Rolnummer: 16 Nummer van het arrest: A2 van 21 november 2000 ARREST

Vergelijkbare documenten
Rolnummer: 15 Nummer van het arrest: A2 van 23 januari 2001 ARREST

Rolnummer: 21 Nummer van het arrest: A2 van 28 november 2002 ARREST. De Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën,

Rolnummer : 17 Nummer van het arrest : A3 van ARREST. De Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Landsverdediging,

Rolnummer: 12 Nummer van het arrest: A2 van ARREST

Rolnummer : 27 Nummer van de administratieve afsluiting: A1 van 4 oktober 2006

Rolnummer: 28 Nummer van de administratieve afsluiting: A1 van 13 juni 2006

ARREST. De Provincie Vlaams-Brabant, vertegenwoordigd door de Bestendige Deputatie in de persoon van de gouverneur,

Rolnummer Arrest nr. 86/2004 van 12 mei 2004 A R R E S T

ARREST. De Belgische Staat, Federale Overheidsdienst Financiën, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën, ( )

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 704 van het Gerechtelijk Wetboek, gesteld door het Arbeidshof te Antwerpen.

Hof van Cassatie van België

Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Turnhout

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

Rolnummer Arrest nr. 79/2006 van 17 mei 2006 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 62/2012 van 3 mei 2012 A R R E S T

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter F. Debaedts en de rechters-verslaggevers L.P. Suetens en P. Martens, bijgestaan door de griffier L.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

(B.S, 10/06/2003, p ) Tekst geconsolideerd door het coördinatiebureau: versie toepasselijk vanaf 02/04/2014

Hof van Cassatie van België

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Arbeidshof te Brussel

Rolnummer Arrest nr. 93/98 van 15 juli 1998 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 80/2007 van 16 mei 2007 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

RAAD VAN STATE, AFDELING ADMINISTRATIE. A R R E S T. nr van 8 juli 2004 in de zaak A /XII-662.

Hof van Cassatie van België

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

DE BURGERLIJKE RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG, ZITTING HOUDENDE TE HASSELT, ELFDE KAMER, HEEFT HET VOLGENDE VONNIS UITGESPROKEN:

Hof van Cassatie van België

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter A. Alen en de rechters-verslaggevers E. Derycke en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier F.

Hof van Cassatie van België

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Hof van Cassatie van België

6tt161. 4fi HET HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL. zetelend in burgerlijke zaken, na beraad, wijst volgend arrest

Instelling. Onderwerp. Datum

Gehoord de uiteenzetting van appellante en haar raadsman ter zitting; Gelet op de neergelegde stukken en het grievenschrift van appellante.

VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in. de persoon van de Minister-President, met kabinet gevestigd te

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 8 MAART de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 24/2012 van 16 februari 2012 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

KAMER VAN BEROEP GESUBSIDIEERD OFFICIEEL ONDERWIJS BESLISSING. Nr. GOO/2017/214/(...)

Hof van Cassatie van België

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING. Nr. GO/2010/28. Inzake :Verzoeker, wonende te, bijgestaan door Mter M. D.

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2013/10/ / 3 JULI 2013

Hof van Cassatie van België

KAMER VAN BEROEP GEMEENSCHAPSONDERWIJS BESLISSING GO/2012/06/ / 3 JULI Inzake :..., wonende te, bijgestaan door, advocaat te,

Arbeidshof te Brussel

Hof van Cassatie van België

Burgerlijke rechtbank van de Rechtbank van eerste aanleg Leuven

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ARREST VAN HET HOF 24 februari 1988 *

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

VONNIS. De Correctionele Rechtbank van het arrondissement HASSELT, 16 kamer, heeft het volgende vonnis uitgesproken : INZAKE

Arbeidshof te Brussel

12 AUGUSTUS Koninklijk besluit houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid.

Hof van Cassatie van België

Hof van beroep Antwerpen

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 18/2002 van 17 januari 2002 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 200/2006 van 13 december 2006 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 26/2014 van 6 februari 2014 A R R E S T

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

ECLI:NL:RBARN:2008:BD8513

Hof van Cassatie van België

ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN Zitting van 12 juni De Heer A en Mevrouw B, beiden woonachtig te XXX, XXX.

Hof van Cassatie van België

Rolnummer Arrest nr. 68/2016 van 11 mei 2016 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

KOP. Rechtbank ta n eerste aanleg Vil/c;st.-Vf a1 1ti if'<e?r &tfi te b BrQJ tw o

0377/08/N Tuchtcommissie van 3 februari 2009 (definitieve beslissing)

Hof van Cassatie van België

Vonnis van de Rechtbank van eerste aanleg van Leuven dd. 4 maart Rol nr A - Aanslagjaar 1994

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Transcriptie:

REKENHOF Nederlandse Kamer Rolnummer: 16 Nummer van het arrest: 1.259.302 A2 van 21 november 2000 ARREST INZAKE: De Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Financiën,, voor wie optreedt, Gewestelijk directeur... TEGEN: L., gedagvaard als ontvanger van het ontvangkantoor der domeinen... NA BERAAD WIJST HET REKENHOF VOLGEND ARREST Gelet op de elementen van de procedure, inzonderheid: de rekening van de rekenplichtige, zoals afgesloten door het Rekenhof bij arrest van 18 augustus 1997 (kenmerk 1.259.302 A1);

de dagvaarding van 15 september 2000, op 20 september neergelegd op de griffie van het Rekenhof en het dossier tot staving neergelegd op 28 augustus 2000; de memorie van de eisende partij, neergelegd ter griffie op 28 augustus 2000, de memorie van de verwerende partij, neergelegd tijdens de openbare zitting van 3 oktober 2000. Overwegende dat de vordering er volgens de dagvaarding toe strekt gedaagde te horen veroordelen tot de terugbetaling van 50.000 BEF, zijnde het bedrag van het vastgestelde tekort, alsook tot het betalen van de kosten overeenkomstig de artikelen 1018 tot 1022 en 1024 van het Gerechtelijk Wetboek; Overwegende dat uit het onderzoek van het voorgelegde dossier is gebleken dat bij het opstellen van de maandelijkse zegeltoestand op 29 april 1994 werd vastgesteld dat 100 fiscale zegels van 200 BEF en 100 fiscale zegels van 300 BEF ontbraken; dat het tekort zou zijn ontstaan ingevolge een materiële vergissing begaan door een medewerker die instond voor de zegelverkoop; Overwegende dat eiser van oordeel is dat de verweerder geen kwijting kan worden verleend voor het geldverlies overeenkomstig artikel 67 van de gecoördineerde wetten op de rijkscomptabiliteit; omdat hij niet alle door de reglementering voorgeschreven voorzorgsmaatregelen heeft genomen en zich niet kan beroepen op overmacht aangezien hem een zeker gebrek aan toezicht en controle kan worden verweten ten aanzien van zijn medewerker, verantwoordelijk voor de zegelverkoop, optredend onder rechtstreeks toezicht van de rekenplichtige; Overwegende dat verweerder in een eerste middel aanvoert dat de dagvaarding enkel verwijst naar artikel 67 van de gecoördineerde wetten van de rijkscomptabiliteit; dat dit artikel het uitsluitend heeft over kwijting van de rekenplichtige in geval van diefstal van gelden, terwijl de dagvaarding laat uitschijnen dat in voormeld artikel tevens melding wordt gemaakt van geldverlies; dat in de verslagen van de inspecteur en de directeur over deze zaak nergens sprake is van diefstal; Overwegende dat verweerder in een tweede middel aanvoert in strijd met de interne richtlijnen ter zake (instructie Comptabiliteit, 654, blz. 716/2) niet de gelegenheid te hebben gehad om in alle vrijheid, door middel van een aanvullende rechtvaardigende memorie, de motieven te weerleggen welke het Hof (Rekenhof) voor een eventuele veroordeling denkt in overweging te moeten nemen; dat volgens de administratie alleen het Rekenhof eventueel vermindering of kwijtschelding kan toestaan; dat om die redenen de verweerder zich verplicht zag zich te laten dagvaarden, hetgeen extra kosten met zich meebrengt;

Overwegende dat verweerder in een derde middel aanvoert wel de nodige voorzorgen te hebben genomen bij de levering van de fiscale zegels; dat de door de Algemene Zegelwerkplaats geleverde pakketten fiscale zegels niet werden geteld bij de levering maar slechts werden geopend volgens de noodwendigheden van de dienst, d.i. naargelang de reeds geopende pakketten uitverkocht geraken; dat deze handelwijze strookte met de hem gekende richtlijnen, m.n. instructie Comptabiliteit 622, 623 en 624; Overwegende dat verweerder als vierde middel opwerpt dat nergens is voorzien hoe hij toezicht en controle in praktijk moet uitoefenen op zijn medewerkers; dat niet kan worden verondersteld dat hij de ganse tijd naast zijn loketmedewerker staat en alles wat hij doet, natelt; dat hij ook eigen werk heeft, moet telefoneren of vergaderen; Overwegende dat de verweerder bovendien een aantal verzachtende omstandigheden in overweging geeft aan het Hof; dat hij is benoemd als ontvanger van het kantoor der domeinen op, en dat dertien jaar later voor het eerst dergelijke geldelijke vergissing gebeurt; dat het kantoor gemiddeld een omzet van 5 miljard BEF per jaar realiseert, wat op dertien jaar zo n 65 miljard BEF betekent, dat de vergissing van 50.000 BEF dus slechts 0,00076 % is van zijn beheer tot op heden; dat hij begrijpt dat het Hof en zijn administratie in dergelijke aangelegenheden moeten streng optreden om mogelijke misbruiken te voorkomen, doch anderzijds meent dat uit voorgaande alinea duidelijk mag blijken dat hier van misbruik geen sprake kan zijn; dat hij ter zake durft verwijzen naar het verslag van de inspecteur van en het naschrift van de directeur van, documenten die beiden werden neergelegd op de griffie van het Rekenhof op 28 augustus 2000; dat rekenplichtigheid een zware verantwoordelijkheid inhoudt, zeker in een periode waar de werkdruk steeds toeneemt en het personeelsbestand evenredig afneemt; dat het in huidige omstandigheden voor elke rekenplichtige onmogelijk is alles te controleren, zodat hij of zij in feite door de medewerkers wordt gegijzeld ; dat een fout met financiële gevolgen elke dag kan voorkomen en een voortdurende bedreiging voor de rekenplichtige vormt; Overwegende dat de wet van 15 mei 1846 op de comptabiliteit van de Staat enkel in het Frans werd gestemd, bekrachtigd, afgekondigd en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 mei 1846, en dat een Nederlandse tekst ervan totnogtoe geen kracht van wet heeft; dat artikel 11, eerste lid, van deze wet zoals bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 19 mei 1846, luidt als volgt: Tout receveur, caissier, dépositaire ou préposé quelconque chargé des deniers publics, ne pourra obtenir décharge d'un vol ou perte de fonds, s'il n'est justifié qu'il est l'effet d'une force majeure, et que les précautions prescrites par les règlements ont été prises. ;dat artikel 11, eerste lid, van de Nederlandstalige vertaling van deze wet,

zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 19 december 1929 luidt als volgt: Geen ontvanger, kashouder, bewaarder of welk aangestelde ook met het beheer van rijksgelden belast, kan ontlasting wegens diefstal of verlies van gelden bekomen, tenzij bewezen wordt dat zulks wegens overmacht geschied is, en dat de door de verordeningen opgelegde voorzorgen genomen zijn. ; dat bij de publicatie in het Belgisch Staatsblad van 19 december 1929 van de Nederlandse tekst van de bepalingen betreffende o.a. de comptabiliteit van de Staat uitdrukkelijk wordt bepaald dat behalve voor de sinds 18 april 1898 herziene artikelen, alleen de Franse tekst van die wetten geldt om de moeilijkheden op te lossen die omtrent de betekenis van een bepaling mochten oprijzen; dat in de Nederlandstalige tekst van artikel 67 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd door het koninklijk besluit van 17 juli 1991 en zoals gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1991, weliswaar de bepaling of verlies is weggevallen; dat uit het voorgaande blijkt dat de wetgever de bedoeling heeft gehad met artikel 11 van de wet van 15 mei 1846 de voorwaarden te stellen voor het verlenen van kwijting aan een rekenplichtige in geval van diefstal en verlies van gelden; dat het koninklijk besluit van 17 juli 1991 tot coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit een wettelijke bepaling niet kan wijzigen; Overwegende dat bijgevolg het eerste middel van de verweerder niet kan worden Overwegende dat verweerder in zijn tweede middel stelt dat een interne richtlijn, m.n. instructie Comptabiliteit, 654, niet werd nageleefd; dat deze richtlijn luidt als volgt: De rekenplichtige wordt door het Rekenhof rechtstreeks ingelicht omtrent de tekortkomingen welke het Hof, na een eerste onderzoek van het dossier en van het daarbij behorend verweerschrift, oordeelt ten zijnen laste te moeten weerhouden. De rekenplichtige heeft aldus de gelegenheid om in alle vrijheid, door middel van een aanvullende rechtvaardigende memorie, de motieven te weerleggen welke het Hof voor een eventuele veroordeling denkt in overweging te moeten nemen ( ) ; dat de aldus weergegeven werkwijze is achterhaald want dateert van de periode tijdens dewelke de procedure voor het Rekenhof niet tegensprekelijk was; dat de procedure voor het Rekenhof sedert 1 september 1995 tegensprekelijk van aard is tengevolge van de wet 3 april 1995 tot wijziging van de inrichtingswet van het Rekenhof, dat verweerder bijgevolg al zijn argumenten voor een eventuele gedeeltelijke veroordeling of kwijtschelding kenbaar kan maken door het indienen van een memorie of door een pleidooi tijdens de openbare zitting; Overwegende dat het tweede middel van verweerder bijgevolg niet kan worden Overwegende dat verweerder in zijn derde middel betwist dat de nodige voorzorgen bij de levering van de fiscale zegels niet werden genomen, zoals de eisende partij in haar memorie stelt;

Overwegende dat uit de voorgelegde administratieve richtlijnen blijkt dat de rekenplichtige aan wie pakken zegels worden geleverd door de Algemene Zegelwerkplaats bij de ontvangst der pakken enkel moet nagaan of de buitenverpakking in goede staat is en of de stempels ongeschonden zijn; dat de inhoud van de pakken bij de ontvangst ervan enkel moet worden nagezien indien de staat der verpakking of deze der stempels laat veronderstellen dat een pak werd geopend; dat de Instructie Comptabiliteit 624 (aansprakelijkheid voor fiscale waarden) waarnaar wordt verwezen door verweerder, luidt als volgt: De pakken mogen slechts worden geopend naar gelang van de noodwendigheden van de verkoop. De inhoud van de pakken wordt nagezien op het ogenblik dat ze worden geopend. De eventuele tekorten worden onmiddellijk vastgesteld in een beknopt proces-verbaal dat wordt getekend door de rekenplichtige en het personeelslid dat bij de verificatie tegenwoordig was. Dit proces-verbaal wordt, terzelfdertijd als het etiket dat de aard van de inhoud van het pak aanduidt, aan de gewestelijk directeur gezonden. Deze bescheiden worden vervolgens voor onderzoek aan de adjunctdirecteur belast met de bewaring van de Algemene Zegelwerkplaats in mededeling gezonden ( ) ; dat overeenkomstig de paragraaf 22 6 van de Instructie T (manutentie, controle en invorderingen) waarnaar wordt verwezen door de eiser, de verificatie van de inhoud van de pakken fiscale zegels als volgt dient te gebeuren: De pakken mogen slechts worden geopend naar gelang van de noodwendigheden van de verkoop. De inhoud van de pakken wordt nagezien op het ogenblik dat ze worden geopend. Het is noodzakelijk dit voorschrift te eerbiedigen opdat de rekenplichtige of de voor de verkoop aangestelde ambtenaar, ingeval van deficit te wijten aan een tekort in een pak, zijn verantwoordelijkheid zou kunnen vrijwaren. De eventuele tekorten worden onmiddellijk vastgesteld in een beknopt proces-verbaal, dat getekend wordt door de rekenplichtige en het personeelslid dat bij de verificatie tegenwoordig was. Deze bescheiden worden vervolgens voor onderzoek aan de adjunct-directeur belast met de bewaring van de Algemene Zegelwerkplaats in mededeling gezonden ( ) ; Overwegende dat de inhoud van de pakken overeenkomstig de geciteerde instructies weliswaar niet diende te worden geverifieerd bij de levering ervan door de Algemene Zegelwerkplaats, maar wel bij de opening ervan naargelang van de noodwendigheden van de dienst; dat uit de stukken blijkt dat de inhoud van de pakken niet steeds wordt geteld door de verweerder bij het openen ervan, omdat in het verleden nooit fouten in het aantal werden vastgesteld; Overwegende dat het derde middel van de verweerder bijgevolg niet kan worden Overwegende dat de rekenplichtige aansprakelijk is voor de tekortkomingen van de personen op wiens daden hij effectief gezag en toezicht kan uitoefenen indien deze tekortkomingen voorkomen tijdens de duur van en in verband met de bediening waarvoor hij werd aangesteld; dat de rekenplichige niet wordt ontheven van deze aansprakelijkheid door het ontbreken van richtlijnen over de manier waarop toezicht en controle op aangestelden moet worden uitgeoefend of door de materiële onmogelijkheid alle daden van een aangestelde te controleren, dat een tekortkoming van een aangestelde geen overmacht uitmaakt in hoofde van de rekenplichtige op

grond waarvan hij kwijting kan verkrijgen voor het vastgestelde tekort; dat het causaal verband tussen een fout van de aangestelde en het tekort, evenals de fout zelf overigens niet onomstotelijk kunnen worden vastgesteld op grond van de voorgelegde stukken; Overwegende dat het vierde middel van verweerder bijgevolg niet kan worden Overwegende dat de rekenplichtige niet aantoont dat het geldverlies te wijten is aan overmacht en uit de neergelegde stukken blijkt dat hij niet alle door de verordeningen opgelegde voorzorgen heeft genomen; Overwegende dat het Rekenhof enkel kwijting kan uitspreken indien het besluit dat er geen tekort is of indien de rekenplichtige zich kan beroepen op overmacht; dat in het andere geval de rekenplichtige wordt veroordeeld tot het aanzuiveren van zijn tekort, of, met inachtneming van van de omstandigheden eigen aan het geval en meer bepaald van de manier waarin de rekenplichtige in zijn verplichtingen is tekortgeschoten, tot het slechts terugbetalen van een gedeelte van het tekort; Overwegende dat L. slechts in zeer geringe mate in zijn verplichtingen als rekenplichtige is tekortgeschoten, dat hem slechts kan worden verweten bij de opening van de pakken met fiscale zegels de inhoud ervan niet steeds te hebben geverifieerd zoals de administratieve richtlijnen voorschrijven, dat voor het overige uit de neergelegde stukken blijkt dat de nodige maatregelen qua veiligheid inzake bewaring werden genomen; dat de pakken fiscale zegels immers zijn opgeborgen in een brandkoffer en dat de map met zegels bestemd voor de dagelijkse verkoop buiten de openingsuren van het kantoor eveneens in de brandkoffer worden bewaard; dat bij het sluiten van de koffer de code verdraaid wordt en men hem niet kan openen zonder deze weer in te stellen; dat de sleutel ergens in het kantoor is verstopt en dat het lokaal waar de verkoop van de zegels gebeurt, tijdens de dag normaal is gesloten terwijl het publiek enkel via een loket zegels kan kopen; dat evenmin kon worden vastgesteld dat de administratieve richtlijnen bij de levering van de fiscale zegels door de Algemene Zegelwerkplaats niet werden gerespecteerd; Overwegende dat L. bovendien een aantal omstandigheden eigen aan het dossier aanbrengt, dat hij is benoemd als ontvanger van het kantoor der domeinen op, en dat dertien jaar later voor het eerst dergelijke verlies werd vastgesteld, dat het vastgesteld tekort slechts een klein bedrag is in vergelijking met de gemiddelde jaaromzet van het kantoor; dat de neergelegde stukken (het verslag van de inspecteur van als het naschrift van de gewestelijk directeur van ) blijk geven van de eerlijkheid en de oprechtheid van L.;

OM DEZE REDENEN, HET HOF, Gelet op artikel 180 van de Grondwet; Gelet op de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof, zoals gewijzigd door de wet van 3 april 1995; Rechtsprekend op tegenspraak in Nederlandse kamer; Verklaart de vordering ontvankelijk en gegrond. Veroordeelt L. tot het betalen aan de Belgische Staat van de som van 5.000 BEF. Wijst de vordering in hoofdsom voor het overige af. Legt de kosten van de dagvaarding,, ten laste van verweerder.