Technische Nota INFRCAD TN-001.4 v.7
Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Basisproject... 3 2.1 Projectstructuur... 3 2.1.1 Groeps en plaatscodering (= en +):... 3 2.1.2 Onderdeelcode (-)... 8 2.1.3 Te voorziene plannen... 8 2.1.4 Paginanummering... 10 2.1.5 Plannummering... 11 2.1.6 Revisiebeheer... 12 2.2 Stamdata... 12 2.2.1 Plotkaders:... 12 2.2.2 Formulieren:... 14 2.2.3 Symbolen... 21 2.2.4 Artikelen... 21 2.3 Teken-technisch... 21 2.3.1 Werkingsprincipe... 21 2.3.2 Pagina Technische voorschriften en Coderingen... 21 2.3.3 Potentiaalverdeling... 24 2.3.4 Structuurkasten... 24 2.3.5 Teksten... 24 2.3.6 Technische waarden... 25 2.3.7 Contactspiegels... 25 3 Evaluatie... 26 4 Oplevering... 27 4.1.1 Versie... 27 4.1.2 Foutmeldingen... 27 Pagina 2/27 v.7
1 Inleiding Het doel van deze richtlijn is om Elektrische plannen gerealiseerd met Eplan, te uniformiseren volgens de geldende afspraken binnen het GHA dienst INFR/CAD. Deze richtlijn geldt voor iedere aannemer of onderaannemer die een Eplan-project aanlevert. De aannemer zal er over waken om, alvorens het tekenwerk aan te vatten, te beschikken over de actuele versie van deze tekenrichtlijn. Verdere vragen of inlichtingen kunnen bekomen worden bij de dienst INFR/CAD Mail: infr_cad@portofantwerp.com 2 Basisproject Het Eplan basisproject GHA_Basis_EXT.zw9 wordt bij het begin van het project aan de aannemer bezorgd met hierin de plotkaders en formulieren die gebruikt moeten worden en enkele schemavoorbeelden. De projectinstellingen m.b.t. onderdeelnummering, kruisverwijzing, contactspiegel, verbindingen, projectstructuur en pagina eigenschappen zijn vastgelegd in het basisproject en dienen overgenomen te worden. Indien de aannemer het nodig zou achten om deze instellingen aan te passen moet daar voor toestemming gevraagd worden aan INFR/CAD. 2.1 Projectstructuur Het project wordt opgebouwd volgens de IEC groep -en plaats structuur. De codering van groep en plaats is afhankelijk van de installatie en wordt bij begin van het project vastgelegd door INFR/CAD en overgemaakt aan de aannemer. Afwijking op deze codering kan enkel mits schriftelijke toestemming van INFR/CAD. Plannen met structuurcodes die niet afgesproken zijn met INFR/CAD worden niet aanvaard. In het geval van kleine aanpassingen en/of uitbreidingen van een installatie, zal de groep en plaatscodering ingepast worden in het reeds bestaande systeem van coderen voor desbetreffende installatie. De structuurcodering wordt consequent toegepast in alle plannen zodat er binnen Eplan een link bestaat tussen de verschillende weergaven en synchronisatie van de eigenschappen mogelijk is. 2.1.1 Groeps en plaatscodering (= en +): De codering van de groepen bestaat uit de kenletters van de installatie en een volgnummer volgens het type plan, gescheiden door een punt. De plaatscodering van een elektrisch bord bestaat uit 3 cijfers die afgeleid zijn uit de plannummer. Wanneer het aantal borden de beschikbare nummers binnen een bepaalde range dreigt te overschrijden kan een indexnummer toegestaan worden. Pagina 3/27 v.7
Voorbeeld van een groeps en plaatscodering: Pagina 4/27 v.7
Pagina 5/27 v.7
Pagina 6/27 v.7
De plaatscodering van de onderdelen in de field wordt toegekend volgens de afspraken binnen het GHA. Voorbeeld: Pagina 7/27 v.7
2.1.2 Onderdeelcode (-) Voor het coderen van de verschillende onderdelen in een schema wordt gebruik gemaakt van de paginanummer gevolgd door de kenletter en nummer van kolom. De kenletters worden toegekend volgens het Eplan kenletterset IEC. Voorbeeld: -10K4 is een relais waarvan de hoofdfunctie (spoel) op pagina 10 in kolom 4 getekend staat. De volledige onderdeelcode van deze relais getekend op een stroomkringschema in een stuurkast van de Frederik Hendrikbrug is dan =BRFHB.1+241-10K4 Een uitzondering hierop vormen de onderdeelcode voor klemmenstroken en kabels. Deze coderingen worden vastgelegd door het GHA en staan omschreven op de pagina coderingen in het basisproject. De klemmenstroken worden gecodeerd volgens het soort spanning die de klemmen doorloopt en bestaat uit een voorcijfer, gevolgd door de kenletter X en een teller. De kabels krijgen een doorlopende nummering zonder groep en plaatscode en worden opgedeeld volgens installatiedeel. 2.1.3 Te voorziene plannen Uitgezonderd de lijst met plannummers dienen onderstaande plannen opgemaakt te worden in Eplan. De lijst met plannummers mag evenwel in Excel opgemaakt worden. De te gebruiken template voor deze Excelfile wordt bezorgd aan de aannemer samen met het basisproject. Per complex: Schema enkellijnig vermogensverdeling met identificatie en karakteristieken van de vertrekken en kabels Overzicht netwerkverbindingen (Scada, PLC, CCTV, intercom,..) Overzichtsplan aardingen en kathodische bescherming met identificatie van de kabels Per groep (=): Plannummerlijst (Excel) Structuurcodeoverzicht Kabeloverzicht (lijst) Overzicht kabelverbindingen tussen de borden en de toestellen met identificatie en karakteristieken van de kabels (blokschema) Overzicht profibusverbindingen (blokschema) Overzicht veiligheidskringen (functioneel blokschema) Pagina 8/27 v.7
Per inbouwplaats (+) elektrisch bord: Stroomkringsschema s (zie ook 2.1.4) Klemmenaansluitlijsten Schakelkastopbouw met aanduiding van alle toestellen en stroomrails. De layout van deuren, lessenaars en panelen zijn voorzien van alle erop voorko-mende teksten Artikellijst Per inbouwplaats (+) junctiebox: Klemmenaansluitlijsten Pagina 9/27 v.7
2.1.4 Paginanummering De paginanummering wordt opgebouwd volgens de logica van het basisproject: Pagina 10/27 v.7
De paginanummering van de stroomkringschema s verloopt volgens een logische opbouw van de verschillende onderdelen van een installatie en dient in samenwerking met de dienst INFR/CAD vastgelegd worden. Pagina 1 tot en met pagina 19 worden gereserveerd voor het voorblad, inhoudsopgave, pagina met de technische voorschriften en pagina met beschrijving van de coderingen, in de volgorde zoals bepaald in het basisproject. Vanaf pagina 20 beginnen de stroomkringschema s. Er worden blokken van pagina s gereserveerd per onderdeel met genoeg reserve tussen de verschillende onderdelen zodanig dat pagina s achteraf kunnen ingevoegd worden zonder de bestaande te moeten verschuiven. De onderdelen hebben onderstaande volgorde: NK-net: aankomst, voedingsverdeling vermogen K-net: aankomst, voedingsverdeling vermogen, sturing 230VAC, sturing 24VDC K-UPS-net: aankomst, voedingsverdeling vermogen, sturing 230VAC, sturing 24VDC veiligheidskringen, modusschakelaars vermogenkringen, sturing en instrumentatie per onderdeel verkeerssignalisatie: slagbomen, verkeersseinen, sasseinen, VMS-borden,.. per PLC-rack: racksamenstelling, kaartenoverzichten, voeding componenten, I/O-kaarten interconnectie met derden, Plannen waarvan de paginanummering niet goedgekeurd is door INFR/CAD worden niet aanvaard. 2.1.5 Plannummering Een document met de ranges van plannummers dienen bij het begin van het project te worden aangevraagd bij INFR/CAD (zie ook 2.1.1). De aannemer maakt, na ontvangst van dit document, een lijst op met de plannen die hij verwacht te moeten voorzien en kent een plannummer toe. Deze lijst dient aan INFR/CAD ter goedkeuring voorgelegd te worden. In het geval van kleine aanpassingen en/of uitbreidingen van een installatie, zal de plannummering ingepast worden in het reeds bestaande systeem van nummeren voor desbetreffende installatie. Indien de nieuwe plannen ter vervanging zijn van oude reeds bestaande plannen dienen deze de oude plannummer te vermelden als referentie. Plannen met nummers die niet goedgekeurd of niet conform de geldende afspraken zijn worden niet aanvaard. Voor de eventuele eigen plannummers van de aannemer is een apart veld voorzien in de plotkaders. Pagina 11/27 v.7
2.1.6 Revisiebeheer Tijdens de uitvoeringsfase van het project kan de aannemer het systeem van revisiebeheer, dat gangbaar is binnen zijn bedrijf, vrij toepassen. Hij dient wel rekening te houden met de revisies die volgen uit het evaluatieproces beschreven in 3. Bij de oplevering van de as built plannen echter, worden alle revisiemarkeringen verwijderd en wordt met het Eplan revisiebeheer opnieuw een revisie 0 gegenereerd met als omschrijving As-built gevolgd door de besteknummer. De plannummer van de aannemer en de besteknummer worden verwijderd uit de tekstvelden van de plotkaders. Het project wordt uiteindelijk afgesloten zodat het tegen schrijven beveiligd is. 2.2 Stamdata 2.2.1 Plotkaders: In het basisproject staat GHA_EXT_Titelhoek ingesteld als standaard plotkader. Deze plotkader wordt gebruikt voor de opmaak van de plannen met standaard afmeting (A3) zoals stroomkringschema s, klemmenaansluitlijsten, artikellijsten, Verder zijn voor de overzichtsplannen, blokschema s, A1 en A0 plotkaders beschikbaar. Voor het aanmaken van een voorblad / titelblad is een aparte plotkader GHA_EXT_Voorblad voorzien. Pagina 12/27 v.7
Voorbeeld van een voorblad: Pagina 13/27 v.7
2.2.2 Formulieren: De in het basisproject ingestelde GHA-formulieren moeten gebruikt worden voor het verwerken van de gegevens van het project. Volgende formulieren zijn beschikbaar: Artikellijst Inhoudsopgave Kabeloverzicht Klemmenaansluitlijst Schakelkastlegende Structuurcodeoverzicht Klemmenaansluitlijsten met meerdere pagina s per klemmenstrook hebben subpagina s met alfabetisch kleine letters als index, zodat niet meerdere pagina s moeten op-schuiven wanneer klemmen toegevoegd worden. Van klemmen enkel bestemd voor interne bedrading wordt geen klemmenaansluitlijst gegenereerd. De klemmenaansluitlijsten hebben onder de klemmenbenaming een functiebeschrijving (zie klemmenaansluitlijst in basisproject). De sortering in de structuurcodeoverzichten is alfanumeriek met eerst de groepscoderingen en daarna de plaatscoderingen. Voorbeelden van de formulieren op de volgende pagina s: Pagina 14/27 v.7
Voorbeeld inhoudsopgave: Pagina 15/27 v.7
Voorbeeld structuurcodeoverzicht: Pagina 16/27 v.7
Voorbeeld klemmenaansluitlijst: Pagina 17/27 v.7
Voorbeeld artikellijst: Pagina 18/27 v.7
Voorbeeld Schakelkastlegende: Pagina 19/27 v.7
Voorbeeld kabeloverzicht: Pagina 20/27 v.7
2.2.3 Symbolen Voor het plaatsen en samenstellen van onderdelen worden in de eerste plaats de originele Eplan IEC bibliotheken gebruikt. Deze bibliotheken dienen ongewijzigd te blijven. Indien de aannemer het nodig zou achten om zelf symbolen aan te maken omdat deze niet beschikbaar zouden zijn in de IEC bibliotheken, dan moeten deze in een aparte symboolbibliotheek staan die meegeleverd wordt met het Eplan project. 2.2.4 Artikelen De onderdelen van de elektrische installatie moeten een artikel toegewezen krijgen zodat fouten in bijvoorbeeld contactnummering uitgesloten worden en het artikel automatisch in een artikellijst verschijnt wanneer deze gegenereerd wordt. Deze artikelen hebben steeds een hyperlink naar de technische fiche van het onderdeel. 2.3 Teken-technisch 2.3.1 Werkingsprincipe Alle contacten worden in spanningsloze toestand getekend. De contacten van mechanisch bediende elementen (vlotters, eindschakelaars) worden in onbediende toestand getekend. 2.3.2 Pagina Technische voorschriften en Coderingen Elke set plannen met stroomkringschema s moet een pagina met technische informatie en beschrijving van de coderingen bevatten. De voorschriften en coderingen die reeds zijn opgenomen in het basisproject, dienen gevolgd te worden. Voorbeeld van technische voorschriften en coderingen op volgende pagina s: Pagina 21/27 v.7
Voorbeeld technische voorschriften Pagina 22/27 v.7
Voorbeeld coderingen Pagina 23/27 v.7
2.3.3 Potentiaalverdeling Om de verschillende potentialen te verdelen en te verwijzen, worden er afbreekpunten gebruikt. De onderdeelcode van deze afbreekpunten bevatten de code van de beveiliging stroomopwaarts en de potentiaalaanduiding gescheiden door een liggend streepje. De benaming van de potentiaal aanduiding is beschreven op de pagina coderingen van het basisproject. Boven de verschillende potentiaalverbindingen moet er 1 maal per pagina de beschrijving van het net en de spanning vermeld staan. De beschrijving van de verschillende netten en spanningen staan vermeld op de pagina coderingen van het basisproject. De verbindingen van de verschillende potentialen wordt in onderstaande volgorde weergegeven: Bij horizontale verbindingen: van boven naar onder L1/L2/L3/N, L/N, L+/L-, L+/M Bij verticale verbindingen: van links naar rechts L1/L2/L3/N, L/N, L+/L-, L+/M Indien de aannemer verbindingskleuren toepast om bvb de potentialen te onderscheiden, dienen deze bij oplevering van het Eplanproject verwijderd te worden zodanig dat alle verbindingen terug de originele Eplankleur hebben. 2.3.4 Structuurkasten Om onderdelen weer te geven die een andere plaatscodering hebben dan diegene van de pagina, wordt een structuurkast gebruikt (plaatscoderingsbox in eerdere versies van Eplan). Een uitzondering mag gemaakt worden indien het enkel gaat om doorverbindingsklemmen. De plaatscodering mag in dit geval in de ODC van de klem zelf staan. 2.3.5 Teksten De teksten die dienen om een schemaonderdeel te beschrijven, worden onderaan het plan gezet in de kolom waar het desbetreffende onderdeel getekend staat. De tekst wordt opgemaakt in kleine letters. Enkele voorbeelden zijn terug te vinden in het ba-sisproject. Dubbele teksten dienen vermeden te worden. Een functietekst wordt alleen bij het onderdeel geplaatst indien deze verschillend is van de tekst onderaan. Bij PLC-kaarten wordt de functietekst in de eigenschappen van de PLC-aansluiting gebruikt. Er dient dus onderaan geen aparte tekst meer geplaatst te worden. Verbindingen naar reeds bestaande plannen die geen deel uitmaken van het project bevatten een tekst met plannummer, pagina en kolom van het plan waar de verbinding toekomt. De aannemer dient de inhoud van teksten en van structuur en paginabeschrijvingen aan te passen indien dit na evaluatie van de plannen door INFR/CAD gevraagd wordt. Pagina 24/27 v.7
2.3.6 Technische waarden Bij de onderdelen moeten de courante technische waarden en karakteristieken op het schema weergegeven worden. Bij instelbare onderdelen moeten de instellingen weergegeven worden. De instellingen bij beveiligingen moeten overeenstemmen met de waarden uit de re-kennota s. Drukknoppen en signaallampen vermelden de kleur. Schakelaars vermelden de mogelijke posities en, indien nodig, een schakeltabel met de standen van de contacten bij de verschillende posities. De technische waarden worden op hun volledigheid gecontroleerd door INFR/CAD en dienen aangevuld te worden door de aannemer indien dit door INFR/CAD nodig bevonden wordt. 2.3.7 Contactspiegels Hoofdfuncties, met contacten die op een andere plaats in de schema s kunnen ingetekend worden, hebben een contactspiegel die alle contacten van het bijhorend artikel toont, ook de vrije contacten. Het plaatsen van contacten op de pagina van het onderdeel waarop ze worden aangesloten met verwijzingen naar de hoofdfunctie, heeft de voorkeur op het verwijzen met afbreekpunten. Pagina 25/27 v.7
3 Evaluatie Tijdens de verschillende stadia van het project worden de plannen ter goedkeuring voorgelegd. De aannemer dient daartoe per plannummer een pdf-versie van de plannen, alsook indien gevraagd, het Eplan project zelf te bezorgen aan INFR/CAD. Het evaluatieproces gebeurt volgens onderstaand diagram: Eerste revisie voor constructie bord Ter goedkeuring Opmerkingen Ja Volgende revisie met verwerkte opmerkingen Neen Constructie bord Volgende revisie voor uitvoering op werf Ter goedkeuring Opmerkingen Neen Volgende revisie na uitvoering op werf Ja Volgende revisie met verwerkte opmerkingen Ter goedkeuring Opmerkingen Neen Oplevering As built met Revisie 0 Ja Volgende revisie met verwerkte opmerkingen Pagina 26/27 v.7
De plannen worden getoetst aan de opgelegde tekenvoorschriften in onderhavige richtlijn. Opmerkingen op het niet naleven van deze richtlijn kunnen door INFR/CAD gemaakt worden tijdens de ganse duur van de opdracht. De aannemer dient alle opmerkingen van INFR/CAD die gegeven zijn op een bepaald plan, te verwerken. Indien relevant dienen deze opmerkingen ook verwerkt te worden op de overige plannen. 4 Oplevering 4.1.1 Versie Het Eplan project wordt opgeleverd in de laatste release van Eplan P8 en alle overtollige gegevens zijn verwijderd uit de database (zie ook 2.1.5). Een vanuit Eplan gegenereerde pdf-bestand per bord wordt meegeleverd. 4.1.2 Foutmeldingen Foutmeldingen moeten zo veel als mogelijk weggewerkt worden. Eventueel resterende meldingen worden nagekeken door INFR/CAD en moeten alsnog opgelost worden door de aannemer indien dit door INFR/CAD nodig bevonden wordt. Pagina 27/27 v.7