1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

Vergelijkbare documenten
1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR DE INTERPRETATIE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR DE INTERPRETATIE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR ZIJN INTERPRETATIE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR ZIJN INTERPRETATIE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR ZIJN INTERPRETATIE

41. INDEXEN VOOR DE LUCHTKWALITEIT IN BRUSSEL

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR DE INTERPRETATIE

10. TROPOSFERISCHE OZON (O3)

17 GEMIDDELD WEEKVERLOOP

- 1 - april mei juni juli augustus september maand

De richtlijn 80/779/EG bepaalde als grenswaarde voor de dagwaarden:

Luchtkwaliteit en lozingen in de lucht in het Vlaamse Gewest Koen Toté

Smog in zomer van 5

16 OZON op WEEKEND- en FEESTDAGEN

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR DE INTERPRETATIE

De NH 3 -uitstoot speelt, via de vorming van ammoniumzouten (secundair aërosol), ook een zeer belangrijke rol bij de problematiek van fijn stof.

Oorspronkelijk werd bij de analyse de deeltjesconcentratie van 8 verschillende componenten bepaald :

Een voorstel van de Commissie voor nieuwe grenswaarden voor de luchtkwaliteit

DE LUCHTKWALITEIT IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

10. TROPOSFERISCH OZON (O 3 )

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest

Aantal dagen met goede luchtkwaliteit.

Tabel IV.49: DAGWAARDEN NH 3 PERCENTIEL P98. JAARPERIODE : JANUARI - DECEMBER [ Concentratie in µg/m 3 ]

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

Besluit Verontreinigingspieken Goedkeuring besluit (Vierde lezing)

De BIM gegevens : "Lucht - Basisgegevens voor het Plan" November 2004 INZAKE VERSCHAFFING VAN GEGEVENS

9 OVERSCHRIJDINGEN van de DREMPELWAARDEN voor OZON volgens de Richtlijn 2002/3/EG

9 OVERSCHRIJDINGEN van de DREMPELWAARDEN voor OZON volgens de Richtlijn 2002/3/EG

Luchtkwaliteit in Vlaanderen. Vleva-Joaquin symposium Brussel 3 juni 2013

lucht RRR balans/indicatoren syntheserapport over de staat van het leefmilieu

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

VERHOOGDE LUCHTVERONTREINIGING DE VOLGENDE DAGEN

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2009

Lucht MILIEU-EFFECTENRAPPORT VAN HET "NOODPLAN VOOR VERVUILINGSPIEKEN"

- ÉNERGIE - UNE CONSOMMATION TOTALE D'ÉNERGIE GLOBALEMENT EN BAISSE DEPUIS

4.4 VLUCHTIGE ORGANISCHE STOFFEN (V.O.S.)

Gemeente Ridderkerk. Rapportage. Berekenen en meten: de Luchtkwaliteit in Ridderkerk 2010

19 Samenvatting en Besluit

Luchtkwaliteit in Menen. 9 februari 2017

Gezondheid & Voeding

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

KARVA 17 november 2018, Antwerpen. Roeland SAMSON Laboratorium voor Milieu- en Stadsecologie Bio-ingenieurswetenschappen

Luchtkwaliteit in het Vlaamse Gewest. Koen Toté - VMM

8. STIKSTOFOXIDEN (NOX)

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!??

Aantal dagen waarop de daggemiddelde PM 10 -concentratie groter is dan 50 µg/m³

7. AMMONIAK (NH 3 ) 1. Inleiding Waarom de ammoniakconcentraties opvolgen? 1.2. Gevolgen voor het milieu

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Derde kwartaalverslag 2014

FIJN STOF WAARSCHUWINGSBERICHT

8. STIKSTOFOXIDEN (NOX)

Fijn stof in Nederland: stand van zaken en beleidsimplicaties na het tweede BOP. onderzoeksprogramma

6. ZWAVELDIOXIDE (SO2)

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

Advies betreffende de governance inzake luchtkwaliteit. Conferentie FRDO 12/10/2018 Prof. Jean-Pascal van Ypersele Voorzitter WG Energie & Klimaat

Tabel 1. Huidige concentratieschalen voor de berekening van de luchtkwaliteitsindex. NO 2. (uurgemiddelde)

Opvolging van wintersmogepisodes - OVL voorspellingsmodel

4. EVALUATIE MEETRESULTATEN. temp.

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

Achtergronddocument Luchtkwaliteit Gemeente Utrechtse Heuvelrug

SMOGALARM MINSTENS TOT ZATERDAG 10 JANUARI 2009

4. EVALUATIE MEETRESULTATEN. temp. + (vgl. 4.2) 4.1 STIKSTOFOXIDEN [NO X ]

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

1. HET DPSIR-MODEL : VOOR EEN GEÏNTEGREERDE AANPAK VAN DE

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

6. Resultaten Autoluwe zondagen

NO, NO2 en NOx in de buitenlucht. Michiel Roemer

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

5. DE INTERNATIONALE VERPLICHTINGEN VOOR HET INZAMELEN EN

Hoe komen de annual air quality kaarten tot stand?

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 130 S, lid 1,

1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE

1. Voornaamste POLLUENTEN en MEETPROGRAMMA

Luchtkwaliteit in Steden Probleemschets, Aandachtspunten, Tendensen

Gesjoemel op de weg? Eric Feringa Igor van der Wal

14. KOOLSTOFMONOXIDE (CO)

PM-problematiek, invloed van diffuus

Werkgroep luchtkwaliteit en geluidsbelasting. Overzicht gegevens

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

De BIM gegevens : "Lucht - Basisgegevens voor het Plan" Juni LOOD

24. POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN (PAK)

Luchtkwaliteit in Zeist

Zaal KLAS 6.2. Luchtkwaliteit, gezondheid en klimaat: Curieuzeneuzen

Gezondheidswinst door schonere lucht. Nr. 2018/01. Samenvatting

LUCHTVERONTREINIGING EN -ZUIVERING

LUCHTKWALITEIT in het BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Immissiemetingen

Resultaten meetcampagne luchtkwaliteit in Gent bekend

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hoe gaat het met de luchtkwaliteit in Vlaanderen?

Toekomstbestendig luchtkwaliteitsbeleid

De Commissie dient een voorstel in voor grenswaarden voor de luchtkwaliteit voor benzeen en koolmonoxide

Verontreiniging door wegverkeer. Peter Hofschreuder

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

SMOGALARM VANAF MORGEN MAANDAG 31 JANUARI 2011

Toelichting berekening ISL3a t.a.v. luchtkwaliteit

Transcriptie:

Methodologische fiche INDICATOR: VERVUILINGSPIEKEN: OPTREDEN VAN DE DREMPELWAARDEN 1, 2 EN 3 VAN HET BRUSSELS NOODPLAN THEMA: LUCHT 1 BELANG VAN DE INDICATOR EN ELEMENTEN VOOR INTERPRETATIE Vraag achter de indicator: Deze indicator kadert binnen de algemene context van de evolutie van de blootstelling van de bevolking aan de fijne deeltjes PM10 en de stikstofdioxide NO 2. Hij beoogt specifiek het opvolgen van de evolutie in de tijd van de winterse vervuilingspieken. Context van de indicator: Fijne deeltjes (of PM) Stofdeeltjes (in het Engels Particulate Matter (PM) ) verwijzen naar de zwevende deeltjes in de lucht. Ze vormen een luchtverontreinigende stof die chemisch niet gedefinieerd is en hebben door de enorme variatie in grootte en fysisch-chemische samenstelling uiteenlopende gevolgen voor gezondheid en klimaat. PM worden afhankelijk van de diameter ingedeeld in verschillende categorieën. De fijne deeltjes van de categorie PM10 zijn deeltjes met een aerodynamische diameter kleiner dan 10 µm. Ze omvatten zowel PM2.5 (hele fijne deeltjes), PM1 (ultrafijne deeltjes) als PM0.1 (nanopartikels). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen primaire fijne deeltjes die rechtstreeks worden uitgestoten - door natuurlijke bronnen (bijv. bodemerosie) of antropogene (bijv. verkeer, industrie, verwarming) - en de secundaire fijne deeltjes die door chemische reacties in de lucht ontstaan vanuit andere polluenten. De secundaire deeltjes ontstaan bij specifieke weersomstandigheden; ze zijn het resultaat van een binding met moleculen die van nature aanwezig zijn in de atmosfeer en afkomstig zijn van verontreinigende gasvormige precursoren zoals de VOS, ammoniak (NH 3 ), salpeterzuur (HNO 3 ) en de zwavelderivaten die het gevolg zijn van de SO 2 -uitstoot. PM zijn niet zonder gevolgen voor de gezondheid (irritatie van de luchtwegen, vermindering van de ademhalingsfunctie met name bij kinderen en oudere personen,...). De ernst van de gevolgen wordt bepaald door hun grootte (fijnere deeltjes dringen dieper door in de luchtwegen dan grote), hun chemische aard en door de eventuele binding met andere verontreinigende stoffen (zware metalen, PAK s). Als gevolg van hun mogelijk mutagene en/of carcinogene aard vormen roet, PAK's en koolstofhoudende deeltjes een groter risico dan klei- en zanddeeltjes die 2,5 tot 10 µm groot zijn. Verder moet ook met de dosis en de duur van de blootstelling rekening worden gehouden. Stikstofdioxide (NO 2 ) Stikstofoxide (NO x ) ontstaat door oxidatie van de stikstof in de lucht tijdens verbrandingsprocessen op hoge temperatuur (verkeer, huishoudelijke verwarmingsinstallaties, energieproductie, specifieke chemische productie,...). NO X wordt hoofdzakelijk in de vorm van NO (~90%) en in mindere mate als NO 2 (~10%) uitgestoten. EN INDICATOREN PAGINA 1 VAN 6

De verhouding NO/NO 2 in de omgevingslucht hangt af van het chemisch evenwicht tussen de substanties NO, NO 2, O 2 (zuurstof) en O 3 (ozon). NO oxideert bij aanwezigheid van O 2 spontaan tot NO 2 : NO + O 2 NO 2 (langzaam proces) In tegenstelling tot NO is NO 2 toxisch voor de luchtwegen. Astmapatiënten of personen met chronische longaandoeningen komen bij langdurige blootstelling aan concentraties van enkele tienden van ppm (deeltjes per miljoen) of van enkele honderden µg/m 3 in de problemen. Beleidscontext en juridische context: Al vele jaren vaardigt de Europese Unie richtlijnen uit die de impact van luchtverontreiniging op de gezondheid, het klimaat en het milieu maximaal moeten beperken. Uitgaande van wetenschappelijk onderzoek heeft ze grenswaarden en/of streefcijfers vastgelegd voor de concentraties van bepaalde verontreinigende stoffen in de omgevingslucht (immissiewaarden van de polluenten). De monitoring en rapportering van de PM10 en NO 2 in de lucht moet gebeuren volgens de Europese richtlijn 2008/50/EG 1. De richtlijn werd op 21 mei 2008 goedgekeurd en is sinds 11 juni 2008 van kracht (de Lidstaten dienden deze richtlijn vóór 11 juni 2010 naar hun nationale recht om te zetten). Net als in de door haar vervangen richtlijn 1999/30/EG bepaalt de richtlijn 2008/50/EG de NO 2 - en PM10-concentraties die niet mogen overschreden worden. Bij een mogelijke overschrijding van de verontreiningsniveaus, suggereert de richtlijn 2008/50/EG dat de Lidstaten een kortetermijnactieplan met maatregelen zouden opstellen die het risico of de duur van een dergelijke overschrijding moeten beperken. (Onder de richtlijn 1999/30/EG had deze bepaling een verplichtend karakter). Omdat de grenswaarden van richtlijn 2008/50/EG kunnen worden overschreden tijdens de wintermaanden (november tot maart) ten gevolge van een slechte dispersie van de verontreinigende stoffen, bijvoorbeeld in het geval van een inversie, stelde de Brusselse Hoofdstedelijke Regering een noodplan op. De bedoeling van het plan is de bevolking te informeren en maatregelen te formuleren in geval van vervuilingspieken. De bepalingen van het plan zijn opgenomen in het besluit van 27 november 2008 tot vaststelling van dringende maatregelen om piekperiodes van luchtvervuiling door fijn stof en door stikstofdioxiden te voorkomen. Het besluit dat op 1 januari 2009 van kracht werd, legt uitgaande van drie oplopende drempels van verontreiniging, drie telkens strengere interventieniveaus op die de plaatselijke antropogene uitstoot van het verkeer en van de verwarming van overheidsgebouwen moeten beperken. Het activeren van de interventiemaatregelen gebeurt op basis van de voorspellingen van de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu, om te kunnen anticiperen op de vervuilingspiek en de maatregelen te treffen die leiden tot een onmiddellijke beperking van de emissies. Te bereiken kwantitatieve doelstellingen en, desgevallend, statuut van de streefdoelen Het noodplan bij verontreinigingspieken van het besluit van 27 november 2008, dat op 1 januari 2009 van kracht werd, bepaalt voor PM10 en NO 2 welke de drempelwaarden zijn waarbij moet worden opgetreden. 1 Deze richtlijn heeft geleid tot de opheffing sinds 1 januari 2010 van de richtlijn 80/779/EEG, de kaderrichtlijn 96/62/EG en de dochterrichtlijn 1999/30/EG. Dit is het gevolg van recentere kennis en inzichten op het vlak van wetenschap en gezondheid. PAGINA 2 VAN 6

De drempelwaarden voor de PM10-concentraties zijn de volgende: Daggemiddelde van de PM10-uurconcentraties Drempelwaarde 1 71 tot 100 µg/m 3 Drempelwaarde 2 101 tot 200 µg/m 3 Drempelwaarde 3 > 200 µg/m 3 De drempelwaarden voor de NO 2 -concentraties zijn de volgende: Hoogste NO 2 - uurconcentratie van de dag Drempelwaarde 1 151 tot 200 µg/m 3 Drempelwaarde 2 201 tot 400 µg/m 3 Drempelwaarde 3 > 400 µg/m 3 Het noodplan geldt tijdens de winterperiodes van november tot maart. Men stelt dat de drempelwaarden zijn bereikt als de volgende twee voorwaarden gelijktijdig zijn vervuld: 1 / Gedurende een periode van ten minste twee opeenvolgende dagen werd de drempelwaarde bereikt voor ten minste een van de twee stoffen (PM10 of NO 2 ) waarvan sprake in het noodplan. 2 / De in het noodplan voorziene drempelwaarde wordt bereikt in minstens twee meetstations van het Brussels Gewest. 2 METHODOLOGISCHE FUNDERINGEN Definitie: De indicator identificeert voor elk van de drempelwaarden 1, 2 en 3 van het plan vervuilingspieken, het aantal hiermee overeenstemmende vervuilingsepisodes dat a posteriori werd afgeleid uit de door het telemetrisch meetnet opgetekende concentraties. Eenheid: aantal gebeurtenissen Berekeningswijze en aangewende gegevens: De PM10-dagconcentratie of de maximale NO 2 -uurconcentratie wordt berekend op basis van de gegevens geregistreerd door de meetposten van het telemetrisch meetnet van het Brussels Gewest. Die gegevens zijn beschikbaar in halfuurgegevens. De afronding gebeurt enkel op het eindresultaat. Op basis van de voormelde criteria kan de aanwezigheid van een verontreinigingspiek a posteriori worden nagegaan aan de hand van de PM10- en NO 2 -concentraties gemeten door het telemetrisch meetnet. Wij vestigen er de aandacht op dat de maatregelen tot beperking van de uitstoot van de verontreinigende stoffen uitsluitend geactiveerd worden op basis van de voorspellingen door IRCEL (Interregionale Cel voor Leefmilieu) van de PM10 en NO 2 -concentraties: m.a.w. als de resultaten van de voorspellingen vallen binnen de hoger aangehaalde voorwaarden, dan treedt het noodplan voor verontreinigingspieken in werking. Nochtans kunnen bepaalde van die evenementen ontsnappen aan de voorspellingsmodellen: dit is bijvoorbeeld het geval tijdens episodes van import van deze polluenten, of nog wanneer zich massaal secundaire aërosolen vormen. Dit kan zich voordoen op het einde van de winter wanneer mest wordt uitgespreid op de landbouwgronden. Wanneer een verontreinigingsepisode niet kan voorspeld worden, worden de maatregelen van het noodplan niet afgekondigd. De instanties kunnen de bevolking echter wel op de hoogte stellen van de vastgestelde niveaus van verontreiniging. Bron van de aangewende gegevens: PAGINA 3 VAN 6

IRCEL (Interregionale Cel voor Leefmilieu) Aanbevolen periodiciteit voor het bijwerken van de indicator: Jaarlijks 3 COMMENTAAR AANGAANDE DE METHODOLOGIE OF DE INTERPRETATIE VAN DE INDICATOR Beperking van de indicator en gebruiksvoorzorgen: De indicator houdt rechtstreeks verband met de uitvoering van het Brusselse noodplan bij vervuilingspieken en is een toepassing van de drempelwaarden en de interventieomstandigheden voorzien in het kader van dat noodplan. De concentraties worden bepaald aan de hand van de meetwaarden van het Brussels telemetrische meetnet voor de luchtkwaliteit. De indicator komt wel degelijk overeen met het voorkomen van de vervuilingspieken en niet met het aantal keren dat het noodplan in werking werd gesteld. Moeilijkheden eigen aan de methodologie: Met het oog op het berekenen van de indicatorwaarde, bepalen de bijlagen (I, punt A en XI, punt A) van de richtlijn 2008/50/EG de minimale vereisten waaraan de beschikbaarheid van de gegevens in de zomer en in de winter moet beantwoorden, evenals de vereiste proportie gegevens voor het berekenen van de uurwaarden. De vereiste proportie gegevens om een geldige uurwaarde te verkrijgen, bedraagt 75% (45 minuten). De methodologische moeilijkheden eigen aan de meetmethode en aan de ruimtelijke representativiteit van de meetstations worden besproken in het technisch rapport over zwarte rook en fijne deeltjes (zie punt 6 hieronder). 4 VERBANDEN MET ANDERE INDICATOREN OF GEGEVENS (UIT HET RAPPORT OVER DE STAAT VAN HET BRUSSELSE LEEFMILIEU) - Luchtkwaliteit : concentratie aan fijne deeltjes (PM10) - Luchtkwaliteit : N0 2 -concentratie - Luchtkwaliteit : troposferische-ozonconcentratie - Uitstoot van ozonprecursoren - Uitstoot van verzurende stoffen 5 VOORNAAMSTE INSTELLINGEN BETROKKEN BIJ HET ONTWIKKELEN VAN GELIJKAARDIGE INDICATOREN (EUROPA, BELGIË, ANDERE INDIEN PERTINENT) Nihil 6 BIBLIOGRAFISCHE REFERENTIES (METHODOLOGIE, INTERPRETATIE) - BRASSEUR OLIVIER, Fumées noires et particules fines, Bruxelles Environnement, rapport technique, 63 bladzijden, januari 2011. Te raadplegen op : http://documentation.bruxellesenvironnement.be/documents/air_labo_fumees_particul es.pdf PAGINA 4 VAN 6

- BRASSEUR OLIVIER, Ozone et Dioxyde d Azote, Bruxelles Environnement, rapport technique, 45 bladzijden, januari 2011. Te raadplegen op : http://documentation.bruxellesenvironnement.be/documents/air_labo_o3_no2.pdf - DEBROCK Katrien, CHEYMOL Anne, VANDERSTRAETEN Peter. Juli 2009. De fijne deeltjes (PM10, PM2.5), Leefmilieu Brussel, factsheet Lucht, fiche 23, 56 bladzijden. Te raadplegen op : http://documentatie.leefmilieubrussel.be/documents/lucht_23.pdf - Leefmilieu Brussel. Laboratorium voor Milieuonderzoek. Juni 2012. De luchtverontreiniging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Immissiemetingen 2009-2011, technisch rapport, 363 bladzijden. Te raadplegen op : http://documentatie.leefmilieubrussel.be/documents/qair_rpt0911_ssann_b_c_d_e_ bis_nl.pdf 7 VOLLEDIGHEID (DEKKING IN RUIMTE EN TIJD) Beschikbare tijdreeks: van de winter 1998-1999 tot de winter 2014-2015. Ruimtelijke dekking van de gegevens: Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest telt momenteel 6 meetpunten voor de PM10- concentraties: Meetpost Aanvang metingen Type meetpost Ukkel (R012) 1981 Stedelijke St-Agatha-Berchem (B011) Voorhaven Haren (N043) St-Lambrechts- Woluwe (WOL1) 1993 Stedelijke Type omgevingsactiviteit Januari 1998 Industrieel Industrie, verkeer 1994 Verkeer Zeer druk verkeer, erg open omgeving Meudonpark (MEU1) Oktober 1999 Verstedelijkt gebied, bij industriezone St-Jans-Molenbeek (R001) 1981 Verkeer Zeer druk verkeer, industrie, bewoning De NO 2 -concentraties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden continu gemeten in 10 punten van het telemetrisch net: Meetpost Aanvang metingen Type meetpost Ukkel (R012) 1981 Stedelijke St-Agatha-Berchem (B011) Voorhaven Haren (N043) St-Lambrechts- Woluwe (WOL1) Meudonpark (MEU1) St-Jans-Molenbeek (R001) 1993 Stedelijke Type omgevingsactiviteit Januari 1998 Industrieel Industrie, verkeer 1994 Verkeer Zeer druk verkeer, erg open omgeving Oktober 1999 Verstedelijkt gebied, bij industriezone 1981 Verkeer Zeer druk verkeer, industrie, bewoning PAGINA 5 VAN 6

Sint Katelijne (B004) Europees Parlement (B006) Eastman-Belliard (B005) Belliard-Remard (B008) Elsene, Kroonlaan (R002) December 2000 Verstedelijkt gebied Verkeer, residentieel, handel September 2001 Verstedelijkt gebied Voetgangerszone Oktober 2001 Gesloten in oktober 2012 (wegens werken in het Eastman gebouw) Verstedelijkt gebied Oktober 2012 Verkeer Canyonstraat, druk verkeer 1986 Verkeer Canyonstraat, druk verkeer Opmerking: Het meetstation van Meudonpark was door een grondverschuiving van 22 juli 2010 tot begin oktober 2011 buiten werking. Datum waarop de indicator voor het laatst werd bijgewerkt: juli 2015 Datum waarop deze methodologische fiche voor het laatst werd bijgewerkt: juli 2015 PAGINA 6 VAN 6