6. Alumni Universiteit Utrecht
De laatste groep die is aangeschreven voor onderzoek zijn degenen die de afgelopen vijf jaar (vanaf 2002) zijn afgestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Deze groep heeft dezelfde enquête ingevuld als de ingeschrevenen van WoningNet en om overlap te voorkomen is gekozen om een indeling te maken met een groep die allen bij WoningNet zijn ingeschreven én een groep alumni van de UU die niet bij WoningNet zijn ingeschreven. Deze laatste groep zal hieronder worden besproken en bestaat dus uit jonge mensen die wel deels actief zijn op de woningmarkt in Utrecht maar niet via WoningNet zoeken. Om de groep te analyseren zullen in de eerste plaats een aantal algemene kenmerken van de groep worden besproken zoals leeftijd en opleidingsniveau. Ook de algemene woonwensen en de positie van de groep binnen de Utrechtse woningmarkt krijgt aandacht. Daarna zullen de specifieke wensen van alumni met behulp van woonbeelden worden onderzocht. Als laatste is de vorige, huidige en gewenste woonsituatie is zogenaamde recruteringspatronen uitgewerkt. Kenmerken van de groep Als één van de drie groepen een homogeen karakter moet hebben, dan zal het de groep alumni van de Universiteit Utrecht zijn. Immers, de groep studenten heeft verschillen tussen UU- en HU-studenten en ook de WoningNetgroep is zeer heterogeen van karakter. De alumni van de Universiteit hebben echter allen hetzelfde opleidingsniveau en zijn net begonnen op de arbeidsmarkt of gaan weldra beginnen. De gemiddelde leeftijd van de alumni van de UU is 27,5 jaar (gemiddeld geboortejaar 1979), met een standaarddeviatie van 3,0. De gehele groep is afgestudeerd aan de Universiteit Utrecht en wat opvalt is dat een groot gedeelte van de alumni nog verder studeert: 15,6% aan de UU en 6,1% aan een andere universiteit. Dit heeft deels te maken met het feit dat veel bachelorstudenten ook een master-graad willen halen. Bovendien is er een aantal studenten dat na het afronden van een master- of doctoraalopleiding nog een masteropleiding volgt. Voordat verdere kenmerken van de groep beschreven worden, wordt eerst dieper ingegaan op de vraag naar woningen van de alumni. De manier waarop deze groep tot stand is gekomen (alle alumni van de UU zónder WoningNet-inschrijving zijn opgenomen in de groep) zou in principe betekenen dat een groot gedeelte van de groep niet op zoek is naar woonruimte. Immers, een inschrijving bij WoningNet lijkt een goede manier te zijn om aan een huurwoning en in mindere mate een koopwoning te komen. In het licht hiervan is het opvallend dat bijna de helft van de groep al dan niet actief op zoek is naar woonruimte (zie tabel 6.1). Tabel 6.1: Alumni van de UU op zoek naar woonruimte Aantal Percentage Ja, ik ben actief op zoek 1.495 19,2% Ja, maar ik ben nu niet actief op zoek 2.245 28,9% Nee 4.029 51,9% Van de alumni die actief op zoek zijn naar woonruimte is 45,4% op zoek naar woonruimte in de regio Utrecht. Hiervan is 24,5% op zoek naar een huurwoning in Utrecht en 71,3% naar een koopwoning. Het grootste gedeelte van de alumni die in Utrecht een woning zoeken, is op zoek naar een duurdere koopwoning (zie figuur 6.2) en dat is niet waar WoningNet in gespecialiseerd is. De andere sectoren (alle huur en de goedkope koop) worden echter wel in ruime mate door WoningNet aangeboden, wat erop wijst dat een gedeelte van de mensen die in Utrecht op zoek zijn naar zelfstandige woonruimte niet gebruik maakt van WoningNet. Een mogelijke oorzaak hiervoor kan zijn dat er lange wachttijden zijn bij WoningNet.
Tabel 6.2: Specifieke woninginteresse van alumni van de UU die actief in de regio Utrecht woonruimte zoeken Aantal Percentage Een kamer 29 4,3% Huur, minder dan 500 huur per maand (exclusief gas / water / licht) Huur, meer dan 500 huur per maand (exclusief gas / water / licht) 108 16,0% 58 8,5% Koop, minder dan 150.000 22 3,2% Koop, meer dan 150.000 426 68,1% 6.1 Levensloop Voor de groep studenten en de groep ingeschrevenen van WoningNet is de positie binnen de levensloop in voorgaande hoofdstukken besproken. Wat rest is de positie van de groep alumni, die niet via WoningNet een woning zoeken, waarbij in de analyse de vergelijking tussen de verschillende groepen gelegd kan worden. 6.1.1 Huishoudenssituatie Eén van de bewijzen voor de homogeniteit van de alumni is de geringe variatie in huishoudenssituatie (zie tabel 6.3). Waar er bij de WoningNet-groep nog een grote verdeling tussen het ouderlijk huis aan de ene kant en samenwonend met kinderen aan de andere is, is er in deze groep eigenlijk alleen maar sprake van alleenstaanden en samenwonenden zonder kinderen. Dit duidt erop dat het grootste gedeelte van de groep alumni in dezelfde fase van de huishoudenscarrière zit. Een derde (33,3%) van alle alumni geeft aan binnen twee jaar te willen samenwonen, in tegenstelling tot 41,4% bij de WoningNetters en 22,6% van alle studenten. Het verschil in percentage met de WoningNet-groep kan verklaard worden door het feit dat veel alumni op dit moment al samenwonen. Tabel 6.3: Huishoudenssituatie van alumni van de UU Aantal Percentage Thuis bij ouders 455 5,9% Alleenstaand (met of zonder huisgenoten) 3.047 39,2% Alleenstaand met kind(eren 7 0,1% Samenwonend / gehuwd 3.740 48,1% Samenwonend / gehuwd met kind(eren) 484 6,2% 6.1.2 Woonsituatie Terwijl bij de WoningNet-groep de helft een zelfstandige woning heeft, is dat bij de alumni ruim drie kwart (78,3%, zie tabel 6.4). Het percentage alumni dat nog in het ouderlijk huis woont is zeer gering en het percentage met een koopwoning is juist hoog. Ook dit duidt erop dat het grootste gedeelte van de groep in dezelfde fase van de huishoudenscarrière zit, en die carrière verder gevorderd is dan bij de studenten. Dat de alumni die nu nog op kamers wonen vaak op zoek zijn naar een zelfstandige woning blijkt uit de woonsituatie van diegenen die actief op zoek zijn naar woonruimte in Utrecht (zie bijlage 9.9): het aantal kamerbewoners is hier ruim twee keer zo groot (33,0%) als bij alle alumni tezamen.
Overigens blijkt uit bijlage 9.9 ook dat de alumni met een koopwoning over het algemeen niet zo veel haast hebben om op korte termijn weer te verhuizen: hier is het percentage actief woningzoekenden juist véél lager (8,5%) dan bij de gehele groep. Tabel 6.4: Woonsituatie van alumni van de UU Aantal Percentage Ouderlijk huis 491 6,3% Kamer 1.199 15,4% Zelfstandige huurwoning 3.389 43,6% Zelfstandige koopwoning 2.693 34,7% Gemiddeld geven de alumni die hun huur inclusief gas, water en licht betalen per maand 434,89 uit voor hun woonruimte terwijl degenen waarvan de huur exclusief gas, water en licht is gemiddeld 440,51 betalen. De groep alumni, die iets meer verdienen dan de WoningNet-groep, geven ook meer geld uit aan hun woning. Van de mensen die in een koopwoning wonen, woont meer dan drie kwart (80,9%) in een woning van meer dan 150.000. Kamerbewoners hebben gemiddeld 32,7 m 2 en 1,7 vertrek tot hun beschikking, degenen met een huurwoning gemiddeld 67 m 2 en 3,3 vertrek en de bezitters van een koopwoning 97 m 2 en 4,2 vertrek. 6.1.3 Hulpbronnen en restricties In de paragraaf hierboven is al gewag gedaan van het feit dat de alumni iets meer verdienen dan de WoningNet-ingeschrevenen en daardoor ook meer geld tot hun beschikking hebben voor hun woning. Het gemiddelde inkomen van degenen die actief op zoek zijn naar woonruimte in de regio Utrecht is 1471,27, zo n 150 hoger dan bij de WoningNet-groep. Ook hier wordt het inkomen vooral betrokken uit het loon en niet uit studiefinanciering en bijdrage van derden. Een belangrijke hulpbron die de WoningNet-groep en een deel van de studenten hebben is de inschrijving bij WoningNet. Deze ontbreekt in het geheel bij de alumni zoals ze in dit onderzoek zijn onderscheiden. Als ze in aanmerking willen komen voor een huurwoning of koopwoning zullen ze dus via particuliere kanalen toegang tot de markt proberen te krijgen, dit zou ook een verklaring kunnen zijn voor de duurdere huur in vergelijking met de WoningNet-groep. Wél heeft een relatief groot gedeelte van de alumni een koopwoning, wat zeker als een hulpbron beschouwt kan worden. 6.2 Voorkeuren 6.2.1 Woonbeelden Aan het begin van dit hoofdstuk is al stilgestaan bij de woonvoorkeuren van de alumni van de Universiteit Utrecht. Om een scherper beeld te krijgen van de voorkeuren van de alumni wordt in de onderstaande paragrafen gebruik gemaakt van woonbeelden. In de komende acceptatiehiërarchieën zullen achtereenvolgens de vraag naar huurwoningen en de vraag naar koopwoningen onder de loep genomen worden. Er is bij deze hiërarchieën gebruik gemaakt van de groep mensen die actief op zoek zijn naar woonruimte; bij de woonbeelden van huurwoningen zijn alleen de mensen die op zoek zijn naar een huurwoning opgenomen en bij de woonbeelden van koopwoningen de mensen die op zoek zijn naar een koopwoning.
Figuur 6.1: Acceptatiehiërarchie woonbeelden zelfstandige huur MAX 2 Anna Paulownalaan Springweg Salomédreef Lodewijk Napoleonplantsoen Houtrakgracht Briljantlaan MAX 1 Bisschoppen 2 Bisschoppen 1 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% Wat als eerste opvalt bij de acceptatiehiërarchie (figuur 6.1) van huurwoningen is dat de ex-studenten de woonbeelden op De Uithof veelal afwijzen. Blijkbaar wil deze groep niet op De Uithof wonen, nadat ze er jaren college hebben gehad (of nog steeds hebben). Verder wordt MAX 2, net als bij de studenten en WoningNet-ingeschrevenen, vaak geaccepteerd als toekomstige woning. Opvallend is wel dat het andere MAX-woonbeeld (MAX 1) veel minder wordt geaccepteerd dan bij de studenten en de WoningNet-groep, waar het woonbeeld allebei hoog eindigde in de hiërarchie. Dit in tegenstelling tot de Anna Paulownalaan, die juist bij de studenten en WoningNetters laag eindigde en bij de alumni op de gedeelde tweede plek in de hiërarchie eindigt. MAX 1 is erg klein (28 m 2 ), en wordt daardoor niet geaccepteerd en voor de Anna Paulownalaan lijkt het precies andersom: met een grootte van 72 m2 past deze woning beter bij de huishoudenssituatie en wordt daarom wél geaccepteerd. Het bovenstaande wordt echter weerlegd als de woonbeelden van de Springweg (klein, 40 m2) en de Briljantlaan (groot, 100 m2) worden bekeken. Terwijl de WoningNet-groep duidelijk de Briljantlaan boven de Springweg verkiest, is bij de alumni het tegenovergestelde het geval. De groep kiest eerder voor een toplocatie en is bereid daar ruimte voor op te offeren. Waarschijnlijk, zo blijkt, is de wens om in het centrum van Utrecht te wonen bij alumni sterker aanwezig en is men welwillend hiervoor te betalen. Dus in vergelijking met de WoningNetters hebben alumni meer financiële middelen ter beschikking voor hun woning: voor dit geld kiest een deel van de alumni een grotere woning en een deel kiest voor een woning op een betere locatie.
Figuur 6.2: Acceptatiehierarchie woonbeelden zelfstandige koop 2e Daalsedijk Hof van Gein Widehouse Fortuna Reykjavik Berlageburght Dirkje Mariastraat MAX 2 Jaap Edendreef Geinsche Hof Anna Paulownalaan Livingstonelaan Bisschoppen 2 De top-5 van de acceptatiehiërarchie van koopwoningen (zie figuur 6.2) is vrijwel hetzelfde als bij de WoningNet-groep. Het woonbeeld op De Uithof wordt, net als bij de huurwoningen, het minst geaccepteerd. Het lijkt ook bij de alumni dus vooral om grootte te gaan; de locatie lijkt bij koopwoningen van minder belang. 6.2.2 Triggers 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% Voor de groep alumni geldt dat ze veelal de fase van het volgen van hoger onderwijs achter zich hebben gelaten en de arbeidsmarkt betreden hebben. Net als de toegang tot hoger onderwijs kan ook het krijgen van een baan als trigger fungeren voor een verhuisbeweging. Daarnaast kan ook het gaan samenwonen of trouwen een trigger zijn die tot residentiële mobiliteit leidt. Van de groep actief zoekende alumni geeft 43,4% aan binnen twee jaar te willen gaan samenwonen of trouwen. Ook hieruit blijkt dat alumni verder gevorderd zijn in de huishoudenscarrière, bij actief zoekende studenten ligt dit percentage namelijk aanzienlijk lager op 33,8%. 6.3 Residentiële mobiliteit 4.588 van de 7.769 alumni van de Universiteit Utrecht zijn de afgelopen twee jaar minimaal één keer verhuisd naar of binnen Utrecht (zie tabel 6.5); dat is 59,0% van de hele groep. Hiermee lijkt de groep nog mobieler dan de studenten te zijn. Klaarblijkelijk is de trigger van het afstuderen (en het vinden van een baan) voor velen een aanleiding geweest om te verhuizen. In totaal hebben 1313 alumni in de afgelopen twee jaar hun onzelfstandige woonruimte verruild voor een huur- of koopwoning, waardoor ze hun positie op de woningmarkt hebben verbeterd. Kennelijk is voor velen afstuderen inderdaad reden geweest om de kamer, die bij het studentenleven hoort, achter te laten. Van de groep nieuwkomers zijn er ook weinig die interesse hebben in een kamer. Wanneer men tijdens de studie niet op kamers heeft gewoond, wil men na afloop van de studie ook niet via een kamer de woningmarkt betreden; in tegenstelling tot de groep studenten kiezen ze gelijk voor een huur- of koopwoning. De meeste verhuizingen zijn naar een huurwoning gegaan, gevolgd door koopwoningen. Slechts 11% van de alumni zijn in de afgelopen twee jaar naar een kamer verhuisd. Dit sluit aan bij fase in de opleidingscarrière waarin de alumni zich bevinden en de
consequenties die dat heeft voor de wooncarrière: afgestudeerde studenten vinden een baan en moeten daardoor wellicht verhuizen. Ook hebben ze meer geld ter beschikking en kunnen ze dus een duurdere woning betrekken. Tabel 6.5: Recruteringspatroon herkomst alumni UU (revealed) Vorige woning Kamer Huur Koop Nieuwkomers* Totaal Huidige woning in Kamer 325 14 0 158 497 Utrecht Huur 938 325 7 1032 2302 Koop 375 469 130 815 1789 1638 808 137 2005 4588 Vorige woning Kamer Huur Koop Nieuwkomers* Totaal Huidige woning in Utrecht Kamer 0,65 0,03 0,00 0,32 1 Huur 0,41 0,14 0,00 0,45 1 Koop 0,21 0,26 0,07 0,46 1 *Nieuwkomers: Vorige woonsituatie = buiten Utrecht of ouderlijk huis In tabel 6.6 is af te lezen dat de alumni vooral op zoek zijn naar een koopwoning. Dit kan deels het gevolg zijn van het niet opnemen van de alumni die WoningNet zijn ingeschreven. WoningNet spitst zicht toe op de huursector en de vraag van de ingeschrevenen van WoningNet richt zich dan logischerwijs ook op huurwoningen. De alumni die op zoek zijn naar een huurwoning zullen vaker ingeschreven staan bij WoningNet. Het in vergelijking met de WoningNetters lage aantal nieuwkomers is goed te verklaren: de studenten van de Universiteit Utrecht hebben sowieso een aantal jaar in Utrecht onderwijs gevolgd en hebben toen gelegenheid gehad om in Utrecht te gaan wonen. Verder valt op dat deze groep veel huurwoningen achterlaat als er (duurdere) koopwoningen betrokken kunnen worden. Tabel 6.6: Recruteringspatroon wensen alumni UU (stated) Huidige woning Kamer Huur Koop Nieuwkomers* Totaal Totaal% Gewenste woning in Kamer 22 0 0 7 29 4,4% Utrecht Huur 101 14 0 43 158 24,2% Koop 93 260 43 71 467 71,4% 216 274 43 121 654 100,0% Huidige woning Kamer Huur Koop Nieuwkomers* Totaal Gewenste woning in Utrecht Kamer 0.76 0.00 0.00 0.24 1 Huur 0.64 0.09 0.00 0.27 1 Koop 0.20 0.56 0.09 0.15 1 *Nieuwkomers: Huidige woonsituatie = buiten Utrecht of ouderlijk huis
6.4 Conclusie Voor dit deel van onderzoek is gekeken naar de woonsituatie en de woonwensen van een aparte groep binnen de actief zoekenden op de woningmarkt, namelijk de jong afgestuurden van de Universiteit Utrecht die niet bij WoningNet staan ingeschreven. Het gaat hier om een homegene groep met veel overeenkomstige kenmerkingen zoals opleidingsniveau en de huishoudens- en woonsituatie. Net als de WoningNet-groep hebben de alumni van de UU de beschikking over genoeg (financiële) middelen om in hun wensen tegemoet te komen. De specifieke wensen van de groep zijn in de eerste plaats de grootte van de woning. Verder blijkt, in tegenstelling tot de groep WoningNet-ingeschrevenen, de locatie voor de alumni weldegelijk van belang te zijn bij het betrekken van een nieuwe (huur)woning. Na jaren in Utrecht gestudeerd te hebben zijn veel alumni wellicht verknocht geraakt aan de stad wat zou kunnen resulteren in de wens tot wonen in de buurt van het centrum. Een interessant gegeven is dat veel van de alumni bij verhuizing een kamer in Utrecht achterlaten. Een nieuwe fase in hun levensloop zorgt ervoor dat ze hun studentenkamer ontgroeid zijn en ander soort woning zoeken. 6.5 Samenvatting De alumni van de Universiteit Utrecht geven een goed beeld van de woonsituatie en woonwensen van (jong) afgestudeerden. In essentie vormt deze groep als het gaat om zowel woon- als studie- en arbeidscarrière het vervolg op de studentenpopulatie. Ongeveer een vijfde (19,2%) van de alumni van de UU is actief op zoek naar woonruimte. Hiervan is iets minder dan de helft (45,4%) op zoek naar woonruimte in de regio Utrecht. Onder de alumni van de UU die actief op zoek zijn naar woonruimte in de regio Utrecht is er vooral vraag naar dure koopwoningen: 24,5% is op zoek naar een huurwoning, 5,9% naar een goedkope koopwoning en 65,7% naar een dure koopwoning. Slechts 6,9% van deze alumni woont nog bij de ouders; 42,2% is alleenstaand en 49,0% woont samen. Van de alumni die actief op zoek zijn naar woonruimte in de regio Utrecht woont 31,4% nog op kamers, 48,0% in een zelfstandige huurwoning en 9,8% heeft een koopwoning. Ook bij de alumni werkt al een aanzienlijk gedeelte: het gemiddelde inkomen is 1.409,56. De wens naar huurwoningen van alumni richt zich op grootte maar bovenal locatie. Net als bij de hoger opgeleiden van de WoningNet-groep is men bereid te betalen voor een locatie dicht bij het centrum van Utrecht, ook als daar ruimte voor ingeleverd moet worden. Net als bij de WoningNet-groep wordt bij de vraag naar koopwoningen vooral gelet op kwalitatieve aspecten van de woning; locatie speelt hierin in minder prominente rol. Het afstuderen is voor velen een trigger geweest om te verhuizen; 59,0% van de alumni van de UU is in de afgelopen twee jaar minimaal één keer verhuisd. De groep is daarmee nog mobieler dan de studenten. Een nieuwe fase in de levensloop zorgt ervoor dat ze hun studentenkamer vaak ontgroeid zijn en verhuisd zijn naar een zelfstandige woning.