Stappenplan spijbelopvolging secundair onderwijs Voor jongeren die naar school gaan in de stad Antwerpen Deelschema 1: een jongere spijbelt herhaaldelijk Wanneer een jongere spijbelt, past de school haar intern spijbelactieplan toe. Wanneer een jongere 10 halve dagen spijbelt, brengt de school het Centrum voor leerlingenbegeleiding op de hoogte. Het Centrum voor leerlingenbegeleiding start zijn opvolging. Deelschema 2: opvolging door het Centrum voor leerlingenbegeleiding Het Centrum voor leerlingenbegeleiding maakt deel uit van het Netwerk rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp van de Integrale jeugdhulp. De spijbelopvolging past binnen de verplichte opdracht van het Centrum voor leerlingenbegeleiding. Het Centrum voor leerlingenbegeleiding opent een leerplichtdossier voor de jongere en voert de acties uit. Wanneer de opvolging door het Centrum voor leerlingenbegeleiding ontoereikend is, blijft het verantwoordelijk voor het zorg- en leerloopbaantraject van de jongere en: doet het beroep op het Centraal meldpunt voor risicojongeren (enkel voor Antwerpse jongeren) voor ondersteuning/advies en doorverwijzing naar de projecten Uitvalpreventie. Het Centrum voor leerlingenbegeleiding verwijst de jongere en de ouders door naar één van de partners binnen het Netwerk rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp. Het Centrum voor leerlingenbegeleiding verwijst de jongere door naar de Intersectorale toegangspoort als niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp zich opdringt èn vrijwillige hulpverlening mogelijk is. De toegang tot de Intersectorale toegangspoort verloopt via de CLBmedewerker. Hij maakt voor de aanmelding gebruik van een aanvraagdocument (A-document). Indien het Centrum voor leerlingenbegeleiding van oordeel is dat er sprake is van een verontrustende situatie waar aanklampende of zelfs gedwongen hulp noodzakelijk is, maar deze niet vrijwillig kan worden georganiseerd, kan het Centrum voor leerlingenbegeleiding het dossier aanmelden bij de gemandateerde voorzieningen voor situaties van verontrusting: de Ondersteuningscentra jeugdzorg en de Vertrouwenscentra kindermishandeling. De CLB-medewerker maakt voor de aanmelding gebruik van een M-document. Indien de school en het Centrum voor leerlingenbegeleiding van mening zijn dat een politionele tussenkomst effect kan hebben op het spijbelgedrag van de jongere, kan de school een aanmelding doen bij het Centraal meldpunt. Deelschema 3: opvolging door het Centraal meldpunt voor risicojongeren Het Centraal meldpunt voor risicojongeren kan het Centrum voor leerlingenbegeleiding vragen om verder op te volgen indien blijkt dat alle begeleidingsmogelijkheden van het Centrum voor
leerlingenbegeleiding nog niet zijn uitgeput. Het Centrum voor leerlingenbegeleiding zet de opvolging dan verder. Wanneer een jongere het meest gebaat is bij een opvang- of begeleidingsproject, zorgt het Centraal meldpunt voor risicojongeren voor de aanmelding in samenspraak met het Centrum voor leerlingenbegeleiding. Indien blijkt dat een politionele tussenkomst geschikt is, adviseert het Centraal meldpunt voor risicojongeren de school om de Jeugdbrigade op de hoogte te brengen. Indien de jongere buiten de stad woont, maakt de school de melding over aan de politiezone van de woonplaats van de jongere. Indien de jongere buiten het arrondissement afdeling Antwerpen woont, maakt de Jeugdbrigade de melding in een proces verbaal over aan de Jeugdsectie parket Antwerpen. De Jeugdsectie parket Antwerpen maakt dit proces verbaal over aan de ambtgenoot van het bevoegde parket. Voor jongeren die op geen enkele school meer terecht kunnen, neemt het Centraal meldpunt voor risicojongeren contact op met het Lokaal overlegplatform. Het Centraal meldpunt voor risicojongeren koppelt terug naar het Centrum voor leerlingenbegeleiding van de betrokken school. Deelschema 4: opvolging door de jeugdbrigade of politiezone van de woonplaats van de jongere Wanneer de jongere niet gekend is voor spijbelproblemen bij de Jeugdbrigade/politiezone van de woonplaats van de jongere, nodigen zij de jongere en zijn/haar ouders uit. Tijdens dit gesprek wordt een spijbelcontract opgesteld waarin duidelijk staat vermeld dat de jongere zich verbindt om regelmatig naar school te gaan. Indien de jongere dit spijbelcontract naleeft, onderneemt de Jeugdbrigade/politiezone van de woonplaats van de jongere geen verdere stappen. Indien de jongere opnieuw spijbelt, stelt de Jeugdbrigade/politiezone van de woonplaats van de jongere een proces verbaal op dat naar de Jeugdsectie parket Antwerpen wordt doorgestuurd. Wanneer ten aanzien van de jongere reeds een proces verbaal voor inbreuken op de wet op de leerplicht werd opgesteld door de Jeugdbrigade/politiezone van de woonplaats van de jongere, wordt onmiddellijk een proces verbaal opgesteld dat aan de Jeugdsectie parket Antwerpen wordt overgemaakt. De Jeugdbrigade/politiezone van de woonplaats van de jongere koppelt terug naar de school, het Centrum voor leerlingenbegeleiding en het Centraal meldpunt voor risicojongeren. Het niet naleven van het spijbelcontract en het opmaken van het proces verbaal door de Jeugdbrigade/politiezone van de woonplaats van de jongere is een signaal voor het Centrum voor leerlingenbegeleiding dat de situatie nog altijd verontrustend is. Dit betekent dat een aanmelding voor een onderzoek maatschappelijke noodzaak bij het Ondersteuningscentrum jeugdzorg zich opdringt. De CLB-medewerker maakt voor de aanmelding gebruik van een M-document.
Deelschema 5: opvolging door de jeugdsectie parket Antwerpen Wanneer de jongere gekend is bij de jeugdrechter, maakt de Jeugdsectie parket Antwerpen het dossier over aan de jeugdrechtbank. De jeugdrechter informeert de consulent van de sociale dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de Jeugdrechtbank. De consulent neemt contact op met het Centrum voor leerlingenbegeleiding. Indien nodig organiseert de consulent een ronde tafel. Deze ronde tafel brengt alle actieve actoren samen die reeds hebben gewerkt rond het problematisch (spijbel)gedrag. Samen wordt gezocht naar mogelijke oplossingen. Wanneer blijkt dat de ouders onwillig en niet gemotiveerd/geïnteresseerd zijn, vermeldt de consulent dit in een verslagen aan de jeugdrechter. Indien de Jeugdsectie parket Antwerpen op de hoogte wordt gebracht van deze nota en de jeugdrechter heeft de jongere reeds één of meerdere malen bij beschikking of vonnis aan het ouderlijk milieu toevertrouwd, mits de voorwaarde stipt school te lopen, maar de spijbelproblematiek desondanks blijft voortduren, kan het parket de ouders correctioneel vervolgen. Wanneer de jongere nog niet gekend is bij de jeugdrechtbank, gaat de parketcriminoloog na bij het Ondersteuningscentrum jeugdzorg of het Centrum voor leerlingenbegeleiding de betreffende jongere bij hen heeft aangemeld. Indien dit het geval is, nodigt de parketcriminoloog de jongere en de ouders uit. In dit gesprek wordt er gewezen op de wet op de leerplicht en op de mogelijke gevolgen bij gebrek aan medewerking. Deelschema 6: onderzoek naar maatschappelijke noodzaak tot hulpverlening door het Ondersteuningscentrum jeugdzorg Het Ondersteuningscentrum jeugdzorg gaat na of er sprake is van verontrusting (ontplooiingskansen in het gedrang) en of hulpverlening maatschappelijk noodzakelijk is. Voor het onderzoek maatschappelijke noodzaak organiseert het Ondersteuningscentrum jeugdzorg een ronde tafel met alle actieve actoren die reeds hebben gewerkt rond het problematisch (spijbel)gedrag. Er wordt tijdens deze ronde tafel een minimaal te respecteren ondergrens gesteld met betrekking tot het voldoen aan de leerplicht. Het onderzoek resulteert in een teambeslissing en eindigt met een formele uitspraak over al dan niet maatschappelijke noodzaak tot hulpverlening. Wanneer het Ondersteuningscentrum jeugdzorg oordeelt dat hulpverlening niet maatschappelijk noodzakelijk is, wordt het dossier bij het Ondersteuningscentrum jeugdzorg afgesloten en eventueel terug naar de Brede instap doorverwezen. Wanneer het Ondersteuningscentrum jeugdzorg meent dat hulpverlening maatschappelijk noodzakelijk is en de jongere en de ouders alsnog bereid zijn om deze te aanvaarden, volgt het Ondersteuningscentrum jeugdzorg de situatie verder op. Wanneer blijkt dat jeugdhulpverlening maatschappelijk noodzakelijk is, maar:
1. gepaste jeugdhulpverlening niet wordt aanvaard en als de minimale veiligheid niet is gegarandeerd of de ontplooiingskansen in het gedrang zijn; 2. er weigering is tot meewerken aan het onderzoek naar maatschappelijke noodzaak kan het Ondersteuningscentrum jeugdzorg de minderjarige en zijn ouders doorverwijzen naar het parket met het oog op het vatten van de jeugdrechter. Deelschema 7: wanneer een dossier door het Ondersteuningscentrum jeugdzorg naar de Jeugdsectie van het parket van Antwerpen wordt doorverwezen De Jeugdsectie parket Antwerpen: vordert de jeugdrechter. De jongere krijgt een consulent toegewezen. De consulent neemt contact op met het Centrum voor leerlingenbegeleiding. Indien nodig organiseert de consulent een ronde tafel. Deze ronde tafel brengt alle actieve actoren samen die reeds hebben gewerkt rond het problematisch (spijbel)gedrag. Samen wordt gezocht naar mogelijke oplossingen. De consulent koppelt terug naar het Centrum voor leerlingenbegeleiding. Deelschema 8: Het Lokaal overlegplatform verwittigt het Ministerie van onderwijs dat op zijn beurt de Jeugdsectie parket Antwerpen op de hoogte brengt Wanneer het Lokaal overlegplatform door het Centraal meldpunt voor risicojongeren op de hoogte wordt gebracht van spijbelaars, waar men geen oplossing voor heeft, verwittigen zij het Ministerie van onderwijs. Het Ministerie van onderwijs brengt de Jeugdsectie parket Antwerpen rechtstreeks op de hoogte. De Jeugdsectie parket Antwerpen (in casu de parketcriminoloog) koppelt terug naar het Centraal meldpunt voor risicojongeren.
Profielen Rechtstreeks naar OCJ Spijbelaars waarbij het spijbelgedrag een component is van een multiproblematiek Via politie Spijbelaars waar de spijbelproblematiek de bovenhand neemt en niet zozeer de VOS: 1. Onbereikbare spijbelaars en/of ouders: het CLB en de school hebben al het mogelijke gedaan om contact te leggen, zonder resultaat. 2. Onwillige spijbelaars en/of ouders: na contactname weigeren zij mee te werken. Het gaat om spijbelen als uiting van rebellerend en onwillig gedrag. 3. Spijbelaars waarbij er, ondanks verscheidene begeleidingsgesprekken, geen of onvoldoende wijzigingen merkbaar zijn in het gedrag. Het gaat hier eerder om beginnende spijbelaars. (30 halve dagen als ijkingspunt: mag vroeger als dan al duidelijk is dat acties niet voldoende opleveren, mag later als actie in eerste instantie goed loopt) (opmerking: deze profielen worden nog verder uitgewerkt in de loop van het eerste trimester 2014-2015)