Molariteit van zouten in water Introductie Open de volgende link: Molariteit zouten in water (cmp). Je verkrijgt de volgende simulatie. Het is de bedoeling dat je onderstaande opdrachten uitvoert met de simulatie. Hier is een korte uitleg over de verschillende functies. Functie Kation kiezen Anion kiezen Massa van het te op te lossen stof Volume van het oplosmiddel Hoe werkt het? Kies in het lijstje van cation tussen de stoffen natrium(= Sodium ), kalium(= Potassium ) en ammonium. Kies in het lijste anion tussen de stoffen chloride, nitraat, sulfaat, sulfide, carbonaat en acetaat. In de schuifbalk bij mass of solute (g) te kiezen tussen 0 en 500 g. Door op de + rechts langs de schuifbalk is het mogelijk om manueel de hoeveelheid in te geven. In de schuifbalk bij volume of solution (ml) te kiezen tussen 0 en 1 000 ml. Door op de + rechts langs de schuifbalk is het mogelijk om manueel de hoeveelheid in te geven. Langs de maatbeker kan je de molariteit van het zout in water aflezen bij M solution. Je kan erboven ook de molaire massa van het zout terugvinden bij MW=....
Opdrachten Voer de onderstaande opdrachten nauwkeurig uit. Opdracht 1 1. Los 100g NaCl op in 100 ml oplossing. 2. Los 200g NaCl op in 100 ml oplossing. 3. Los 500g NaCl op in 100 ml oplossing. Wat is de molariteit van het zout inde oplossing? BESLUIT: (schrap wat niet past) We zien dat de molariteit van het zout in de oplossing steeds groter/kleiner wordt naarmate de massa van het zout groter wordt. De molaire massa van het zout in het water is NIET afhankelijk van het volume van de oplossing. Opdracht 2 1. Los 200g K 2 op in 100 ml oplossing.
2. Los 200g K 2 op in 500 ml oplossing. 3. Los 200g K 2 op in 1 l oplosmiddel. BESLUIT: (schrap wat niet past) We zien dat de molariteit van het zout in de oplossing steeds groter/kleiner wordt naarmate het volume van het water groter wordt. De molaire massa van het zout is NIET afhankelijk van het volume oplosmiddel. Opdracht 3 1. Los 350g (NH 4 ) 2 SO 4 op in 750 ml oplosmiddel.... 2. Los 350g Na 2 op in 750 ml oplosmiddel. 3. Los 350 g KNO 3 op in 750 ml oplosmiddel.
BESLUIT: (schrap wat niet past) We zien dat de molariteit van het zout in de oplossing afhankelijk/onafhankelijk is van het zout. De molaire massa van het zout is afhankelijk van de atomen waaruit het zout bestaat. Je kan deze terugvinden in het periodiek systeem. Besluit (schrap wat niet past+vul in) De molariteit van het zout in de oplossing is recht evenredig / omgekeerd evenredig met de stofhoeveelheid van het zout. De molariteit van het zout in de oplossing is recht evenredig / omgekeerd evenredig met het volume oplosmiddel. Hieruit kunnen we de volgende formule afleiden: We kunnen de stofhoeveelheid van het zout berekenen aan de hand van de massa en de molaire massa van het zout. Hiervoor kennen we de volgende formule: Uit deze formule kunnen we afleiden dat de stofhoeveelheid van het zout recht evenredig / omgekeerd evenredig is met de massa van het zout. De stofhoeveelheid van het zout is recht evenredig / omgekeerd evenredig met de molaire massa van het zout. Oefeningen Los de volgende oefeningen op. Controleer daarna met de simulatie. 1. Hoe groot is de molariteit van K 2 Swanneer we hiervan 350g oplossen in 350 ml oplosmiddel? 2. Hoe groot is de molariteit van 150g CH 3CO 2 K in 100 ml oplossmiddel? 3. Hoe groot is de molariteit van 250g NaCl in 600 ml oplosmiddel?