Ondergrondse parkeergarage Ravel

Vergelijkbare documenten
RAPPORTAGE TOETSING BRANDVEILIGHEID

AFD BEPERKING ONTSTAAN BRANDGEVAARLIJKE SITUATIE

Brandpreventie. Werk nr Datum: HOOFDGEBOUW (2014)

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID (voor nieuwbouw utiliteitsgebouwen, op hoofdlijnen, volgens bouwbesluit 2012 versie 1.0)

Uitbreiding tweede openluchtschool te Amsterdam. Rapportage brandveiligheid. Rapportnr: Datum: Versie: 1 Contactpersoon: L.

STAPPENPLAN BEOORDELING BRANDVEILIGHEID volgens Bouwbesluit 2012 UTILITEITSGEBOUWEN. Kenmerk: 2013-R-V1.2

Biomassacentrale Ooms. Rapportage brandveiligheid. Rapportnr: Datum: Versie: 1 Contactpersoon: L. Mol

Zorgboerderij Hagelkruisweg 20 te Hegelsom. Rapportage brandveiligheid

Nieuwbouw ondergrondse Parkeergarage RAVEL te Amsterdam

Checklist bijeenkomstfunctie

Verbouwing gezondheidszorgcomplex aan de Zuiderweg 15 te Schagen. Rapportage brandveiligheid

SPLITSING UNITS A-1 EN A-4 WOONBOULEVARD HOOGSTAD TE VLAARDINGEN

Toetsing Brandveiligheid Bouwbesluit BB 2012

NIEUWBOUW 78 APPARTMENTEN HABITAGE TE HEERHUGOWAARD

Project: Nieuwbouw Bedrijfspand te Uden Datum: 15 december Hoofdstuk 2 Technische bouwvoorschriften uit het oogpunt van veiligheid

OMGEVINGSVERGUNNING. ProjectManagement Bureau Gemeente Amsterdam Postbus BG AMSTERDAM

datum 20 januari 2016 project Global Switch Amsterdam - tijdelijke vestiging Arnhem omgevingsvergunning kantoorunits uw kenmerk -

Checklist woonfunctie

Woongebouw familie James Callantsoog. Rapportage brandveiligheid

<> Inhoudsopgave 1 Algemene projectgegevens Sterkte bij brand (afdeling 2.2) Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situa

Algemene gebruiksvoorschriften behorende bij de omgevingsvergunning voor de activiteit brandveilig gebruik.

Afdeling Vluchtroutes Nieuwbouw. Artikel Stuurartikel

NIEUWBOUW KINDERDAGVERBLIJF DE ARK AGRA MATIC BV

Standaardzinnen in het kader van toezicht en advisering handhaving brandveiligheid Bouwbesluit 2012

Advies brandveiligheid Omgevingsvergunning Gegevens Aanvraag

Nieuwbouw kantoor Bon Holding

Seniorenappartementen Graafdijk Oost. Rapportage brandveiligheid

Prestatie eisen, artikelen brandveiligheid stallen.

nieuwbouw melkveebedrijf: Werktuigenberging C, Jongveestal D, Ligboxenstal E jc Cotenoeverseweg 105, Brummen

NIEUWBOUW BEDRIJFSPAND OSSEBROEKEN 13 BEILEN

Brandveiligheidstoets Nieuwbouw fustopslag & expeditie FruitNL te Ommeren

BRL 2880 " Systemen voor het brandwerend bekleden van lijnvormige stalen bouwconstructies " ( )

Project: Nieuwbouw McDonalds te Uden Datum: 15 december 2015

Notitie Bouwbesluit. 1 Inleiding. 2 Situatie en uitgangspunten

BEM Omschrijving : Toetsing bebouwing t.b.v. het houden van een Agrarische Kinderopvang aan De Zeeweg 4 te Nieuw-Vossemeer (Gem. Steenbergen).

Houthaven Blok 5A/B te Amsterdam

project: Bouw Zorgvilla Nieuw Vogelesang a/d Rijksstraatweg 162 te Leersum opdrachtgever: Zorgvilla Nieuw Boszicht Rijksstraatweg 65, 3956 CJ Leersum

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Brandbeveiligingsconcept. Ten behoeve van: Realisatie hotel in bestaand bedrijfspand Beltstraat 79 Hippolytushoef

Hercontrole (Loze) brandmelding Telefoonnummer: Omschrijving voorschrift NvT NG V AP OT Vluchtwegen / uitgangen

Project: Verbouw van tot een kinderdagverblijf Kinderdagverblijf Dolfijn te Voorthuizen Adviesrapport brandpreventie

Gemeenschappelijk en gezamenlijk Artikel ; 1.156;

OOSTERWIJK BRANDPREVENTIE-ADVIES ADVIES- EN TRAININGSBUREAU VOOR BRANDPREVENTIE EN -VEILIGHEID

WAND, BINNEN, NIET DRAGENDE, MONTAGEWAND, GIPSPLATEN (attest, productcertificaat)

DAKBEDEKKING, METALEN ELEMENTEN of STROKEN (attest, productcertificaat)

Gemeente Heerhugowaard D. Kooij Postbus AJ HEERHUGOWAARD. Beste meneer Kooij,

MEMO 1. INLEIDING 2. UITGANGSPUNTEN

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 10 MEI 2017

BOUWBESLUITTOETSING MANEGE. Hippisch Recreatiepark Ter Maarsch Stadskanaal Datum: 19 mei Gewijzigd: 11 augustus 2015

RAPPORT BRANDVEILIGHEID s Gravendijkwal 68 Rotterdam DO v Auteur: Leon Zondervan

Roozen - van Hoppe Bouw en Ontwikkeling bv T.a.v. de heer Jeroen Pel Postbus AD HILVARENBEEK

Inhoudsopgave. werknr : H59 Opgesteld door : mst Datum: Versie : 1.0 Blz. 2/10

Brandveiligheidsadvies Gelijkwaardigheid

AMSTERDAM ARENA ENERGIE OPSLAG Brandveiligheid 9 DECEMBER 2016

V&L MEMO BRANDVEILIGHEID. Bijlage 25 bij besluit 2017/2543-V1

project: Houthavens Kavel 1c te Amsterdam - bouwen opdrachtgever: Peter Tuin Holding B.V. document: Rapportage Brandveiligheid kenmerk: 6140R01c

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

WAND, BINNENSPOUWBLAD, NIET DRAGEND, BETON (attest, productcertificaat)

Kapershoekseweg 24. Hoogvliet - Rotterdam

Brandveiligheidsadvies

MEMO 1. INLEIDING 2. UITGANGSPUNTEN 3. TOETSKADER: BOUWBESLUIT 2012

Brandveiligheid. Onderwerp: Advies nieuwbouw rijhal "Hippisch Recreatiepark Ter Maarsch" Adres: Vledderweg 3 Stadskanaal Aanvrager: HPF Projecten BV

HOUTWOLPLAAT, MINERAAL GEBONDEN (attest-met-productcertificaat) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

SCHIPHOL HOTEL BADHOEVEDORP

Brandveiligheidsadvies

ISOLATIE, MUUR, THERMISCH, VOORGEVORMD (attest, productcertificaat)

Zaanstreek-Waterland Zaanstad

Utrechtsestraatweg AS Woerden De heer ing. P. Dunnewold. Strevelsweg 700/ AS Rotterdam De heer G. Zeck

Van der Valk hotel Zuidas Amsterdam

Toetsing brandpreventie

BRANDPREVENTIE TOETSING

WAND, BUITEN, DRAGEND, CELLENBETON, BLOKKEN BLOKELEMENTEN of PANELEN (attest, productcertificaat)

Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

ADVIES. Pagina 1 van 5. Adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. Secretariaat

DAKBEDEKKING, GESPOTEN of STRIJKBAAR (attest, productcertificaat) Beschouwde afdelingen van het Bouwbesluit afdeling artikel; leden

Brandveiligheidsadvies Nieuwbouw winkel en bedrijfsruimten Binnenweg te Heemstede te Naarden

WAND, BINNEN, DRAGEND, CELLENBETON, BLOKKEN BLOKELEMENTEN of PANELEN (attest, productcertificaat)

Telefoonnummer adres

BRANDVEILIGHEID EN VLUCHTWEGEN

Nieuwbouw bedrijfshal aan de Broekstraat 40 te Aalten

Nieuwbouw bedrijfshal a/d Zeelandsedijk 1 te Volkel

Hoefbladstraat te Nieuw-Vennep Beoordeling brandveiligheid. Datum 10 december 2015 Referentie Hoofdweg GH ROTTERDAM

BESLUIT BOUWWERKEN LEEFOMGEVING JUNI 2017 ONTWERPBESLUIT BOUWWERKEN LEEFOMGEVING

Rapportage. Concept. Toetsing aan het Bouwbesluit. InterConcept ID:

Herontwikkeling Bedrijfspand Kruisbergseweg 10, Hengelo (Gld)

Bouwbesluit 2012, woongebouw, overige gebruiksfunctie, nieuwbouw, portiekontsluiting, parkeren Datum: 19 mei 2017 Status:

DAKPLAAT/GEVELPLAAT, VEZELCEMENTPLAAT, GEPROFILEERD, ASBESTVRIJ (attest, productcertificaat)

Rapport Bouwbesluiteisen

doorstroomcapaciteit vluchtroutes Business Center

TOETSING BOUWBESLUIT VALKSEWEG 225 TE BARNEVELD

DAKBEDEKKING, BAANVORMIG (attest, productcertificaat, procescertificaat)

Bouwbesluit 2012, kantoorfunctie, nieuwbouw, vluchtroute, brandmeldinstallatie (BMI), Datum: 25 maart 2019 Status:

Besluit [[van dag maand 2015]], houdende regels inzake het brandveilig gebruik van overige plaatsen (Besluit brandveilig gebruik overige plaatsen)

WAND, BINNENSPOUWBLAD, NIET DRAGEND, SEGMENT, HOUT (attest, productcertificaat)

Ambulance Zorg Limburd Noord is voornemens een nieuwe ambulancepost in Weert in te realiseren.

Brandveiligheidsadvies. Stadhuis Maastricht

Bijlage 1b: Paragraaf 2.1 t/m 2.9 Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Stb. 2008, 327)

Rapportage Brandveiligheid

Brandbeveiligingsconcept. Ten behoeve van: Woonvoorziening met dagbesteding OTT De Ring te Hoofddorp

Transcriptie:

Ondergrondse parkeergarage Ravel Brandveiligheid Definitief In opdracht van: Castor (Parking) B.V. Sweco Nederland B.V. De Bilt, 24 juni 2016

Verantwoording Titel : Ondergrondse parkeergarage Ravel Subtitel : Brandveiligheid Projectnummer : 348802 Referentienummer : GM-0189652 Revisie : v1.2 Datum : 24 juni 2016 Auteur(s) : M.P.F. de Heuvel E-mail adres : mari.deheuvel@sweco.nl Gecontroleerd door : E.S. Beitler RVK Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd door : ing. D.J. van Bunnik Paraaf goedgekeurd : Contact : Sweco Nederland B.V. De Holle Bilt 22 3732 HM De Bilt Postbus 203 3730 AE De Bilt T +31 88 811 66 00 F +31 30 310 04 14 www.sweco.nl Pagina 2 van 28

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Tekeningen... 6 3 Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012... 7 3.1 Sterkte bij brand... 7 3.2 Beweegbare constructieonderdelen... 7 3.3 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie... 8 3.4 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook... 8 3.5 Beperking van uitbreiding van brand... 9 3.6 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook... 10 3.7 Vluchtroutes... 10 3.8 Vluchtmogelijkheden... 12 3.9 Hulpverlening bij brand... 13 4 Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012... 15 4.1 Verlichting, nieuwbouw en bestaande bouw... 15 4.2 Tijdig vaststellen van brand, nieuwbouw en bestaande bouw... 15 4.3 Vluchten bij brand, nieuwbouw en bestaande bouw... 16 4.4 Bestrijden van brand, nieuwbouw en bestaande bouw... 18 4.5 Bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten... 20 4.6 Elektrische installaties in parkeergarages... 23 4.7 Beveiligingsinstallaties... 24 5 NEN 6098 2012... 27 Pagina 3 van 28

1 Inleiding Sweco Nederland B.V. is door Flow Real Esate B.V.( de heer J. Snijder) aangetrokken voor de advisering met betrekking tot de nieuw te bouwen parkeergarage Ravel in Amsterdam. De parkeergarage heeft een bouwlaag onder de grond en boven de parkeergarage worden voetbalvelden aangelegd. Gegevens Afmeting: 117 x 75.9 = 8.880 m 2, inclusief in-en uitrit. Bouwlaag: 1 bouwlaag onder de grond. Gebruik: openbaar en toegankelijk voor alle brandstoffen. Geen permanente bewaking aanwezig/wel bewaking op afstand via camera s. 24 uur per dag toegankelijk/rekening houden met vandalen. Toetsingskader Bouwbesluit 2012 plus meest recente aanvullingen/nieuwbouw/overige gebruiksfunctie/besloten overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen. Uitgangspunt brandhaard: drie brandende auto s, vermogenscurve conform figuur 2 uit NEN6098;2012; Normatief brandverloop conform Tabel 1. Het gebouw moet voldoen aan Bouwbesluit 2012 plus meest recente aanvullingen. NEN 2535-2009 brandmeldinstallatie. NEN 2575-2012 ontruimingsinstallatie. NEN 2443-2013 parkeergarages. NEN 6098-2012 rookbeheersing voor mechanisch geventileerde parkeergarages. Gelijkwaardigheidsbepaling Indien bij een parkeergebouw de compartimentgrootte wordt overschreden, kan er een beroep worden gedaan worden op een gelijkwaardigheidsbepaling, zoals opgenomen in het Bouwbesluit.(artikel 1.3) Het Bouwbesluit geeft de mogelijkheid om te kiezen uit een of meer bouwtechnische, gebruikstechnische of organisatorische oplossingen of combinaties daarvan. Men moet tegenover het bevoegd gezag aantonen dat dezelfde mate van veiligheid wordt bereikt als beoogd in het Bouwbesluit. Om een garage te bouwen die groter is dan 1.000 m 2, maar die niet gecompartimenteerd wordt, dient te worden voorzien in installaties die een gelijkwaardig niveau van veiligheid beogen. Deze installaties bestaan in de meeste gevallen uit een combinatie van branddetectie, automatische blussing- en rookbeheersingsysteem. De NEN 6098 bied de mogelijkheid om in een parkeergarage die kleiner is dan 10.000 m2 te volstaan met rookbeheersingsysteem een ventilatiesysteem die gebaseerd is op het begrip: beperking rookverspreiding - art. 4.2.1; In het hoofdstuk NEN 6098 2012 staan de details beschreven. Opmerking van veiligheidsregio Amsterdam Amstelland van de heer Bijma Wel of geen binnenaanval: De heer Bijma heeft aangegeven dat de brandweer bij een brand op locatie beslist of men wel of niet het pand gaat betreden. Dit is afhankelijk van diverse factoren waarbij de veiligheid van de manschappen voorop staat. Als de brandweer via het geografisch Pagina 4 van 28

Inleiding brandweerpaneel kan zien waar de brand zich bevindt en de brand is beperkt dan kan het zijn dat de bevelvoerder alsnog besluit om de autobrand te gaan blussen. Instorten van plafondplaten: De heer Bijma heeft aangegeven dat de brandweer ervan uitgaat dat de delen van de plafondplaten bij 200 graden kunnen afbrokkelen en dit heeft tot gevolg dat de brandweer bij een grote brand beslist om geen binnenaanval meer uit te voeren. Sweco heeft dit ter kennisgeving aangenomen. Echter Sweco ziet dit anders mede in het licht van de brief van het BFBN van november 2015 over de aanbevolen bepalingsmethode voor constructieve brandwerendheid van kanaalplaatvloeren. Geen RWA-installatie: De heer Bijma ging ermee akkoord dat er geen uitgebreide RWAventilatie aan wordt gebracht. De normale ventilatie is toereikend om de rook af te voeren. Bij dit scenario heeft de brandweer het recht om geen binnenaanval uit te voeren. De opdrachtgever is hiervan op de hoogte gebracht.. Camerabewaking: De parkeergarage wordt voorzien van een BMI met thermische bewaking via een sensorbekabeling. Bij een brand stijgt de tempratuur en geeft de BMI alarm naar het PAC toe. Het PAC kan op afstand via de beveiliging camera s controleren dat er echt brand is en dan de brandweer alarmeren. Het PAC hoeft dan niet eerst zelf op locatie de brand te controleren. De heer Bijma ging hiermee akkoord. Pagina 5 van 28

2 Tekeningen Bovenaanzicht De parkeergarage komt onder de getekende voetbalvelden met een hoofdingang aan de zijkant van de parkeergarage.. Pagina 6 van 28

3 Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012 De Parkeergarage dient te voldoen aan de onderstaande artikelen uit het Bouwbesluit 2012, Hoofdstuk 2, Nieuwbouw, Overige gebruiksfunctie, besloten overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen 3.1 Sterkte bij brand Artikel 2.10. Tijdsduur bezwijken 1. Een vloer, trap of hellingbaan waarover of waaronder een vluchtroute voert, bezwijkt niet binnen 30 minuten bij brand in een subbrandcompartiment waarin die vluchtroute niet ligt. Dit geldt niet voor de vloer van een buitenruimte van een woonfunctie. 4. Een bouwconstructie van een gebruiksfunctie met een vloer van een gebruiksgebied hoger dan 5 m boven het meetniveau of lager dan 5 m onder het meetniveau bezwijkt bij brand in een brandcompartiment waarin de bouwconstructie niet ligt, niet binnen 90 minuten door het bezwijken van een bouwconstructie binnen of grenzend aan het brandcompartiment. 6. In afwijking van het vierde en vijfde lid, wordt de tijdsduur met 30 minuten bekort, indien de volgens NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting van het brandcompartiment niet groter is dan 500 MJ/m². De parkeergarage moet voldoen aan tabel 2.10.2 en minimaal 60 minuten na detectie brand bestand zijn tegen instorten van gebouw. Tabel 2.10.2 Gebruiksfunctie niet zijnde een woonfunctie Indien geen vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 5 m en geen vloer van een gebruiksgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau Indien een vloer van een verblijfsgebied hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau Tijdsduur van de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken in minuten 60 90 120 3.2 Beweegbare constructieonderdelen Artikel 2.51. Hinder 3. Een beschermde vluchtroute die langs een beweegbaar constructieonderdeel voert, heeft met het constructieonderdeel in geopende stand, een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,6 m en een hoogte van ten minste 2,2 m. Pagina 7 van 28

Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012 3.3 Beperking van het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie Artikel 2.57. Stookplaats Materiaal ter plaatse van of nabij een stookplaats voldoet aan brandklasse A1 of voor zover het de bovenzijde van een vloer, een trap of een hellingbaan betreft aan brandklasse A1fl, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1, indien: op het materiaal een intensiteit aan warmtestraling kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, groter is dan 2 kw/m², of; in het materiaal een temperatuur kan optreden die, bepaald volgens NEN 6061, hoger is dan 90 C. Artikel 2.58. Schacht, koker of kanaal 1. Materiaal toegepast aan de binnenzijde van een schacht, een koker of een kanaal grenzend aan meer dan een brandcompartiment of subbrandcompartiment met een inwendige doorsnede groter dan 0,015 m², voldoet aan brandklasse A2, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op: een schacht die uitsluitend is bestemd voor een of meer boven elkaar gelegen toiletruimten of badruimten en die niet door andere ruimten voert; ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de in dat lid bedoelde binnenzijde, en het materiaal van een constructie- of installatieonderdeel dat wordt omsloten door een in dat lid bedoelde schacht, koker of kanaal. Artikel 2.59. Rookgasafvoer 1. Een afvoervoorziening voor rookgas is brandveilig, bepaald volgens NEN 6062. 2. De horizontale afstand tussen de uitmonding van een afvoervoorziening voor rookgas van een op vaste brandstof gestookt toestel en een brandgevaarlijk dak als bedoeld in NEN 6063, van een ander bouwwerk is ten minste 15 m. Artikel 2.60. Opstelplaats open verbrandingstoestel Een opstelplaats voor een open verbrandingstoestel ligt niet in een toiletruimte, een badruimte, of een ruimte voor het stallen van motorvoertuigen. 3.4 Beperking van het ontwikkelen van brand en rook Artikel 2.67. Binnenoppervlak 1. Eén zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de binnenlucht voldoet aan de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse en aan rookklasse s2, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2. In afwijking van het eerste lid, geldt de eis aan de rookklasse uitsluitend bij een beschermde vluchtroute. Artikel 2.68. Buitenoppervlak 1. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht voldoet aan de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2. Het deel van een zijde van een constructieonderdeel dat grenst aan de buitenlucht en hoger ligt dan 13 m, voldoet aan brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 3. Een zijde van een constructieonderdeel die grenst aan de buitenlucht, van een bouwwerk waarvan een voor personen bestemde vloer ten minste 5 m boven het meetniveau ligt, voldoet vanaf het aansluitende terrein tot een hoogte van ten minste 2,5 m aan brandklasse B, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 4. Het eerste tot en met derde lid zijn niet van toepassing op de bovenzijde van een dak. 5. In afwijking van het eerste tot en met derde lid voldoet een deur, een raam, een kozijn en een daaraan gelijk te stellen constructieonderdeel aan brandklasse D, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Pagina 8 van 28

Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012 Artikel 2.69. Beloopbaar vlak 1. In afwijking van artikel 2.67 geldt voor de bovenzijde van een vloer, een trap en een hellingbaan die grenst aan de binnenlucht rookklasse s1fl en de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1. 2. In afwijking van de artikel 2.68 geldt voor een bovenzijde van een vloer, een trap en een hellingbaan die grenst aan de buitenlucht de in tabel 2.66 aangegeven brandklasse, bepaald volgens NEN-EN 13501-1. Artikel 2.70. Vrijgesteld 1. Op ten hoogste 5% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte, waarvoor volgens de artikelen 2.67 tot en met 2.69 een eis geldt, is die eis niet van toepassing. 2. Onverminderd het eerste lid is op ten hoogste 10% van de totale oppervlakte van de constructieonderdelen van elke afzonderlijke ruimte waardoor geen beschermde vluchtroute voert, artikel 2.67 niet van toepassing. Artikel 2.71. Dakoppervlak De bovenzijde van een dak van een bouwwerk is, bepaald volgens NEN 6063, niet brandgevaarlijk. Dit geldt niet indien het bouwwerk geen voor personen bestemde vloer heeft die hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau, en de brandgevaarlijke delen van het dak ten minste 15 m vanaf de perceelgrens liggen. Indien het perceel waarop het bouwwerk ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water, openbaar groen, of een perceel dat niet is bestemd voor bebouwing of voor een speeltuin, een kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen wordt die afstand aangehouden tot het hart van de weg, dat water, dat groen of dat perceel. 2. Het eerste lid geldt niet voor een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m². 3.5 Beperking van uitbreiding van brand Artikel 2.82. Ligging 1. Een besloten ruimte ligt in een brandcompartiment. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op: een toiletruimte, een badruimte en een liftschacht, indien de constructieonderdelen aan de binnenzijde van de schacht voldoen aan brandklasse B en aan rookklasse s2, beide bepaald volgens NEN-EN 13501-1, en een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m² niet bestemd voor een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kw. 4. In afwijking van het eerste lid voert een extra beschermde vluchtroute niet door een brandcompartiment. 5. Een niet besloten gebruiksgebied ligt in een brandcompartiment. 6. Het eerste en vijfde lid zijn niet van toepassing op een of meer gebruiksfuncties van dezelfde soort met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 1.000 m² en een vuurbelasting niet groter dan 500 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090. 7. Het eerste en vijfde lid zijn niet van toepassing op een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m². Deze uitzondering geldt niet indien het bouwwerk aan een of meer andere bouwwerken grenst en de gezamenlijke gebruiksoppervlakte groter is dan 50 m². Artikel 2.83. Omvang 1. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan de in tabel 2.81 aangegeven waarde. 3. Een brandcompartiment strekt zich uit over niet meer dan een perceel. 7. Een technische ruimte met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m² of een technische ruimte waarin een of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 130 kw worden opgesteld, is een afzonderlijk brandcompartiment. 8. Bij een brandcompartiment van een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m² is het eerste lid niet van toepassing op een of meer in dat brandcompartiment gelegen nevenfuncties met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 100 m² Pagina 9 van 28

Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012 Voor deze parkeergarage is volgens tabel 2.83 een brandcompartiment van maximaal 1.000 m 2 toegestaan. Met hulp van een rookbeheersingsysteem kan men uitbreiden naar het door de opdrachtgever gewenste brandcompartiment. Het bevoegde gezag eist dan een z.g. CFD berekening bij een parkeergarage die groter is dan 2.500 m 2. Artikel 2.84. Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment, naar een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, naar een niet besloten veiligheidsvluchtroute en naar een liftschacht van een brandweerlift is ten minste 60 minuten. In afwijking van het eerste lid kan worden volstaan met 30 minuten indien: de in het eerste lid bedoelde besloten ruimten op hetzelfde perceel liggen, en in het gebouw geen vloer van een gebruiksgebied hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau. 7. Het tweede tot en met vierde lid gelden niet voor een ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert. 8. Bij het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ruimte van een op een aangrenzend perceel gelegen gebouw wordt voor het op het andere perceel gelegen gebouw uitgegaan van een identiek maar spiegelsymmetrisch ten opzichte van de perceelsgrens gelegen gebouw. Indien het perceel grenst aan een openbare weg, openbaar water, openbaar groen, of een perceel dat niet is bestemd voor bebouwing of voor een speeltuin, een kampeerterrein of opslag van brandgevaarlijke stoffen of van brandbare niet milieugevaarlijke stoffen vindt deze spiegeling plaats ten opzichte van het hart van die weg, dat water, dat groen of dat perceel. 3.6 Verdere beperking van uitbreiding van brand en beperking van verspreiding van rook Artikel 2.92. Ligging 1. Een brandcompartiment is ingedeeld in een of meer subbrandcompartimenten of verkeersruimten waardoor een beschermde vluchtroute voert. 2. Een beschermde vluchtroute ligt niet in een subbrandcompartiment. 3. In afwijking van het eerste lid kan een verblijfsgebied voor bewaking buiten een subbrandcompartiment liggen indien: constructieonderdelen in dat gebied voldoen aan de eisen die artikel 2.67 stelt aan constuctieonderdelen die grenzen aan de binnenlucht in een ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert, en aankleding in dat gebied voldoet aan de eisen die artikel 7.4 stelt aan aankleding in een ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert. Artikel 2.94. Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag en rookdoorgang 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag van een subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment is ten minste 20 minuten, waarbij voor de bepaling van de brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie van een scheidingsconstructie uitsluitend rekening wordt gehouden met het beoordelingscriterium vlamdichtheid met betrekking op de afdichting. 3. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de rookdoorgang van een subbrandcompartiment en van een beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte 3.7 Vluchtroutes Artikel 2.102. Vluchtroute 1. Op elk punt van een voor personen bestemd gedeelte van een vloer begint een vluchtroute die leidt naar het aansluitende terrein en vandaar naar de openbare weg. 4. De gecorrigeerde loopafstand tussen een punt in een gebruiksgebied en ten minste een uitgang van het subbrandcompartiment waarin dat gebruiksgebied ligt, is niet groter dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde. Pagina 10 van 28

Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012 5. In afwijking van het vierde lid, wordt bij een niet nader in te delen gebruiksgebied en bij een verblijfsruimte in plaats van de gecorrigeerde loopafstand uitgegaan van de loopafstand die niet groter is dan de in tabel 2.101 aangegeven waarde. 6. In afwijking van het vierde en vijfde lid geldt bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 12 m² gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment een waarde van ten hoogste 45 m. 7. In afwijking van het vierde en vijfde lid geldt bij een bezetting van minder dan 1 persoon per 30 m² gebruiksoppervlakte van het subbrandcompartiment een waarde van ten hoogste 60 m. Voor deze parkeergarage is lid 7 van toepassing en mag men uitgaan van een vluchtweglengte van maximaal 60 meter. Artikel 2.103. Beschermde vluchtroute 2. Een vluchtroute waarop ten hoogste 37 personen zijn aangewezen, is vanaf de uitgang van het subbrandcompartiment waarin de vluchtroute begint een beschermde vluchtroute, tenzij die uitgang direct grenst aan het aansluitende terrein. 3. Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute voert heeft vanaf de uitgang van een subbrandcompartiment tot de volgende uitgang op de vluchtroute een loopafstand niet groter dan 30 m. Dit geldt niet voor zover de vluchtroute door een trappenhuis voert. Artikel 2.107. Inrichting vluchtroute 1. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen een besloten ruimte waardoor een beschermde of extra beschermde vluchtroute voert en de in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte is ten minste 20 minuten, waarbij voor de bepaling van de brandwerendheid met betrekking tot de scheidende functie van een scheidingsconstructie uitsluitend rekening wordt gehouden met het beoordelingscriterium vlamdichtheid met betrekking tot de afdichting. 2. De volgens NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen de twee ruimten als bedoeld in artikel 2.106, eerste lid, is ten minste 30 minuten. 3. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over de rookdoorgang tussen: een beschermde of extra beschermde vluchtroute en de in de vluchtrichting aansluitende besloten ruimte, en tussen twee vluchtroutes als bedoeld in artikel 2.106, eerste lid, die door verschillende ruimten voeren. 5. Per bouwlaag is de permanente vuurlast van een besloten ruimte waardoor een veiligheidsvluchtroute voert, met inbegrip van de vanuit die ruimte direct bereikbare besloten ruimten, ten hoogste 3.500 MJ. Bij de bepaling van de vuurlast blijft een besloten ruimte buiten beschouwing als de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen die ruimte en de ruimte waardoor de veiligheidsvluchtroute voert ten minste 30 minuten is, bepaald volgens NEN 6068. 6. Een besloten trappenhuis, waarin een hoogteverschil van meer dan 20 m wordt overbrugd, wordt in de vluchtrichting uitsluitend bereikt door een afzonderlijke beschermde vluchtroute met een loopafstand van ten minste 2 m. 8. Een vluchtroute heeft een vrije doorgang met een breedte van ten minste 0,85 m en een hoogte van ten minste de in tabel 2.101 aangegeven waarde. Dit geldt niet voor zover de vluchtroute over een trap voert. 12. Een niet besloten ruimte waardoor een vluchtroute voert heeft een zodanige capaciteit voor de afvoer van warmte en rook, en de toevoer van verse lucht dat die ruimte tijdens brand gedurende langere tijd kan worden gebruikt om te vluchten en voor het uitvoeren van reddings- en bluswerkzaamheden. Artikel 2.108. Capaciteit van een vluchtroute 1. De doorstroomcapaciteit van een gedeelte van een vluchtroute, uitgedrukt in personen, is ten minste het aantal personen dat op dat gedeelte is aangewezen. Bij de bepaling van de doorstroomcapaciteit wordt uitgegaan van: 45 personen per meter breedte van een trap voor het overbruggen van een hoogteverschil van meer dan 1 meter en 90 personen per meter vrije breedte bij een hoogteverschil van ten hoogste 1 meter, voor zover de aantrede van de trap ten minste 0,17 m bedraagt; 90 personen per meter vrije breedte van een ruimte; Pagina 11 van 28

Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012 90 personen per meter vrije breedte van een doorgang, indien zich in de doorgang een dubbele deur of vergelijkbaar beweegbaar constructieonderdeel bevindt met een met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden; 110 personen per meter vrije breedte van een doorgang, indien zich in de doorgang een enkele deur of vergelijkbaar beweegbaar constructieonderdeel bevindt met een maximale openingshoek van minder dan 135 graden, en 135 personen per meter vrije breedte van een andere doorgang. 3.8 Vluchtmogelijkheden Bij deze parkeergarage zijn vier vluchtmogelijkheden aangebracht zodat men binnen een loopafstand van 60 meter het gebouw kan verlaten. De inrit van de parkeergarage is geen formele vluchtweg. De slagbomen worden bij brand niet opengestuurd en de tekstborden van de CO/LPG -installatie worden aangestuurd. Hierop staat dat men het gebouw lopend moet verlaten. Opmerking van de heer Bijma In het brandveiligheidsrapport zijn wij uitgegaan van een maximale loopafstand van 60 meter van een willekeurig punt in de garage naar een nooduitgang. De heer Bijma adviseert om uit te gaan van vluchten via de rijbanen en niet vluchten via de geparkeerde auto s. Op de tekening zijn deze looproutes weergegeven en dan zouden er extra vluchttrappenhuizen gecreëerd moeten worden, hetgeen lastig in te passen is vanwege het bovengelegen voetbalveld. In het bouwbesluit staat niet dat men niet mag vluchten via de parkeerplaatsen, hiertoe worden vluchtcirkels van 60 meter aan te houden. Pagina 12 van 28

Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012 3.9 Hulpverlening bij brand Artikel 2.119. Aansturingsartikel 1. Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat hulpverlening binnen redelijke tijd personen kan redden en brand kan bestrijden. Bij deze parkeergarage is de hoofdingang via het trappenhuis tevens de ingang voor de diverse hulpverleners. Let op: Een geografisch brandmeldpaneel in deze parkeergarage is niet verplicht, maar wel gewenst. Het paneel moet dan in een vandaalbestendige kast in het trappenhuis komen waar ook de brandweer binnen komt. De brandweer kan dan via de ledlampjes in de detectiezones zien waar de brand zich bevindt. Dit kan de brandweer helpen met het nemen van de beslissing binnenaanval. Pagina 13 van 28

Technische bouwvoorschriften Bouwbesluit 2012 Opmerking van de heer Bijma De heer Bijma heeft aangegeven dat de brandweer de zones graag ingedeeld ziet zoals in de onderstaande tekening is weergegeven. De detectiezones zijn maximaal 1000 m 2. Pagina 14 van 28

4 Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 De Parkeergarage dient te voldoen aan de onderstaande artikelen uit het Bouwbesluit 2012, Hoofdstuk 6, Nieuwbouw, Overige gebruiksfunctie en besloten overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen 4.1 Verlichting, nieuwbouw en bestaande bouw Artikel 6.2. Verlichting 2.Een onder het meetniveau gelegen functieruimte heeft een verlichtingsinstallatie die een op een vloer, een tredevlak of een hellingbaan gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux. 3.Een overige gebruiksfunctie voor het personenvervoer met een gebruiksoppervlakte van meer dan 50 m² heeft in een boven het meetniveau gelegen functieruimte een verlichtingsinstallatie die een op een vloer, een tredevlak of een hellingbaan gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux. 4.Een besloten ruimte waardoor een beschermde vluchtroute of beschermde route voert heeft een verlichtingsinstallatie die een op een vloer, een tredevlak of een hellingbaan gemeten verlichtingssterkte kan geven van ten minste 1 lux. Artikel 6.3. Noodverlichting 2.Een onder het meetniveau gelegen functieruimte als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid, heeft noodverlichting. 3.Een besloten ruimte als bedoeld in artikel 6.2, vierde lid, heeft noodverlichting. 5.Noodverlichting als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid geeft binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit gedurende ten minste 60 minuten een op een vloer, een tredevlak of een hellingbaan gemeten verlichtingssterkte van ten minste 1 lux. 4.2 Tijdig vaststellen van brand, nieuwbouw en bestaande bouw Artikel 6.20. Brandmeldinstallatie 1. Een gebruiksfunctie heeft een brandmeldinstallatie als bedoeld in NEN 2535 met een omvang van de bewaking en een doormelding zoals aangegeven in bijlage I bij dit besluit, indien: de gebruiksoppervlakte van de gebruiksfunctie of de totale gebruiksoppervlakte aan gebruiksfuncties van dezelfde soort in het gebouw voor zover die gebruiksfuncties op eenzelfde vluchtroute zijn aangewezen groter is dan de in deze bijlage aangegeven grenswaarde; de hoogste vloer van een verblijfsruimte van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau hoger is gelegen dan op de in deze bijlage aangegeven grenswaarde, of deze bijlage dit aanwijst zonder dat sprake is van een grenswaarde als hierboven bedoeld. 2. Een brandcompartiment waarin een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in het eerste lid ligt, heeft een brandmeldinstallatie met een zelfde omvang van de bewaking en doormelding als die gebruiksfunctie. 5. Voor zover vanuit de uitgang van een verblijfsruimte slechts in één richting kan worden gevlucht, zijn de buiten die verblijfsruimte gelegen ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede aan die ruimten grenzende verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd brandrisico voorzien van een brandmeldinstallatie met ruimtebewaking als bedoeld in NEN 2535, indien: Pagina 15 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 de loopafstand tussen de uitgang van een verblijfsruimte en het punt van waaruit in meer dan één richting kan worden gevlucht meer dan 10 m is; de totale vloeroppervlakte van de ruimten waardoor die enkele vluchtroute voert alsmede van de daarop aangewezen verblijfsruimten meer dan 200 m² is, of het aantal aan de enkele vluchtroute gelegen verblijfsruimten meer dan twee is. 6.In de in bijlage I bij dit besluit aangewezen gevallen heeft een bij of krachtens de wet voorgeschreven brandmeldinstallatie een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Brandmeldinstallaties. In deze parkeergarage moet een brandmeldinstallatie met volledige bewaking. Om nodeloze meldingen te voorkomen dient men thermische bewaking aan te brengen. In deze parkeergarage adviseert Sweco om gebruik te maken van thermische bekabeling van het merk Kidde. Dit systeem kan op elk merk brandmeldinstallatie worden aangesloten. De overige ruimten dient men te bewaken met automatische optische of thermische rookmelders. De BMI en de OAI dient voorzien te zijn van een inspectiecertificaat. Rechtstreekse doormelding naar het RAC is niet verplicht. Wel is een doormelding naar een PAC verplicht.. Brandmeldinstallaties Gebruiksoppervlakte Omvang van de bewaking, volgens NEN 2535 Hoogste vloer van de gebruiksfunctie gemeten boven het meetniveau Doormelding volgens NEN 2535 Certificaat als bedoeld in artikel 6.20, zesde lid Groter dan [m²] Hoger dan [m] 11 Overige gebruiksfunctie a 1,5 besloten overige gebruiksfunctie voor het stallen van motorvoertuigen Niet-automatisch 1000 Volledig 2500 Volledig ja 4.3 Vluchten bij brand, nieuwbouw en bestaande bouw Artikel 6.23. Ontruimingsalarminstallatie en ontruimingsplan 1. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20, eerste, tweede en vijfde lid, heeft een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in NEN 2575. 2. Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven over het ontruimingssignaal van de in het eerste lid bedoelde ontruimingsalarminstallatie. 3. Het beheer en de controle van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid voldoen aan NEN 2654-2. 4. Een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zesde lid, van toepassing is, heeft een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Ontruimingsalarminstallaties. 5. Het onderhoud van een ontruimingsalarminstallatie als bedoeld in het eerste lid, die behoort bij een brandmeldinstallatie waarop artikel 6.20, zevende lid, van toepassing is, voldoet aan NEN 2654-2. 6. Een gebruiksfunctie met een brandmeldinstallatie als bedoeld in artikel 6.20 heeft een ontruimingsplan. In deze parkeergarage dient men volgens de NEN 2575 2012 een type B (slow-whoops) ontruimingsinstallatie aan te brengen. Deze installatie is verwerkt in de BMC van de BMI. Pagina 16 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 Artikel 6.24. Vluchtrouteaanduidingen 1. Een ruimte waardoor een verkeersroute voert en een ruimte voor meer dan 50 personen hebben een vluchtrouteaanduiding die voldoet bij een te bouwen bouwwerk aan NEN 3011 of bij een bestaand bouwwerk aan NEN 6088, en aan de zichtbaarheidseisen, bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838. 3. Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste of tweede lid is aangebracht op een duidelijk waarneembare plaats. 4. Een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste of tweede lid voldoet binnen 15 seconden na het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit, gedurende een periode van ten minste 60 minuten, aan de zichtbaarheidseisen bedoeld in de artikelen 5.2 tot en met 5.6 van NEN-EN 1838. 5. Op een vluchtrouteaanduiding als bedoeld in het eerste lid gelegen op een vluchtroute vanuit een ruimte met een verlichtingsinstallatie niet zijnde noodverlichting als bedoeld in artikel 6.3, zijn bij het uitvallen van de voorziening voor elektriciteit de in het eerste lid bedoelde zichtbaarheidseisen niet van toepassing. Artikel 6.25. Deuren in vluchtroutes 3. Een deur op een vluchtroute draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in indien bij een te bouwen bouwwerk meer dan 37 personen of bij een bestaand bouwwerk meer dan 60 personen op die uitgang zijn aangewezen. 4. Een nooddeur kan geen schuifdeur zijn. 5. Een deur op een vluchtroute draait bij het openen niet tegen de vluchtrichting in. 6. Een deur waarop bij het vluchten meer dan 100 personen zijn aangewezen kan worden geopend door: een lichte druk tegen de deur, of een lichte druk tegen een op circa 1 m boven de vloer over de volle breedte van de deur aangebrachte panieksluiting die voldoet aan NEN-EN 1125. 7. Een deur op een vluchtroute die begint in een ruimte voor het insluiten van personen, kan tijdens het vluchten met een sleutel worden geopend. 8. Een automatisch werkende deur en een voorziening voor toegangs- of uitgangscontrole in een vluchtroute mogen het vluchten niet belemmeren. 9. Een deur die toegang geeft tot een overdruktrappenhuis is voorzien van een aanduiding waaruit blijkt dat hard duwen noodzakelijk kan zijn. 10. Aan de aan de buitenlucht grenzende zijde van een nooddeur is het opschrift «nooddeur vrijhouden» aangebracht. Dit opschrift voldoet aan de eisen voor aanvullende tekens in NEN 3011. 11. Bij ministeriële regeling kan worden afgeweken van het derde lid. Artikel 6.26. Zelfsluitende deuren 1. Een beweegbaar constructieonderdeel in een inwendige scheidingsconstructie waarvoor een eis aan de weerstand tegen branddoorslag, weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag of weerstand tegen rookdoorgang geldt, is zelfsluitend. Pagina 17 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 In deze parkeergarage zijn vier vluchtmogelijkheden aangebracht die voldoen aan alle eisen. 4.4 Bestrijden van brand, nieuwbouw en bestaande bouw Artikel 6.28. Brandslanghaspels: niet van toepassing In een parkeergarage zijn brandslanghaspels niet wettelijk verplicht. De opdrachtgever is vrij om deze eventueel op vrijwillige basis aan te brengen. Men dient dan wel rekening te houden met vandalen die brandkranen openzetten en kunnen zorgen voor wateroverlast. Artikel 6.29. Droge blusleiding 1. Een gebruiksfunctie met een vloer van een verblijfsgebied hoger gelegen dan 20 m boven het meetniveau, heeft een droge blusleiding. 2. Bij ministeriële regeling kan een droge blusleiding in andere gevallen dan in het eerste lid bepaald worden voorgeschreven en kunnen voorschriften ter zake van droge blusleidingen worden gegeven. 4. De loopafstand tussen een brandslangaansluiting van een in het eerste lid bedoelde droge blusleiding en een punt in een op die aansluiting aangewezen gebruiksgebied is niet groter dan 60 m voor nieuwbouw en 110 m voor bestaande bouw. 5. Een te installeren droge blusleiding voldoet aan NEN 1594. 7. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.16, eerste lid, worden een bij of krachtens de wet voorgeschreven droge blusleiding en een pompinstallatie bij oplevering en daarna eenmaal in de vijf jaar getest volgens NEN 1594. Pagina 18 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 De parkeergarage is 75 meter breed en daarom moet de droge blusleiding op drie wanden worden aangebracht omdat men anders niet kan voldoen aan art. 6.29 lid 4. Opmerking van de heer Bijma De heer Bijma heeft aangegeven dat hij een aansluitpunt wenst bij elk trappenhuis. De tekening is hierop aangepast. Artikel 6.30. Bluswatervoorziening 1. Een bouwwerk heeft een toereikende bluswatervoorziening. Dit geldt niet indien de aard, ligging of het gebruik van het bouwwerk dat naar het oordeel van het bevoegd gezag niet vereist. 3. De afstand tussen een bluswatervoorziening als bedoeld in het eerste lid en een brandweeringang als bedoeld in artikel 6.36, eerste lid, is ten hoogste 40 m. 4. Een bluswatervoorziening als bedoeld in het eerste en tweede lid is onbeperkt toegankelijk voor bluswerkzaamheden. De parkeergarage wordt voorzien van een droge blusleiding en het bluswater zal gehaald worden via een hydrant aan de openbare weg. Het is de taak van de gemeente om hiervoor zorg te dragen. Artikel 6.31. Blustoestellen 1. Voor zover daarin niet reeds voldoende door de aanwezigheid van brandslanghaspels is voorzien, is een gebouw voorzien van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen om een beginnende brand zo snel mogelijk door in het gebouw aanwezige personen te laten bestrijden. 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1.16, eerste lid, wordt eenmaal per twee jaar overeenkomstig NEN 2559 op adequate wijze het nodige onderhoud aan een bij of krachtens de wet Pagina 19 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel verricht en de goede werking van dat blustoestel gecontroleerd. In deze parkeergarage zijn brandblussers wel wettelijk verplicht. Sweco adviseert deze aan te brengen in een beschermde kast met een alarm als de kast wordt opengemaakt. Artikel 6.33. Aanduiding blusmiddelen Een voorziening voor het bestrijden van brand als bedoeld in de artikelen 6.28 en 6.31 is duidelijk zichtbaar opgehangen of gemarkeerd met een pictogram als bedoeld in NEN 3011. In deze parkeergarage is ook de NEN 2443-2013 van toepassing. Daarin staat: In de beheerdersloge moet een draagbare brandblusser met een inhoud van 6 kg poeder aanwezig zijn of een gelijkwaardig blusmiddel geschikt voor B- en C- branden, volgens de NEN-EN 2. Omdat er geen beheerder aanwezig is wordt in de parkeergarage vier brandblussers van 6 kilo aangebracht in beschermkasten. In de ruimte waarin het noodstroomaggregaat staat opgesteld, moet een draagbare brandblusser met een inhoud van 6 kg poeder aanwezig zijn of een gelijkwaardig blusmiddel geschikt voor B en C- branden. 4.5 Bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten Artikel 6.36. Brandweeringang 1. Een bouwwerk voor het verblijven van personen heeft een brandweeringang. Dit geldt niet indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk dat naar het oordeel van het bevoegd gezag niet vereist. 2. Indien een bouwwerk dat op grond van het eerste lid een brandweeringang moet hebben en meerdere toegangen heeft, worden in overleg met de brandweer een of meer van die toegangen als brandweeringang aangewezen. Pagina 20 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 Artikel 6.37. Bereikbaarheid bouwwerk voor hulpverleningsdiensten 1. Tussen de openbare weg en tenminste een toegang van een bouwwerk voor het verblijven van personen ligt een verbindingsweg die geschikt is voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten. 2. Het eerste lid is niet van toepassing: op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1.000 m² en een vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090; op een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m²; op een lichte industriefunctie uitsluitend voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een permanente vuurbelasting van ten hoogste 150 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090; indien de toegang tot het bouwwerk op ten hoogste 10 meter van een openbare weg ligt, of indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk naar het oordeel van het bevoegd gezag geen verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid vereist. 3. Tenzij het bestemmingsplan of een gemeentelijke verordening anderszins bepaalt heeft een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid: een breedte van ten minste 4,5 meter; een verharding over een breedte van ten minste 3,25 meter, die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten minste 14.600 kilogram; een vrijgehouden hoogte boven de kruin van de weg van ten minste 4,2 meter, en een doeltreffende afwatering. Pagina 21 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 4. Een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid is over de in het derde lid voorgeschreven hoogte en breedte vrijgehouden voor voertuigen van de brandweer en andere hulpverleningsdiensten. 5. Hekwerken die een verbindingsweg als bedoeld in het eerste lid afsluiten, kunnen door hulpdiensten snel en gemakkelijk worden geopend of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. Voor deze parkeergarage heeft de brandweer een opstelplaats aan de openbare weg en kan men met slangen een aansluiting creëren op de droge blusleiding in de parkeergarage. Artikel 6.38. Opstelplaatsen voor brandweervoertuigen 1. Bij een bouwwerk voor het verblijven van personen zijn zodanige opstelplaatsen voor brandweervoertuigen dat een doeltreffende verbinding tussen die voertuigen en de bluswatervoorziening kan worden gelegd. 2. Het eerste lid is niet van toepassing: op een gebruiksfunctie met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 1.000 m² en een vuurbelasting van ten hoogste 500 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090; op een bouwwerk met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m²; een lichte industriefunctie uitsluitend voor het bedrijfsmatig telen, kweken of opslaan van gewassen of daarmee vergelijkbare producten, met een permanente vuurbelasting van ten hoogste 150 MJ/m², bepaald volgens NEN 6090, of indien de aard, de ligging of het gebruik van het bouwwerk naar het oordeel van het bevoegd gezag geen opstelplaatsen als bedoeld in het eerste lid vereist. 3. De afstand tussen een opstelplaats als bedoeld in het eerste lid en een brandweeringang als bedoeld in artikel 6.36, eerste lid, is ten hoogste 40 m. 4. Een opstelplaats voor brandweervoertuigen als bedoeld in het eerste lid is over de voorgeschreven hoogte en breedte als bedoeld in artikel 6.37, derde lid, vrijgehouden voor brandweervoertuigen. 5. Hekwerken die een opstelplaats als bedoeld in het eerste lid afsluiten, kunnen door hulpdiensten snel en gemakkelijk worden geopend of worden ontsloten met een systeem dat in overleg met de brandweer is bepaald. In deze parkeergarage is ook de NEN 2443 van toepassing en daarin staat dat de afstand tussen opstelplaats en aansluiting droge blusleiding niet meer dan 15 meter mag bedragen. Artikel 6.40. Mobiele radiocommunicatie hulpverleningsdiensten 1. Een voor grote aantallen bezoekers bestemd bouwwerk waarbij het goed functioneren van hulpverleningsdiensten afhankelijk is van mobiele radiocommunicatie heeft indien dat voor die communicatie nodig is een door het bevoegd gezag goedgekeurde installatie voor mobiele radiocommunicatie tussen hulpverleningsdiensten binnen en buiten dat bouwwerk. Voor deze parkeergarage is de eis dat het C2000-systeem van de hulpverleners overal goed werkt. Hieraan hoeft pas medewerking te worden verleend als het bevoegde gezag hierom schriftelijk verzoekt. Pagina 22 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 Voorschriften installaties NEN 2443-2013 De Parkeergarage dient te voldoen aan de onderstaande artikelen uit de NEN 2443-2013 Hoofdstuk 7, Eisen voor installaties. 4.6 Elektrische installaties in parkeergarages 7.2.1 Voedingsspanning De voedingsspanning naar de volgende installaties moet als veiligheidsvoorziening volgens NEN 1010 worden uitgevoerd. Indien aanwezig: gebouwgebonden installaties; brandveiligheids- en brandpreventieve installaties; parkeergebonden installaties. Artikel 7.2.2 Brandveiligheids- en brandpreventieve installaties Bij de brandveiligheids- en brandpreventieve installaties moeten alle groeps-, hoofd- en eventuele werkschakelaars waarmee de voeding kan worden onderbroken, zijn voorzien van een bordje met de tekst: NIET UITSCHAKELEN BRANDVEILIGHEIDSINSTALLATIE Artikel 7.2.3 Voedingskabels Voedingskabels van de brandveiligheids- en brandpreventieve installaties moeten bij brand ten minste 60 min kunnen blijven functioneren. Artikel 7.2.4 Noodstroomvoorziening Indien de ventilatie-installatie is uitgevoerd conform NEN 6098, moet bij spanningsuitval dit systeem blijven functioneren conform de voorwaarden uit NPR 6095-1. Voor ondergrondse parkeergarages (openbare en niet-openbare parkeergarages en stallinggarages) is een noodstroomvoorziening ten behoeve van noodverlichting verplicht (volgens het Bouwbesluit). Indien bij spanningsuitval de parkeerexploitatie moet doorgaan, dan moeten alle noodzakelijke installaties die aanwezig zijn voor het veilig en functioneel kunnen exploiteren van de parkeergarage op de noodstroomvoorziening worden aangesloten. Artikel 7.2.5 Overschakeling van installaties op noodstroomvoorziening Indien er een noodstroomvoorziening aanwezig is, moeten de gebouw gebonden installaties, de brandveiligheidsinstallaties en de brandpreventieve installaties automatisch op een noodstroomvoorziening worden overgeschakeld (zie toelichting 7.2.1). De brandmeld- en ontruimingsinstallatie hebben een eigen noodstroominstallatie conform NEN 2535 en NEN 2575. Artikel 7.2.6 Inschakeling van noodstroomvoorziening Bij het uitvallen van de netspanning of bij een verlaging van ten minste 30% moet de noodstroomvoorziening automatisch worden ingeschakeld en moeten installaties na ten hoogste 15 s hierop zijn overgeschakeld. Bij terugkerende netspanning van ten minste 90% moet de noodstroomvoorziening weer worden uitgeschakeld. Indien een noodstroomvoorziening aanwezig is, moeten in geval van stroomuitval de gebouw gebonden installaties, de brandveiligheidsinstallaties en de brandpreventieve installaties automatisch worden overgeschakeld op de noodstroomvoorziening. Artikel 7.2.7 Installaties met eigen noodstroomvoorziening Brandveiligheidsinstallaties, ontruimingsalarminstallaties, detectie-installaties voor brandbare en toxische gassen (CO- en LPG-detectiesystemen) en regelinstallaties moeten zijn voorzien van een eigen onderbrekingsvrije noodstroomvoorziening. De capaciteit van de noodstroomvoorziening moet toereikend zijn voor detectie-installaties voor brandbare en toxische gassen (CO en LPG) en moet 30 minuten in alarmtoestand bij volledige belasting en 12 h in normale bedrijfstoestand bedragen. Artikel 7.2.11 Noodverlichtingsinstallatie Een noodverlichtingsinstallatie moet aanwezig zijn en moet voldoen aan het Bouwbesluit. De oriëntatieverlichting moet voldoen aan NEN 1010 en NEN-EN 1838 en is van toepassing op de Pagina 23 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 toegangen, vluchtwegen, blusmiddelen, beheerdersloge, laagspanningsruimte, noodstroomaggregaatruimte en liftkooi(en). De vluchtroutesignalering, waarvan de afmetingen en lichtsterkte afhankelijk zijn van de plaats en zichtlengte, moet voldoen aan NEN 6088. Indien de noodverlichting als decentraal systeem wordt uitgevoerd, moeten de armaturen voldoen aan NEN-EN 60598-2-22. Bij (nood)uitgangen moet de standaardverlichtingssterkte van de algemene noodverlichting ten minste 1 lux bedragen, bepaald volgens NEN 1838 en uitgevoerd volgens NEN 6088. Artikel 7.2.12 Vluchtroutesignalering De vluchtroutesignalering volgens NEN 6088 als onderdeel van de noodverlichtingsinstallatie in het kader van vluchtwegen moet zijn ingeschakeld wanneer personen aanwezig kunnen zijn. 4.7 Beveiligingsinstallaties Artikel 7.5.1 Deurvastzetinrichtingen Beweegbare constructieonderdelen in brand- en/of rookwerende scheidingen moeten overeenkomstig het Bouwbesluit zelfsluitend zijn. Onder de voorwaarde dat bij brand en/of rook deze scheidingen worden gesloten, is het toegelaten om (met het oog op comfort) voorzieningen als deurvastzetinrichtingen aan te brengen. De daarmee samenhangende schakeling met behulp van rookmelders moet voldoen aan bijlage C van NEN 2535. Artikel 7.5.2 Detectie van toxische gassen en brand in mechanisch geventileerde parkeergarages branddetectie moet worden toegepast conform het Bouwbesluit en NEN 2535. Sturingen vanuit een detectiecentrale van toxische gassen en brand moeten op kortsluiting en draadbreuk worden bewaakt of als fail-safe worden uitgevoerd. Bij storingen moet het ventilatiesysteem worden gestart (maximale ventilatie) en moet een storingsmelding worden doorgemeld naar een 24 uur bezet ontvangststation, van waaruit de nodige corrigerende maatregelen in gang kunnen worden gezet. Sturingen naar de transparantarmaturen, optische en akoestische signaalgevers moeten worden bewaakt op draadbreuk en kortsluiting (een en ander volgens NEN 2575). In mechanisch geventileerde openbare en niet-openbare parkeergarages moet CO-detectie en/of LPG-detectie (indien personenauto s met LPG worden toegelaten) worden toegepast. Dit systeem moet bestaan uit een autonome installatie. Bij een gemeten CO-gehalte van de lucht groter dan 174 mg/m3 (150 ppm) moet het inrijden in de parkeergarage worden voorkomen. De CO-detectie-installatie moet bestaan uit detectoren aangesloten op een centrale en moet voldoen aan minimumeisen voor CO-detectoren volgens NEN-EN 50545. De CO-detectoren moeten worden geplaatst op 1,50 m boven de vloer en mogen per CO-detector ten hoogste 400 m 2 vloeroppervlakte detecteren. Ook moet er een maximale D-maat vanuit elke CO-detector worden aangehouden van 15 m. Pagina 24 van 28

Voorschriften installaties Bouwbesluit 2012 7.5.3 Detectie van brandbare gassen (LPG-detectie) in mechanisch geventileerde parkeergarages Indien geen verbod wordt ingesteld voor personenauto s met een LPG-installatie, gelden de hieronder opgenomen eisen. In een mechanisch geventileerde parkeergarage moet LPG-detectie worden toegepast. Dit systeem moet bestaan uit een met CO-detectie gecombineerde installatie, of uit een autonome installatie. Bij een gemeten LPG-gehalte van de lucht groter dan een volumefractie van 10% LEL/LPG 1) moet de maximale ventilatie worden ingeschakeld. Bij een gemeten LPG-gehalte van de lucht groter dan een volumefractie van 20% LEL/LPG 1) moet de ontruimingsalarminstallatie, zoals beschreven bij 7.5.4, worden ingeschakeld. De LPG-detectie-installatie moet bestaan uit detectoren aangesloten op een centrale en moet voldoen aan de minimumeisen volgens NEN-EN 60079-29-2. De LPG-detectoren moeten worden geplaatst op 0,15 m boven de vloer in een luchtstromingsluwe omgeving en mogen per LPG-detector ten hoogste 400 m 2 vloeroppervlakte detecteren. Ook moet er een maximale D-maat vanuit elke LPG-detector worden aangehouden van 15 m. Artikel 7.5.4 Ontruimingsalarminstallaties Indien in de parkeergarage een ontruimingsalarminstallatie is vereist conform het Bouwbesluit, moet deze conform NEN 2575 worden aangelegd. De akoestische en optische signaalgevers t.b.v. de alarmeringscomponenten van de CO-/LPG-installatie mogen dan worden geïntegreerd in de melderlus van de aanwezige ontruimingsinstallatie en worden geactiveerd bij een alarm (150 ppm CO of 20 % LEL) vanuit de CO-/LPG-installatie. In dat geval moeten de aanleg en montage van de bekabeling wel voldoen aan de voorwaarden van functiebehoud, zoals gesteld in NEN 2575 en NPR 2576. Indien in de parkeergarage een CO-/LPG-installatie is vereist, moet deze tevens voorzien zijn van alarmeringscomponenten, die door de CO-/LPG-installatie worden aangestuurd. De waarschuwingsborden bestaan uit: transparantarmaturen (zie artikel 7.5.4.3); akoestische signaalgevers (zie artikel 7.5.4.4); optische signaalgevers (zie artikel 7.5.4.5). De aansturing van de alarmeringscomponenten moet worden bewaakt op kortsluiting en draadbreuk. Bij een overschrijding van de onderstaande waarden moeten de alarmeringscomponenten in werking treden: CO-alarm: 150 ppm; LPG-alarm: 20 % LEL. Er moeten transparantarmaturen worden aangebracht. Deze moeten worden uitgevoerd als pictogram: letterhoogte tekst: 80 mm; letterdikte tekst: 7 mm. Pagina 25 van 28

letterdikte symbolen: randen: 5 mm, details: 3 mm. De akoestische signaalgevers moeten voldoen aan NEN-EN 2654-3 en moeten een slowwhoop signaal produceren. De optische signaalgevers moeten een fel rood licht uitstralen met een minimale lichtsterkte van 200 candela en een maximale lichtsterkte van 1 000 candela, De flitsherhaling moet tussen de 20 en 180 keer per minuut liggen. De optische signaalgevers moeten binnen 1 meter van het transparantarmatuur worden bevestigd of mogen in het transparantarmatuur geïntegreerd zijn. De transparantarmaturen en optische signaalgevers moeten vanaf 30 m duidelijk herkenbaar zijn. Indien de hoogste of laagste parkeervloer ten minste 5 m boven of onder het aansluitend wegdek ligt, moeten de ontruimingsalarminstallaties ook met de hand kunnen worden ingeschakeld. Noodstroomvoorziening CO-/LPG-detectie-installatie; Vanwege het doel en de (mogelijke) integratie of koppeling van de CO-/LPG-detectie-installatie met een brandmeldinstallatie, moet de capaciteit van de noodstroomvoorziening ten minste gelijk zijn aan de capaciteit van de brandmeldinstallatie volgens NEN 2535, zijnde 30 minuten in alarmtoestand bij een volledige belasting. Storingen aan deze noodstroomvoorziening moeten op dezelfde manier worden gesignaleerd en doorgemeld als storingen aan de brandmeldinstallatie. Artikel 7.5.5 Droge blusleidingen Indien een parkeerlaag ten minste 20 m boven het aansluitend terrein ligt of indien de penetratiediepte (ten opzichte van het beoogde aansluitpunt van de droge blusleiding) ten minste 60 m bedraagt, moet deze van droge blusleidingen volgens NEN 1594 zijn voorzien. Tenzij andere gelijkwaardige voorzieningen zijn aangebracht, moeten blusvoertuigen de voedingspunten tot een afstand van ten hoogste 15 m kunnen naderen. Artikel 7.5.6 Brandblusmiddelen van niet-bouwkundige aard In de beheerdersloge moet een draagbare brandblusser met een inhoud van ten minste 6 kg poeder aanwezig zijn of een gelijkwaardig blusmiddel geschikt voor B- en C- branden, volgens de NEN-EN 2. In de ruimte waarin het noodstroomaggregaat staat opgesteld, moet een draagbare brandblusser met een inhoud van ten minste 6 kg poeder aanwezig zijn of een gelijkwaardig blusmiddel geschikt voor B en C- branden. Pagina 26 van 28

5 NEN 6098 2012 De Parkeergarage dient te voldoen aan de onderstaande artikelen uit de NEN 6998-2012 Hoofdstuk 4, Presentatie eisen en bepalingsmethode. De NEN 6098 geeft regels voor de ontwerpberekeningen van rookbeheersingssystemen in gesloten parkeergarages. De norm bevat richtlijnen om verschillende veiligheidsniveaus vast te leggen. Een rookbeheersingssysteem in een parkeergarage is een logische en economisch verantwoorde oplossing. Sinds de introductie van het systeem in 1995 wordt een rookbeheersingssysteem in een parkeergarage toegepast om grote compartimenten toe te staan. Aanvankelijk (1995) waren compartimenten van 5000 m 2 toegestaan, sinds 2003 is dit conform het Bouwbesluit 1.000 m 2 voor nieuwbouw. Wil men grotere compartimenten toepassen dan moet worden teruggevallen op het gelijkwaardigheidsprincipe. De gelijkwaardige oplossing moet eenzelfde brandveiligheid bieden als compartimenten van 1.000 m 2. De NEN 6098 biedt de mogelijkheid om in een parkeergarage die kleiner is dan 10.000 m 2 te volstaan een ventilatiesysteem die gebaseerd is op het begrip: beperking rookverspreiding - art. 4.2.1 Opmerking van de heer Bijma De heer Bijma heeft aangegeven dat er geen uitgebreide RWA aangebracht hoeft te worden. De brandweer kan alleen een 100% gegarandeerde binnenaanval uitvoeren als de situatie in het bouwwerk dit qua veiligheid ook toelaat. Het is de bevelvoerder van het eerste blusvoertuig die bepaald of hij zijn manschappen het brandende complex laat betreden (offensieve of defensieve binnenaanval). De opdrachtgever heeft gekozen voor het aanhouden van de normale. De opdrachtgever is op de hoogte gebracht dat de brandweer niet naar binnen hoeft om te gaan blussen (offensieve of defensieve buitenaanval). De schadepost kan bij een brand dan behoorlijk oplopen aangezien er na verloop van tijd meerdere auto s gaan branden en voor meer schade zorgen. Het advies is afgestemd met de heer Stan Veldpaus, Projectadviseur EcoVision en Brandveiligheid van de firma Colt International BV. Basis eisen Een mechanisch ventilatiesysteem dient te voldoen aan de geldende eisen van NEN 2443:2013, ten aanzien van luchtverversing. De plaatsen van de uitblaasopeningen Pagina 27 van 28

NEN 6098 2012 van de afgewerkte lucht moeten zo zijn gesitueerd dat deze geen overschrijding veroorzaken van de ter plaatse geldende grenswaarden luchtkwaliteit en andere wettelijke milieunormen, gericht op bescherming van de gezondheid van de mens en zijn leefmilieu. Keuze: Beperking rookverspreiding - art. 4.2.1 In overleg met de brandweer is voor de ventilatie bij brand het volgende afgesproken: men maakt gebruik van de normale mechanische ventilatie om rook af te voeren; geen extra afvoerventilatoren nodig; de brandweer mag besluiten om niet naar binnen te gaan om te blussen; parkeergarage kan helemaal uitbranden; de brandweeringang in de garage hoeft niet vrij te zijn van rook (geen overdrukinstallatie); luchtinstroom via ingang garage; luchtuitstroom op 5 m boven maaiveld. Pagina 28 van 28