Veldproef biologische quinoa 2015

Vergelijkbare documenten
Rassenproef biologische quinoa 2018

Welk type erwt voor biologische zomermengteelt?

Zaaibed of tray: ga uit van een kwalitatieve plant

QUINOA (CHENOPODIUM QUINOA): DEMONSTRATIEVE RASSENPROEF

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale

Rassenproef biologische triticale : Droogte staat goede opbrengst niet in de weg

Oogsttijdstip en kwaliteit bij plaagresistente biologische aardappel 2015

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Maaimeststof: een volwaardig alternatief voor stalmest? Inleiding Doel en context Proefopzet Inagro ILVO (a) (b) Figuur 1 Tabel 1

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Mengteelt wintergraan met voedererwt of veldbonen bevestigt goede resultaten

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Topopbrengsten in rassenproef zomertarwe biologische teelt

Rassenproef biologische zomertarwe 2017: zonder neerslag naar een goed (bak)resultaat

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale

TOLALG14SPZ_BM08 (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt Tarwe.

Rassenproef prei late herfst biologische teelt 2017

Beperkte bijbemesting volstaat voor goede biologische prei-opbrengst

Rassenproef broccoli zomer biologische teelt 2017: Stresstest voor vroege rassen

Rassenproef broccoli zomer biologische teelt 2017: Stresstest voor vroege rassen

Valse Meeldauw in biologische uien

ONDERZAAI GRAS IN BLOEMKOOL: EFFECT OP HET NITRAATRESIDU

Groeicurve Amora en Anosta (2015)

VELDSLA ONDER GLAS Rassenonderzoek

Rassenkeuze erwten en veldbonen in combinatie met triticale

quinoa Studiedag: Energiegewassen en alternatieve teelten A. De Vliegher Melle, 16 maart 2017

TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt.

Proefresultaten zoete aardappel 2016

Rassenproef bio wintertarwe : moderne populaties doorstaan moeilijk seizoen

VOORJAARSBEMESTING IN PREI: EFFECT VAN MAGNESIUM

Rassenproef Butternutpompoen 2012 biologische teelt

Spinazie voor de industrie 2018 voorjaar laat cultivaronderzoek

Stikstofbemesting bij biologische aardappelen

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

De biologische biet. Ontwikkelingsmogelijkheden. Technische dagen KBIVB 2019 Antoons K., Vandergeten JP.

Bio vraagt meer van rassen spruitkool

Mengteelt van triticale met voedererwt of veldbonen biedt perspectief 1

Raseigenschappen biologische aardappelen. Vermeerdering Biologisch Uitgangsmateriaal (VBU) KW0826 Door: Douwe Werkman

Biologische bloemkool heeft voordeel bij kleine startbemesting: ook verse grasklaver volstaat

Rassenproef bio wintertarwe : Samengestelde kruisingspopulaties bevestigen

Hoe scoren handzaaimachines in het veld?

Interactie Moddus en Actirob

Observatieproef op proefboerderij Vrede-peel met buffergewassen naast snijmaïs

Rassenonderzoek ziektegevoeligheid

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

Herkauwers & Akkerbouw

/

PROEF CHEMISCH-MECHANISCHE ONKRUIDBESTRIJDING IN DE CICHOREITEELT

BIO BASED ECONOMY WERKT!

PROEF CHEMISCH-MECHANISCHE ONKRUIDBESTRIJDING IN DE BIETENTEELT

Samengestelde kruisingspopulaties doen niet onder voor wintertarwerassen

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

Nieuwe rassen komen in het zog van Grandval

Duurzame onkruidbeheersing d.m.v. afdekmaterialen onderdeel van Koepelproject plantgezondheid bomen en vaste planten

9.4 Invloed koude tijdens bewaring pootgoed K. Demeulemeester (Inagro)

Onderzoek naar effect van zaad primen en vroeg zaaien op opbrengst cichorei; verslag 2006 en eindverslag. Ir. L. van den Brink

WORTEL wortelvliegbestrijding 2015

Rassenproef biologische zomertarwe 2014: ondanks gele roest bakwaardig

RASSENPROEF TOMAAT VOOR VERWERKING IN TUNNEL

Toepassing van Agro-Vital en Agriton bemestingsproducten in de teelt van zaaiuien.

1. Doel In deze rassenproef wordt de gebruikswaarde nagegaan van herfstrassen van bloemkool voor aanvoer aan de verse markt.

Groeicurve Bintje en Fontane 2014

Bestrijding van slakken in graszaad, 2004

Invloed plantversterkers op opbrengst en gezondheid gewas in de teelt van pootaardappelen

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Rassenonderzoek winterkoolzaad 2011

Groeicurve Première en Sinora (2016)

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

De bietenteelt heeft veel herbiciden nodig

Rassenproef prei late herfst biologische teelt Biologische hybrides weerstaan moeilijk groeiseizoen

Voorjaarstoepassing van drijfmest in wintertarwe. Sander Smets, onderzoeker akkerbouw PIBO-Campus

Invloed van het oogsttijdstip op kwaliteit en opbrengst in zaaiuien. rapport / publicatie. nr

RASSENPROEF KROPSLA WINTERTEELT

CRESSEN TELEN IN TUNNEL: DEMONSTRATIEVE RASSENPROEF VOORJAAR

Rassenproef prei late herfst biologische teelt Joran Barbry, Philippe France, Karel Dewaele, Lieven Delanote

Koolzaadbericht nr 03 mei 2013 Koolzaadsnuitkever -Sclerotinia

Na de teelt 18/11/

Groenbemester als vervanging vals zaaibed

3. Rassenproef knolvenkel voorjaarsteelt

Erosieklas 2019 Vlaamse Ardennen

Inhoud Inleiding 3. 1 Over quinoa 4 Naamgeving 4. 2 Geschikte variëteiten voor Vlaanderen Perceelkeuze en voorbereiding 14

Groenbemesters Een vruchtbare investering

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs

Teamsamenstelling: Jan Reinder Smeenge, Harry Koonstra, David van der Schans (PPO-WUR)

RASSENPROEF BIOLOGISCHE KRUIDEN: KORIANDER (1 E ZAAI)

Cultuur- en gebruikswaardeonderzoek industriespinazie 2002 Voorjaarszaai. H. de Putter

Satellietbedrijf Tiems

AARDAPPELEN. nr variëteit maat zaadhuis. 1 Agria Bioselect Agrico/Binst. 2 Biogold Van Rijn. 3 Charlotte Bio Terra (Binst)

GROENBEMESTERS VROEGE ZAAI: OPVOLGING N- VAST- EN VRIJSTELLING

Reken af met duist in stappen

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. SPNA Precisiezaai wintertarwe

VELDSLA ONDER GLAS 2015

Bestrijding van slakken in wintertarwe, 2004

Mogelijkheid tot ploegloos zaaien van groenten 2014

Bert Purnot Luc Engelborghs. Probleemstelling

BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN WELKE KIEZEN?

NIET-KERENDE BODEMBEWERKING BIJ SUIKERBIETEN

Inhoud Inleiding 3. 1 Over quinoa 4 Naamgeving 4. 2 Geschikte rassen voor Vlaanderen Perceelkeuze en voorbereiding 14

RASSENPROEF LOSSE TOMAAT

DE IMPACT VAN OMSCHAKELEN OP MIJN BEDRIJFSVOERING. Lieven Delanote Inagro Sander Van Haver Bio zoekt Boer Ignace Deroo Boerenbond

Groeiregulatie in Engels raaigras

Transcriptie:

Veldproef biologische quinoa 2015 Karel Dewaele, Lieven Delanote, Brecht Vandenbroucke, Inagro Context De stijging in Europese consumptie van quinoa en de als gevolg hoge prijzen maken de lokale teelt van (biologische) quinoa ook in België interessant. Er zijn in Nederland een aantal quinoarassen veredeld die geschikt zijn voor onze regio. Het Waalse GILBEL bvba (Quinobel) ging contracten aan met enkele landbouwers in België om deze rassen te telen. In 2015 werd in België een 110 ha quinoa geteeld, waarvan zo n 70 ha biologisch of in omschakeling. Het overgrote deel hiervan groeide in Wallonië (info Quinobel). Quinoa (Chenopodium quinoa) hoort thuis in de amarantenfamilie (Amaranthaceae) en is familie van spinazie en suikerbiet. De Nederlandse naam is gierstmelde en het lijkt ook sterk op het onkruid melde of melganzenvoet. De teelt en verwerking vertoont veel gelijkenissen met de zomergranen zodat quinoa soms een pseudograan wordt genoemd. De zaadjes worden gevormd in een bloeipluim en zijn ongeveer 2 mm groot. De quinoazaadjes hebben een hoge voedingswaarde en zijn tegenwoordig populair ter vervanging van rijst, pasta, Proefopzet Naast het verkennen van de teelt was het doel van de proef: 1. de waarde van de aangeboden rassen te onderzoeken (factor ras) 2. de optimale strategie voor mechanische onkruidbestrijding onderzoeken (factor onkruidbehandeling) Tabel 1: De factoren met hun varianten in de veldproef Ras (3) Onkruidbehandeling (4) Atlas Jessie Pasto directe zaai + intensief directe zaai + extensief uitgestelde zaai na 2 weken vals zaaibed + intensief uitgestelde zaai na 2 weken vals zaaibed + extensief inagro vzw Ieperseweg 87 8800 Rumbeke T 051 27 32 00 F 051 24 00 20 E info@inagro.be - www.inagro.be In de praktijk leidde dit tot 2 zaaimomenten: directe zaai na ploegen en uitgestelde zaai na het aanleggen van een vals zaaibed. Met beide momenten werd ook een intensieve onkruidbestrijding (maximale inzet van schoffel en wiedeg) en een extensieve bestrijding (enkel wiedeg indien nodig) nagestreefd. Om te kunnen schoffelen werd alles gezaaid in rijen op 21 cm (schoffelmes 14 cm). Elke combinatie van ras en onkruidbehandeling werd in 4 herhalingen aangelegd.

Teelt- en proefverloop De proef werd aangelegd op het proefbedrijf biologische landbouw van Inagro in Beitem (bodemanalyse in Figuur 1). Dankzij enkele droge dagen begin april kon er vroeg geploegd worden en kon de eerste zaai al op 10 april in goede omstandigheden gebeuren. De weken daarna verliepen droog, zodat de tweede zaai uitgesteld werd tot er voldoende kieming van onkruiden was in het vals zaaibed. Uiteindelijk werd op 13 mei het vals zaaibed oppervlakkig gerotoregd en met quinoa ingezaaid. Na deze zaai volgden regenbuien. De opkomst was resp. gemiddeld 52% voor de eerste en 76% voor de tweede zaai. Figuur 1: Resultaten van een bodemstaalanalyse op 3 maart. De voorteelt was sluitkool. Op 3 maart was er op het perceel nog 30 kg/ha NO 3 - aanwezig in de bodem (0-90 cm). Er werd op 20 maart 25 ton/ha runderdrijfmest toegediend. Volgens de mestanalyse komt dit overeen met een stikstofgift van 75 kg werkzame N/ha. Bij staalname op 28 mei was er een goede stikstofvoorziening, met 193 kg/ha NO 3 - aanwezig in de laag 0-60 cm. Het nitraatresidu in het najaar was voldoende laag met 59 kg/ha NO 3 - (0-90 cm). Figuur 2: Gemiddelde temperatuur en dagneerslag (Bron: KMI weerstation Beitem; neerslagmeting niet geverifieerd)

Het voorjaar kwam traag op gang met eerder koele temperaturen en met maandelijks minder neerslag dan de gemiddelde waarden. Eind mei werd er voor het eerst valse meeldauw vastgesteld bij het gevoelige ras Jessie. Vanaf juni stegen de temperaturen maar bleven grote regenperiodes nog steeds uit. Hierdoor werd het bijzonder droog. Niettemin hield de quinoa goed stand en leek er van een vervroegde afrijping geen sprake. Eind augustus was er een regenperiode die mogelijk de afrijping heeft vertraagd van de rassen die in september nog in het veld stonden (Atlas, Pasto). De oogst verliep van begin september tot begin oktober, naargelang het ras en het zaaimoment (zie Tabel 2). Tabel 2: teeltverloop

Resultaten Zaai en opkomst De zaai gebeurde in een redelijk fijn zaaibed, ongeveer 1 cm diep met een graanzaaimachine met rijen op 21 cm. Met de luchtondersteuning op minimale stand werd toch een kleine fractie van de zaden uit de rij geblazen. Uiteindelijk waren naar schatting 90% van de zaden toegedekt en op de gewenste zaaidiepte. De kieming was al na een paar dagen zichtbaar. Het eerste zaaimoment op 10 april verliep in ideale omstandigheden. Het zaaibed was wel nog vrij kluitig. Samen met het droge en vrij koude weer (minimumtemp. 3 à 6 C, geen vorst) zorgde dit voor een ongelijke opkomst. Na 12 dagen bevond de quinoa zich in kiembladstadium en bij een telling op 27 april bleek er een opkomst van 52%, zonder verschillen tussen de rassen. Regenbuien zorgden voor nog veel nakieming. Het tweede zaaimoment op 13 mei verliep in droge omstandigheden. Het zaaibed was iets minder kluitig. Met dank aan enkele regenbuien verliep de kieming goed en homogener dan bij de eerste zaai. Na 8 dagen stond deze quinoa in kiembladstadium en de opkomst op 27 mei was 76%. De periodes na zaai waren telkens vrij koud, al leek dit weinig invloed te hebben op de kieming en opkomst. Bodemvochtigheid was meer bepalend voor de mate en homogeniteit van opkomst. Onkruidbestrijding De planten gezaaid op 10 april bevonden zich op 7 mei in het 4-bladstadium (m.a.w. 4 ontwikkelde bladeren, meer zichtbaar). Met een Treffler-wiedeg zacht ingesteld kon er zonder veel plantverlies gewiedegd worden. Met nog twee passages op 12 en 22 mei was de onkruidbestrijding goed geslaagd. In de intensieve aanpak werd bijkomend geschoffeld op 7 en 22 mei. Daarna was het gewas voldoende dichtgegroeid om onkruiden te onderdrukken. De planten gezaaid op 13 mei groeiden sneller dicht en twee passages met de wiedeg waren voldoende voor een goede onkruidbestrijding. Voor en na onkruidbestrijding werden quinoa en onkruiden geteld. De resultaten zijn samengevat hieronder.

Figuur 3: Aantal planten per meter gewasrij telkens voor en na onkruidbestrijding van quinoa (boven) en onkruiden (onder) in directe zaai op 10 april (links) en na vals zaaibed op 13 mei (rechts) met onderscheid tussen intensieve en extensieve mechanische onkruidbestrijding. Figuur 4: Aantal planten per meter gewasrij telkens voor en na onkruidbestrijding van quinoa (boven) en onkruiden (onder) in directe zaai op 10 april (links) en na vals zaaibed op 13 mei (rechts) met onderscheid tussen de 3 rassen.

Enkele vaststellingen: In de weken na zaai blijven er quinoazaden nakiemen, wat op kale plekken voor wat compensatie kan zorgen. Planten die ruimte krijgen groeien ook sterker uit met meer ontwikkelde zijtakken. De beoogde standdichtheid is 100 planten/m², of in dit geval ongeveer 20 planten per gewasrij. Enkel in de tweede zaai wordt dit na onkruidbestrijding behaald. Zijn de omstandigheden minder ideaal (vroege zaai, droog) dan is een hogere zaaidichtheid waarschijnlijk aangewezen. Bij de eerste keer schoffelen van de eerste zaai (intensief; 7 mei) gingen veel planten verloren door de onvoldoende verankering van de wortels. In hetzelfde groeistadium een maand later (2 e zaai na vals zaaibed) was dit veel minder een probleem. Vooral bij het schoffelen, maar ook bij het wiedeggen in een bijna gesloten gewas moet vermeden worden dat de zijtakken van de planten worden beschadigd. De aanwezige onkruiden waren vooral muur, dovenetel, knopkruid, Er was geen of zeer weinig melganzenvoet. Op het perceel is niettemin melganzenvoet aanwezig. Zowel bij een intensieve als extensieve aanpak zijn de onkruiden in dit droge voorjaar bestreden tot een aantal dat geen invloed meer heeft op de opbrengst. Toch is het absolute aantal onkruiden lager door bovenop wiedeggen ook te schoffelen. Als er een nultolerantie is voor onkruiden waarvan de zaden moeilijk uit te schonen zijn (gele mosterd, melganzenvoet) en er een kans is dat deze kunnen ontwikkelen, zal dit toch een belangrijk verschil maken. Ziekten en plagen Op 26 mei werden de eerste vergeelde bladeren opgemerkt bij het ras Jessie. Dit bleek valse meeldauw (Perinospora farinosa) te zijn, een schimmelziekte die makkelijk kan uitbreiden bij koud en vochtig weer. Vooral de onderste, oude bladeren worden aangetast. De valse meeldauw bleef min of meer aanwezig in het gewas tot aan de afrijping. Jessie bleek het meest gevoelig. Atlas had minder aantasting, Pasto was praktisch resistent.

Hoewel Jessie op zichzelf een vroeg ras is, leek het er toch op dat de valse meeldauw de afrijping versneld heeft door steeds meer bladoppervlakte in te nemen en de bladval te bespoedigen. Een soort wantsen (vermoedelijk Lygus sp.) waren nu en dan te zien in de zomer maar vooral in september nam hun aantal toe. Ze zitten op de bloeipluim en prikken de bloemhoofdjes en zaden in het melkstadium aan. In september waren de planten al verregaand aan het afrijpen waardoor ze geen schade konden aanrichten. Het is nog onbekend wat hun schade kan zijn als ze met een populatie aanwezig zijn op het moment van bloei en zaadzetting (juni, juli). Oogst Jessie was het vroegste ras en planten van de vroegste zaai waren half augustus al ver afgerijpt. Met de hand konden de rijpe zaden makkelijk afgeritst worden. Bij een proefoogst op 13 augustus met een klassieke dorsmachine (met zeef voor koolzaad) was het eindproduct echter zeer vochtig en niet stockeerbaar. Het product was vrij zuiver maar toch nat. De reden is dat de stengel en de groene plantdelen nog veel vocht afgeven tijdens het dorsproces. Hoger afmaaien biedt weinig verbetering omdat veel pluimen zich al op halve hoogte van het gewas bevinden. Op 3 september (vroege zaai) en 10 september (late zaai) was Jessie op stam nog verder uitgedroogd en was het geoogste product wel droog en zonder bijdrogen stockeerbaar. Eind augustus was er een regenperiode die mogelijk de afrijping heeft vertraagd van de rassen die in september nog halfrijp in het veld stonden: Atlas en Pasto. Bij het vooruitzicht van een zonnige, droge week werd het ras Pasto op 28 september gemaaid en in zwad neergelegd. Atlas werd niet gemaaid omdat het gewas net voldoende afgerijpt leek om nadien op stam te kunnen dorsen. Ondanks goede weersomstandigheden overdag waren de nachten vrij vochtig en bij het dorsen op 2 oktober was het product van beide rassen te vochtig. De oogst werd gedroogd door ze op een verwarmde vloer open te spreiden in een laag van ongeveer 10 cm, wat net voldoende was om broei te voorkomen.

De zaaduitval tussen het moment van deegrijpheid en de oogst bleef bij alle rassen vrij beperkt. Er was geen schot van de zaden op stam; dit schijnt ook geen risico te zijn bij deze varieteiten van quinoa. In het algemeen is het gewas stevig en weinig gevoelig voor wind. Bij het ras Jessie werden er bij de oogst op 10 september toch wat geknakte stengels waargenomen. Pasto is kort en zeer stevig. Atlas is gemiddeld zeer groot (140 à 150 cm) tegenover Jessie en Pasto (90 à 100 cm) maar was stevig genoeg. Van enkele resterende planten van Pasto en Atlas die in oktober nog in het veld stonden ging de kwaliteit van de zaden snel achteruit. Eind september lijkt de limiet om te oogsten, zowel op stam als na drogen in zwad. In de praktijk wordt bijna standaard gemaaid in zwad eind augustus of begin september, om na een week drogen in het veld het zwad op te nemen en te dorsen. Dit vereist aangepaste machines. Of dit nodig is zal niet enkel afhangen van het ras (vroegheid Jessie > Atlas, Pasto) maar ook van de nutriëntenvoorziening en de weersomstandigheden die de lengte van de afrijpingsfase beïnvloeden. Opbrengst Het product moet bij goede oogstomstandigheden niet nagedroogd worden. Het wordt beschouwd als volledig droog bij een vochtpercentage van 14%. Omdat we met ons meettoestel geen vochtigheid van quinoa konden bepalen, hebben we de oogst 5 dagen nagedroogd in een droogkast bij 40 C en het gewichtsverlies bepaald. Dit was gemiddeld - 15% en varieerde van -5% tot -45% over alle oogstmomenten en rassen heen.

Na drogen bevat het geoogste product nog onzuiverheden zoals slecht gevulde of donkere zaadjes, bloemhoofdjes, stengeldeeltjes en eventueel onkruidzaden. Om een volledig zuiver product te verkrijgen is gespecialiseerde apparatuur gewenst, dat ook op kleur kan onderscheiden. Met een luchtondersteunde zeef die normaal voor granen wordt gebruikt konden we de het product enigszins opzuiveren. In het proces ging er wat quinoa verloren en dit varieerde naargelang de grootte van de zaadjes. Gemiddeld verdween bij zuiveren 37% van de bruto opbrengst met een grote variatie tussen de rassen, oogstmomenten en zelfs individuele veldjes (-10 tot -70%). Dit maakt dat de gemeten netto-opbrengsten niet betrouwbaar zijn en verder de bruto opbrengst wordt beschouwd. Tussen de extensieve en intensieve onkruidbestrijding was er geen verschil in opbrengst. Tussen de directe zaai en zaai na vals zaaibed was er door de verschillende lengte van het groeiseizoen wel een groot verschil in bruto opbrengst na drogen: gemiddeld 4,2 ton/ha bij zaai op 10 april en 2,8 ton/ha bij zaai op 15 mei. Bespreking per ras Atlas Atlas maakt een groot, vrij heterogeen gewas met grote, vrij open pluimen. De gevoeligheid voor valse meeldauw was gemiddeld. De afrijping werd in september wat afgeremd en bij het dorsen op stam op 2 oktober moest het geoogste product nagedroogd worden. De bruto opbrengst na drogen was 3,8 ton/ha bij vroege en 2,2 ton/ha bij late zaai. Jessie Jessie maakte een kort, eerder fijn gewas met kleine pluimen. Jessie was gevoelig voor valse meeldauw en is duidelijk het vroegste ras. Het deegrijpe stadium werd bij de vroeg gezaaide planten al begin augustus bereikt. Door de droge weersomstandigheden in augustus kon er op

3 en 10 september rechtstreeks op stam gedorst worden. Dit zorgde voor iets minder onzuiverheden dan bij de oogst van de andere rassen. De bruto opbrengst na drogen bedroeg 3,6 bij vroege en 3,5 ton/ha bij late zaai. Pasto Pasto maakt een uniform kort, gedrongen gewas met donker blad en een compacte pluim. Het ras was zeer weinig gevoelig voor valse meeldauw: slechts enkele kleine bladplekjes werden gevonden. Pasto werd op 28 september gemaaid en in zwad gelegd. De vochtige nachten maakten dat dit zwad vrij vochtig bleef en het geoogst product op 2 oktober moest nagedroogd worden. De bruto opbrengst na drogen bedroeg 5,3 bij vroege en 2,9 ton/ha bij late zaai. Riobamba Riobamba werd slechts in 1 herhaling opgenomen in de proef. Het ras was eerder laat en gemiddeld gevoelig voor valse meeldauw. Besluit De (biologische) teelt van quinoa is een kans voor een beperkt aantal telers. In het droge voorjaar van 2015 was meermaals wiedeggen voldoende voor een goede onkruidbestrijding. In Wallonië zijn er positieve ervaringen met de rotatieve wiedeg. Schoffelen kan misschien nodig blijken in een regenachtig voorjaar. Voor de geteste rassen was een tijdige zaai in (begin) april bepalend voor de opbrengst. Daarnaast is een goede planning van de oogst een kritiek punt van de teelt. Jessie is een vroeg ras dat ondanks zijn gevoeligheid voor valse meeldauw een goede opbrengst behaalde, ongeacht zaai op 10 april of 13 mei. Ook de kans om op stam te kunnen dorsen was een pluspunt van dit ras. Bij de latere rassen Atlas en Pasto was maaien en nadien dorsen vanaf het zwad een vereiste. Om een droge oogst te verkrijgen gebeurt dit uit onze ervaring best vroeg, zeker voor half september. Pasto heeft bij een vroege zaai in begin april een hoger opbrengstpotentieel dan Jessie. Bij een late zaai in mei lijkt Jessie de beste keuze. Atlas en Riobamba toonden voorlopig weinig meerwaarde. Referenties De proef wordt in 2016 herhaald. Vragen over quinoa? Contacteer: Karel Dewaele Afdeling biologische productie E_ karel.dewaele@inagro.be T_051 27 32 58 Veronique De Mey Afdeling energie, biomassa en innovatie E_ veronique.demey@inagro.be T_051 27 33 90 Inagro werkt voor deze kennisontwikkeling omtrent quinoa samen met het bedrijf Quinobel, ILVO, PCG en provincie Vlaams-Brabant. Een gezamenlijk rapport is in opmaak. www.quinobel.be