40 2012 BEPERKT STUURBREVET EXAMEN 1 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB. Verklaring van de gebruikte symbolen: Hieronder staan de vragen van het Beperkt Stuurbrevet-examen van maart 2012. Het gedeelte Beperkt (20 vragen) staat op 60 punten, dit wil zeggen 3 punten per vraag. U bent geslaagd indien u 60 % gehaald hebt (36/60). Let op: met dit systeem van meerkeuzevragen geeft een correct antwoord op een vraag 3 punten, geen antwoord geeft 0 punten en een foutief antwoord levert -1 punt op. Gokken wordt dus gesanctioneerd! Omcirkel de letter met het juiste antwoord. De oplossing vindt u na de laatste vraag. 1. Hieronder staat een verkeerssituaties afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft. a. vaartuig A heeft voorrang b. vaartuig B heeft voorrang c. beide moeten uitwijken 2. Hieronder staat een verkeerssituaties afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft. a. vaartuig A heeft voorrang b. vaartuig B heeft voorrang c. beide moeten uitwijken 1
3. Hieronder staat een verkeerssituaties afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft. a. vaartuig A heeft voorrang b. vaartuig B heeft voorrang c. beide moeten uitwijken 4. Hieronder staat een verkeerssituaties afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft. a. vaartuig A heeft voorrang b. vaartuig B heeft voorrang c. beide moeten uitwijken 5. Hieronder staat een verkeerssituaties afgebeeld. Geef aan welk vaartuig voorrang heeft. a. vaartuig A heeft voorrang b. vaartuig B heeft voorrang c. beide moeten uitwijken 6. Wat betekent het volgende verkeersteken? a. verboden voor kleine schepen b. enkel motorvaart is toegelaten c. verboden voor zeilschepen 2
7. Wat betekent het volgende verkeersteken? a. aanbevolen vaarrichting b. verplichte vaarrichting c. éénrichtingsverkeer 8. Wat betekent het volgende verkeersteken? a. verplicht een geluidssein geven b. verplicht stilhouden voor het bord c. verplichting om bijzonder op te letten 9. Wat betekent het volgende verkeersteken? a. beperkte waterdiepte b. splitsing van de waterweg c. verplichte vaarrichting 10. Wat betekent het volgende verkeersteken? a. maximum snelheid b. enkel grote schepen (vanaf 25 m lengte) toegelaten c. toestemming ligplaats te nemen in de breedte tot ten hoogste 25 m 25 3
11. Wat betekent het volgende verkeersteken? a. u vaart op hoofdvaargeul en kruist een nevenvaargeul b. u vaart op nevenvaargeul en kruist een hoofdvaargeul c. verplichting bij het oversteken de andere schepen niet te hinderen 12. Geef bij onderstaande figuren aan om welk schip het gaat. Hou ook rekening met het aanzicht en/of bijkomende specificaties. Kies steeds het meest volledige antwoord! a. motorschip dat wordt geassisteerd b. motorschip dat sleept of assisteert c. gesleept schip 13. Geef bij onderstaande figuren aan om welk schip het gaat. Hou ook rekening met het aanzicht en/of bijkomende specificaties. Kies steeds het meest volledige antwoord! a. schip dat gevaarlijke goederen vervoert b. schip met recht van voorrang c. onmanoeuvreerbaar schip 14. Geef bij onderstaande figuren aan om welk schip het gaat. Hou ook rekening met het aanzicht en/of bijkomende specificaties. Kies steeds het meest volledige antwoord! a. bijkomend teken voor een schip dat tegen hinderlijke golfslag wil worden beschermd b. stilliggende niet vrij varende veerpont c. bijkomend teken van onmanoeuvreerbaar schip 4
15. Geef bij onderstaande figuren aan om welk schip het gaat. Hou ook rekening met het aanzicht en/of bijkomende specificaties. Kies steeds het meest volledige antwoord! a. beperkt manoeuvreerbaar schip (vooraanzicht) b. loodsboot c. schip aan het treilvissen 16. Welke schets komt overeen met een groot zeilschip? a. schip A b. schip B c. schip C 17. Aan welke zijde moet een klein zeilschip zo mogelijk een ander zeilschip voorbijlopen? a. aan lijzijde b. aan loef c. aan bakboordzijde 18. U vaart aan stuurboordwal en loopt zeilboten die laveren op. Welke handelwijze is de beste? a. u mindert vaart en blijft achter de laverende zeilboten b. u gaat naar het midden toe varen om de laverende zeilboten de nodige ruimte te geven c. u houdt aan stuurboordwal koers en snelheid 5
19. Wat is het peilverschil tussen de punten X en Y op de Dender? a. 2.34 m b. 2.92 m c. 4.54 m 20. U wil onder de brug van Erembodegem varen met staande mast. De top van de mast bevindt zich op 3.60 m boven het wateroppervlak. Hoe hoog moet de minimale brughoogte zijn om te kunnen passeren? Hou rekening met de reglementaire veiligheidsafstand (cfr. ARSK). a. peil 10.75 m b. peil 11.05 m c. peil 11.35 m 6
Antwoorden beperkt stuurbrevet 2012 examen 1 1 B 2 C 3 B 4 A 5 A 6 C 7 B 8 B 9 A 10 C 11 A 12 B 13 B 14 A 15 A 16 C 17 B 18 C 19 B 20 C 7
2012 AANVULLEND STUURBREVET EXAMEN 1 Opmerking: Tenzij anders vermeld hebben de vragen betrekking op het APSB. Verklaring van de gebruikte symbolen: Hieronder staan de vragen van het Aanvullend Stuurbrevet-examen van maart 2012. Het gedeelte Algemeen (20 vragen) geeft u maximaal 60 punten. U bent geslaagd indien u 60 % gehaald hebt (36/60). Let op: met dit systeem van meerkeuzevragen geeft een correct antwoord op een vraag 3 punten, geen antwoord geeft 0 punten en een foutief antwoord levert -1 punt op. Gokken wordt dus gesanctioneerd! Omcirkel de letter met het juiste antwoord. De oplossing vindt u na de laatste vraag. BIJKOMENDE VRAGEN TOT HET BEKOMEN VAN HET ALGEMEEN STUURBREVET 21. Geef bij onderstaande figuur aan over welk schip het gaat. Kies steeds het meest volledige antwoord. Hou ook rekening met het aanzicht of bijkomende specificaties en het toepassingsgebied. volle zee a. treilvisser korter dan 50 m b. loodsvaartuig c. zeilschip langer dan 20 m 22. Geef bij onderstaande figuur aan over welk schip het gaat. Kies steeds het meest volledige antwoord. Hou ook rekening met het aanzicht of bijkomende specificaties en het toepassingsgebied. volle zee a. sleepboot met sleep korter dan 200 m b. sleepboot met sleep langer dan 200 m c. door diepgang beperkt manoeuvreerbaar schip 8
23. Geef bij onderstaande figuur aan over welk schip het gaat. Kies steeds het meest volledige antwoord. Hou ook rekening met het aanzicht of bijkomende specificaties en het toepassingsgebied. Kanaal Gent-Terneuzen a. binnenschip dat explosieven vervoert b. binnenschip dat brandbare stoffen vervoert c. politievaartuig 24. Beneden-Zeeschelde. Geef bij onderstaande figuur aan over welk schip het gaat. Kies steeds het meest volledige antwoord. Hou ook rekening met het aanzicht of bijkomende specificaties en het toepassingsgebied. a. zeilschip met lengte 20 m of meer b. motorschip langer dan 50 m c. motorschip korter dan 20 m 25. Beneden-Zeeschelde. Geef bij onderstaande figuur aan over welk schip het gaat. Kies steeds het meest volledige antwoord. Hou ook rekening met het aanzicht of bijkomende specificaties en het toepassingsgebied. a. varend bovenmaats zeeschip b. ten anker liggend zeeschip c. aan de grond zittend zeeschip 26. Belgische kust. Geef bij onderstaande figuur aan over welk schip het gaat. Kies steeds het meest volledige antwoord. Hou ook rekening met het aanzicht of bijkomende specificaties en het toepassingsgebied. a. beperkt manoeuvreerbaar vaartuig dat vaart door het water loopt b. onmanoeuvreerbaar vaartuig dat vaart door het water loopt c. vaartuig van lengte < 50 m dat aan de grond zit 9
INTERNATIONALE BEPALINGEN TER VOORKOMING VAN AANVARINGEN OP ZEE 27. Verkeersscheidingsstelsels staan op de zeekaarten aangeduid met: a. een groene kleur b. een rode kleur c. een paarse kleur 28. De voorrangsregels voor zeilboten onderling zijn, in deze volgorde: (BB = bakboord, SB = stuurboord) a. BB zeil wijkt voor SB zeil en loef wijkt voor lij b. SB zeil wijkt voor BB zeil en loef wijkt voor lij c. BB zeil wijkt voor SB zeil en lij wijkt voor loef 29. Een schip dat gesleept wordt, moet s nachts voeren: a. een rondom schijnend wit licht b. een rondom schijnend wit licht en een heklicht c. zijlichten (= boordlichten) en een heklicht 30. Een schip bezig met werkzaamheden onder water is: a. een onmanoeuvreerbaar schip b. een beperkt manoeuvreerbaar schip c. een volledig manoeuvreerbaar schip SCHEEPVAARTREGLEMENT BENEDEN ZEESCHELDE 31. Bij het verlaten van een vaargeul mag u de koerslijn van een schip dat buiten die vaargeul vaart kruisen en het verplichten van koers of vaart te wijzigen? a. nee b. ja c. ja, indien uw schip groter is 32. Drijvende leidingen die de scheepvaart kunnen hinderen moeten s nachts over de gehele lengte aangeduid worden met: a. rondom zichtbare witte lichten b. rondom zichtbare gele lichten c. rondom zichtbare rode lichten POLITIEREGLEMENT BENEDEN ZEESCHELDE 33. De verplichting om op de romp of bovenbouw op een goed zichtbare plaats de naam van het schip en zijn thuishaven te voeren geldt: a. voor ieder schip b. uitsluitend voor zeeschepen c. uitsluitend voor schepen die goederen vervoeren www.mobilit.fgov.be 10
34. Is waterskiën toegestaan in de vaargeul van de Beneden-Zeeschelde? a. ja b. neen c. enkel tijdens het weekeinde TERRITORIALE ZEE, KUSTHAVENS EN STRANDEN 35. Vanaf welke windkracht van uit zee waaiende wind mogen pleziervaartuigen van minder dan 6 m lengte over alles geen zee kiezen: a. 3 Beaufort b. 4 Beaufort c. 5 Beaufort 36. Vanaf de stranden van de Belgische kust mag een vaartuig zee kiezen: a. vanaf de aangeduide plaatsen door de bevoegde ambtenaar b. overal waar het geen hinder veroorzaakt c. nergens KANAAL GENT-TERNEUZEN 37. Een schip dat in de langsrichting van het kanaal vaart moet de oever aan stuurboordzijde houden. Deze verplichting geldt: a. enkel s nachts b. enkel bij slecht zicht c. bij elk soort zicht 38. Men wil ankeren op het kanaal van Gent Terneuzen. Er ligt een schip afgemeerd dat drie blauwe kegels voert. De minimale afstand die men bij het ankeren of afmeren van een schip met de drie blauwe kegels moet houden is a. 20 meter b. 50 meter c. 100 meter METEOROLOGIE 39. Wat betekent het hiernaast staande symbool op een weerkaart? a. warmtefront b. koufront c. occlusiefront 40. Wind waait van a. een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied b. een lagedrukgebied naar een hogedrukgebied c. beide mogelijkheden zijn juist 11
Antwoorden aanvullend stuurbrevet 2012 examen 1 21 B 22 B 23 B 24 A 25 A 26 C 27 C 28 B 29 C 30 B 31 A 32 B 33 A 34 B 35 A 36 A 37 C 38 C 39 B 40 A 12