Monitor BoekStart in de kinderopvang Landelijke analyse 2016: wat valt op?

Vergelijkbare documenten
Monitor BoekStart in de kinderopvang Landelijke analyse 2017: wat valt op?

Monitor BoekStart in de kinderopvang Landelijke analyse 2018: wat valt op?

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs

Training werken met de Monitor BoekStart in de kinderopvang

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse informatievaardigheden

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse informatievaardigheden

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse informatievaardigheden

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse voortgezet onderwijs

De Bibliotheek op school Enquête Boeken mee naar huis

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs 2018

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse voortgezet onderwijs

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse voortgezet onderwijs

Effecten van het VVE-aanbod van Bibliotheek West-Achterhoek in gemeente X

Monitor BoekStart in de kinderopvang 2018

Voorschoolse Educatie door openbare bibliotheken

Tevredenheid nieuwsbrief gestegen

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs

Verschillenanalyse effect nieuwe BKR. Samenvatting. Inleiding. datum Directie Kinderopvang, Ministerie SZW. aan

Haal meer uit de Monitor BoekStart in de kinderopvang maart 2019

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse voortgezet onderwijs

Monitor de Bibliotheek op school Landelijke analyse basisonderwijs 2017

Scholing binnen BoekStart. voor de Bibliotheek en kinderopvang

WATERSCHAPSVERKIEZINGEN

Basisscholen in krimpgebieden in schooljaar 2017/2018

Dienstverlening openbare bibliotheken rondom voor- en vroegschoolse educatie

rapportage Advisering over duurzamere alternatieven voor de cv-ketel april 2018

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland 2011

Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2016 vs 2015

BiebPanel Concept vragenlijst ouders van jonge kinderen van 0-4

Analyse NVM openhuizendag

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2012 Onderzoek peuterspeelzalen en kinderdagverblijven

Financiering in het MKB

Stand van zaken huisvesting kinderopvang in Nederland

BURGERPANEL LANSINGERLAND

Monitor BoekStart. Haal meer uit de Monitor. [voor]leesconsulent Liesbeth Versteeg 14 maart 2019

Internetpeiling ombuigingen

4 maart 2019 Auteur: Jeroen Kester. Onderzoek: Binding met provincie

Enquête Oostvaardersplassen. Inhoudsopgave. 1 Algemeen...1

Tabellenrapportage Quickscan leerlingendaling VO. schoolbesturen, gemeenten en provincies

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Quickscan leerlingendaling PO en VO Schoolbesturen, gemeenten, provincies

Begrote gemeentelijke uitgaven aan openbare bibliotheken

Peiling vermoedens kindermishandeling Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Ministerie van Justitie en Veiligheid

Ontwikkeling leerlingaantallen

De aanvullende tandzorgverzekering Samenvatting Bijna iedereen heeft een aanvullende verzekering Aanvullend verzekerd voor:

Actualisatie verdeelmodel jeugdzorg 2009

IMC WEEKENDSCHOOL - POLL

Feitenkaart VVE-monitor Rotterdam 2013

Te gebruiken voor eigen lokale evaluatie; niet voor de landelijke organisatie.

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

Quickscan leerlingendaling PO en VO Schoolbesturen, gemeenten, provincies

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Voorzieningen Bewonerspanel Roerdalen

StudentenBureau Stagemonitor

De Bibliotheek voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen

1a. Werkt uw kinderopvang met een specifiek taalstimuleringsprogramma bijvoorbeeld vanwege VVE?

De intermediair voor verantwoord lenen. Leef met je hart, leen met verstand.

De HuisartsenOmnibus van oktober 2013

Factsheet persbericht. Studenten: stagebegeleiding scholen schiet tekort

Feiten NVM Open Huizen Dag 5 oktober 2013

Evaluatie BoekStart 2012

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Evaluatie BoekStart 2012

Groepsgrootte in het basisonderwijs

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Feitenkaart vve-monitor Rotterdam 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Sterke stijging werkloosheid

Uitkomst vragenlijst Behoefte Bezinningshuis

MOERDIJKPANEL OVER COMMUNICATIE

ICT in het basis- en voortgezet onderwijs. Schooljaar

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs in het schooljaar

Onderzoek naar het gebruik van ICT in het basis- en voortgezet onderwijs

Leenonderzoek Het autolening onderzoek 2017

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

Beginpagina INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN

Enquête 'De Nieuwe Wildernis' van de Oostvaardersplassen. Inhoudsopgave. 1 Algemeen...1

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Persbericht. Gevoelens van onveiligheid iets verminderd. Centraal Bureau voor de Statistiek

Jeugdzorg Plus. Plaatsings- en uitstroomgegevens Vijf zorggebieden. Leeswijzer. 1 Zorggebied Noord-West: de provincies Noord-Holland en Utrecht

Leenonderzoek Verbouwingen De cijfers 2017 vs 2016

Langdurige werkloosheid in Nederland

Bijlage 1 Spreiding en fluctuaties leerplichtige asielzoekers

Persoonlijke achtergrondgegevens burgemeesters

B O E K S TA R T I N D E K I N D E R O P VA N G

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

HET BURGERPANEL OVER DE SOCIALE AGENDA

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Arbeidsmarkt: verschil tussen Utrecht en Noorden van het land blijft groot

BoekStart in de Kinderopvang

Ervaringen Wmo. Cliëntervaringsonderzoek Berg en Dal 2017

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2008

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Inhoud. 1. Inleiding Doorstroming Wegwerkzaamheden Informatie Aangeven maximumsnelheid Goede en slechte voorbeelden 16

PROGRAMMA KINDEROPVANG

RAPPORTAGE RESULTATEN 0-METING 19 OKTOBER 17 NOVEMBER 2015

Tabellenrapportage quickscan leerlingendaling. schoolbesturen en gemeenten

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten eindmeting, januari 2006

Persoonlijke gegevens raadsleden

Transcriptie:

Monitor BoekStart in de kinderopvang Landelijke analyse 2016: wat valt op? Monitor BoekStart in de kinderopvang sterk gegroeid In 2015 was de deelname aan de monitor voor BoekStart nog beperkt tot 18 bibliotheken, 51 kinderopvanglocaties en 223 pedagogisch medewerkers, in 2016 deden 39 bibliotheken, 188 locaties en 701 medewerkers mee. De deelnemende locaties krijgen door middel van rapportages (digitaal en in pdf) inzicht in hun eigen resultaten, waarbij de landelijke resultaten als referentie worden getoond. Doordat de deelname in 2016 een groter volume heeft bereikt, kunnen nu op landelijk niveau bepaalde analyses worden gedaan, bijvoorbeeld naar verschillen tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen en verbanden tussen het beleid van locaties en de activiteiten van pedagogisch medewerkers. Veel activiteiten bibliotheken en locaties Bij bijna alle bibliotheken in de monitor is een medewerker specifiek verantwoordelijk voor BoekStart (95%), bij een derde ook met expliciet daarvoor bestemde personeelsuren (36%). Bijna alle bibliotheken werken samen met peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, JGZorganisaties en gemeentes, ongeveer de helft ook met CJG en Integrale Kindcentra. Een groot deel van de bibliotheken bezoekt regelmatig alle organisaties die deelnemen aan BoekStart (41%). De meeste locaties werken ook na de start van BoekStart regelmatig samen met de bibliotheek (61%). Tachtig procent van de locaties heeft een voorleescoördinator, een vijfde heeft daarvoor ook extra personeelsuren. Twee derde van de locaties heeft een voorleesplan. Bij 50 procent van de peuterspeelzalen en 33 procent van de kinderdagverblijven zijn alle pedagogisch medewerkers getraind in interactief voorlezen. Bijna alle peuterspeelzalen in de monitor hebben op alle groepen een uitnodigende voorleeshoek (93%) en een collectie voorleesboeken die regelmatig wordt vervangen (95%), bij kinderdagverblijven is dat minder algemeen. Voorlezen vaak vast programma-onderdeel Voorlezen is voor de meeste pedagogisch medewerkers dagelijks een vast programma-onderdeel, zowel bij kinderdagverblijven (56%) als bij peuterspeelzalen (63%). In kinderdagverblijven leest 43 procent van de pedagogisch medewerkers dagelijks voor aan de hele groep, in peuterspeelzalen 34 procent. Piek in tweede jaar? Op locaties die 12 tot 24 maanden deelnemen aan BoekStart lijken medewerkers actiever dan op locaties die net zijn begonnen of op locaties die al langer dan twee jaar deelnemen: op veel punten is er een piek in het tweede jaar. 1 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Colofon Auteurs DESAN Research Solutions: Jannes Hartkamp Met medewerking van Kunst van Lezen: Adriaan Langendonk In opdracht van Deze publicatie is mogelijk gemaakt door de samenwerking van Stichting Lezen en de Koninklijke Bibliotheek binnen het leesbevorderingsprogramma Kunst van Lezen. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag zonder voorafgaande toestemming van de auteurs en opdrachtgevers worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt. 2 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Voorwoord Sinds 2015 wordt namens Kunst van Lezen de Monitor BoekStart in de kinderopvang uitgevoerd. Deze monitor wordt, in opdracht van Kunst van Lezen (samenwerkingsverband tussen Stichting Lezen en de Koninklijke Bibliotheek) inhoudelijk samengesteld door onderwijsbureau Sardes en technisch uitgevoerd door onderzoeksbureau DESAN Research Solutions. Via een online rapportageportal en PDF s kunnen bibliotheken en locatiemanagers landelijke en instellingspecifieke resultaten inzien. Dit biedt hun de mogelijkheid om actief aan de slag te gaan met leesbevordering. Dit rapport richt zich op een landelijke analyse en is door DESAN uitgevoerd. Besproken worden: - vergelijking van deelname aan de metingen 2015 en 2016 - verschillen tussen soorten instellingen - verbanden tussen data van bibliotheekmedewerkers, voorleescoördinatoren/ locatiemanagers en pedagogisch medewerkers. Amsterdam, juli 2016 Jannes Hartkamp DESAN Research Solutions 3 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 7 1.1 Achtergrond... 7 1.2 Methode en respons... 7 1.3 Leeswijzer... 8 Afronding... 8 Betrouwbaarheid en significantie... 8 2 Ontwikkeling metingen... 10 2.1 Verdeling van locaties naar type, provincie en duur BoekStart... 10 2.2 Verdeling van pedagogisch medewerkers naar type locatie, provincie en geslacht per meting... 11 3 Landelijke resultaten... 13 3.1 Beleid, samenwerking en activiteiten bibliotheken... 13 3.2 Beleid, samenwerking en activiteiten kinderopvanginstellingen... 15 3.3 Activiteiten pedagogisch medewerkers... 19 4 Verbanden... 25 4.1 Inleiding... 25 4.2 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar duur deelname BoekStart... 25 4.3 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar aanwezigheid voorleescoördinator... 27 4.4 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar overige kenmerken locatie... 28 5 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

1 Inleiding 1.1 Achtergrond Sinds 2012 wordt de Monitor de Bibliotheek op school - basisonderwijs uitgevoerd. In 2014 is daar de Monitor voor het voortgezet onderwijs bijgekomen, in 2015 de Monitor BoekStart in de kinderopvang. In 2015 was de deelname aan de monitor voor de BoekStart nog beperkt tot 18 bibliotheken en 51 kinderopvanglocaties, in 2016 deden al 39 bibliotheken en 188 locaties mee. De deelnemende locaties krijgen door middel van rapportages (digitaal en in pdf) inzicht in hun eigen resultaten, waarbij de landelijke resultaten als referentie worden getoond. Doordat de deelname in 2016 een groter volume heeft bereikt, kunnen nu op landelijk niveau bepaalde analyses worden gedaan, bijvoorbeeld naar verschillen tussen typen kinderopvang en verbanden tussen het beleid van locaties en de activiteiten van pedagogisch medewerkers. 1.2 Methode en respons De data waarop deze landelijke analyse is gebaseerd, zijn afkomstig uit de twee metingen die DESAN Research Solutions namens Kunst van Lezen in het kader van de Monitor BoekStart in de kinderopvang heeft uitgevoerd. De data wordt verkregen via online vragenlijsten die door drie doelgroepen (bibliotheekmedewerkers, voorleescoördinatoren of locatiemanagers en pedagogisch medewerkers) worden ingevuld. De BoekStartcoördinatoren van bibliotheken geven in de portal van de Monitor op welke kinderopvanginstellingen meedoen aan de monitor. Zij geven aan wie de voorleescoördinator en/of locatiemanager en de pedagogisch medewerkers op de instellingen zijn en nodigen deze uit om een vragenlijst in te vullen. De BoekStartcoördinatoren vullen ook zelf als bibliotheekmedewerker een vragenlijst in. De voorleescoördinator en/of locatiemanagers en de pedagogisch medewerkers ontvangen een uitnodiging met een link naar de voor hen bestemde vragenlijst. Bij de pilot in 2015 is een beperkt aantal bibliotheken uitgenodigd voor deelname. In 2016 was er een open aanmelding. Van de 51 locaties die in 2015 meededen, deden 14 in 2016 weer mee. Het aantal deelnemende bibliotheken was in 2016 ruim twee maal zo hoog als in 2015, het aantal deelnemende locaties en pedagogisch medewerkers meer dan drie maal zo hoog (Tabel 1). Tabel 1 Aantal deelnemers monitor BoekStart per meting, 2015-2016 2015 2016 Bibliotheken 18 39 Locatiemanagers/voorleescoördinatoren 51 188 Pedagogisch medewerkers 223 701 7 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

De toetsing van de representativiteit van de deelnemende kinderopvanginstellingen ligt buiten het kader van deze analyse. Het aantal aan de Monitor deelnemende locaties (188) is 17 procent van het aantal locaties dat meedoet aan BoekStart in de kinderopvang (1.118 december 2015). Het aantal locaties dat meedoet aan BoekStart in de kinderopvang vormt 13 procent van het totaal aantal van 9.350 kinderopvanglocaties voor 0-4 jaar (6.400 kinderdagverblijven en 2.950 peuterspeelzalen). 1 Op basis van deze aantallen heeft 2 procent van alle kinderopvanglocaties meegedaan aan de Monitor. 1.3 Leeswijzer In dit rapport worden de data van bibliotheekmedewerkers, voorleescoördinatoren/ locatiemanagers en pedagogisch medewerkers geanalyseerd. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de ontwikkelingen tussen 2015 en 2016 in deelname aan de monitor naar provincie en type kinderopvang. Vanwege de beperkte omvang van de monitor in 2015 worden geen resultaten vergeleken. In Hoofdstuk 3 worden de landelijke resultaten 2016 besproken, voor wat betreft de activiteiten van bibliotheken, van kinderopvanginstellingen en van pedagogisch medewerkers. Daarbij wordt een uitsplitsing gemaakt tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. In Hoofdstuk 4 wordt gekeken naar verdere verbanden binnen de data, bijvoorbeeld naar de mogelijke relatie van de activiteiten van pedagogisch medewerkers met de duur van de deelname aan BoekStart en de aanwezigheid van een voorleescoördinator. Aan het begin van elk hoofdstuk worden de resultaten van de analyses kort samengevat. Afronding De cijfers in dit rapport zijn ongewogen. Alle percentages zijn afgerond tot hele getallen. Dientengevolge is de som van de percentages niet altijd exact 100. Tenzij anders vermeld, zijn respondenten die een bepaalde vraag niet hebben beantwoord ( weet niet/geen antwoord ) niet meegenomen in de percentering. Betrouwbaarheid en significantie Bij een steekproefonderzoek als dit worden uitkomsten verkregen die slechts met inachtneming van een bepaalde waarschijnlijkheid mogen worden vertaald naar de totale populatie van deelnemers aan BoekStart in de kinderopvang. Statistiek geeft de mogelijkheid om op grond van de steekproefgrootte en de gevonden uitkomsten van het onderzoek zogenaamde betrouwbaarheidsintervallen te berekenen. Deze betrouwbaarheidsintervallen geven aan tussen welke twee waarden de uitkomst in de totale populatie valt indien de steekproefuitkomst naar de totale populatie vertaald wordt (mits de steekproef representatief is). Het betrouwbaarheidsinterval ligt altijd rond de uitkomst die in de steekproef is gevonden, met afwijkingsmarges naar boven en beneden. Normaliter werkt men met 95%- betrouwbaarheidsintervallen (ook wel: een significantieniveau van 95% ). Deze geven met 95% zekerheid aan tussen welke twee grenswaarden de betreffende 1 Aantallen voor 2014. Bron: Kunst van Lezen, 2016. 8 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

waarde in de populatie valt. Wanneer bijvoorbeeld van 701 pedagogisch medewerkers 40,0 procent zegt dagelijks voor te lezen aan de hele groep, betekent dit dat we met 95 procent zekerheid kunnen zeggen dat het werkelijke percentage in de gehele populatie pedagogisch medewerkers in BoekStart tussen 36,4 en 43,6 procent ligt (40,0% +/- 3,6%). 9 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

2 Ontwikkeling metingen Aan de pilot in 2015 deden 51 locaties en 223 pedagogisch medewerkers mee, aan de meting in 2016 188 locaties en 701 medewerkers. Naast het volume, is ook de spreiding over provincies en type kinderopvang toegenomen. Van de deelnemende locaties in 2016 waren 53 procent kinderdagverblijven, 44 procent peuterspeelzalen en 3 procent voorscholen. Noord-Brabant (40% van de locaties) is sterk vertegenwoordigd. Bijna de helft van de locaties in de monitor (42%) is minder dan een jaar geleden begonnen met BoekStart. Ongeveer de helft van de pedagogisch medewerkers heeft in de groep kinderen in de babyleeftijd (52%), ongeveer de helft in de dreumesleeftijd (54%) en een ruime meerderheid (ook) in de peuterleeftijd (85%). 2.1 Verdeling van locaties naar type, provincie en duur BoekStart Aan de pilot in 2015 namen vooral kinderdagverblijven deel (71%). In 2016 waren ook peuterspeelzalen goed vertegenwoordigd (44%). De deelname van voorscholen is vooralsnog beperkt (Tabel 2). Tabel 2 Verdeling van locaties naar type per meting 2015 2016 Kinderdagverblijf 71% 53% Peuterspeelzaal 29% 44% Voorschool - 3% n (totaal) 51 188 In de meting van 2015 waren Friesland, Overijssel en Flevoland niet vertegenwoordigd, Zuid-Holland nauwelijks (4%) en Zeeland juist relatief sterk (14%). In de meting van 2016 zijn vooral Utrecht (0%), Flevoland (1%) en Zuid- Holland (4%) zwak vertegenwoordigd en vooral Drenthe (12%) en Noord-Brabant (40%) juist sterk. De regionale verdeling van kinderopvanglocaties in de monitor is daarmee in elk geval niet representatief voor alle kinderopvanglocaties in Nederland (Tabel 3). Tabel 3 Deelname locaties naar provincie per meting 2015 2016 Friesland - 5% Groningen 4% 3% Drenthe 6% 12% Overijssel - 4% 10 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Gelderland 8% 9% Flevoland - 1% Noord-Holland 20% 12% Zuid-Holland 4% 4% Utrecht 8% - Noord-Brabant 18% 40% Limburg 12% 6% Zeeland 14% 5% n (totaal) 51 188 Zowel in 2015 als 2016 nam ongeveer een derde van de locaties in de monitor al langer dan 24 maanden deel aan BoekStart in de kinderopvang, maar in 2016 is het percentage locaties dat minder dan een jaar meedoet iets hoger dan in 2015 (Tabel 4). Tabel 4 Duur deelname BoekStart per meting 2015 2016 0-12 maanden 33% 42% 12-24 maanden 31% 24% 24+ maanden 35% 34% n (totaal) 51 188 Vanwege het beperkte aantal locaties in de meting van 2015 en de verschillen tussen 2015 en 2016 wat betreft de samenstelling van de groep deelnemende locaties (vooral qua type en provincie), is een vergelijking van de resultaten van de twee metingen niet zinvol. 2.2 Verdeling van pedagogisch medewerkers naar type locatie, provincie en geslacht per meting Vergeleken met de verdeling van locaties naar type kinderopvang (zie Tabel 2), zijn onder de pedagogisch medewerkers in de monitor de kinderdagverblijven sterker vertegenwoordigd. Per locatie doen er dus gemiddeld bij kinderdagverblijven meer medewerkers mee dan bij peuterspeelzalen. Dit geldt zowel voor 2015 als 2016 (Tabel 5). Tabel 5 Verdeling van pedagogisch medewerkers naar type per meting 2015 2016 Kinderdagverblijf 80% 67% Peuterspeelzaal 18% 31% Voorschool 1% 1% n (totaal) 223 701 11 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Grotendeels conform de verdeling van de locaties, zijn bij de pedagogische medewerkers in de meting van 2016 vooral Utrecht (0%) en Flevoland (1%) zwak vertegenwoordigd en vooral Noord-Brabant (45%) juist sterk (Tabel 6). Tabel 6 Deelname pedagogisch medewerkers naar provincie per meting 2015 2016 Friesland 2% 3% Groningen 4% 1% Drenthe - 6% Overijssel 8% 6% Gelderland 2% 9% Flevoland - 1% Noord-Holland 20% 15% Zuid-Holland 14% 8% Utrecht 19% - Noord-Brabant 19% 45% Limburg 1% 3% Zeeland 12% 3% n (totaal) 223 701 Veel pedagogisch medewerkers hebben kinderen in meerdere leeftijdsgroepen. Ongeveer de helft van de pedagogisch medewerkers heeft kinderen in de babyleeftijd, ongeveer de helft in de dreumesleeftijd en de meesten (ook) in de peuterleeftijd. Het percentage medewerkers met kinderen in de peuterleeftijd was in 2016 duidelijk hoger (85%) dan in 2015 (74%) (Tabel 7). Tabel 7 Deelname pedagogisch medewerkers naar leeftijd groep per meting (meerdere antwoorden mogelijk) 2015 2016 baby (0-1,5 jaar) 51% 52% dreumesleeftijd (1,5 2,5 jaar) 51% 54% peuter (2,5 4) 74% 85% n (totaal) 223 701 12 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

3 Landelijke resultaten Bij bijna alle bibliotheken in de monitor is een medewerker specifiek verantwoordelijk voor BoekStart (95%), bij een derde ook met expliciet daarvoor bestemde personeelsuren (36%). Bijna alle bibliotheken werken samen met peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, JGZ-organisaties en gemeentes, ongeveer de helft ook met CJG en Integrale Kindcentra. Een deel van de bibliotheken bezoekt regelmatig alle organisaties die deelnemen aan BoekStart (41%), een deel één keer elke organisatie die begint (44%), een klein deel enkele organisaties (10%). Bijna alle bibliotheken bieden trainingen Voorleescoördinator (97%) en Interactief voorlezen (95%), de meeste geven ook ondersteuning bij het opstellen van een voorleesplan (85%). Bijna alle locaties werken ook sinds de start van BoekStart nog samen met de bibliotheek, soms incidenteel (37%), meestal regelmatig (61%). Tachtig procent van de locaties heeft een voorleescoördinator, een vijfde heeft daarvoor ook extra personeelsuren. Twee derde van de locaties heeft een voorleesplan. Bij 50 procent van de peuterspeelzalen en 33 procent van de kinderdagverblijven zijn alle pedagogisch medewerkers getraind in interactief voorlezen. Bijna alle peuterspeelzalen hebben op alle groepen een uitnodigende voorleeshoek (93%) en een collectie voorleesboeken die regelmatig wordt vervangen (95%), bij kinderdagverblijven is dat minder algemeen (60% en 72%). Voorlezen is voor de meeste pedagogisch medewerkers dagelijks een vast programma-onderdeel, zowel bij kinderdagverblijven (56%) als bij peuterspeelzalen (63%). In kinderdagverblijven leest 43 procent van de pedagogisch medewerkers dagelijks voor aan de hele groep, in peuterspeelzalen 34 procent. Met digitale prentenboeken wordt niet zo vaak gewerkt, vooral niet in kinderdagverblijven. Praten over een boek, meteen uitleggen van moeilijke woorden, organiseren van activiteiten en contact met ouders over lezen en boeken is frequenter op peuterspeelzalen dan op kinderdagverblijven. 3.1 Beleid, samenwerking en activiteiten bibliotheken Bij vrijwel alle bibliotheken die deelnemen aan de monitor is BoekStart in de kinderopvang opgenomen in het beleid van de bibliotheek (92%) en is een medewerker specifiek verantwoordelijk voor BoekStart (95%), met (36%) of zonder (59%) expliciet daarvoor bestemde personeelsuren. De meeste van deze medewerkers (n=37) hebben opleidingsniveau HBO (89%). Bij bibliotheken met 13 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

expliciet voor BoekStart bestemde personeelsuren (n=14) is het gemiddelde aantal uren 7,2. Vrijwel alle bibliotheken werken voor de leesbevordering van 0 tot 4-jarigen samen met peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, JGZ-organisaties en gemeentes, vele ook met Centra voor Jeugd en Gezin, Integrale Kindcentra, VoorleesExpress, boekhandels, brede scholen en voorscholen, enkele ook met kraamzorg, opvoedprogramma s en andere organisaties, zoals gebiedsteams en Humanitas (Grafiek 1). Grafiek 1 Samenwerking bibliotheek in leesbevordering 0-4 jaar 100% 100% 97% 97% 95% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 56% 46% 41% 39% 36% 28% 15% 8% 15% Bibliotheken die voor de leesbevordering van 0 tot 4-jarigen samenwerken met de betreffende instellingen, werken voor BoekStart samen met gemiddeld 7 kinderdagverblijven, 7 peuterspeelzalen en 3 voorscholen. Vrijwel alle bibliotheken voeren overleg met het management van kinderopvangorganisaties over BoekStart (97%). Ruim twee derde doet dat met alle betrokken organisaties (69%), ruim een kwart met enkele (28%). Bij vrijwel alle bibliotheken bezoekt een medewerker ook de kinderopvanglocaties om de voorleesomgeving (leeshoek en collectie) te bekijken en erover te adviseren (95%). Een deel doet dat regelmatig bij alle organisaties die deelnemen aan BoekStart (41%), een deel één keer bij elke organisatie die begint met BoekStart (44%), een klein deel bezoekt enkele organisaties die deelnemen (10%). Bijna alle bibliotheken bieden trainingen Voorleescoördinator en Interactief voorlezen, de meeste bieden ook ondersteuning bij het opstellen van een voorleesplan en bieden informatie over digitale prentenboeken en kinderboekenapps en organiseren 14 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

netwerkbijeenkomsten voor voorleescoördinatoren en voorleesactiviteiten voor kinderen en hun ouders, in samenwerking met de kinderopvangorganisaties (Grafiek 2). Grafiek 2 Activiteiten bibliotheek voor kinderopvanginstellingen in BoekStart 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 97% 95% 85% 80% 80% 72% 3.2 Beleid, samenwerking en activiteiten kinderopvanginstellingen In 2016 hebben 188 voorleescoördinatoren/locatiemanagers meegedaan aan de monitor: 99 van kinderdagverblijven, 82 van peuterspeelzalen, 6 van voorscholen en 1 van een combinatie. Bij de bespreking van de resultaten worden naast de totalen ook de specifieke resultaten voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen weergegeven. 2 Van de locaties in de monitor doet 41 procent minder dan 12 maanden mee aan BoekStart, een kwart 12 tot 24 maanden, een derde (34%) langer dan 24 maanden. Verschillen tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen zijn er hier niet. Bijna alle locaties (98%) werken ook sinds de start van BoekStart nog samen met de bibliotheek, soms incidenteel (37%), meestal regelmatig (61%). Tachtig procent van de deelnemende locaties heeft een voorleescoördinator (kinderdagverblijven iets vaker dan peuterspeelzalen), een vijfde heeft een voorleescoördinator aan wie ook extra personeelsuren zijn toegekend. Twee derde heeft een voorleesplan, bij ruim een tiende (12%) is dat in voorbereiding. Als het er is, wordt het meestal jaarlijks geëvalueerd en bijgesteld (60%). Daarin zijn geen verschillen naar type kinderopvang, maar bij 2 De groep voorscholen is te klein (n=6) om specifieke resultaten te rapporteren, maar is wel opgenomen in de totaalcijfers. 15 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

peuterspeelzalen wordt het plan, als het er is, iets vaker uitgevoerd in de voorleespraktijk (91%) dan bij kinderdagverblijven (74%). Het percentage locaties met een voorleesplan dat in de praktijk wordt uitgevoerd ligt daarom bij peuterspeelzalen iets hoger. Bijna een derde van alle locaties () werkt samen met het basisonderwijs aan leesbevordering ( doorgaande leeslijn ), kinderdagverblijven minder vaak (21%) dan peuterspeelzalen (40%). Bij tachtig procent van de locaties komt leesbevordering in het teamoverleg minstens een paar keer per jaar aan de orde (waarvan bij 13% maandelijks of vaker) (Grafiek 3). Grafiek 3 Beleid en samenwerking locaties naar type voorleescoordinator voorleescoordinator met extra personeelsuren 23% 20% 21% 86% 75% 80% voorleesplan voorleesplan uitgevoerd in voorleespraktijk werkt regelmatig samen met de bibliotheek 71% 66% 67% 53% 60% 54% 64% 57% 61% Kinderdagverblijf (n=99) Peuterspeelzaal (n=82) TOTAAL (n=188) werkt samen met basisonderwijs 21% 40% leesbevordering aan de orde in teamoverleg 79% 82% 80% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bij de helft van de peuterspeelzalen zijn alle pedagogisch medewerkers getraind in interactief voorlezen, bij kinderdagverblijven is dat een derde (Grafiek 4). 16 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Grafiek 4 Aandeel pedagogisch medewerkers getraind in interactief voorlezen 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 33% 17% 6% 29% 14% KDV (n=99) 50% 13% 16% 11% 41% 15% 11% 20% 10% 12% PSZ (n=82) TOTAAL (n=188) Alle medewerkers Meer dan de helft van de medewerkers De helft van de medewerkers Minder dan de helft van de medewerkers Geen enkele medewerker Ruim negen van de tien peuterspeelzalen hebben op alle groepen een uitnodigende voorleeshoek en een collectie voorleesboeken die regelmatig wordt vervangen, waar de kinderen zelf bij kunnen en die duidelijk zichtbaar en frontaal wordt gepresenteerd. Bij kinderdagverblijven geldt dat voor ongeveer drie kwart van de locaties. Bij een minderheid van de locaties kunnen kinderen op alle groepen digitale prentenboeken bekijken (Grafiek 5). Bij bijna de helft van de kinderdagverblijven (48%) en peuterspeelzalen (43%) kunnen kinderen op geen enkele groep digitale prentenboeken bekijken. 17 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Grafiek 5 Percentage locaties met op alle groepen uitnodigende voorleeshoek 60% 75% 93% collectie voorleesboeken die regelmatig wordt vervangen kinderen kunnen zelf bij de voorleesboeken boeken duidelijk zichtbaar en frontaal gepresenteerd 72% 95% 82% 71% 93% 81% 62% 90% 75% KDV (n=99) PSZ (n=82) TOTAAL (n=188) kinderen kunnen digitale prentenboeken bekijken 34% 46% 39% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bijna alle locaties in de monitor BoekStart hebben passende collecties voor elk van de leeftijdsgroepen (92%), een ruime meerderheid heeft ook themacollecties (86%). Bij drie kwart van de kinderdagverblijven en meer dan acht op de tien peuterspeelzalen worden de collecties minstens een paar maal per jaar aangevuld of gewisseld (Grafiek 6). Grafiek 6 Percentage locaties met op alle groepen passende collectie voor elk van de leeftijdsgroepen themacollecties collecties minstens jaarlijks gewisseld of aangevuld 93% 90% 92% 85% 87% 86% 73% 84% 79% KDV (n=99) PSZ (n=82) TOTAAL (n=188) 0% 20% 40% 60% 80% 100% 18 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Locaties die de collectie minstens jaarlijks wisselen of aanvullen, doen dat meestal zowel via de bibliotheek (78%) als met eigen inkoop (82%), soms op een andere manier (23%), zoals met boeken van ouders, medewerkers, uit eigen voorraad of van andere locaties of organisaties. Kinderdagverblijven verversen vaker via de bibliotheek dan peuterspeelzalen (81% - 72%), minder vaak via eigen aankoop (78% - 87%). Peuterspeelzalen hebben vaak speciaal aanbod voor VVE-groepen voor kinderen (63%), soms ook voor ouders (18%), kinderdagverblijven minder vaak (38% - 3%). 3.3 Activiteiten pedagogisch medewerkers In 2016 hebben 701 pedagogisch medewerkers hun vragenlijst in de monitor ingevuld: 470 van kinderdagverblijven, 219 van peuterspeelzalen, 9 van voorscholen en 3 van een combinatie. Net als bij de locaties worden hier naast de totalen ook de afzonderlijke resultaten voor kinderdagverblijven en peuterspeelzalen weergegeven. 3 Alle pedagogisch medewerkers van peuterspeelzalen hebben kinderen in de peuterleeftijd (2,5 4) in hun groep, een klein deel (10%) ook kinderen in de dreumesleeftijd (1,5 2,5). Medewerkers van kinderdagverblijven hebben meestal zowel kinderen van babyleeftijd (0 1,5) in hun groep (76%) als kinderen van dreumesleeftijd (75%) en peuterleeftijd (78%). Voorlezen is voor een meerderheid van de pedagogisch medewerkers (58%) dagelijks een vast programma-onderdeel op hun groep, zowel bij kinderdagverblijven (56%) als bij peuterspeelzalen (63%) (Grafiek 7). Grafiek 7 Frequentie Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 56% 63% 58% 24% 25% 24% 6% 3% 6% 6% 5% 1% 3% 3% 4% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit Daarnaast leest ongeveer een kwart (iets meer op kinderdagverblijven, iets minder bij peuterspeelzalen) dagelijks spontaan voor buiten het vaste programma (Grafiek 8). 3 De groep medewerkers van voorscholen is te klein (n=9) om specifieke resultaten te rapporteren, maar is wel opgenomen in de totaalcijfers. 19 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Grafiek 8 Frequentie Ik lees spontaan voor buiten het vaste programma 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 47% 22% 46% 27% 47% 19% 15% 16% 12% 0% 6% 1% 9% 1% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit In kinderdagverblijven leest 43 procent van de pedagogisch medewerkers dagelijks voor aan de hele groep, 33 procent dagelijks aan een klein groepje kinderen en vraagt 22 procent dagelijks aan een individueel kind of het voorgelezen wil worden. In peuterspeelzalen wordt minder vaak aan de hele groep voorgelezen dan in kinderdagverblijven, verder zijn de resultaten vergelijkbaar (Grafiek 9-11). Grafiek 9 Frequentie Ik lees voor aan de hele groep 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 43% 10% 34% 33% 40% 16% 12% 10% 13% 12% 5% 3% 4% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit 20 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Grafiek 10 Frequentie Ik lees voor aan een klein groepje kinderen 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 33% 36% 34% 48% 47% 47% 12% 12% 12% 6% 0% 0% 6% 6% 0% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit Grafiek 11 Frequentie Ik vraag een individueel kind of het voorgelezen wil worden 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 22% 22% 22% 36% 47% 39% 19% 16% 18% 17% 13% 16% 3% 1% 3% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit De helft van de pedagogisch medewerkers nodigt dagelijks kinderen uit om zelf een boekje te lezen of bekijken (Grafiek 12). Grafiek 12 Frequentie Ik nodig kinderen uit om zelf een boekje te lezen/bekijken 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 51% 47% 49% 38% 37% 38% 10% 6% 8% 4% 6% 5% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit 21 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Met digitale prentenboeken wordt niet zo veel gewerkt, vooral niet in kinderdagverblijven. Meer dan de helft van alle medewerkers werkt er nooit mee, slechts 1 procent dagelijks (Grafiek 13). Grafiek 13 Frequentie Ik werk met digitale prentenboeken 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 20% 10% 0% 13% 2% 2% 1% 5% 3% 1% 6% 9% 7% 19% 24% 38% 60% 53% 38% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) n.v.t. dagelijks een paar keer per week één keer per week minder dan één keer per week nooit Bijna alle pedagogisch medewerkers lezen altijd of vaak voor als een kind daarom vraagt (93%), drie kwart praat voor of na het voorlezen over het boek (76%), twee derde legt moeilijke woorden tijdens het voorlezen uit (67%), ongeveer een derde helpt kinderen altijd of vaak bij het uitkiezen van een boekje () of organiseert activiteiten naar aanleiding van een voorgelezen boek (32%). Het praten over een boek, het meteen uitleggen van moeilijke woorden en het organiseren van activiteiten gebeurt vaker op peuterspeelzalen dan op kinderdagverblijven (Grafiek 14). 22 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Grafiek 14 Activiteiten pedagogisch medewerkers (% vaak of altijd ) Ik help kinderen bij het uitkiezen van een boekje 31% 28% Ik lees voor als een kind daarom vraagt 93% 93% 93% Voor of na het voorlezen praat ik met de kinderen over het boek Ik leg moeilijke woorden tijdens het voorlezen uit 71% 86% 76% 59% 83% 67% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) Ik organiseer activiteiten naar aanleiding van een voorgelezen boek 22% 32% 52% 0% 20% 40% 60% 80% 100% Pedagogisch medewerkers in peuterspeelzalen hebben meer contact met ouders over lezen en boeken dan in kinderdagverblijven. Zo zegt in peuterspeelzalen meer dan de helft van de medewerkers dat zij ouders vaak stimuleren om thuis voor te lezen, in kinderdagverblijven een vijfde (Grafiek 15). Grafiek 15 Activiteiten pedagogisch medewerkers (% vaak of altijd ) Ik stimuleer ouders om thuis voor te lezen 19% 32% 58% Ik stimuleer ouders om naar de bibliotheek te gaan Ik praat met ouders over het bek dat is voorgelezen 11% 39% 20% 28% 28% 28% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) Ik attendeer ouders op digitale prentenboeken/kinderboekenap ps 4% 7% 5% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 23 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

In kinderdagverblijven pakken kinderen volgens hun pedagogisch medewerkers vaker zelf een boekje en vragen zij vaker om voorgelezen te worden dan in peuterspeelzalen (Grafiek 16). Grafiek 16 Activiteiten kinderen (% meer dan de helft of alle ) Kinderen pakken geregeld zelf een boekje 68% 50% 61% Kinderen vragen zelf om voorgelezen te worden Kinderen laten de boekjes aan hun ouders zien 9% 11% 9% 38% 28% 35% KDV (n=470) PSZ (n=219) TOTAAL (n=701) Kinderen stellen vragen over de voorgelezen boekjes 21% 18% 20% 0% 20% 40% 60% 80% 100% 24 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

4 Verbanden Op locaties die 12 tot 24 maanden deelnemen aan BoekStart lijken medewerkers actiever dan zowel op locaties die net zijn begonnen als op locaties die al langer dan twee jaar deelnemen: op veel punten is er een piek in het tweede jaar. De aanwezigheid van een voorleescoördinator op de locatie heeft een duidelijk positief verband met de voorleesactiviteiten van de pedagogisch medewerkers, zeker als aan de voorleescoördinator ook extra personeelsuren zijn toegekend. Ook als er een voorleesplan is zijn er meer activiteiten. Op locaties waar alle medewerkers getraind zijn in interactief voorlezen, lezen de medewerkers duidelijk vaker dagelijks voor aan de hele groep. Dat geldt ook voor kinderdagverblijflocaties met een uitnodigende voorleeshoek op alle groepen. Bij peuterspeelzalen is dat laatste niet zo duidelijk, maar is voorlezen wel veel vaker een vast programma-onderdeel als er overal een uitnodigende leeshoek is. 4.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk zijn de landelijke resultaten van de bibliotheekmedewerkers, locatiemanagers/voorleescoördinatoren en pedagogisch medewerkers besproken, waarbij voor de laatste twee groepen onderscheid is gemaakt tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. In dit slothoofdstuk kijken we naar mogelijke verbanden tussen het beleid en de activiteiten van de instellingen (op basis van de data van de locatiemanagers/voorleescoördinatoren) en de activiteiten van de pedagogisch medewerkers. 4 Vanwege de grote verschillen tussen kinderdagverblijven en peuterspeelzalen op sommige punten (zie Hoofdstuk 3), zijn de analyses voor beide typen instellingen apart uitgevoerd. 4.2 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar duur deelname BoekStart Voor vrijwel alle voorleesactiviteiten op kinderdagverblijven en peuterspeelzalen geldt dat pedagogisch medewerkers op locaties die 12 tot 24 maanden deelnemen aan BoekStart actiever zijn dan enerzijds op locaties die korter dan 12 maanden deelnemen en anderzijds locaties die langer dan 24 maanden meedoen. Het verschil is alleen significant voor voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep, maar het lijkt er dus op dat er een piek wordt bereikt in het tweede jaar van deelname. Dit zou er op kunnen duiden dat het even duurt voor het effect van BoekStart merkbaar wordt en dat er na twee jaar van enige terugval sprake is, zij het 4 We kijken niet naar eventuele verbanden tussen activiteiten van de bibliotheken en beleid en activiteiten van locaties en pedagogisch medewerkers. Daarvoor is de groep deelnemende bibliotheken te klein (n=39) en is de homogeniteit in activiteiten die de bibliotheken aanbieden juist te groot (zie Grafiek 2). 25 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

niet tot het niveau van het eerste jaar. De duidelijkste voorbeelden staan in Grafiek 17 en 18. Grafiek 17 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar duur deelname BoekStart - kinderdagverblijven (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 38% 57% 43% 55% 90% 73% 0-12 maanden (n=162) 12-24 maanden (n=75) 24+ maanden (n=114) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Grafiek 18 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar duur deelname BoekStart - peuterspeelzalen (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 29% 47% 35% 52% 72% 57% 0-12 maanden (n=73) 12-24 maanden (n=30) 24+ maanden (n=49) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Uitzondering op het beeld is het organiseren van activiteiten naar aanleiding van een voorgelezen boek. Dit wordt op peuterspeelzalen wel het meest gedaan in het tweede jaar, maar op kinderdagverblijven duidelijk het meest na 24 maanden BoekStart. Voor het contact met ouders over voorlezen en boeken zijn er geen significante verschillen naar duur van BoekStart-deelname, maar wijzen de cijfers eerder op toename van activiteit bij langere deelname dan op een piek in het tweede jaar. 26 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

4.3 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar aanwezigheid voorleescoördinator De aanwezigheid van een voorleescoördinator op de locatie heeft een duidelijk positief verband met de voorleesactiviteiten van de pedagogisch medewerkers (zie Grafiek 19 en 20). Voor voorlezen als dagelijks vast programma-onderdeel is het verband significant, zowel bij kinderdagverblijven als bij peuterspeelzalen. Grafiek 19 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar aanwezigheid voorleescoördinator - kinderdagverblijven (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 45% 60% 34% voorleescoordinator op locatie (n=313) geen voorleescoordinator op locatie (n=37) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Grafiek 20 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar aanwezigheid voorleescoördinator - peuterspeelzalen (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep 15% 36% voorleescoordinator op locatie (n=121) Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 39% 72% geen voorleescoordinator op locatie (n=26) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Bij kinderdagverblijven is het percentage medewerkers dat voor of na het voorlezen vaak of altijd over het boek praat ook significant hoger als de locatie een voorleescoördinator heeft (74%) dan wanneer die er niet is (49%), bij peuterspeelzalen niet, maar daar is het percentage dat naar aanleiding van een voorgelezen boek vaak of altijd activiteiten organiseert wel significant hoger op locaties met (57%) dan op locaties zonder (27%) voorleescoördinator. Ook voor het contact met de ouders over voorlezen en boeken is er een positief verband met de aanwezigheid van een voorleescoördinator op de locatie. Alleen voor kinderdagverblijven voor het stimuleren om thuis voor te lezen is het verband significant, maar ook bij de andere vragen en bij peuterspeelzalen is de samenhang positief. 27 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Op vrijwel alle punten zijn de resultaten nog positiever, soms significant, wanneer er aan de voorleescoördinator vanuit de kinderopvang ook extra personeelsuren zijn toegekend. Op locaties met een voorleescoördinator doen medewerkers dus meer dan op locaties zonder, en op locaties met een voorleescoördinator met extra personeelsuren nog meer. 4.4 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar overige kenmerken locatie Bij kinderdagverblijven lezen meer pedagogisch medewerkers dagelijks voor en is voorlezen vaker een vast programma-onderdeel op locaties die nog regelmatig contact hebben met de bibliotheek, bij peuterspeelzalen geldt dat niet. Bij beide typen kinderopvang is wel een duidelijk verband tussen de activiteiten van de medewerkers en de aanwezigheid van een voorleesplan op de locatie. Zo wordt er significant meer dagelijks voorgelezen en is voorlezen vaker een dagelijks vast programma-onderdeel (Grafieken 21 en 22). Grafiek 21 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar voorleesplan - kinderdagverblijven (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 48% 31% 63% 43% voorleesplan op locatie (n=259) geen voorleescoordinator op locatie (n=91) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Grafiek 22 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar voorleesplan - peuterspeelzalen (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep 23% 39% voorleescoordinator op locatie (n=108) Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 48% 76% geen voorleescoordinator op locatie (n=44) 0% 20% 40% 60% 80% 100% 28 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016

Als er een voorleesplan is, praten medewerkers rond het voorlezen ook duidelijk vaker over het boek en organiseren zij vaker activiteiten, zowel in kinderdagverblijven als in peuterspeelzalen. Voor het contact met de ouders over boeken en voorlezen is er hier weinig verband. Bij kinderdagverblijven is het percentage medewerkers dat dagelijks voorleest duidelijk hoger als leesbevordering in het teamoverleg vaak aan de orde komt, bij peuterspeelzalen is dat niet het geval. Bij beide typen instellingen wordt wel vaker dagelijks voorgelezen als alle medewerkers getraind zijn in interactief voorlezen. Op kinderdagverblijflocaties met een uitnodigende voorleeshoek op alle groepen, lezen duidelijk meer medewerkers dagelijks voor dan op locaties waar niet op alle groepen een uitnodigende voorleeshoek is. Voor peuterspeelzalen geldt dat niet, maar bij beide is voorlezen wel vaker een dagelijks vast programma-onderdeel op de groep van de pedagogisch medewerker (Grafieken 23 en 24). Grafiek 23 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar uitnodigende voorleeshoek - kinderdagverblijven (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep 32% 54% op alle groepen uitnodigende voorleeshoek (n=188) Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 47% 67% niet op alle groepen uitnodigende voorleeshoek (n=162) 0% 20% 40% 60% 80% 100% Grafiek 24 Activiteiten pedagogisch medewerkers naar uitnodigende voorleeshoek - peuterspeelzalen (% dagelijks ) Ik lees voor aan de hele groep 35% op alle groepen uitnodigende voorleeshoek (n=129) Voorlezen is een vast programma-onderdeel op mijn groep 36% 73% niet op alle groepen uitnodigende voorleeshoek (n=23) 0% 20% 40% 60% 80% 100% 29 Landelijke analyse Monitor BoekStart in de kinderopvang 2016