gedurende de eerste vier werkingsjaren van het Fonds, bedragen respectievelijk 149,4 miljoen en 19,8 miljoen. 4.6. Principes van opneming van de diverse compartimenten van de Interventiereserve De beslissing van het Beschermingsfonds om de solidariteit te versterken tussen de sector van de kredietinstellingen en deze van de beursvennootschappen heeft een wijziging teweeggebracht van de principes van opneming van de diverse deelreserves. Zo zal, bij een deficiëntie van een kredietinstelling, in eerste instantie een beroep worden gedaan op de middelen afkomstig van vroegere depositobeschermingssystemen ("Reserve van de kredietinstellingen"), vervolgens op de middelen die het Fonds heeft ingezameld sinds 1999 ("Gemeenschappelijke Reserve") en tenslotte op de middelen afkomstig van het CIF ("Reserve van de beursvennootschappen"). Insgelijks zal de deficiëntie van een beursvennootschap aanleiding geven tot de aanwending van deze deelreserves in omgekeerde volgorde, t.w. van de Reserve van de beursvennootschappen, van de Gemeenschappelijke Reserve en van de Reserve van de kredietinstellingen. 24

Er zal slechts een beroep worden gedaan op een deelreserve wanneer de deelreserve die haar voorafgaat in de volgorde van opneming, volledig zal zijn opgebruikt. De bijzondere en tijdelijke Staatswaarborg zal tenslotte slechts aangewend worden ingeval van een interventie veroorzaakt door de deficiëntie waarin een gewezen openbare kredietinstelling is betrokken. In deze veronderstelling zal de Staatswaarborg in eerste instantie spelen. Indien ze volledig wordt gebruikt, zal er vervolgens een beroep gedaan worden op de middelen die beschikbaar zijn voor de kredietinstellingen en dit volgens de volgorde van opneming die voor deze instellingen van toepassing is. 4.7. Evolutie van de middelen van de Interventiereserve Als gevolg van de hierboven besproken wijzigingen van de diverse compartimenten van de Interventiereserve, steeg deze op 31 december 2002 met 42,6 miljoen tot 580,- miljoen. Het is belangrijk te onderlijnen dat het totaalbedrag van de Interventiereserve geen bovengrens vormt voor de interventies van het Beschermingsfonds. De beschermingsregeling voorziet immers niet in een plafonnering van het totaalbedrag van de uitkeringen die veroorzaakt worden door de deficiëntie van een kredietinstelling of een beursvennootschap waarvan het de verbintenissen dekt. Iedere cliënt van een dergelijke instelling heeft immers een recht zonder voorbehoud op terugbetaling of schadeloosstelling. Voor zover de voorwaarden van het reglement van het Beschermingsfonds vervuld zijn, zal iedere deposant of belegger vergoed worden ten belope van maximum 20.000 in het kader van de depositobescherming en ten belope van maximum 20.000 in het kader van de beleggersvergoeding. Dit onvoorwaardelijke recht is verworven door iedere deposant of belegger van een deficiënte instelling welk ook het niveau weze van de middelen waarover het Beschermingsfonds beschikt in de Interventiereserve. In het geval de Interventiereserve ontoereikend zou zijn om alle individuele schadeloosstellingen van de deposanten en beleggers uit te keren, voorziet het Protocol in de opvraging van bijkomende bijdragen bij de deelnemende instellingen. Volgende grafiek geeft de evolutie weer sinds 1985 van de totale middelen die in België beschikbaar werden gesteld voor de bescherming van deposanten en beleggers, hetzij door het HWI (van 1985 tot 1998), hetzij door het CIF (van 1991 tot 1998) of zijn rechtsvoorganger de Waarborgkas van de Wisselagenten (van 1986 tot 1990), hetzij door het Beschermingsfonds (vanaf 1999). 25