Tekst SDU Publicatie pagina 1 van 7



Vergelijkbare documenten
52 «JA» Werkgeversaansprakelijkheid

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

NADERE INVULLING WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID VOOR VERKEERSONGEVALLEN VAN WERKNEMERS

Kluwer Online Research Bedrijfsjuridische berichten Verruiming van de zorgplicht en werkgeversaansprakelijkheid

Zaaknummers: VZ VERZ VZ VERZ beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in

De Bont sprak daarop zijn werkgever aan. De rechtbank wees de vordering af omdat het vervoer als woon-werkverkeer gezien werd.

Arbeidsomstandigheden. Congres Transport van Afval 5 februari 2015 Marjolein Gobes

ECLI:NL:RBROT:2015:6240

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

ECLI:NL:RBROT:2016:665

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

ECLI:NL:RBAMS:2016:4523

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

JAR 2012/ , /01, LJN BU9564

Welkom

ECLI:NL:RBMNE:2014:4759

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

Het effect van de Wnra op de schaderegeling. 7 november 2017 mr. J. (Jasper) W.F. Overtoom

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

Partijen zullen hierna [BETROKKENE] en [VERZEKERAAR] genoemd worden.

Rechtbank Amsterdam 15 april 2009; voetganger struikelt over uitstekend putdeksel.

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden.

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

Aansprakelijkheid bij Arbeidsongevallen

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

Datum 8 juni 2011 Onderwerp De op het goed werkgeverschap gebaseerde verzekeringsplicht

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. C.A. Koopman, secretaris)

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

ECLI:NL:RBMNE:2016:4975

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. R.A.

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

Hoge Raad, 12 januari 2001

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO VONNIS IN KORT GEDING

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 20 februari 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

schikking AFSCHRIFT RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT Handelsrecht Middelburg zaaknummer / rekestnummer: C/02/ / HA RK

VOORBEELD MODELOVEREENKOMST ALGEMEEN TUSSENKOMST Opgesteld door de Belastingdienst nr


1.2 [naam creditcardmaatschappij] heeft een op 4 februari 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

de coöperatie coöperatieve Rabobank Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest, gevestigd te Leiden, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

ECLI:NL:RBOVE:2017:2573

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter enl mr. R.G. de Kruif, secretaris)

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris)

de naamloze vennootschap Interbank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ter zake van een geschil tussen de besloten vennootschap R. EN D. B.V., hierna te noemen aanneemster, M. V., hierna te noemen: opdrachtgeefster,

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

Turbo-liquidatie en de bestuurder

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBSGR:2012:25827, Bekrachtiging/bevestiging

WERKGEVERSAANSPRAKLIJKHEID ARBEIDSONGEVALLEN. Bronneberg Advocaten heet u welkom. Mr. H.F.A. Bronneberg

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Beschikking van de meervoudige kamer in de rechtbank Almelo op het verzoek van:

Hoge Raad 23 november 2012, LJN: BX5880: als twee vechten om een been, mag de WAM-verzekeraar van de medeschuldenaar er mee heen?

ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5965

ECLI:NL:RBAMS:2017:3179

mr. A. Rutten-Roos, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, mr. F.J.H. Mijnssen en mr. F. Peijster.

Juridische aspecten van de behandeling van beroepsziektezaken. mr Veneta Oskam en Derk-Jan van der Kolk NIS, 16 mei 2013

Aansprakelijkheid in het algemeen en meer specifiek aansprakelijkheid van de wegbeheerder.

Verplichte deelneming directeur in pensioenfonds PGGM

ECLI:NL:RBOBR:2016:4015

ECLI:NL:GHSHE:2017:146

Aansprakelijkheid Scholen

De Commissie heeft partijen opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 12 maart 2012.

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015

ECLI:NL:RBROT:2016:3340

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlage(n); het verweerschrift van Rechtshulpverlener; de repliek van Consument.

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:RBLIM:2016:661

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Verzekeraar.

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

Transcriptie:

Tekst SDU Publicatie pagina 1 van 7 JA 2015120 Kantonrechter Rechtbank Oost-Brabant zp Eindhoven, 31-10- 2014, 3072845114-387, ECLI:NL:RBOBR:201 4:6522 Deelgeschil, Werkgeversaansprakelijkheid, Geen bewuste roekeloosheid, Zorgplicht werkgever Publicatie JA 2015 af]. 1 Publicatiedatum 05 febrtiari 2015 College Uitspraakdatum 31 oktober 2014 Rolnummer Rechter(s) Partijen Kantonrechter Rechtbank Oost-Brabani zp Eindhoven 3072845/14-387 UN ECLI:NL:RBOBR:2014:6522 mr. Roeterdink [Werknemer] te [woonplaats], verzoeker, gernachtigde: mr. T.G.M. Gersjes. tegen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [werkgeverj Nederland BV te [vestigingsplaats], verweerster, gemachtigde: rnr. M.J.P.M. van de Westerlo. Noot Trefwoorden Regelgeving» Samenvatting Partijen zullen hierna worden genoemd [werknemer] en [werkgever]. rnr. V. Oskarn Deel esch i 1, Werkoeversaansprakeli jkheid Geen bewuste roekeloosheid. Zorgp licht werkgever. BW Boek 6-162 BW Boek 6-173 BWl3oek7-611 BW Boek 7-65$ Rv- 1019w Rv- 1019aa Werknemer (medewerker houtzagerij) verlaat na overwerk in de avonduren het bedrijfsterrein samen met een collega. Kierbij klimmen zij over het stalen hek (2.30 meter hoog en met metalen punten) aangezien de toegangspoort al op slot zit en zij bij het verlaten van het bedrijfspand de sleutel niet hebben gevraagd van de (hiertoe aangestelde) sleutelhouder. Voor het hek geplaatste prullenbak (ca. 75 cm hoog) gebruiken ze als opstapje, zonder welk opstapje het hek te hoog zou zijn geweest om overheen te klimmen. Werknemer blijft met ringvinger hangen aan metalen punt en verliest zijn vinger, waarna gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Werknemer spreekt werkgever aan ex art. 7:658 BW (en gevaarzelling (art. 6:173 jo. 6:162 BW)) en op grond van goed werkgeverschap (art. 7:611 BW). In deelgeschil wordt de uansprakelijkheidsvraag (voor de werknemer positief) beantwoord. Ruime uitleg van het begrip in de uitoefening van de werkzaamheden. Geoordeeld wordt dat de zorgplicht van de werkgever zich uitstrekt over de directe werkomgeving en nauw verband houdt met de zeggenschap van de werkgever over de werkplek. Bij invulling van de zorgplicht acht de rechter van belang dat deze sitliatie zich vaker oordeed, het waarschuwen van de sleutelhouder meer tijd in beslag nam, de werkgever van deze praktijk 01) de hoogte was, het een ervaringsfeit is dat werknemers na het overwerk zo snel mogelijk naar huis willen, de aste prullenbak een opstapje vormde om het hek over te klimmen. Aldus oordeelt de rechter dat de werkgever ten tijde van het ongeval haar bedrijfsterrein niet zodanig had ingericht als rede1jkerwijs nodig was om te voorkomen dat een werknemer bij het verlaten van het terrein schade lijdt. Geen sprake van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Enige matiging van de kosten ex art. lol9aa Rv.» Uitspraak http ://www.legaïintelligence.com/documcnts/ 1 4496344?srcfrrn=bas... 20-8-2015

t...; rc d.) verlaten via de uitgang naar de parkeerplaats. Het bedrijfsterrein en de parkeerplaats zijn directe nabijheid van de poort, een paal met een metalen prullenbak (totale hoogte en. 75 cm.) bovenzijde eveneens voorzien van scherpe stalen punten. Op het bedrijfsterrein was. in de houtzagerij. gescheiden door een stalen hek van ongeveer 2.30 meter hoog met spijlen en aan de bovenzijde scherpe stalen punten. In het hek bevindt zich een toegangspoort van dezelfde hoogte, aan de heeft hij samen met zijn collega [R.] omstreeks 21.00 uur het bedrijfsterrein van [werkgever] Op 20 juni 2013 heeft hij vanaf ongeveer 20.00 uur overgewerkt. Toen hij daarmee klaar was 2.1. [Werknemer] is vanaf 1 september 2011 in dienst bij [werkgever] als medewerker 2. De feiten 1. Het verloop van de procedure http://www.legalintelligcncc.corn/documents/1 4496344?srcfrm=bas... 20-8-2015 medewerkers wel degelijk geïnstrueerd omtrent het verlaten van het terrein en heeft zij alle noodzakelijke maatregelen ter voorkoming van schade heeft getroffen. Zij heeft haar van bewust roekeloos gedrag van [\%erknerner]. Haar kan geen verwijt worden gemaakt, omdat uitoefening van het werk, maar nadat het werk was beëindigd. Voorts is de schade het gevolg 3.3. [Werkgever] voert gemotiveerd verweer. Zij voert aan dat de schade niet is geleden in de overschreden, zodat zij ook op die grond aansprakelijk is voor de schade. Tot slot heeft [werkgever] de norm van het goed werkgeverschap (art. 7:611 BW) daar, in de wetenschap dat deze gebruikt werd om over het hek te klimmen, heeft laten staan. met art. 6:162 3W), doordat zij de prullenbak/container heeft gesitueerd bij het hek en deze [Werkgever] heeft zich subsidiair schuldig gemaakt aan gevaarzetting (art. 6:173 in verbinding Inventarisatie en lvaluatie (Rl&E) van [werkgever]. [Werkgever] heeft onvoldoende neerzetten. [werkgever] bekend dat medewerkers regelmatig over de poort/het hek klommen. lr is geen [werkgever] daarvoor aansprakelijk is op grond van art 7:658 3W. [Werkgever] had ter gebleken, eenvoudig was. Zij had immers op die plaats geen afvalcontainer/prullenbak moeten waarschuwings- of verbocisbord op het hek geplaatst. Hij is ook niet bekend met een Risico maatregelen getroffen ter voorkoming van de schade die zich nu heeft gemaniïbsteerd, zodat voorkoming van schade maatregelen kunnen en moeten treffen hetgeen, zo is na het ongeval hij nooit gekregen. Ook is hem nooit verboden over het hek/de poort te klimmen. Het was bij om 20.00 uur nog open was. Specifieke instructies met betrekking tot de sleutelprocedure heeft de poort voor hen te openen; zij gingen ervan uit dat de pooti nog wel open zou zijn omdat deze Bij het verlaten van het bedrijfsterrein hebben [R.] en hij niet aan de sleutelhouder gevraagd om 3.2. [Werknemer] heeft daartoe het volgende aangevoerd. immateriële schade. Tevens verzoekt [werknemer] de kantonrechter de kosten van de procedure aansprakelijk is voor de door [werknemerj ten gevolge van het ongeval geleden materiële en van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor recht te verklaren dat [werkgever] te begroten en [werkgever] te veroordelen in deze kosten. 3.1. [Werknemer] verzoekt de kantonrechter bij wijze van deelgeschil ex artikel 1019w-lOl9cc 3. Het geschil Arbeidsomstandighedenwet is overtreden. brief van 19 december 2013 heeft bericht dat haar niet gebleken is dat de 1-let ongeval is door [werkgever] gemeld aan de Inspectie SZW (hierna: arbeidsinspectie) die bij Zonder gebruikmaking van de prullenbak is het niet mogelijk over het hek te klimmen. letsel opgelopen en is hij (deels) arbeidsongeschikt geworden. dat de ringvinger van zijn rechterhand volledig is afgescheurd. In het ziekenhuis bleek dat de naar beneden sprong, met een ring blijven haken aan een van de stalen punten, met als gevolg hand steun gezocht op de bovenkant van het hek en is, toen hij zich naar beneden liet vallen of prullenbak over het hek danwel de poort geklommen. Nadat [R.] over het hekwerk was geklommen, klom [werknemer] over de poort of het hek. [Werknemer] heeft daarbij met zijn vinger niet behouden kon worden. Als gevolg daarvan heeft [werknemer] blijvend lichamelijk geplaatst. Omdat de poort gesloten was, zijn [werknemerj en [R.] met gebruikmaking van de Tekst SDU Publicatie pagina 2 van 7

Tekst SDU Publicatie pagina 3 van 7 sleutelhouders aangewezen die in het bedrij1pand aanwezig zijn en, ingeval van een gesloten poort, medewerkers in- en uitlaten. Gelet op de constructie (ongeveer 2.30 meter hoog en met metalen punten) en het doel van het hek/de poort (het buiten houden van ongewenst bezoek), hoefue zij er niet op bedacht te zijn dat werknemers over het hek zouden klimmen. 1-let hek is juist enkele jaren geleden vervangen en verhoogd; aanvankelijk was het een hekwerk van gaas, aan de bovenzijde voorzien van een ronde metalen pijp. Dit gazen hekwerk is vervangen door het huidige, hogere hekwerk, voorzien van spijlen en aan de bovenzijde voorzien van scherpe punten. Zij betwist uitdrukkelijk dat zij wist dat er over het hek/de poort geklommen werd. Dat haar geen verwijt kan worden gemaakt blijkt ook uit de conclusie van de arbeidsinspectie. Tot slot verzet zij zich tegen de declaratie van de gemachtigde van [werknemer]. 4. De beoordeling Is de schade in de uitoefening van het werk opgetreden? 4.1. De eerste vraag is kennelijk de mening toegedaan dat dit niet het geval was nu [werknemer] en zijn collega hun werkzaamheden ten tijde van het ongeval hadden beëindigd en op weg waren naar huis. Het begrip in de uitoefening van zijn werkzaamheden, zoals opgenomen in artikel 7:658 BW, dient volgens vaste rechtspraak echter ruim te worden uitgelegd in die zin, dat de zorgplicht van de werkgever zich uitstrekt over de directe werkomgeving en nauw verband houdt met de zeggenschap van de werkgever over de werkplek. [noot: II In het onderhavige geval heeft de schade zich voorgedaan op het terrein van [werkgever] terwijl haar medewerker, [werknemer], bezig was het terrein te verlaten. 1-loewel [werknemer] niet aan het werk was, is voldoende vast komen te staan dat de schade is opgetreden in de uitoefening van het werk als bedoeld in art. 7:658 lid 2 BW dan wel in voldoende verband staat tot de uitoefening van de werkzaamheden. of het ongeval is gebeurd in de uitoefening van het werk. [Werkgever] is Aansprakelijkheid op grond van artikel 7:658 BW? 4.2. [Werknemer] baseert zijn vordering primair op 7:658 BW. Op grond van het bepaalde in lid 1 van dit artikel is de werkgever verplicht de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden, alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerw ijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Ingevolge lid 2 van dit artikel is de werkgever jegens de werknemer aansprakelijk voor de schade die de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij hij aantoont dat hij de in lid 1 genoemde verplichtingen is nagekomen bewuste roekeloosheid van de werknemer. Met artikel 7:658 BW is niet beoogd een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen het gevaar van ongevallen die hem bij de uitoefening van zijn functie kunnen overkomen. ait of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of 4.3. [Werkgever] verweert zich tegen de bovenomschreven aansprakelijkheid met de stellingen dat er sprake is van opzet/bewuste roekeloosheid aan de zijde van [werknemer] en dat zij haar zorgplicht als werkgever als bedoeld in lid 1 van dit artikel is nagekomen. Volgens vaste rechtspraak is het daarbij aan de werkgever, dus aan [werkgever], om voldoende feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die deze conclusies rechtvaardigen. 4.4. Voor het aannemen van opzet van [werknemer] heeft [werkgever] onvoldoende gesteld. Niet gesteld is immers dat de wil van [werknemer] was gericht op het veroorzaken van enige schade. Van bewuste roekeloosheid aan de zijde van [werknemer] is naar het oordeel van de kantonrechter evenmin gebleken. Daarvan is pas sprake, indien de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddel]ijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest [noot:2]. [Werkgever] heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld, waaruit blijkt dat [werknemer] zich daadwerkelijk bewust is geweest van het roekeloze karakter het klimmen over het hek. De enkele omstandigheden, dat het ging om een hoog hek met scherpe stalen punten en dat [R.] [werknemer] nog heeft gewaarschuwd dat hij moest oppassen voor zijn broek bij het klimmen over de poort. zijn daartoe onvoldoende, Daaruit volgt immers nog niet dat [werknemer], toen hij over het hek klom, zich van het roekeloze karakter van zijn handelen an http://www.legalintelligence.com/documents/l 4496344?srcfrmbas... 20-8-2015

aansprakelijk is, geldt als gezegd waarborg te scheppen voor de bescherming tegen gevaar. De werkgever dient die maatregelen als uitgangspunt dat dit artikel niet beoogt een absolute Bij de beantwoording van de vraag of de werkgever op de voet van artikel 7:658 BW de weg van de werkgever om te stellen en zo nodig te bewijzen dat hij zijn verplichtingen als 7:658, eerste lid BW omschreven zorgplicht. Ingevolge het tweede lid van dat artikel liet het op 4.5. Vervolgens dient te worden beoordeeld of [werkgever] heeft voldaan aan haar in artikel daadwerkelijk bewust was. Aan bewijsievering, door [werkgever] overigens slechts in heel algemene zin aangeboden, komt de kantonrechter daarom niet toe. bedoeld in lid 1 van dat artikel is nagekomen. http://www.legalintclligence.com/docurncnts/ 144963 44?srcfrrnbas... 20-8-2015 niet zodanig had ingericht als redelijkerwijs nodig was om te voorkomen dat een werknemer bij Een en ander leidt tot de slotsom dat [werkgever] ten tijde van het ongeval haar bedrijfsterrein vaststaat is het zonder gebruikmaking van de prullenbak niet mogelijk over het hek/de poort te klimmen. gebruikmaking van de onderhavige prullenbak, overheen te klimmen. Naar tussen partijen haar bedrijfsterrein had gesitueerd (in de directe nabijheid van de poort) diende zij, in staan, zich door de constructie van het hek niet zou laten weerhouden om daar, met te houden met de mogelijkheid dat een werknemer die voor een gesloten pooit zou komen te aanmerking genomen het eerder genoemde tijdsbeslag en ervaringslèit, redelijkerwijs rekening Gelet op de plaats waar [werkgever] ten tijde van het voorval de onderhavige prullenbak op incident aan [R.] was gegeven. sleutelbeleid, doet daaraan onvoldoende af, evenmin als de waarschuwing die na het eerdere inclusief [werknemer] geïnstrueerd waren over, althans bekend waren met het geldende Gelet op deze feiten en omstandigheden diende [werkgever] er redelijkerwijs rekening mee te houden dat een werknemer, indien hij na het verrichten van overwerk voor een gesloten poort komt te staan, niet de moeite neemt alsnog de sleutelhouder te 4aarschuwen, gezien het verrichten van overwerk in het algemeen zo snel mogelijk huiswaarts zal willen gaan. De door [werkgever] gestelde doch door [werknemer] betwiste omstandigheid. dat alle werknemers tijdsbeslag dat daarmee gemoeid kan zijn en het ervaringsfeit dat een werknemer na het voorgedaan waarbij [R.] over de poort was geklommen. Tot slot is door [werkgever] niet weersproken dat zich reeds een eerder incident had geplaatst. van de poort een vaste prullenbak op een metalen paal met een totale hoogte van ca. 75 cm. was Voorts staat vast, dat ten tijde van het voorval op het bedrijfsterrein en in de directe nabijheid een en ander is door [werkgever] niet voldoende gemotiveerd weersproken. [Werknemer] heeft deze stellingen herhaald bij gelegenheid van de mondelinge behandeling en de werknemer terug gaan naar de bedrijfshal en aldaar op zoek gaan naar de sleutelhouder die alvorens zich naar de poort te begeven. Indien men dan toch voor een gesloten poort komt moet Hiermee kan in totaal ongeveer 10 minuten gemoeid zijn. bedrijfsterrein open was en/of dat een werknemer vergeet eerst naar de sleutelhouder te gaan vervolgens met de betreffende werknemer moet meelopen naar het hek om de poort te openen. dat het regelmatig is voorgekomen dat de pooil ook s avonds bij het verlaten van het 4.7. Uit de schriftelijke verklaringen van [werknemer] en [R.1 (prod. 3 bij verzoekschrift) blijkt. voldaan. Dat oordeel steunt op de volgende overwegingen. de werknemer schade lijdt. Aan die zorgplicht is naar het oordeel van de kantonrechter niet [werkgeverj rustende zorgplicht meebrengt dat zij haar bedrijfsterrein, en dus ook de omheining daarvan, zodanig dient in te richten als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat 4.6. In het licht van voormelde maatstaf kan allereerst worden vastgesteld, dat de op nemen veiligheidsmaatregelen. [noot:3] de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en de mate van bezwaarlijkheid van de te te nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat van de werkgever mag worden verwacht, hangt al van de omstandigheden van het geval. In dat kader is onder meer van belang met welke mate van waarschijnlijkheid de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen (kunnen) ontstaan, Tekst SDU Publicatie pagina 4 van 7

Tekst $DU Publicatie pagina 5 van 7 het verlaten van het terrein schade lijdt. [Werkgever] is daarom aansprakelijk voor de gevolgen van het [werknemer] overkomen ongeval. 4.8. De gevraagde verklaring voor recht, dat [werkgever] toerekenbaar tekort is geschoten jegens [werknemer] op grond van artikel 7:658 3W, kan worden gegeven. Kosten procedure 4.9. Tot slot resteert de verzochte kostenbegroting. [Werknemer] heeft verzocht deze kosten te begroten op een bedrag van 2.882,69 (inclusief btw, kantoorkosten en griflierecht). Deze begroting is gebaseerd op een uurtarief van 265,= en acht uren werktijd alsmede 1,5 uur reistijd (tegen 50% van het tarief). [Werkgeveri heeft verweer gevoerd tegen het gehanteerde uurtariet het aantal uren en de kantoorkosten. Zij acht drie uren redelijk. Als kantoorkosten acht zij een percentage van 5% redelijk. 4. 10. Artikel 10 1 9aa Rv. bepaalt dat de rechter in de beschikking de kosten begroot die gemoeid zijn met de behandeling van het verzoek aan de zijde van de persoon die schade door dood of letsel lijdt en dat de rechter daarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW in aanmerking neemt. Daarbij geldt een dubbele redeljkheidstoets: het dient redelijk te zijn dat deze kosten zijn gemaakt en de hoogte van deze kosten dient eveneens redelijk te zijn (MvT, Kamerstukken 11, 2007-2008, 31 518, nr. 3, p. 18). 4. 11. Gelet op de omvang en het belang van deze zaak acht de kantonrechter zes uren ter voorbereiding van de zaak, waaronder begrepen het opstellen van het verzoekschrift, liet overleggen met cliënt en voorbereiding van de mondelinge behandeling redelijk. De reistijd van de gemachtigde van [werknemer] wordt, nti hij op loopafstand van het gerechtsgebouw te Eindhoven kantoor hoitdl beperkt tot een halfuur (tegen 50% van liet gebruikelijke uurtarief). 1-let uurtarief wordt vastgesteld op 235, exclusief btw en inclusief kantoorkosten. Vermeerderd met het verschuldigcle griftierecht (C 77,j worden de totale kosten dan begroot op C 2.422,89. 5. De beslissing De kantonrechter: verklaart voor recht, dat [werkgever] aansprakelijk is voor de materiële en immateriële schade van [werknemer] ten gevolge van het toerekenbaar tekortschieten van [werkgever]; begroot de kosten als bedoeld in art. 101 9aa Rv. op een bedrag van 2.422,89 en veroordeelt [werkgever] tot betaling van die kosten aan [werknemer].» Noot 1. Inleiding Bij de bespreking van dit deelgeschil zal ik een aantal deelondenverpen aanstippen. In de eerste plaats sta ik stil bij de vraag of de onderhavige situatie, waarbij het ongeval weliswaar plaatsvond op het bedrijfsterrein, namelijk binnen (ofjuister: op) de toegangspoort van het bedrijf in kwestie doch de feitelijke werkzaamheden wel ten einde waren gekomen, zich kwalitïceert als een ongeval in de uitoefening van de werkzaamheden ex art. 7:658 BW, dan wel als woon-werkverkeer en hiermee niet langs de band van art. 7:658 3W of art. 7:611 BW dient te worden beoordeeld. Vervolgens bespreek ik de inhoudelijke toetsing van de rechter waar het de beoordeling van de zorgplicht betreft. Ik sluit af met enige opmerkingen over het beroep van de werkgever op opzet/bewuste roekeloosheid van cle werknemer. 2. In de uitoefening van de werkzaamheden? De werknemer in kwestie bevond zich ten tijde van liet ongeval strikt genomen nog op het bedrijfsterrein. De vraag doet zich echter voor of dit voldoende is om aan te nemen dat de schade heeft plaatsgevonden in de uitoefening van de werkzaamheden. Feitelijk, en hierover twisten partijen ook niet, waren de werkzaamheden immers afgerond en was de betrokken werknemer op weg naar huis. Aangezien de toegangspoort al in het slot was gedraaid, en de betreffende werknemers geen zin meer hadden om terug te lopen voor de sleutel(bewaarder), maakten zij de (onverstandige) keuze om over liet hek heen te klimmen. De rechter lost deze vraag op (r.o. 4. 1) door aan te geven dat dit begrip overeenkomstig vaste rechtspraak ruim dient te worden uitgelegd in die zin, dat de zorgplicht van de werkgever zich tutstrekt over de directe http://www.legalintelligence.com/docurncnts/ 144963 44?srcfrm=bas... 20-8-2015

ondanks benadert hoewel en dient heeft waar ten en zich is en Tekst SDU Publicatie pagina 6 van 7 werkomgevmg en nauw verband houdt met de zeggenschap van de werkgever over de werkplek. Hiertoe verwijst de kantonrechter onder meer naar HR 30 november 2011 (Knoppen/NCM, «JA» 2008/3 1, m.nt. E. Van Orsouw en J. Potharst, waar de 1 toge Raad inderdaad voorop stelt dat dit vereiste ruim dient te worden uitgelegd (doch in de onderhavige kwestie wel sprake was van woon-werkverkeer). Hoewel de zorgplicht en het vereiste dat de schade door de werknemer is geleden in de uitoefening van zijn werkzaamheden rtiim moet worden uitgelegd, geldt dat ongevallen die zich hebben voorgedaan op (de) weg van werknemers van huis naar werk of andersom niet onder de reikwijdte van art. 7:658 BW vallen. Zie bijvoorbeeld HR 12 januari 2001, NJ 2001, 253 (Vonk/Van der Hoeven), HR 9augustus2002, iv] 2004, 235 (Dc Bont/Otukiiallen), alsmede het door de kantonrechter aangehaalde arrest KnoppenfNCM. Wanneer niet aan de vereisten van art. 7:658 BW is voldaan, kan een werkgever toch aansprakelijk zijn jegens de werknemer voor diens schade en wel op grond van redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW), alsmede de verplichting uit hoofde van goed werkgeverschap (art. 7:611 13W), zoals uiteengezet door T. Hartlief, Vergoeding van urbeidsgerelateerde schade anno 2013, A V&S april 2013, afi. 2, p. 35-53. Hierbij is de alelopen jaren in de genoemde jurisprudentie aan de orde gesteld of woon-werkverkeer al dan niet als (voldoende) werkgerelateerd dient te worden aangemerkt om onder het bereik van art. 7:611 13W te vallen. Algemene lijn in de jurisprudentie is dat ongevallen tijdens privéverkeer, waaronder het woon-werkverkeer valt, buiten de verantwoordelijkheid van de werkgever vallen, zoals volgt uit het arrest Gündogdü/frans Mulder Fastfood (1-IR 19 december 2008, «JA» 2009/21. m.nt. A.R. Flouweling). Een uitzondering op de regel dat woon-werkverkeer in beginsel dient te worden aangemerkt als privéverkeer, doet zich voor als het woon-werkverkeer van een werknemer kan worden gekwalificeerd als vervoer dat op één lijn is te stellen met vervoer dat plaatsvindt krachtens de verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst en in het kader van de voor de werkgever uit te voeren werkzaamheden. Of daarvan sprake is, dient te worden beoordeeld aan de hand van de specifieke omstandigheden van het geval ( Vonk Van der Hoc ven, Dc Bont/Oudenallcn, Knoppcn/NCM). In de onderhavige kwestie laat de kantonrechter zich niet (expliciet) uit over de vraag of sprake is van woon-werkverkeer. Onduidelijk is of de werkgever hij wel heeft betwist dat de schade is geleden in de uitoelëning van het werk nu het werk was beëindigd hier in haar verweer op heeft beroepen. De omstandigheid dat het de werkgever in kwestie is die de zeggenschap heeti over de inrichting (en hiermee de veiligheid) van het bedrijfsterrein en het de werkgever is die eerdere klimincidenten besloten de prullenbak te laten staan bij de toegangspoort, lijkt niet expliciet benoemd grondslag te liggen aan de beslissing de beoordeling onder het bereik van art. 7:658 BW te laten vallen. Hoewel dit niet onlogisch lijkt en valt te passen in de lijn van de jurisprudentie, was een andere beslissing ook denkbaar geweest. Hierbij wijs ik bijvoorbeeld op een recent arrest van het Hof Amsterdam van 26 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:20l4:3540). Een werknemer reed met motor de bedrijfsparkeergarage in, waarbij onverwachts de garagedeur omlaag kwam en de werknemer gewond raakte. Het hof oordeelde. anders dan de kantonrechter in de onderhavige zaak, dat aldaar nog geen sprake was van het uitoefenen van de werkzaamheden, doch het inrijden in de parkeergarage diende te gelden als woon-werkverkeer. Aansprakelijkheid werd niet aangenomen. Het is mijns inziens de vraag ofde beide (feitelijke) situaties daadwerkelijk zoveel van elkaar verschillen dat dit een afwijkende juridische kwalificatie rechtvaardigt. In beide gevallen begaf men zich immers op weg naar huis, respectievelijk werk, en bevond men zich (nog) niet op de openbare weg. 3. Voldaan aan de zorgplicht? Waar het de inhoudelijke beoordeling van de zorgplicht van de werkgever betreft, merk ik het volgende op. Hoewel de kantonrechter expliciet aangeeft (r.o. 4.5) dat de werkgeversaansprakelijkheid ex uit 7:658 BW niet beoogt een absolute waarborg te scheppen voor de bescherming tegen gevaar hiermee dus een schuldaansprakelijkheid en geen risicoaansprakelijkheid is, de onderhavige beoordeling een risicoaunsprakelijkheid wat mij betreft we] heel dicht. Weliswaar geeft de kantonrechter aan dat de zorgplicht de vraag wat van een werkgever mag worden verwacht te worden ingevuld aan de hand van alle omstandigheden van het geval, doch vervolgens worden de door de werkgever aangevoerde omstandigheden tamelijk snel terzijde geschoven. Aardig in lijn met de toenemende tendens hiertoe (HR 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3519) te zien dat de kantonrechter ook bij de beoordeling van een werkgeversaansprakelijkheid de kelderluikcriteria http://www.legalintelligcnce.com/documents/144963 44?srcfrrn=bas... 20-8-2015

meer naar bij had met alsnog de wanneer te bij achteraf op Tekst SDU Publicatie pagina 7 van 7 van stal haalt(r.o. 4.5). Dit valt wat mij betreft toe te juichen, want juist met deze criteria heeft men meer instrumenten in handen om de noodzakelijkheid en realiteit van wellicht te vergen aanvullende maatregelen te toetsen. Dit voorkomt een (te) theoretische toetsing die (te) snel tot (werkgevers)aansprakelijkheid leidt, waarbij het in voorkomende gevallen voor een werkgever welhaast onmogelijk zal blijken te zijn zodanige maatregelen te treffen dat wordt geoordeeld dat aan de zorgplicht ex art. 7:658 BW is voldaan. In de onderhavige situatie pakt deze toets aan de kelderluikcriteria echter anders uit. Met name de oordeel van de kantonrechter verwachten onvoorzichtigheid (men wil snel naar huis en zal dus de sleutel niet gaan halen maar de snelste route kiezen), hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen kunnen ontstaan (welke kans hier tamelijk groot lijkt), alsmede de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen maatregelen (verwijderen/verplaatsen prullenbak die als opstapje dient) leiden tot aansprakelijkheid. De verweren van de werkgever dat de werknemers geïnstrueerd zijn bij gesloten poort de sleutel te halen, hiertoe sleutelhouders zijn aangewezen, zij er niet op bedacht behoefde te zijn dat de werknemers over dit verhoogde hek zouden klimmen, worden terzijde geschoven. Dit blijkbaar vooral op basis van de vaste praktijk waarover de betrokken werknemer(s) schriftelijk en tijdens de mondelinge behandeling hebben verklaard. Hier de werkgever zich niet in dergelijke feiten kon vinden de werkgever er wellicht verstandig aan gedaan deze stellingen meer gemotiveerd te betwisten en hierbij tevens aan te voeren dat nu hiermee juist de voor de beoordeling relevante feiten niet vaststaan onderhavige kwestie zich niet leent voor behandeling in deelgeschil. In het overzichtsartikel van L.C. Hogeling, Bewijsvoering in deelgeschilprocedures, TvP 2014, 2, p. 48-5 1, worden de grenzen hiertoe geïnventariseerd. Bewijsievering door middel van een voorlopig getuigenverhoor had voldoende betwisting in de rede gelegen. 4. Opzetlbewuste roekeloosheid? Dan beroept de werkgever zich nog op opzet/bewuste roekeloosheid. Een dergelijk verweer lijkt gebreke van hiertoe concreet aan te voeren (en te bewijzen) stellingen voorhand kansloos. Uit vaste rechtspraak volgt immers dat van bewuste roekeloosheid eerst sprake is wanneer de werknemer zich, tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging, van het roekeloos karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest (1-IR 20 september 1996. NY 1997, 198 (Potlemans/Hoondert), [IR 11 september 1998, NJ 1998. 870 (run der Wie//Philips) en IIR 1 februari 2008. RvdW 2008, 176 (Maasman/Ak:o). De werkgever had beter haar pijlen (meer) kunnen richten op betwisting van toepasselijkheid van art. 7:658 BW onder verwijzing naar bovengenoemde discussie woon-werkverkeer, dit teneinde beoordeling langs de band van art. 6:162 BW (gevaarzetting) of (desnoods) 7:611 BW een beroep te kunnen doen op de reguliere eigen schuld van betrokkene. Dat het onverstandig is om over een dergelijk hoog hek (met punten) te klimmen, lijkt evident. Naast het nu gerealiseerde gevaar, is bovendien een algemeen valgevaar of verstuik/verstapgevaar bij het neerkomen evident, eerdere waarschuwingen waren gegeven evenals andersluidende instructies. Dit lijkt mij voldoende om een (fors) gedeelte eigen schuld ex art. 6:101 BW in te vullen. mr. V. Oskam, advocaat bij Van Traa Advocaten te Rotterdam» Voetnoten [1] Zie: www.rechtspraak.nl; zoeken in uitspraken ; ECLI:NL:HR: l999:ad2996; LCLI:NL:HR:2007:BB6 178. [21 Zie: ECLI:NL:FIR: 1996:ZC2142; ECL1:L:tIR: 1998:ZC2702; ECLI:NL:G1 ISI [E:2014: 1634. [3] Zie: ECLI:NL:KR:2005:AU3313. http://www.1ega1intc11igence.com/documcnts/1 4496344?srcfrrn=bas... 20-8-2015