MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW 2011

Vergelijkbare documenten
MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW Auteur: K. Afrian, MSc, Economisch Instituut voor de Bouw. Bestelcode: ISBN:

Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2015

Monitor arbeidsongevallen in de bouw November 2014

Monitor arbeidsongevallen in de bouw 2016

MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW 2005

GEZOND HANDMATIG KNIPPEN VAN BETONSTAAL. Opstellen van criteria op basis van krachtmetingen

KWALITEIT ARBODIENSTVERLENING BOUW VERGELIJKING ONDERZOEKSRESULTATEN 2002 EN

KWALITEIT ARBODIENSTVERLENING BOUW 2010 CONCEPTRAPPORT. Auteur: K. Afrian, MSc, Economisch Instituut voor de Bouw

RAPPORTAGE INCIDENTENANALYSE PERIODE 2012 TOT EN MET 2015 Q2

Vallen (privé en sport)

Personeelsmonitor Gemeenten 2013

Figuur 1: Verzuimpercentage onderwijzend personeel en ondersteunend personeel in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs ( ).

ANALYSE ITEMS DUURZAME INZETBAARHEID PAGO BOUWNIJVERHEID

Brancheportret. Natuursteen - bedrijf. juni 2013

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid. Bedrijfstakverslag 2014

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Letsels bij kinderen 0-4 jaar

Periodieke Brancherapportage 2014

Vitaliteit: van feit tot beleid. Inventariserend onderzoek

Brancheportret. Natuursteen - bedrijf. mei 2015

DE ARBOUW-MONITOR. Analyses van de PBGO-bestanden 1989/1990, 1993/1994, 1995/1996 en 1997/1998. December

Brancheportret. Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. juni 2013

Ziekteverzuim het laagst bij werknemers met een hoge mate van autonomie en veel steun van collega's en leidinggevenden

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Brancheportret. Schilders-, Afwerkings- en Glaszetbedrijf. mei 2015

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Veiligheidsindex Bouw VI

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Straatintimidatie Amsterdam. Factsheet Onderzoek, Informatie en Statistiek

EFFECTIVITEIT VAN ARBOMAATREGELEN

Ziekteverzuim in de bouw

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

Fietsongevallen. Ongevalscijfers. Samenvatting. Fietsers kwetsbaar. Vooral ouderen slachtoffer van dodelijk fietsongeval

VERZUIMRAPPORT 2016 Een gezonde aanpak van verzuim.

Analyse Ziekteverzuim

Ouders op de arbeidsmarkt

Periodieke Brancherapportage

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid. Bedrijfstakverslag 2015

Het belang van begeleiding

Jaarrapportage Veiligheid 2014

Fietsongevallen en alcohol

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015

6 Meervoudige problematiek bij werknemers

Periodieke Brancherapportage

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Molenstraat HP Steenwijk Tel/fax Protocol voor opvang bij ernstige incidenten. Sint Clemensschool

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Arbeidsongevallen. Ongevalscijfers. Samenvatting. Overzicht problematiek

Alcoholvergiftigingen en ongevallen met alcohol

Enkelblessures. Ongevalscijfers. Samenvatting. Enkelblessure op één na meest voorkomende sportblessure

Inhoudsopgave. Alle verzuimgrootheden worden berekend exclusief zwangerschap, tenzij anders vermeld.

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Ziekteverzuim in de bouw

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

Ongevalscijfers. Arbeidsongevallen

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid. Bedrijfstakverslag 2016

RAPPORTAGE KWARTAALOVERZICHT VEILIGHEIDSDASHBOARD Q DEFINITIEVE VERSIE 1.0,

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Ziekteverzuimcijfers sector gemeenten 2008

Spoedeisende Hulp behandelingen ( ) 90 Ziekenhuisopnamen (2011) 140 Overledenen (2011) 2

Aantal blessures waarvan medisch behandeld SEH-behandelingen Ziekenhuisopnamen na SEH-behandeling 20-50

Resultaten Conjunctuurenquete 2014

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

MKB-ondernemer geeft grenzen aan

Onderzoek Trappers. rapportage. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Nationale Fiets Projecten Postbus AN Heerenveen

Grootste stijging aantal nieuwe WIA-uitkering in het hoger beroepsonderwijs

Speeltoestellen in de Kinderopvang

M MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers

Verzuimcijfers 2010 sector Gemeenten

Inhoudsopgave. Alle verzuimgrootheden worden berekend exclusief zwangerschap, tenzij anders vermeld.

ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING

WERKNEMERS EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid in Bedrijfstakverslag

Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend

Arbeidsongevallen 2011

dé verzuimspecialist VERZUIMRAPPORT

Evolutie van de ongevalsaangiften

Werk veilig. Houd plezier. Kijk vooruit. Bedrijfstakverslag

ARBOUWVRAGENBLOK WERKNEMERS Auteur: F.J. Jansen, Economisch Instituut voor de Bouw

1 Omvang problematiek. Zaalvoetbalblessures. Blessurecijfers. Samenvatting

FONDS VOOR ARBEIDSONGEVALLEN

Valgerelateerde ziekenhuisopnamen bij ouderen in Nederland. [Trends in Fall-Related Hospital Admissions in Older Persons in the Netherlands]

Bedrijfstakatlas 2010

ARBEIDSONGEVALLEN VAN UITZENDKRACHTEN

RAPPORTAGE KWARTAALOVERZICHT VEILIGHEIDSDASHBOARD 2016 T/M Q2 VERSIE 1.0,

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Procedure melden ongeval, incident/bijna ongeval of gevaarlijke situatie

Werkloosheid Redenen om niet actief te

De bouwnijverheid - arbeid, gezondheid en veiligheid. Bedrijfstakverslag 2016

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008

Factsheet jongeren in de bouw

Jeugd 0 t/m 18 jaar Ongevalscijfers

Check Je Kamer Rapportage 2014

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

WAT IS HET EFFECT VAN DE CAMPAGNE LICHTER WERK(T) OP HET GEBRUIK VAN HULPMIDDELEN IN DE BOUW?

Resultaten Conjuntuurenquete 2018

Transcriptie:

Arbouw is door werkgevers- en werknemersorganisaties opgericht om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid te verbeteren. In het bestuur van Arbouw zijn vertegenwoordigd Bouwend Nederland, Federatie van Ondernemersorganisaties in de Afbouw (FOA), FOSAG, NOA, FNV Bouw en CNV Vakmensen. Stichting Arbouw 2012. Alle rechten voorbehouden. De producten, informatie, tekst, afbeeldingen, foto s, illustraties, lay-out, grafische vormgeving, technische voorzieningen en overige werken van Stichting Arbouw ( de werken ), waarin substantieel is geïnvesteerd, zijn beschermd onder de Auteurswet, de Benelux Merkenwet, de Databankenwet en andere toepasselijke wet- en regelgeving. Behoudens wettelijke uitzonderingen mag niets daarvan worden verveelvoudigd, aan derden ter beschikking gesteld of openbaar gemaakt, zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw. Het bekijken van de werken en het maken van kopieën voor eigen individueel gebruik is toegestaan voorzover binnen de toepasselijke wet- en regelgeving aangegeven grenzen. De woord- en beeldmerken op de werken zijn van Stichting Arbouw en/of haar licentiegever(s). Het is niet toegestaan één of meerdere van deze merken en logo s te gebruiken zonder voorafgaande toestemming van Stichting Arbouw of betrokken licentiegever(s). Stichting Arbouw is niet aansprakelijk voor (de inhoud van) haar (informatie) producten, software daaronder mede begrepen, noch voor het (her) gebruik daarvan door derden.

MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW 2011 Auteur: M.P.J. van Zaal, MSc, Economisch Instituut voor de Bouw Bestelcode: 12-156 ISBN: 9789490943189 2 de druk Harderwijk, juli 2012

2

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 5 1 INLEIDING... 7 2 ONGEVALLEN IN DE BOUW... 8 3 ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW... 12 4 DE AARD VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN EN DE AARD VAN HET LETSEL... 17 5 ONGEVALLEN EN DE GEVOLGEN... 19 5.1 Uitoefening van het werk... 19 5.2 Werkvermogen... 19 5.3 Duur verzuim... 20 5.4 Ziekenhuisopname... 23 5.5 Mogelijkheid werkhervatting... 23 6 VEILIGHEID OP DE BOUWPLAATS... 25 7 IMPLICATIES VOOR BELEID... 32 8 KERNCIJFERS ONGEVALLEN IN DE BOUW 2007 2011... 33 BIJLAGE 1: ONDERZOEKSVERANTWOORDING... 35 3

4

SAMENVATTING In 2011 werden 12.970 werknemers in de bouw 1 geconfronteerd met een ongeval dat leidde tot verzuim. Dat is 7,1 procent van alle werknemers in de bouw in 2011. In vergelijking met 2010 is het aantal werknemers met een ongeval afgenomen met bijna 370. Dat komt neer op een daling van ongeveer 3 procent. Het totale aantal werknemers in de bouw nam in dezelfde periode met bijna 4 procent af. Als gevolg van deze ontwikkeling bleef het percentage werknemers met een ongeval ongeveer gelijk. Verder bleek dat 7.300 werknemers een ongeval tijdens werktijd hadden (4 procent), de overige 5.670 werknemers kregen een ongeval in de vrije tijd of tijdens woon-werkverkeer. Het aantal arbeidsongevallen is met 410 gevallen toegenomen, een toename van 6 procent. Het aandeel werknemers met een arbeidsongeval steeg dan ook van 3,6 naar 4,0 procent. De gemiddelde verzuimduur is ongeveer gelijk gebleven. Bijna een kwart van de werknemers met een arbeidsongeval verzuimde langer dan 40 dagen. Kort durend verzuim (minder dan 10 dagen) kwam voor bij iets meer dan 35 procent van de werknemers met een ongeval tijdens werktijd. Meer dan een vijfde van de werknemers met een arbeidsongeval moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Bij een tiende van de arbeidsongevallen bleef de opname beperkt tot 1 dag. Drie procent van werknemers met een arbeidsongeval lag langer dan 5 dagen in het ziekenhuis. De ongevallen leidden tot een ziekteverzuim van 1.940 manjaren. De loonkosten inclusief overhead van dit verzuim bedroegen circa 130 miljoen euro, waarvan twee derde ten gevolge van de arbeidsongevallen. Tabel A. Ongevallen in de bouw, 2011 en 2010 2011 2010 werknemers met een ongeval - absoluut 12.970 13.340 - in % totale aantal werknemers 7,1 7,1 werknemers met een arbeidsongeval - absoluut 7.300 6.890 - in % totale aantal werknemers 4,0 3,6 Arbeidsongeval gemiddelde verzuimduur 39,4 39,4 geschatte arbeidskosten in mln. euro 85 65 1 Exclusief werknemers in bagger- en bouwinstallatiebedrijven 5

Meer dan een derde van de arbeidsongevallen had letsel aan hand of pols tot gevolg en meer dan een vijfde letsel aan voet of enkel. Bijna 16 procent veroorzaakte letsel aan arm of schouder en nog eens meer dan 13 procent been-, knie- of rugletsel. De meest voorkomende oorzaak van arbeidsongevallen in de bouw is vallen. Andere belangrijke oorzaken zijn verstappen, struikelen, uitglijden, getroffen worden door een vallend voorwerp en bekneld raken door gereedschap. Terwijl de kans op een ongeval tijdens werktijd gemiddeld 4 procent bedraagt, is deze voor werknemers jonger dan 25 jaar hoger, namelijk 5,7 procent. Dit heeft niet te maken met het feit dat jongeren in beroepsgroepen werkzaam zijn waar meer ongevallen bij voorkomen. Ook binnen de meeste onderscheiden beroepen hebben jongeren een grotere kans op een arbeidsongeval. Naar beroep bezien hebben timmerlieden en metselaars de grootste kans op een arbeidsongeval (5,9 procent). Van het overig UTA-personeel (dus uitgezonderd de uitvoerders) kreeg nog geen twee procent een ongeval onder werktijd. Arbeidsongevallen kunnen aanzienlijke psychische, sociale en financiële gevolgen hebben. Het is derhalve zowel in het belang van de werknemers, de werkgever als de maatschappij om arbeidsongevallen zo veel mogelijk te voorkomen. Teneinde ongevallen te reduceren is het noodzakelijk dat in het ontwerp en op de bouwplaats de noodzakelijke technische en organisatorische maatregelen om veilig te kunnen werken worden getroffen en dat de vereiste beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld. Volgens het merendeel van de bouwplaatswerknemers met een arbeidsongeval is dit ook gebeurd. Echter, iets meer dan een kwart van hen had geen voorlichting gehad over veilig werken en nog eens een vijfde niet over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Persoonlijke beschermingsmiddelen voorkomen geen ongevallen, maar verminderen wel het letsel en het verzuim als gevolg van het letsel. Hier valt waarschijnlijk nog behoorlijk wat winst te halen. Meer dan 15 procent van het bouwplaatspersoneel met een arbeidsongeval is van mening dat het ongeval te voorkomen was geweest als de werkgever de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen. Bijna 17 procent denkt dat het ongeval niet gebeurd was als hijzelf de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen. 6

1 INLEIDING De Monitor Arbeidsongevallen in de bouw is een jaarlijks terugkerend onderzoek van stichting Arbouw en het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid naar de mate waarin er in de bouwnijverheid ongevallen plaatsvinden. Hiervoor wordt sinds 2005 gebruik gemaakt van gegevens die bij de Stichting Arbouw bekend zijn uit het periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO). Die PAGO s worden op grond van de Cao s voor diverse beroepsgroepen in opdracht van de Stichting Arbouw uitgevoerd door gecertificeerde arbodiensten die voldoen aan door de Stichting Arbouw vastgestelde kwaliteitseisen. Deelname aan het PAGO is vrijwillig. Werknemers hebben er tot hun 40e jaar eenmaal in de vier jaar recht op, daarna eenmaal in de twee jaar. Voor bouwplaatswerknemers begint dit recht op 16- jarige leeftijd, voor UTA-werknemers op 20-jarige leeftijd. In de vragenlijst die werknemers voor het PAGO invullen, wordt onder meer gevraagd of zij in de afgelopen twaalf maanden verzuimd hebben als gevolg van een ongeval. Met behulp van dit gegeven zijn in dit rapport schattingen gemaakt van de mate waarin er in de bouw arbeidsongevallen gebeuren, waarbij het uitsluitend gaat om ongevallen die tot verzuim hebben geleid. Om ook uitspraken te kunnen doen over de aard van de ongevallen, de aard van het daarbij opgelopen letsel, de vraag of er veiligheidsmaatregelen getroffen waren en de duur van het verzuim en eventuele ziekenhuisopname, is aan de werknemers die in het PAGO hadden aangegeven verzuimd te hebben wegens een ongeval, een vragenlijst toegestuurd. De gegevens in dit rapport zijn gebaseerd op de antwoorden van werknemers die hebben deelgenomen aan een PAGO. Daardoor is de representativiteit van de uitkomsten afhankelijk van de deelnemers van de PAGO. Als bepaalde groepen in de PAGO zijn onder- of oververtegenwoordigd ten opzichte van alle bouwwerknemers kan dat gevolgen hebben voor de betrouwbaarheid van de uitkomsten. In de bijlage wordt nader ingegaan op de representativiteit van de uitkomsten. 7

2 ONGEVALLEN IN DE BOUW Van de werknemers die in 2011 hebben deelgenomen aan een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO) heeft 7 procent in de twaalf maanden voorafgaand aan het PAGO verzuimd wegens een ongeval. Als we ervan uitgaan dat dit percentage ook geldt voor alle werknemers in de bouw, komt dit overeen met bijna 13 duizend werknemers 2 met een ongeval. Daarbij gaat het zowel om arbeidsongevallen (ongevallen in werktijd) als ongevallen in de vrije tijd. De kans op een ongeval is voor jongere werknemers (jonger dan 25 jaar) meer dan twee keer zo groot als voor alle werknemers gemiddeld (tabel 1). Ook werknemers in de leeftijdsklasse van 25 tot 34 jaar hebben iets vaker een ongeval dan gemiddeld. Een groot deel van de ongevallen komt dan ook voor rekening van de werknemers die jonger zijn dan 35 jaar. Voor bouwplaatspersoneel is de kans op een ongeval uiteraard groter dan voor het UTA-personeel. Van alle bouwplaatswerknemers heeft ruim 9 procent verzuimd wegens een ongeval. Voor het UTA-personeel lag dit percentage op 2,5 procent. Van de werknemers op de bouwplaats hebben de categorie overig bouwplaatspersoneel en de schilders de kleinste kans op een ongeval (ongeveer 8 procent). Voor timmerlieden, metselaars is die kans met ongeveer 10 procent iets groter. De verschillen tussen de beroepen worden voor een deel verklaard uit een andere leeftijdsopbouw. Vooral timmerlieden en metselaars zijn gemiddeld jonger dan schilders. Onder het UTA-personeel zien we een verschil tussen uitvoerders en het overige UTApersoneel. Van de uitvoerders heeft ruim 3,5 procent verzuimd ten gevolge van een ongeval, onder het overige UTA-personeel is dat 2 procent. De leeftijdsopbouw is hierbij geen verklaring voor het verschil in de kans op een ongeval. Uitvoerders zijn gemiddeld namelijk ouder dan het overige UTA-personeel. De verklaring wordt wellicht gevormd door het feit dat uitvoerders beduidend vaker op de bouwplaats aanwezig zijn dan bijvoorbeeld werkvoorbereiders en calculators en natuurlijk het administratief personeel en daardoor een groter risico lopen op een ongeval. Uit tabel 1 blijkt verder dat werknemers in de sector GWW met bijna 10 procent de grootste kans op een ongeval hebben. Werknemers in de B&U hebben ongeveer 7 procent kans op een ongeval en werknemers in de afbouw en afwerking hebben met 5 procent de minste kans op een ongeval. 2 Het aantal ongevallen ligt iets hoger omdat iemand meer dan een ongeval kan hebben. De gegevens in dit rapport hebben betrekking op het aantal werknemers met een ongeval. Waar kenmerken van de ongevallen worden weergegeven hebben deze betrekking op het enige dan wel het laatste ongeval dat een werknemer had. 8

Tabel 1 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval en het totale aantal werknemers in de bouw, per leeftijdsklasse, beroepsgroep en sector (2011) totale aantal werknemers in de bouw aantal werknemers dat heeft verzuimd wegens een ongeval absoluut in % van het totale aantal werknemers leeftijd jonger dan 25 22.179 3.290 14,8 25 34 38.847 3.080 7,9 35 44 42.748 2.550 6,0 45 en ouder 77.919 4.050 5,2 totaal 181.693 12.970 7,1 beroep timmerman 46.734 4.810 10,3 metselaar 16.077 1.530 9,5 schilder 18.168 1.530 8,4 overig bouwplaatspersoneel 45.326 3.690 8,1 uitvoerders 11.686 420 3,6 overig UTA-personeel 43.702 990 2,3 totaal 181.693 12.970 7,1 sector B&U 99.937 7.100 7,1 afbouw en afwerking 47.302 2.490 5,3 GWW 34.454 3.380 9,8 totaal 181.693 12.970 7,1 Ten opzichte van 2010 is het aandeel werknemers dat heeft verzuimd als gevolg van een ongeval gelijk gebleven op ongeveer 7,1 procent. Het aantal werknemers met verzuim ten gevolge van een ongeval daalde met 3 procent. Het totale aantal werknemers in de bouw nam met 4 procent af. Als gevolg van deze ontwikkeling bleef het percentage werknemers met een ongeval ongeveer gelijk. Figuur 1 toont het aandeel werknemers dat heeft verzuimd wegens een ongeval sinds 2005. Zoals uit de figuur blijkt is het percentage werknemers met een ongeval met 1,5 procent afgenomen van 8,6 naar 7,1 procent. 9

Figuur 1 Het percentage werknemers dat heeft verzuimd wegens een ongeval, 2005-2011 10 9 8,6 8 7 7,8 7,8 7,4 7,6 7,1 7,1 6 5 4 3 2 1 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 De ernst van de ongevallen wordt in dit onderzoek afgemeten aan de mate waarin zij tot verzuim leiden. Tabel 2 laat zien dat van de werknemers die hebben verzuimd wegens een ongeval, bijna 86 procent vier dagen of meer ziek was. Onder oudere werknemers (45 jaar en ouder) is dit aandeel met bijna 90 procent iets hoger dan onder werknemers jonger dan 45 jaar. Opvallend is dat het aandeel verzuim langer dan 4 dagen het grootste is in de leeftijdscategorie 25 tot en met 34. 10

Tabel 2 Aantal werknemers dat vier of meer dagen heeft verzuimd ten gevolge van een ongeval per leeftijdsklasse, beroepsgroep en sector (2011) werknemers met vier of meer dagen verzuim door een ongeval aantal in % van werknemers met een ongeval in % van totale aantal werknemers leeftijd jonger dan 25 2.430 74,0 11,0 25 34 2.830 91,9 7,3 35 44 2.220 86,8 5,2 45 en ouder 3.640 89,9 4,7 totaal 11.120 85,9 6,1 beroep timmerman 4.200 87,4 9,0 metselaar 1.260 82,9 7,9 schilder 1.450 94,4 8,0 overig bouwplaatspersoneel 3.200 86,6 7,1 uitvoerders 270 64,2 2,3 overig UTA-personeel 730 74,1 1,7 totaal 11.120 85,9 6,1 sector B&U 6.050 85,2 6,1 afbouw en afwerking 2.300 92,3 4,9 GWW 2.780 82,1 8,1 totaal 11.120 85,3 6,1 11

3 ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW Van de bijna 13.000 bouwwerknemers met een ongeval in 2011, hadden er zo n 7.300, iets meer dan de helft, een ongeval op de bouwplaats. Bij 90 werknemers was er sprake van een verkeersongeval in werktijd terwijl 340 werknemers een ander ongeval tijdens werktijd ondervonden (bijv. op kantoor). 5.670 Werknemers kregen een ongeval buiten werktijd. De meeste hiervan vonden in de vrije tijd plaats. Bij ruim 2 procent van de werknemers met een ongeval buiten werktijd, gebeurde dit tijdens woon-werkverkeer. Tabel 3 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar de aard van het laatste of enige ongeval (2011) aard van het ongeval aantal werknemers met een ongeval absoluut % arbeidsongevallen ongeval op de bouwplaats 6.870 53,0 verkeersongeval in werktijd 90 0,7 ander ongeval in werktijd 340 2,6 totaal arbeidsongevallen 7.300 56,3 overige ongevallen ongeval tijdens woon-werkverkeer 280 2,2 ongeval in vrije tijd 5.390 41,5 totaal overige ongevallen 5.670 43,7 totaal 12.970 100,0 Gemiddeld is bij ruim de helft van de werknemers met een ongeval sprake van een arbeidsongeval. Bij werknemers ouder dan 35 jaar is dit percentage met 63 procent beduidend hoger dan bij werknemers jonger dan 25 (38,5 procent). Jongere werknemers hebben relatief vaak een ongeval buiten werktijd. Jongeren zijn vaker bij ongevallen betrokken dan ouderen werknemers. Het aantal arbeidsongevallen in procenten van het totale aantal ongevallen ligt in de GWW sector het hoogst. In de bouw en afwerking ligt het aantal arbeidsongevallen in procenten van het totale aantal ongevallen het laagst. 12

Tabel 4 Aantal werknemers met een arbeidsongeval naar leeftijdsklasse, beroepsgroep en sector (inclusief onbekend) (2011) aantal aantal werknemers met een arbeidsongeval werknemers met een ongeval absoluut in % van het totale aantal werknemers met een ongeval in % van aantal werknemers in de populatie leeftijd jonger dan 25 3.290 1.280 38,5 5,8 25 34 3.080 1.660 53,5 4,3 35 44 2.550 1.720 67,0 4,0 45 en ouder 4.050 2.640 64,8 3,4 totaal 12.970 7.300 56,2 4,0 beroep timmerman 4.810 2.800 57,7 6,0 metselaar 1.530 940 61,0 5,8 schilder 1.530 640 41,8 3,5 overig bouwplaatspersoneel 3.690 2.540 68,2 5,6 uitvoerders 420 170 39,1 1,5 overig UTA-personeel 990 200 20,5 0,5 totaal 12.970 7.300 56,2 4,0 sector B&U 7.110 3.970 56,4 4,0 afbouw en afwerking 2.480 1.330 53,8 2,8 GWW 3.370 2.000 59,6 5,8 totaal 12.970 7.300 56,2 4,0 13

Grootte klasse Uit tabel 5 blijkt dat het aandeel van de arbeidsongevallen in het totale aantal ongevallen bij de kleine en middelgrote bedrijven kleiner is dan bij grote bedrijven. De kans op een ongeval überhaupt is voor werknemers bij kleine bedrijven het kleinst. Tabel 5 Aantal werknemers met een arbeidsongeval naar grootteklasse (aantal werknemers in dienst) van het bedrijf (2011) aantal werknemers aantal werknemers met een arbeidsongeval met een ongeval absoluut in % van het totale aantal ongevallen in % van werknemers in populatie 25 5.110 2.670 52,4 3,7 26 100 4.030 2.350 58,5 4,2 101 3.830 2.280 59,8 4,3 totaal 12.970 7.300 56,6 4,0 Figuur 2 geeft het percentage werknemers dat heeft verzuimd ten gevolge van een ongeval dan wel een arbeidsongeval sinds 2005 weer. Het aandeel werknemers met verzuim als gevolg van een ongeval is met 1,5 procent gedaald van 8,6 naar 7,1 procent, het aandeel met een arbeidsongeval schommelt sinds 2007 rond de 4 procent. Een duidelijke ontwikkeling in het aandeel werknemers met een (arbeids-)ongeval is niet uit de figuur af te leiden. Figuur 2 Het percentage werknemers dat verzuimd heeft wegens een ongeval en een arbeidsongeval, 2005-2011. 10 9 8,6 8 7 7,8 7,8 7,4 7,6 7,1 7,1 6 5,9 5 4 4,2 4,3 4,0 4,1 3,6 4,0 3 2 1 0 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 ongevallen arbeidsongevallen 14

Anders is dat in figuur 3. Hierin is het aantal arbeidsongevallen met verzuim per 100 manjaren weergegeven sinds 1972. Om toevallige invloeden zoals weersomstandigheden uit te sluiten zijn driejaarsgemiddelden opgenomen. Het betreft alleen bouwplaatspersoneel. Uit de figuur blijkt dat het aantal ongevallen per 100 manjaren sinds de jaren zeventig een dalende trend vertoont. Terwijl het aantal ongevallen per 100 manjaren in 1971 ruim tien bedroeg, schommelt het de laatste jaren rond de zes. Uit de figuur blijkt verder dat de trendmatige daling afvlakt. Figuur 3 Ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen met verzuim per 100 manjaren, 1972 tot en met 2011 (driejaarsgemiddelden, alleen Bouwplaatspersoneel) 11 10 9 8 7 6 5 4 Tot slot van dit hoofdstuk worden werknemers met een arbeidsongeval in 2011 op een aantal kenmerken van het werk vergeleken met werknemers die in 2011 geen ongeval hebben gehad. Werknemers met een arbeidsongeval geven vaker dan werknemers die geen ongeval hebben gehad, aan dat ze zich regelmatig in onveilige situaties bevinden, dat er onvoldoende technische en organisatorische maatregelen worden getroffen voor een veilige werksituatie en dat het niet in orde is met de veiligheid van het werk. Ook vinden zij vaker dat het werk doorgaans niet goed is georganiseerd en dat ze door de dagelijkse leiding onvoldoende worden ondersteund in het werk. Overigens moet men voorzichtig zijn met het verbinden van conclusies aan deze antwoorden. De mening van de werknemers kan zijn beïnvloed door het feit dat ze een arbeidsongeval hebben gehad. Werknemers met een arbeidsongeval oordelen waarschijnlijk ongunstiger over de veiligheid op de bouwplaats dan werknemers die niet verzuimd hebben ten gevolge van een ongeval. 15

Tabel 6 Percentage werknemers dat bij het PAGO in 2011 heeft gezegd dat de genoemde kenmerken van toepassing zijn, naar arbeidsongeval of geen ongeval in de twaalf maanden voorafgaand aan het PAGO kenmerk arbeidsongeval geen ongeval werkt geregeld onder tijdsdruk 50,5 50,5 heeft te veel werk te doen 39,6 40,7 bevind zich regelmatig in onveilige situaties 23,1* 11,0 onvoldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen door werkgever 8,8* 6,4 kan niet beschikken over de benodigde persoonlijke beschermingsmiddelen 1,5* 3,5 vindt dat het niet in orde is met de veiligheid in het werk 9,7* 4,7 het werk is doorgaans niet goed georganiseerd 19,2* 11,2 wordt door de dagelijkse leiding onvoldoende ondersteund in het werk 15,6* 11,1 krijgt onvoldoende informatie en uitleg over de opdrachten 14,9* 10,7 * Significant verschillend van de groep werknemers zonder ongeval, p<0,01 16

4 DE AARD VAN DE ARBEIDSONGEVALLEN EN DE AARD VAN HET LETSEL De meest voorkomende oorzaak van arbeidsongevallen in de bouw is vallen. Bij meer dan een vijfde van de werknemers wordt het ongeval veroorzaakt door een val. Zeventien procent krijgt een ongeval door verstappen. Struikelen of uitglijden vormt voor zo n 9,4 procent van de werknemers de oorzaak van het arbeidsongeval. Bijna 9 procent van de werknemers verzuimt omdat men door een vallend voorwerp wordt getroffen. Bekneld raken komt voor bij bijna 7 procent van de werknemers met een arbeidsongeval. Naast deze relatief vaak voorkomende categorieën zijn er nog talrijke andere soorten arbeidsongevallen die minder frequent voorkomen. In tabel 7 staan alle categorieën weergegeven en wordt er naast de percentages eveneens vermeld hoeveel van deze ongevallen er naar schatting hebben plaatsgevonden. Tabel 7 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar oorzaak/aanleiding van het ongeval (2011) soort ongeval aantal werknemers met een arbeidsongeval absoluut % getroffen door vallend voorwerp 630 8,6 val van minder dan 2,5 meter hoogte 1.230 16,9 val van meer dan 2,5 meter hoogte 430 5,9 geraakt of bekneld door machine 230 3,2 geraakt of bekneld door (draaiend) gereedschap 490 6,7 geraakt door wegschietend voorwerp 440 6,0 vertillen of verdraaien 360 4,9 verstappen 1.240 17,0 struikelen of uitglijden 680 9,4 stoten 230 3,1 snijden 310 4,3 klemmen of knellen 300 4,2 elektrocutie, verbranding of explosie 20 0,2 aanrijding op de bouwplaats 90 1,2 verkeersongeval (niet op de bouwplaats) 70 0,9 ander soort ongeval 270 3,7 overig 280 3,7 Totaal 7.300 100 17

Als de soorten ongevallen over de jaren 1999 tot 2011 worden vergeleken valt op dat vallen in aandeel is toegenomen. Vertillen of verdraaien, snijden, stoten, verbranden en verkeersongevallen zijn afgenomen en verstappen en bekneld raken toegenomen. De oorzaak van de ongevallen verschilt enigszins naar beroep. Schilders, metselaars en timmerlieden verzuimen relatief vaak door vallen. Het overig bouwplaats personeel krijgt verhoudingsgewijs vaak een ongeval doordat zij zich verstappen. Ook naar sector verschilt de oorzaak van de ongevallen. In de B&U en GWW verzuimen werknemers relatief vaak door een ongeval veroorzaakt door verstappen. Dit komt in de afbouw en afwerking minder vaak voor. Werknemers in de afbouw en afwerking worden relatief vaak getroffen door een vallend voorwerp of krijgen een ongeval door vallen. Kijken we vervolgens naar de aard van het letsel als gevolg van arbeidsongevallen, dan blijkt het vooral om letsel aan de ledematen te gaan (zie tabel 8). Ruim 36 procent van de werknemers met een arbeidsongeval had letsel aan hand of pols en meer dan een vijfde voet of enkel. Zo n 16 procent van de arbeidsongevallen had letsel aan arm of schouder tot gevolg en nog eens ruim dertien procent been- of knieletsel en rugletsel. Daarnaast wordt ook hoofdletsel relatief vaak genoemd. Tabel 8 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het lichaamsdeel dat gewond raakte*, (2011) lichaamsdeel aantal werknemers met een arbeidsongeval absoluut % hoofd 560 8,4 oog of oor 140 2,1 nek 280 4,3 rug 880 13,3 romp 370 5,6 arm/schouder 1050 15,8 hand/pols 2390 36,1 been/knie 890 13,4 voet/enkel 1560 23,5 buik/inwendige organen 110 1,6 * meerdere antwoorden mogelijk 18

5 ONGEVALLEN EN DE GEVOLGEN 5.1 Uitoefening van het werk In tabel 9 worden de werknemers met een (arbeids-)ongeval op een aantal kenmerken vergeleken met de werknemers die geen ongeval hebben gehad. De gegevens zijn afkomstig van het PAGO in 2011. Zoals uit de tabel blijkt ondervinden werknemers die een arbeidsongeval hebben gehad vaker problemen in de uitoefening van hun werk dan werknemers die een ander ongeval of helemaal geen ongeval hebben gehad. Werknemers met een arbeidsongeval ondervinden meer dan gemiddeld klachten bij de uitvoering van hun werk en moeten relatief vaak langzamer werken of hun manier van werken aanpassen. In vergelijking met werknemers zonder een ongeval zijn zij meer dan gemiddeld helemaal niet in staat om te werken. Werknemers met een ongeval buiten werktijd moeten vergeleken met werknemers zonder ongeval vaker langzamer werken of hun manier van werken aanpassen. Tabel 9 kenmerk Percentage werknemers dat bij het PAGO in 2011 heeft gezegd dat de genoemde kenmerken van toepassing zijn, naar wel of geen ongeval arbeidsongeval ander ongeval geen ongeval totaal kan zijn werk doen, maar dat veroorzaakt wel enkele klachten 28,1** 21,1 18,6 19,0 moet soms langzamer werken of zijn manier van werken veranderen 13,8* 9,9* 7,4 7,7 moet vaak langzamer werken of zijn manier van werken veranderen 3,1* 2,1 1,7 1,8 is in het geheel niet in staat om te werken 4,4* 1,0* 0,9 1,1 ** Significant verschillend van de groep werknemers met een ander ongeval en de groep werknemers zonder ongeval, p< 0,01 * Significant verschillend van de groep werknemers zonder ongeval, p< 0,01 5.2 Werkvermogen Als de werknemers om een oordeel wordt gevraagd over hun werkvermogen, gezien de lichamelijke eisen die het werk aan hen stelt, dan zien we duidelijke verschillen tussen de werknemers die een arbeidsongeval hebben gehad en degenen die geen ongeval hebben gehad of een ongeval buiten werktijd (tabel 10). Werknemers met een arbeidsongeval beoordelen hun werkvermogen beduidend minder vaak als zeer goed en beduidend vaker als matig of (zeer) slecht. 19

Tabel 10 Percentage werknemers dat zijn werkvermogen, kijkend naar de lichamelijke eisen die het werk aan hem stelt, in 2011 als goed, matig of slecht beoordeeld, naar wel of geen ongeval Werkvermogen arbeids- ander geen ongeval totaal ongeval ongeval zeer goed 17,8 24,3 27,4 27,0 goed 65,1 64,2 64,7 64,7 matig 11,9 7,6 6,5 6,7 slecht 3,3 2,7 1,0 1,2 zeer slecht 1,9 1,2 0,4 0,5 totaal 100 100 100 100 5.3 Duur verzuim Bijna een kwart van de werknemers die in 2011 een arbeidsongeval hebben gehad, heeft meer dan 40 dagen verzuimd als gevolg van dat ongeval. Voor een vijfde lag de verzuimduur tussen de 21 en 40 dagen. Kort durend verzuim (minder dan 10 dagen) kwam voor bij ongeveer 35 procent van de werknemers met een arbeidsongeval (zie tabel 11). In de onderzoeken naar arbeidsongevallen in de bouw voor de jaren 1998 tot en met 2004 bleef het verzuim in ongeveer de helft van alle gevallen beperkt tot hooguit 10 dagen. Langdurend verzuim van meer dan 40 dagen kwam als regel niet uit boven de 10 procent van alle gevallen. Dit suggereert dat werknemers die een ongeval hebben gehad dat tot een verzuim van meer dan 10 dagen leidt, in het onderzoek zijn oververtegenwoordigd 3. De gegevens moeten daarom met voorzichtigheid worden geïnterpreteerd 4. 3 Dit was ook reeds het geval bij de onderzoeken in 2005 tot en met 2010. 4 Zie ook bijlage 1 met betrekking tot de representativiteit van de uitkomsten 20

Tabel 11 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar soort ongeval en de duur van dat verzuim (aantal verzuimde werkdagen) (2011) verzuimduur arbeidsongeval ander ongeval totaal absoluut % absoluut % absoluut % 1-3 dagen 860 11,8 680 12,1 1.550 11,9 4-10 dagen 1.730 23,7 1.150 20,3 2.880 22,2 11-20 dagen 1.500 20,6 1.630 28,7 3.140 24,2 21-40 dagen 1.520 20,8 660 11,6 2.170 16,7 41 dagen 1.690 23,1 1.550 27,2 3.230 24,9 totaal 7.300 100,0 5.670 100,0 12.970 100,0 gemiddelde duur 44,9 31,9 39,4 Figuur 3 laat de ontwikkeling van de gemiddelde verzuimduur in de periode 2005 tot en met 2011 zien. De gemiddelde verzuim duur schommelt rond de 35 dagen. In sommige jaren is de gemiddelde verzuim duur als gevolg van arbeidsongevallen langer dan de verzuimduur van alle verzuimdagen. Echter, een duidelijke trend is niet uit deze figuur af te leiden. Figuur 3 Het gemiddeld aantal verzuimdagen als gevolg van een ongeval en een arbeidsongeval, 2005-2011. 50,00 45,00 40,00 35,00 30,00 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00,00 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 Totaal ongevallen Arbeidsongevallen Op grond van de gegevens in tabel 11 kunnen we schatten dat in 2011 ongeveer 1.945 manjaren verloren zijn gegaan door verzuim als gevolg van een ongeval. Hiervan ging tweederde verloren door arbeidsongevallen en eenderde door overige ongevallen. Dat betekent een verzuimpercentage als gevolg van ongevallen van ongeveer 1 procent, waarvan 0,66 procent door arbeidsongevallen. 21

Hoeveel manjaren precies verloren gaan door verzuim is vanwege meerdere redenen moeilijk te schatten. Aan de ene kant kan er overschatting plaatsvinden doordat het langdurende verzuim ten gevolge van ongevallen is oververtegenwoordigd in het onderzoek. Anderzijds kan er door verschillende oorzaken sprake zijn van onderschatting. Ten eerste wordt in het onderzoek niet het aantal ongevallen geteld, maar het aantal werknemers met een ongeval. Iemand kan meer dan één ongeval in een jaar hebben. Het totale aantal dagen dat verloren gaat als gevolg van ongevallen ligt dus waarschijnlijk hoger. Ten tweede is het verzuim dat hier wordt geteld alleen het verzuim dat direct op het ongeval volgt. Werknemers kunnen als nasleep van het ongeval later opnieuw uitvallen. Als men werknemers echter vraagt naar hun verzuim ten gevolge van het ongeval (zoals hier is gedaan) tellen zij dit latere verzuim meestal niet mee 5. Tenslotte is een deel van de werknemers die als gevolg van een ongeval hebben verzuimd, op het moment van enquêteren nog niet of nog niet volledig aan het werk. Ongevallen kunnen aanzienlijke gevolgen hebben voor de betrokken personen en ook voor het bedrijf waar zij werken. Lichamelijk en geestelijk letsel kan ertoe leiden dat werknemers tijdelijk of blijvend hun beroep niet meer kunnen uitoefenen. Ook voor een bedrijf kunnen de gevolgen aanzienlijk zijn. Op de eerste plaats kan men denken aan de kosten van verzuim en arbeidsongeschiktheid van de betrokken personen en productieverlies. Als het een arbeidsongeval betreft kunnen andere kosten optreden zoals beschadigingen aan gebouwen, machines, juridische kosten, imagoschade en motivatieverlies bij andere werknemers. De kosten van ongevallen in de bouw zijn met dit onderzoek niet te bepalen. Wel kan een schatting worden gemaakt van de kosten van het ziekteverzuim als gevolg van ongevallen. Uitgaande van gemiddelde bruto loonkosten in de bouw per manjaar (inclusief overhead) van ongeveer 66.150 euro komen we op een totaal van bijna 130 miljoen euro, waarvan ongeveer 85 miljoen ten gevolge van arbeidsongevallen en nog eens circa 42 miljoen ten gevolge van ongevallen in vrije tijd of tijdens het woonwerkverkeer. 5 De Vroome, E., P. Smulders en C.V. Van Vuuren (2005). Verzuim als gevolg van arbeidsrisico s en zelf opgegeven verzuimredenen. Deelresultaten Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden 2003. Hoofddorp: TNO. 22

5.4 Ziekenhuisopname Hoewel meer dan 40 procent van de ongevallen aanleiding geeft tot een verzuimduur van meer dan 20 dagen, leiden de meeste ongevallen niet tot ziekenhuisopname. Van de werknemers met een arbeidsongeval moest ongeveer een vijfde worden opgenomen in het ziekenhuis. Onder de werknemers met een ander ongeval was dat meer dan een derde. Hoewel dus meer mensen een arbeidsongeval hebben dan een ongeval in de vrije tijd of tijdens woon-werkverkeer, leiden arbeidsongevallen minder vaak tot ziekenhuisopname. Tabel 12 Aantal werknemers dat als gevolg van een ongeval in het ziekenhuis heeft gelegen, naar soort ongeval en aantal dagen in het ziekenhuis (2011) aantal dagen arbeidsongeval ander ongeval totaal in ziekenhuis absoluut % absoluut % absoluut % niet in ziekenhuis 5.820 79,7 3.700 65,1 9.510 73,3 1 780 10,7 570 10,1 1.330 10,3 2 5 480 6,6 1.250 22,1 1.760 13,6 6 220 3,0 150 2,7 370 2,9 totaal 7.300 100 5.670 100 12.970 100 Gemiddelde opnameduur 4,6 3,5 4,1 5.5 Mogelijkheid werkhervatting Aan de in het onderzoek betrokken werknemers die een ongeval (arbeidsongeval of ongeval in vrije tijd) hebben gehad, is ook gevraagd of het volgens hen mogelijk was om tijdens de herstelperiode na het ongeval het werk te hervatten in aangepast werk of met aangepaste werktijden. Ruim 23 procent van de werknemers gaf aan dat zij aan de slag konden in aangepast werk; 15 procent kon hervatten met aangepaste werktijden. Zevenentwintig procent van de werknemers zei dat werkhervatting niet mogelijk was. Tabel 13 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval naar de mogelijkheid van werkhervatting tijdens de herstelperiode (2011) mogelijkheid van werkhervatting aantal werknemers absoluut % in aangepast werk 3.060 23,6 met aangepaste werktijden 1.960 15,1 niet mogelijk 3.510 27,0 niet van toepassing 4.440 34,2 totaal 12.970 100 23

Van alle werknemers die verzuimd hebben als gevolg van een ongeval, was op het moment van enquêteren meer dan 83 procent weer volledig aan het werk. Bij meer dan 5 procent vond een aanpassing van het werk en/of de werktijden plaats. Bijna 10 procent was nog niet aan het werk. Tabel 14 Aantal werknemers dat in de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval en op het moment van enquêteren aangepast werk of aangepaste werktijden heeft (2011) aangepast werk of aantal werknemers aangepaste werktijden absoluut % aangepast werk 650 5,0 aangepaste werktijden 60 0,5 beide 170 1,3 geen van beide 10.860 83,6 nog niet aan het werk 1.230 9,5 totaal 12.970 100 Voorzover er sprake was van aangepast werk of aangepaste werktijden was dat in de meeste gevallen als tijdelijk bedoeld (tabel 15). Tabel 15 Aantal werknemers dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een ongeval en aangepast werk of aangepaste werktijden heeft, naar de aard daarvan (2011) aard aangepast werk of aantal werknemers aangepaste werktijden absoluut % blijvend 40 4,4 tijdelijk 850 95,6 totaal 890 100,0 24

6 VEILIGHEID OP DE BOUWPLAATS In verband met het voorkomen van arbeidsongevallen is het van groot belang dat op de bouwplaats de noodzakelijke technische en organisatorische voorzieningen zijn getroffen om veilig te kunnen werken. Van alle werknemers op de bouwplaats (dus exclusief UTA-personeel) die hebben verzuimd als gevolg van een arbeidsongeval, gaf meer dan tweederde aan dat die voorzieningen waren getroffen. Volgens bijna 15 procent was dit echter niet het geval. Tabel 16 laat zien dat er verschillen zijn tussen werknemers naar de grootte van het bedrijf. Werknemers in kleine en middelgrote bedrijven geven minder vaak dan gemiddeld aan dat de voorzieningen zijn getroffen. Ook als degenen die aangaven dat de vraag niet van toepassing is buiten beschouwing worden gelaten, blijft dit verschil bestaan. Naar sector bezien vinden de werknemers in dienst van B&U-bedrijven het minst vaak dat de noodzakelijke voorzieningen om veilig te kunnen werken niet zijn getroffen. Ook als we corrigeren voor degenen die als antwoord niet van toepassing geven, blijft dit verschil naar sector bestaan. Werknemers in de GWW geven het vaakst aan dat de technische en organisatorische voorzieningen niet zijn getroffen. Tabel 16 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het feit of op de bouwplaats de noodzakelijke technische en organisatorische voorzieningen waren getroffen om veilig te kunnen werken (alleen bouwplaatspersoneel) (2011) grootteklasse en technische en organisatorische voorzieningen totaal sector wel getroffen niet getroffen n.v.t. grootteklasse 25 66,7 19,5 13,8 100 26 100 62,3 11,7 26,0 100 101 78,7 13,3 8,0 100 totaal 67,9 14,8 17,3 100 sector B&U 72,0 11,8 16,3 100 afbouw en afwerking 61,8 16,8 21,4 100 GWW 69,2 17,0 13,8 100 totaal 67,9 14,8 17,3 100 Naast technische en organisatorische voorzieningen om veilig te kunnen werken is van belang of ten tijde van het ongeval de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen werden gebruikt. Persoonlijke beschermingsmiddelen voorkomen geen ongevallen, maar verminderen wel het letsel en verzuim als gevolg van een onderzoek. Daarvoor is het allereerst noodzakelijk dat die door de werkgever ter beschikking zijn gesteld. 25

Dat laatste was meestal wel het geval. Van het bouwplaatspersoneel in de kleinere (minder dan 26 man personeel) en grote bedrijven gaf ongeveer 6 procent aan dat de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen niet aanwezig waren. Voor bouwplaatswerknemers in middelgrote bedrijven lag dat op ruim 2,5 procent. Naar sector bezien zijn werknemers in de GWW het vaakst van oordeel dat de persoonlijke beschermingsmiddelen niet ter beschikking zijn gesteld. Tabel 17 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het feit of de werkgever de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking had gesteld (alleen bouwplaatspersoneel) (2011) grootteklasse en persoonlijke beschermingsmiddelen totaal sector bedrijf wel ter beschikking gesteld niet ter beschikking gesteld n.v.t. grootteklasse 25 84,7 5,2 10,1 100 26 100 86,0 2,6 11,4 100 101 87,6 6,0 6,4 100 totaal 85,9 4,3 9,7 100 sector B&U 85,3 3,3 11,4 100 afbouw en afwerking 82,6 3,3 14,1 100 GWW 89,8 7,5 2,7 100 totaal 85,9 4,3 9,7 100 Als de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking zijn gesteld, worden zij volgens de werknemers op de bouwplaats meestal ook gebruikt (tabel 18). Van alle bouwplaatswerknemers die een arbeidsongeval hebben gehad zei 80 procent dat zij die ten tijde van het ongeval hadden gedragen. Werknemers in grote bedrijven doen dit vaker dan die in middelgrote en kleine bedrijven. 26

Tabel 18 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het wel of niet dragen van de vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen (alleen bouwplaatspersoneel) (2011) grootteklasse persoonlijke beschermingsmiddelen totaal en sector bedrijf wel gedragen niet gedragen n.v.t. grootteklasse 25 70,6 8,4 21,0 100 26 100 82,0 7,3 10,7 100 101 93,0 2,4 4,6 100 totaal 80,8 6,5 12,8 100 sector B&U 83,9 4,2 11,9 100 afbouw en afwerking 71,6 8,5 19,9 100 GWW 92,5 1,1 6,4 100 Totaal 81,7 4,9 13,3 100 Tabel 19 laat zien dat volgens bijna 32 procent van het bouwplaatspersoneel het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen voor de werkzaamheden die ten tijde van het ongeval werden uitgevoerd, niet verplicht. Vooral volgens werknemers in bedrijven met minder dan 26 man personeel en in afbouw en afwerkingsbedrijven was het dragen van beschermingsmiddelen niet verplicht. Tabel 19 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het al dan niet verplicht zijn van het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen ten tijde van het ongeval (alleen bouwplaatspersoneel) (2011) grootteklasse en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen totaal sector wel verplicht niet verplicht grootteklasse 25 63,4 36,6 100 26 100 65,8 34,2 100 101 80,0 20,0 100 totaal 68,5 31,5 100 sector B&U 64,5 35,5 100 afbouw en afwerking 57,2 42,8 100 GWW 87,7 12,3 100 totaal 68,5 31,5 100 27

Een ander belangrijk feit in relatie tot het voorkómen van arbeidsongevallen is de vraag of werknemers op de bouwplaats voorlichting krijgen over de manier waarop zij hun werkzaamheden verantwoord (veilig) kunnen uitvoeren. Een werkgever kan technische en organisatorische voorzieningen treffen om veilig te kunnen werken, maar als de werknemer geen voorlichting krijgt over de wijze waarop hij daarmee om moet gaan, is het de vraag of het gewenste effect ook daadwerkelijk zal worden bereikt. Datzelfde geldt voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Tabel 20 toont dat iets meer dan kwart van de bouwplaatswerknemers die een arbeidsongeval hebben gehad, geen voorlichting heeft gekregen over de manier waarop zij hun werkzaamheden verantwoord (veilig) kunnen uitvoeren. Dit geldt het meest voor bouwplaatspersoneel in kleine bedrijven. Meer dan een vijfde van de werknemers op de bouwplaats had geen instructie gehad over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Dit varieert van 17 procent in de middel grote bedrijven tot bijna een kwart in de bedrijven met minder dan 26 man personeel. Naar sector bezien krijgen vooral werknemers in de B&U geen voorlichting over het gebruik van beschermingsmiddelen. Tabel 20 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval en die geen voorlichting hebben gehad over de wijze waarop de werkzaamheden verantwoord (veilig) uitgevoerd kunnen worden en/of geen instructie over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen (alleen bouwplaatspersoneel)(2011) grootteklasse en sector bedrijf Geen voorlichting over veilig werken Geen instructie over gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen grootteklasse 25 33,5 23,9 26 100 21,6 17,3 101 28,6 19,5 totaal 27,5 20,2 sector B&U 30,1 26,2 afbouw en afwerking 30,2 16,3 GWW 21,9 19,1 totaal 27,5 20,2 28

Volgens bijna 15 procent van het bouwplaatspersoneel had het arbeidsongeval voorkomen kunnen worden als de werkgever de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen (zie tabel 21). Meer dan 18 procent is van mening dat het ongeval voorkomen had kunnen worden, als zij zelf veiligheidsmaatregelen hadden getroffen. Werknemers in de GWW denken verhoudingsgewijs weinig dat het ongeval voorkomen had kunnen worden. Tabel 21 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval en dat denkt het ongeval voorkomen had kunnen worden wanneer de werkgever dan wel de werknemer zelf de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen (alleen bouwplaatspersoneel) (2011) grootteklasse ongeval had voorkomen kunnen worden en sector door werkgever door werknemer grootteklasse 25 11,4 17,8 26 100 19,9 16,1 101 12,7 16,0 totaal 15,2 16,7 sector B&U 15,2 14,0 afbouw en afwerking 15,8 19,1 GWW 14,1 13,5 totaal 15,2 16,7 Volgens bijna een kwart van het bouwplaatspersoneel heeft de werkgever na het ongeval blijvende maatregelen genomen om herhaling in de toekomst te voorkomen. Vooral werknemers in grote bedrijven geven dit aan. Personeel in kleine bedrijven is beduidend minder vaak van mening dat de werkgever die maatregelen heeft genomen. 29

Tabel 22 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het feit of de werkgever na het ongeval blijvende maatregelen heeft genomen om een dergelijk ongeval in de toekomst te voorkomen (alleen bouwplaatspersoneel) (2011) grootteklasse blijvende maatregelen totaal en sector bedrijf wel genomen niet genomen weet niet grootteklasse 25 16,7 58,1 25,1 100 26 100 28,5 33,8 37,7 100 101 29,3 40,4 30,3 100 totaal 24,6 43,9 31,5 100 sector B&U 21,4 44,1 34,5 100 afbouw en afwerking 24,2 39,8 36,0 100 GWW 25,6 51,9 22,5 100 Totaal 24,6 43,9 31,5 100 Als het gaat om de veiligheid op het werk is er een belangrijke taak weggelegd voor de Arbeidsinspectie. In principe wordt door haar altijd een onderzoek ingesteld als er zich een ernstig arbeidsongeval voordoet 6. Dat wil zeggen een ongeval dat ziekenhuisopname tot gevolg heeft gehad of waarbij sprake is van blijvend letsel of grote materiële schade. Tabel 23 laat zien dat door bijna 7 procent van de bouwplaatswerknemers die een arbeidsongeval hadden gehad op de vraag of de Arbeidsinspectie zo n onderzoek had ingesteld positief geantwoord werd, 79 procent zei dat dat niet was gebeurd en 14 procent gaf aan het niet te weten. 6 Dodelijke ongevallen zijn niet in het onderzoek meegenomen. 30

Tabel 23 Procentuele verdeling van het aantal werknemers op de bouwplaats dat de afgelopen twaalf maanden heeft verzuimd wegens een arbeidsongeval naar het feit of de arbeidsinspectie na het ongeval een onderzoek heeft ingesteld. (alleen bouwplaatspersoneel) (2011) grootteklasse Onderzoek arbeidsinspectie totaal en sector bedrijf wel plaats gevonden niet plaatsgevonden weet niet grootteklasse 25 5,0 84,0 11,0 100 26 100 8,0 76,1 15,9 100 101 7,8 77,2 14,9 100 totaal 6,9 79,1 13,9 100 sector B&U 8,4 72,8 18,8 100 afbouw en afwerking 6,0 79,5 14,6 100 GWW 6,7 87,0 6,3 100 Totaal 6,9 79,1 13,9 100 31

7 IMPLICATIES VOOR BELEID Het aantal werknemers met een arbeidsongeval is in de laatste 30 jaar ongeveer gehalveerd. Hoewel dit een gunstige ontwikkeling is, betekent het niet dat er geen aandacht meer nodig zou zijn voor veiligheid op de bouwplaats. In 2011 kregen nog zo n 7.300 werknemers in de bouw een arbeidsongeval dat leidde tot verzuim. Dit is ongeveer 4 procent van het totale aantal werknemers. Arbeidsongevallen kunnen aanzienlijke psychische, sociale en financiële gevolgen hebben. Alleen al de bruto loonkosten (inclusief overhead) door direct ziekteverzuim ten gevolge van de arbeidsongevallen bedroegen in 2011 bijna 85 miljoen euro. De werkelijke kosten zullen beduidend hoger liggen. Dit pleit ervoor onverminderd aandacht te schenken aan de veiligheid op de bouwplaats en aan het voorkomen van ongevallen. Temeer daar uit dit onderzoek blijkt dat een deel van de ongevallen voorkomen hadden kunnen worden. Hoewel het merendeel van de werknemers met een arbeidsongeval aangeeft dat op de bouwplaats de noodzakelijke voorzieningen om veilig te kunnen werken zijn getroffen en dat de persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking zijn gesteld, heeft meer dan een kwart van werknemers geen voorlichting over veilig werken gehad en eenvijfde geen instructie over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen. Hier valt waarschijnlijk nog behoorlijk wat winst te halen. Immers, als werknemers weten hoe ze met de voorzieningen voor veilig werken moeten omgaan en de beschermingsmiddelen moeten gebruiken, zijn ongevallen eerder te voorkomen. Bovendien worden niet in alle gevallen de noodzakelijke voorzieningen getroffen en de vereiste beschermingsmiddelen ter beschikking gesteld. Zeventien procent van de werknemers is dan ook van mening dat het ongeval door hemzelf voorkomen had kunnen worden. Bijna vijftien procent denkt dat het ongeval niet gebeurd zou zijn als de werkgever de vereiste veiligheidsmaatregelen had getroffen. 32

8 KERNCIJFERS ONGEVALLEN IN DE BOUW 2007 2011 Tabel 24 geeft een overzicht van de belangrijkste uitkomsten met betrekking tot de onderzoeken naar ongevallen in de bouw in de jaren 2007 tot en met 2011. Bij het trekken van conclusies is, als het gaat om de ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen van het ene jaar op het andere, voorzichtigheid geboden omdat die door een veelheid van toevallige factoren bepaald kan zijn. Te denken valt bijvoorbeeld aan slechte weersomstandigheden die, voorzover zij geen verlet tot gevolg hebben, een negatieve invloed op de ontwikkeling van het aantal arbeidsongevallen in de bouw kunnen hebben. Voor het schetsen van een trendmatige ontwikkeling moet daarom altijd een langere periode in beschouwing genomen worden. Daarnaast kunnen de uitkomsten door statistische toevalligheden beïnvloed worden, waarvan de invloed des te sterker zal zijn naarmate een onderzocht verschijnsel zich minder vaak voordoet. In het onderhavige onderzoek geldt dat in het bijzonder voor het aantal arbeidsongevallen met ziekenhuisopname. Een klein aantal ongevallen meer of minder in de steekproef kan daarbij grote gevolgen hebben voor de raming van het absolute aantal ongevallen in die categorie. Voor een goede indruk daarvan kan ook beter gekeken worden naar het lange termijngemiddelde. 33

Tabel 24 Kerncijfers ongevallen in de bouw, 2007-2011 jaar 2007 2008 2009 2010 2011 gemiddelde 2007-2011 Totale aantal werknemers 217.321 210.568 204.568 189.133 181.693 200.657 aantal werknemers met verzuim wegens ongeval - absoluut aantal 16.900 15.670 15.490 13.340 12.970 14.874 - in % totale aantal werknemers 7,8 7,4 7,6 7,1 7,1 7,5 aantal werknemers met verzuim wegens arbeidsongeval - absoluut aantal 9.370 8.370 8.410 6.890 7.300 8.068 - in % totale aantal werknemers 4,3 4,0 4,1 3,6 4,0 4,0 aantal werknemers met arbeidsongeval met verzuim van vier of meer dagen - absoluut aantal 8.044 6.998 7.034 5.657 5.990 6.744 - in % totale aantal werknemers 3,7 3,3 3,4 3,0 3,3 3,4 aantal werknemers met arbeidsongeval met ziekenhuisopname - absoluut aantal 1.880 1.814 1.292 1.672 1.484 1.628 - in % totale aantal werknemers 0,9 0,9 0,6 0,9 0,8 0,8 aantal werknemers met arbeidsongeval met ziekenhuisopname langer dan 1 dag 1.060 1.010 660 960 700 878 - absoluut aantal - in % totale aantal werknemers 0,5 0,5 0,5 0,5 0,4 0,4 34

BIJLAGE 1: ONDERZOEKSVERANTWOORDING Ten behoeve van het onderzoek is gebruik gemaakt van twee verschillende databronnen. Voor de schatting van het totale aantal werknemers dat heeft verzuimd ten gevolge van een ongeval is uitgegaan van de gegevens van het Periodiek Arbeidsgezondheidskundig Onderzoek (PAGO) van de Stichting Arbouw. Dit databestand is eveneens gebruikt om vergelijkingen te maken tussen werknemers die tijdens het PAGO hebben aangegeven dat ze een ongeval hebben gehad en werknemers die aangaven geen ongeval te hebben gehad. Om ook uitspraken te kunnen doen over de aard van de ongevallen, de aard van het daarbij opgelopen letsel, de vraag of er veiligheidsmaatregelen getroffen waren en de duur van het verzuim en eventuele ziekenhuisopname, is gebruik gemaakt van de antwoorden op een enquête die aan alle werknemers die tijdens het PAGO aangaven een ongeval met verzuim te hebben gehad, is toegezonden. Bij de gebruikte onderzoeksmethode moet echter een aantal kanttekeningen worden geplaatst. Het in dit rapport weergegeven aantal werknemers met een ongeval dat tot verzuim heeft geleid, is gebaseerd op de antwoorden van het PAGO, waarbij de uitkomsten zijn gewogen naar beroep en leeftijdsklasse. De gebruikte onderzoeksmethode veronderstelt dat de groep werknemers die mee heeft gedaan aan het PAGO model kan staan voor de totale groep werknemers die een ongeval heeft gehad met verzuim tot gevolg. Bij deze methode dienen wel enkele kanttekeningen gemaakt te worden. Ten eerste is de groep werknemers die een PAGO laat doen selectief, aangezien het op vrijwillige basis gebeurt. Het is dus niet te vergelijken met een representatieve steekproef. Ten tweede is de respons op de vervolgenquête vermoedelijk niet in alle opzichten een correcte afspiegeling van werknemers die hebben verzuimd wegens een ongeval, omdat werknemers die een minder ernstig ongeval hebben gehad (met kortdurend verzuim), minder vaak hebben meegedaan. In het rapport Monitor Arbeidsongevallen 2008 7 is een uitgebreidere uitleg over de representativiteit te vinden. 7 Corten, I. & Afrian, K (2009). MONITOR ARBEIDSONGEVALLEN IN DE BOUW 2008. Arbouw: Harderwijk 35