Meer onderzoek in Europa. Doelstelling : 3% van het BBP.

Vergelijkbare documenten
Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten,

! " #$% &%%% ' ( ! #*+, ! -.%%/-$.0&-.1. ' 2%.33$ (22

Instituut voor de nationale rekeningen

Instituut voor de nationale rekeningen

Vennootschappen onderworpen aan de vennootschapsbijdrage

Economie. De conjunctuur

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

De 50-plussers op de Limburgse arbeidsmarkt

tariefgroep Hoofdactiviteit van de werkgever NACE code (indicatief)

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

De regionale impact van de economische crisis

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Economie. De conjunctuur

Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen L 332/ BIJLAGE I AFVALPRODUCTIE SECTIE 1. Dekking SECTIE 2.

Vier werknemers op tien krijgen opleiding en vorming

3 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

2. METHODOLOGISCHE AANPASSINGEN

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

02 mei Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Statistisch Bulletin. Jaargang

6 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Grensoverschrijdende aftrek van fiscale verliezen

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistieken. Een blik op de tewerkstelling in de paritaire comités van de metaalsector

Economie. 1 Kempense economie presteert in de Vlaamse middenmoot Kempen Provincie Antwerpen Vlaams Gewest

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Trends op de arbeidsmarkt tussen 1986 en 2006

Nr 3206 I. ECONOMIE EN FINANCIEN. Conjunctuurindicatoren

Fiche 3: tewerkstelling

Deze bijlage is geldig van: tot Vervangt bijlage d.d.:

Heel gunstige arbeidsmarktevolutie in Nieuwe cijfers Enquête naar de Arbeidskrachten -

Bijlage - Tabellen. Ongevallen op de arbeidsplaats ,9% ,7% 1,9% Ongevallen op de arbeidsweg ,1% 23.

NATIONALE REKENINGEN. Kapitaalgoederenvoorraad en investeringen Instituut voor de Nationale Rekeningen

Tabel 4.1 geeft een overzicht van de verdeling van de deels werkloos, deels werkend (DWDW)-en naar leeftijdsniveau.

Economie en ondernemen

kennis en economie 2013 statistische bijlage

Veranderingen in de internationale positie van Nederlandse banken

sectorfoto 2012 andere primaire en secundaire sectoren

Sectoranalyse Horeca 2014

ZA5470. Flash Eurobarometer 315 (Attitudes of European Entrepreneurs Towards Eco-innovation) Country Specific Questionnaire Belgium (Flemish)

Regionale rekeningen Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten

Marktanalyse rapport Mijn markt

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-september

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juli

7 Andere primaire en secundaire sectoren

Economie. De conjunctuur

Statistisch Bulletin. Jaargang

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-april

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

Regionale economische vooruitzichten

Commissie Federale Samenwerking inzake O&Oen innovatiestatistieken. Innovatie in België Resultaten van de 3 de Europese enquête

Collectieve toeristische logiesverstrekkende bedrijven BELGIË 2011 Kerncijfers

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

Hotels en gelijkgestelde inrichtingen

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-augustus

Instituut voor de nationale rekeningen. Nationale rekeningen

Aankomsten en overnachtingen Oost-Vlaanderen Januari-juni

Regionale rekeningen Regionale verdeling van de Belgische in- en uitvoer van goederen en diensten

Collectieve toeristische logiesverstrekkende bedrijven BELGIË 2012 Kerncijfers

ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 26 november 2010

VLAANDEREN OP HET EUROPESE SCOREBORD Hoofstuk 4

FOCUS Werkgelegengheid in het Brussels Grootstedelijk Gebied

2.2. EUROPESE UNIE Droogte remt groei melkaanvoer af. Melkaanvoer per lidstaat (kalenderjaren) (1.000 ton) % 18/17

SECTORFOTO 2014 KLEINE PRIMAIRE EN SECUNDAIRE SECTOREN

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2017

FINANCIEEL FORUM VLAAMS BRABANT

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

Persbericht. Consumentenprijsindex maart 1999

PERSBERICHT Brussel, 26 september 2016

Facts & Figures. over de lokale besturen n.a.v. de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2018

Statistisch Bulletin. Jaargang

De O&O-dynamiek van de ondernemingen in België

Maakeconomie in Limburg

Statistisch Bulletin. Jaargang

Persbericht. Consumentenprijsindex juni

De buitenlandse handel van België

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

Ontwerp voor een verordening van de Raad betreffende de statistiek van het afvalbeheer

Uittocht uit de industrie onstuitbaar? Prof. Dr. J. Konings VIVES - KULeuven

Multiplicatoren: handleiding

2. METHODOLOGIE. Schema 2.1: Model van balans in ESR 1995

De Belgische farmaceutische industrie in een internationale context

nr. 421 van ROBRECHT BOTHUYNE datum: 25 maart 2016 aan PHILIPPE MUYTERS Sociaal Interventiefonds - Hulp bij outplacement

HOE BETAALT U? HOE ZOU U WILLEN BETALEN?

ICT, kennis en economie 2012 Statistische bijlage

De buitenlandse handel van België

Gegevens met betrekking tot Brussel Economie en Werkgelegenheid Directie Steun aan Ondernemingen Kruidtuinlaan 20 BRUSSEL

STUDIE Faillissementen 1 december Maand november sluit af met stijging van 3,69% In Brussel een stijging van 25,17%.

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten

Studie Betaalgedrag 2e kwartaal 2013

Betalingsachterstand bij handelstransacties

Onderzoekmemorandum Innovatie en de Lissabonagenda

toerisme vlaanderen Toerisme in Kerncijfers 2010

1algemeen overzicht deel van het anpcb

Perscommuniqué van het Federaal Planbureau

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in september 2,0 procent. Inflatie afgelopen halfjaar vrijwel stabiel

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

67,3% van de jarigen aan het werk

Toerisme in Vlaanderen

Transcriptie:

Meer onderzoek in Europa. Doelstelling : 3% van het BBP. Een raming van de extra inspanning die moet leveren om deze doelstelling te halen Henri Capron et Denis Duelz O&O en innovatie in Studiereeks Wetenschapsstraat 8 B-1 Brussel Telefoon: +32 2 238 34 11 Fax: +32 2 23 59 12 URL: www.belspo.be 3

Meer onderzoek in Europa. Doelstelling: 3% van het BBP Een raming van de extra inspanning die moet leveren om deze doelstelling te halen Henri Capron en Denis Duelz O&O en innovatie in Studiereeks 3 O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 1

Inhoudsopgave 2 Lijst van figuren 3 Lijst van tabellen 4 Inleiding 6 Hoofdstuk 1 : De plaats van in de Europese Unie 8 Inhoudsopgave 1.1 Algemene toestand 8 1.2 Evolutie van de BUOO- en BBP-indexen 9 1.3 Financieringsbronnen voor de BUOO 11 1.4 Intramurale uitgaven 14 1.5 Uitvoering van de BUOO 15 1.6 Vergelijking van de financieringsbronnen en uitvoeringssectoren van de BUOO 18 1.7 De begrotingskredieten voor O&O 2 1.8 Samenvatting 22 Hoofdstuk 2 : Analyse van de regionale evoluties in 24 2.1 Interregionale vergelijkingen 24 2.1.1 BERD vs. TW 24 2.1.2 Verdeling van de BERD over de technologische niveaus 26 2.2 Vergelijking tussen sectoren 29 2.3 De bugettaire overheidskredieten voor O&O 33 2.4 Samenvatting 34 Hoofdstuk 3 : Vooruitzichten voor de evolutie op het gebied van O&O-uitgaven 35 3.1 Intensiteit van de industriële TW in O&O 35 3.1.1 Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 36 3.1.2 Het Vlaams Gewest 38 3.1.3 Het Waals Gewest 4 3.1.4 Het hele land 42 3.2 Intensiteit van de overheidskredieten voor O&O 44 3.3 Benadering van de Europese doelstellingen volgens de financieringsbronnen 45 3.4 Benadering van de Europese doelstellingen per uitvoeringssector 47 3.5 Voorspelling aan de hand van modellen van de O&O-uitgaven 48 3.5.1 De begrotingskredieten 49 3.5.2 De intramurale uitgaven van de bedrijven per gewest 49 2 Meer onderzoek in Europa

3.5.3 De intramurale uitgaven van de bedrijven per sector 5 3.5.4 De BUOO (Bruto binnenlandse uitgaven voor O&O) 51 3.6 Raming van de nodige inspanningen om de Europese doelstellingen te halen 52 3.7 Samenvatting 53 Besluiten 56 Bijlagen 58 Bijlage 1 Classificatie van de sectoren volgens hun technologisch niveau 58 Bijlage 2 Aanvullende figuren en tabellen 6 Bijlage 3 Aggregatietabel van de sectoren met het oog op extrapolatie 64 Bijlage 4 Nota over de methode 66 Bijlage 5 Gebruikte vergelijkingen voor de econometrische extrapolaties 68 Lijst van figuren Figuur 1 BUOO als percentage van het BBP in 1999 8 Figuur 2 BUOO-intensiteit in de Europese landen in 1999 9 Figuur 3 Evolutie van de BUOO als percentage van het BBP 1 Figuur 4 Evolutie van de BUOO- en BBP-indexen (1983=1) 1 Figuur 5 Financieringsbronnen van de BUOO in 1999 11 Figuur 6 Financiering van de BUOO als % van het BBP (1999) 13 Figuur 7 Intramurale uitgaven 15 Figuur 8 Intramurale uitgaven voor O&O per financieringsbron 16 Figuur 9 Uitvoeringssectoren van de BUOO in 1999 17 Figuur 1 Intramurale uitgaven van de overheid als % van het BBP (1999) 18 Figuur 11 Evolutie van de BERD als % van de toegevoegde waarde 25 Figuur 12 BERD als % van de TW in 1985 en 1999 25 Figuur 13 Verdeling van het BBP en de BERD over de gewesten in 1983 en 1998 26 Figuur 14 Verdeling van de BERD en de TW volgens de technologische intensiteit in 2 27 Figuur 15 Evolutie van de begrotingskredieten voor O&O per overheid 33 O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 3

Figuur 16 Spreiding van de begrotingskredieten voor O&O per overheid 33 Figuur A1 Evolutie van de begrotingskredieten voor O&O per overheid in lopende prijzen 6 Figuur A2 Financieringsbronnen voor de BUOO in 1999 in % van de BUOO 61 Figuur A3 Samenstelling van de kredieten toegewezen aan civiele O&O volgens hun sociaaleconomische doelstelling 61 Lijst van tabellen Tabel 1 Indexen van de evolutie van de BUOO en het BBP (1983=1) 11 Tabel 2 Financiering van de BUOO 12 Tabel 3 Vergelijking van de specialisatie-indexen van in 1999 12 Tabel 4 Financieringsbronnen voor de BUOO in 1999 als % van het BBP 14 Tabel 5 Intramurale uitgaven voor O&O van de bedrijven (BERD), het hoger onderwijs (HERD) en de overheid (GOVERD) in 1999 15 Tabel 6 Intramurale uitgaven per uitvoeringssector in 1999 als % van het BBP 17 Tabel 7 Vergelijking van de structuren voor BUOO in 1997 (in aandelen) 19 Tabel 8 Vergelijking van de bedragen voor BUOO als % van het BBP per financieringsbron en uitvoeringssector in 1997 2 Tabel 9 De budgettaire overheidskredieten voor O&O (BOKOO) als % van het BBP (1999) 21 Tabel 1 Verdeling van de budgettaire overheidskredieten voor O&O over defensie en de civiele sector (1999) 21 Tabel 11 Begrotingskredieten per sociaal-economische doelstelling (als % van het BBP) (1999) 22 Tabel 12 Verdeling van de BERD en de TW per technologisch niveau in 2 27 Tabel 13 De 1 belangrijkste sectoren per gewest op het gebied van BERD in 2 3 Tabel 14 Extrapolatie van de O&O-intensiteit per sector voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 37 Tabel 15 Extrapolatie van de O&O-intensiteit per sector voor het Vlaams Gewest 39 Tabel 16 Extrapolatie van de O&O-intensiteit per sector voor het Waals Gewest 41 4 Meer onderzoek in Europa

Tabel 17 Extrapolatie van de O&O-intensiteit per sector voor 43 Tabel 18 Extrapolatie van de intensiteit van de overheidskredieten voor O&O in verhouding tot het BBP 45 Tabel 19 Extrapolatie van de intensiteit per financieringsbron tegen 21 46 Tabel 2 Extrapolatie van de intensiteit van O&O per uitvoeringssector tegen 21 48 Tabel 21 Econometrische extrapolaties van de financiële inspanning inzake O&O 49 Tabel 22 Econometrische extrapolaties van de BERD per gewest 5 Tabel 23 Econometrische extrapolaties van de BERD per sector op nationaal niveau 5 Tabel 24 Openbaar O&O financieringsbronnen 51 Tabel 25 BUOO per uitvoeringssector 51 Tabel 26 Raming van de vereiste inspanning om de doelstelling van 3% te halen 52 Tabel 27 Samenvatting van de verwachte evoluties inzake O&O-intensiteit 54 Tabel A1 Evolutie van de begrotingskredieten voor O&O per overheid in lopende en constante prijzen (1995) 6 Tabel A2 Beste evolutie van de BERD per sector en per gewest over de periode 92-62 Tabel A3 Aggregatie van de sectoren met het oog op extrapolatie 64 O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 5

Inleiding* Tijdens de Europese top van Lissabon in maart 2 stelde de Europese Unie de achterstand vast van Europa op de Verenigde Staten en Japan inzake de O&O-uitgaven voor O&O, en besloot de innovatiedynamiek in brede zin te versterken op het continent om tegemoet te komen aan de uitdaging van de mondialisatie. Er wordt ook een bredere doelstelling nagestreefd, met name de uitbouw van een Europese kenniseconomie, die de oprichting van een Europese onderzoeksruimte en de innovatie zou bevorderen. Uit deze wil ontsproot aan het eind van de Europese top van Barcelona in 22 de doelstelling om de uitgaven voor Onderzoek & Ontwikkeling te verhogen, zodat ze in 21 3% van het BBP zouden bereiken, waarvan tweederde op zijn minst gefinancierd zou worden door de privé-sector. In 1999 vertegenwoordigden de Belgische BUOO (de bruto binnenlandse uitgaven voor O&O) iets minder dan 2% van het BBP en dit bedrag lag lichtjes hoger dan het Europees gemiddelde. Maar kan redelijkerwijze deze doelstelling van 3% halen tegen 21? Om op deze vraag te kunnen antwoorden, moet de omvang van de kloof tussen en de Verenigde Staten of ook de Europese Unie in zijn geheel geanalyseerd worden. Maar aangezien deze laatste een economische eenheid voorstelt die bestaat uit landen met zeer verschillende eigenschappen, is het ook raadzaam om preciezere aanknopingspunten te definiëren door te kijken naar andere * Originele tekst van het rapport in het Frans. 6 Meer onderzoek in Europa

nationale economieën zoals Finland (Europees en wereldwijd een van de meest geavanceerde economieën op dit gebied) en Nederland (waarvan de economische structuur te vergelijken is met die van ). Ook de financieringsbronnen zullen vergeleken worden om rekening te houden met het aspect «overheid-privé», en ook de uitvoeringssectoren om te zien op welke gebieden er in een positieve of negatieve differentiatie waar te nemen is. Eens we een betere kijk hebben op de positie van in Europa, zal in tweede instantie een analyse van de sectorale BUOO en van de begrotingskredieten voor O&O van de verschillende overheden in pas zin hebben als men rekening wil houden met de interregionale en intersectorale eigenheden. Zo zal er dan met name een verband gelegd kunnen worden tussen de gewestelijke economische structuren en de inputs voor innovatie van elke Gemeenschap en elk Gewest. Om de inspanningen te ramen die op regionaal en federaal niveau geleverd zullen moeten worden tegen 21, zal er tot slot een projectie gemaakt worden van de uitgaven in 21. Hiermee zullen we onder andere kunnen opmaken in welke gewesten de tekortkomingen het meest uitgesproken zouden zijn indien er geen enkele tussenkomst zou gebeuren inzake het begrotingsbeleid of op het vlak van ondersteuningsmaatregelen voor privé-investeringen. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 7

Hoofdstuk 1 De plaats van in de Europese Unie 1.1 Algemene toestand Wat betreft de uitgaven voor O&O uitgedrukt in percentage van het BBP, bevond zich in 1999 net boven het Europees gemiddelde met 1,96% tegen 1,86% voor het Europees gemiddelde (figuur 1). Figuur 1 BUOO als percentage van het BBP in 1999 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1,5 Oostenrijk Ver. Koninkrijk Zweden Spanje Portugal Nederland Italië Ierland Griekenland Duitsland Frankrijk Finland Denemarken Europese unie Gegevensbron: OESO, 22. 8 Meer onderzoek in Europa

De Europese doelstellingen, zijnde de BUOO vertegenwoordigen 3% van het BBP en op zijn minst tweederde ervan zijn gefinancierd door de ondernemingssector, werden in 1999 slechts door twee landen gehaald: Zweden en Finland (figuur 2). haalde er al één, namelijk de financiering van de BUOO gebeurt voor tweederde door de ondernemingen. Figuur 2 BUOO-intensiteit in de Europese landen in 1999 Verticale as: BUOO in % van het BBP / Horizontale as: % BUOO gefinancierd door de ondernemingen Oostenrijk Denemarken Finland Frankrijk Duitsland Griekenland Ierland Nederland Portugal Spanje Zweden Verenigd Koninkrijk Europese Unie 8 7,5 1 1,5 2 2,5 3 3,5 4 6 5 4 3 2 1 Gegevensbron: OESO, 22. 1.2 Evolutie van de BUOO- en BBP-indexen In figuur 3 kunnen we vaststellen dat zich tot 1997 onder het Europees gemiddelde bevond. De voorbije jaren heeft het echter die achterstand ingehaald. In 1999 halen de BUOO 1,96% van het BBP, terwijl het Europees gemiddelde rond 1,86% schommelt, dat van de Verenigde Staten rond 2,66% en dat van Japan rond 2,94%. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 9

Figuur 3 Evolutie van de BUOO als percentage van het BBP 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1,5 Finland Verenigde Staten Europese Unie Nederland 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2 Gegevensbron: OESO, 22. Wat de evolutie betreft haalt, vergeleken met het Europees gemiddelde (figuur 4), een goed resultaat in de loop van de jongste 2 jaar. De index voor intramurale uitgaven voor O&O bereikt 291 in 1999, wat betekent dat de uitgaven in 16 jaar tijd bijna verdriedubbeld zijn, terwijl de EU een index haalt van 267. Hoe dan ook, de index voor de uitgaven voor O&O van en van de Europese Unie is sneller gegroeid dan die van het BBP, die in 1999 respectievelijk 231 en 249 bereikte. Ondanks het feit dat dus een minder gunstige evolutie van het BBP heeft meegemaakt dan de EU, heeft het een gunstigere evolutie doorgemaakt van de O&O-uitgaven, die op haar beurt weer beter is dan voor het Belgische BBP. Dezelfde redenering gaat op voor de vergelijking tussen en de Verenigde Staten, alleen is het verschil wat groter. De evolutie van de voorbije jaren kan zo samengevat worden in tabel 1. Figuur 4 Evolutie van de BUOO- en BBP-indexen (1983=1) BUOO- BUOO-EU BBP- BBP-EU 35 3 25 2 15 1 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 Gegevensbron: OESO, 22. Opmerking: De nieuwe Länder zijn niet opgenomen in de berekeningen voor de Europese Unie voor de jaren vóór 199. 1 Meer onderzoek in Europa

Tabel 1 Indexen van de evolutie van de BUOO en het BBP (1983=1) BUOO99 BBP99 (BUOO/BBP)99 VSA EU 291 27 267 231 263 249 126 13 17 Gegevensbron: OESO, 22. Opmerking: De nieuwe Länder zijn niet opgenomen in de berekeningen voor de Europese Unie voor de jaren vóór 199. Het verschil van ten opzichte van de Verenigde Staten past in een langetermijnperspectief, maar een geleidelijke vermindering kan vastgesteld worden. Het verschil dat daarentegen waargenomen wordt voor de Europese Unie houdt op lange termijn aan. 1.3 Financieringsbronnen van de BUOO Uit figuur 5 blijkt dat de inbreng van buitenlandse middelen een typische Europese karakteristiek is. Ook merken we de kleinere omvang op van de financiering door de overheden in. Figuur 5 Financieringsbronnen van de BUOO in 1999 Verenigde Staten Europese Unie 23,2% 3,3% 7,3% 28,8% 4,5% 7,3% 2,2% 66,2% 66,8% 35,% 55,5% Ondernemingen Overheid Andere nationale bronnen Buitenland Gegevensbron: OESO, 22. Door de vergelijking van de aandelen van de financieringsbronnen in het totaal van de BUOO (tabel 2) kunnen we vaststellen waar in de BUOO de oorsprong ligt van de achterstand van ten opzichte van de VS en Europa. In tabel 3 worden de O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 11

Belgische aandelen elke keer getoetst aan die voor de referentieruimte (VS, EU) om beter te oordelen welke financieringsbronnen in het meest achter- (of voor)lopen. Tabel 2 Financiering van de BUOO Jaar 1999 % BUOO gefinancierd door BUOO in % BBP Onderne- Overheid Andere Buitenland mingen nationale bronnen Finland 3,22 66,9% 29,2%,9% 3% Verenigde Staten 2,66 66,8% 28,8% 4,5% % Nederland 2,2 49,7% 35,7% 3,4% 11,2% 1,96 66,2% 23,2% 3,3% 7,3% Europese Unie 1,86 55,5% 35,% 2,2% 7,3% Gegevensbron: OESO, 22. Tabel 3 Vergelijking van de specialisatie-indexen van in 1999 Financieringsbron VSA EU Ondernemingen Overheid Andere nationale bronnen Buitenland,99,81,74-1,19,66 1,49 1 Gegevensbron: OESO, 22. Opmerking: De specialisatie-index is gelijk aan het aandeel van de overeenkomstige categorie in het Belgische totaal gedeeld door de waargenomen waarde voor de referentieruimte (VS, EU). Als we weten dat de twee laatste posten een lichte achterstand op het totaal weergeven (figuur 5), stellen we vast, zoals reeds verwacht werd, dat de achterstand van voornamelijk ligt bij de overheidsfinanciering. We bekleden daarentegen een gunstige plaats ten opzichte van het Europees gemiddelde voor de uitgaven voor O&O gefinancierd door de bedrijven. 12 Meer onderzoek in Europa

Door de Belgische en Amerikaanse structuren te vergelijken op basis van specialisatie-indexen (tabel 3), zien we essentiële verschillen in de aanwezigheid van buitenlands kapitaal en de onderfinanciering door de overheid in Europa. Maar in tabel 4 en figuur 6 blijken deze verschillen niet zeer groot te zijn wat de structuur betreft (aandeel van de financieringsbronnen in het totaal). Hieruit kunnen we dus besluiten dat - buiten de overheidsfinanciering - de Belgische achterstand niet beperkt is tot een bepaalde sector,. Met het oog op de Europese doelstellingen (de BUOO bereiken 3% van het BBP waarvan 2/3 gefinancierd door de bedrijven) moet het ritme van de investeringen voor O&O duidelijk opgevoerd worden voor alle posten die de BUOO uitmaken. voldoet immers reeds aan de Europese doelstelling inzake de structuur van de financieringsbronnen. Figuur 6 Het procentueel aandeel van elke financieringsbron in het geheel van de BUOO (1999) Ondernemingen Overheid Andere nationale bronnen Buitenland 8% 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % Finland Ver. Staten Nederland EU Gegevensbron: OESO, 22. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 13

Tabel 4 Het aandeel van elke financieringsbron van de BUOO als % van het BBP (1999) Finland Verenigde Staten Nederland Europese Unie BUOO in % BBP 3,22 2,66 2,2 1,96 1,86 Achterstand 1,26,7,1 -,1 Onderne- Achter- Over- Achter- Andere Achter- Buiten- mingen* stand heid* stand nationale stand land* bronnen* Finland 2,15,86,94,49,3 -,4,1 Verenigde Staten 1,78,48,77,31,12,6, Nederland 1, -,3,72,27,7,1,23 1,3,45,6,14 Europese Unie 1,3 -,27,65,2,4 -,2,14 Gegevensbron: OESO, 22. * elk cijfer in deze kolom kwantificeert het belang van elke BUOO-financieringsbron door deze uit te drukken in percentage van het BBP. 1.4 Intramurale uitgaven voor O&O De voorgaande vaststellingen bevestigen de structuur van de financieringsbronnen van de BUOO in. Als % van het BBP zijn de GOVERD, zijnde de intramurale uitgaven voor O&O van de overheid, in lager dan het Europees gemiddelde. Dit is in tegenstelling tot alle andere intramurale uitgaven voor O&O waar beter uit de hoek komt. Dit brengt ons tot de vaststelling dat de Belgische overheden, in vergelijking met de voornaamste economische partners, mindere inspanningen leveren inzake O&O-investeringen. Niettemin toont figuur 7 dat niet alleen de GOVERD de achterstand van ten opzichte van de Verenigde Staten en Finland kunnen verklaren. De BERD, zijnde de intramurale O&O-uitgaven van de bedrijven, vertonen immers ook een achterstand ten opzichte van deze verschillende landen. Uit tabel 5 en figuur 7 blijkt dat zich nog eens onderscheidt door een lagere deelname van de overheid in de intramurale uitgaven van O&O. Zo kunnen we ook zien dat de bedrijven een zeer gering aandeel hebben in de overheidsuitgaven voor O&O, ze zijn zelfs nagenoeg onbestaand (zie figuur 8). 14 Meer onderzoek in Europa

Tabel 5 Intramurale uitgaven voor O&O van de bedrijven (BERD), het hoger onderwijs (HERD) en de overheid (GOVERD) in 1999 In % BBP BERD HERD GOVERD Totaal Finland Verenigde Staten Nederland Europese Unie 2,19 1,99 1,14 1,4 1,2,63,37,53,47,39,37,21,33,6,26 3,19 2,57 2, 1,93 1,85 Gegevensbron: OESO, 22. Figuur 7 Intramurale uitgaven Verticale as % BBP BERD HERD GOVERD 2,5 2 1,5 1,5 Finland Ver. Staten EU Nederland Gegevensbron: OESO, 22. 1.5 Uitvoering van de BUOO De O&O-uitgaven in komen, vergeleken met die van de Europese Unie, veeleer uit de hoek van de bedrijfssector (tabel 6 en figuur 9, beide op blz 17). Eens te meer onderscheidt de overheidssector zich door een geringere bijdrage aan O&O, wat deels te verklaren is door de keuze van om de ontwikkeling van collectieve onderzoekscentra met gedeelde overheids- en privé-financiering meer te begunstigen dan openbare onderzoekscentra. In welke mate beantwoorden deze keuzen nog aan de realiteit van een innoverend systeem? De Overheid financiert minder de O&O-uitgaven dan andere landen en is ook duidelijk minder betrokken als uitvoeringssector van O&O-activiteiten. Dus kan het verschil tussen en de andere Europese landen voornamelijk verklaard worden door de intramurale uitgaven van de overheidssector. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 15

Zo vertegenwoordigen de GOVERD (intramurale overheidsuitgaven voor O&O) in,2% van het BBP minder dan het het Europees gemiddelde (figuur 1). De achterstand is uiteraard nog groter ten opzichte van de landen waar de overheid het meest investeert in O&O, zoals Frankrijk, Finland of Duitsland waar de verschillen respectievelijk,34%,,31% en,28% van het BBP bedragen. BERD Verticale as % BBP Andere Ondernemingen Figuur 8 Intramurale uitgaven voor O&O per financieringsbron * 3 2,5 2 1,5 1,5 HERD Verticale as % BBP Andere Ondernemingen,8,6,4,2 Ver. Staten Ver. Koninkrijk Zweden Spanje Portugal Nederland Italië Ierland Griekenland Duitsland Frankrijk Finland Denemarken Europese Unie GOVERD Verticale as % BBP Andere Ondernemingen,4,3,2,1 Europese Unie Ver. Staten Ver. Koninkrijk Zweden Spanje Portugal Nederland Italië Ierland Griekenland Duitsland Frankrijk Finland Denemarken Europese Unie Ver. Staten Ver. Koninkrijk Zweden Spanje Portugal Nederland Italië Ierland Griekenland Duitsland Frankrijk Finland Denemarken Gegevensbron: OESO, 22. * Elke staafdiagram toont het financieringsaandeel, uitgedrukt in % van het BBP, van de ondernemingen en van de overige financieringsbronnen samen genomen binnen de drie geviseerde uitvoeringssectoren van O&O, te weten de BERD (ondernemingen), de HERD (hoger onderwijs) en de GOVERD (overheden). 16 Meer onderzoek in Europa

Tabel 6 Intramurale uitgaven per uitvoeringssector in 1999 als % van het BBP Finland Verenigde Staten Nederland Europese Unie BUOO in % BBP 3,22 2,66 2,2 1,96 1,86 Achterstand 1,26,7,6 -,1 Finland Verenigde Staten Nederland Europese Unie BERD 2,19 1,99 1,14 1,4 1,2 Achterstand,79,59 -,26 -,2 HERD,63,37,53,47,39 Achterstand,16 -,1,6 -,8 GOVERD,37,21,33,6,26 Achterstand,31,15,27,2 Gegevensbron: OESO, 22. Figuur 9 Uitvoeringssectoren van de BUOO in 1999 Verenigde Staten Europese Unie 23,9% 3,3% 1,2% 3,6% 7,7% 13,9% 14,1%,9% 2,9% 71,6% 74,7% 64,2% Ondernemingen Hoger onderwijs Overheid Private non profit Gegevensbron : OESO, 22. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 17

Figuur 1 intramurale uitgaven van de overheid als % van het BBP (1999),4,3,2,1 Frankrijk Ierland Zweden Griekenland Spanje Italië Verenigde Staten Portugal Verenigd Koninkrijk Europese Unie Japan Denemarken Nederland Duitsland Finland Gegevensbron: OESO, 22. 1.6 Vergelijking van de financieringsbronnen en uitvoeringssectoren van de BUOO Aan de hand van tabel 7 kunnen we bevestigen dat een bepaalde achterstand heeft ten opzichte van Nederland en Finland op het gebied van de GOVERD (intramurale uitgaven voor O&O van de overheid). Behalve deze structurele achterstand inzake de verdeling van de BUOO per financieringsbron en per uitvoeringssector, is er geen ander groot verschil te herkennen tussen en Finland. Voor Nederland ligt dit anders, aangezien een voorsprong heeft op het gebied van de BERD (intramurale uitgaven voor O&O van de bedrijven), maar een achterstand wat de overheidsfinanciering voor O&O betreft voor het universitair onderzoek alsook voor de inbreng van buitenlandse investeringen voor het onderzoek in de privé-sector. Tabel 8 gaat uit van dezelfde structuren en hetzelfde jaar als tabel 7, maar drukt de intensiteit uit (BUOO als % van het BBP). Alzo duiken er andere verschillen op. In de eerste plaats zijn er voor de BERD beduidende verschillen waarneembaar tussen en Finland. 18 Meer onderzoek in Europa

Tabel 7 Vergelijking van de structuren voor BUOO in 1997 (in aandelen) In % van de totale BUOO Uitvoering Onder- Over- Hoger Private Totaal heid Onder- nemingen 64 onderwijs 3 non profit 67 nemingen Finland 6 2 1 63 Overheid Nederland 41 4 3 3 1 15 46 22 Financieringsbronnen Hoger onderwijs Private non profit Finland Nederland Finland Nederland Finland 3 3 11 12 17 23 3 1 31 39 3 1 Buitenland Nederland 4 2 3 1 2 7 Finland 3 1 1 5 Totaal Nederland 1 72 1 3 1 24 1 13 1 Finland 66 14 2 1 Nederland 55 17 27 1 1 Gegevensbron: OESO, 22. Ten opzichte van Finland is de achterstand van, wat betreft de financieringsbronnen, geconcentreerd op het onderzoek gefinancierd door de overheid en het industriële onderzoek. Dit moge duidelijk blijken bij de BERD en GOVERD, alsook bij de overheidsfinanciering van het universitair onderzoek. Deze achterstand kwam niet tot uitdrukking in de analyse van de «structuur» op zich (tabel 7). Bij de verticale studie van de tabel hoeft het ons dan ook niet te verbazen dat we zien dat het grootste deel van de achterstand in voor de uitvoeringssectoren, naast het onderzoek gefinancierd door de overheid, geconcentreerd is op het hoger onderwijs. De niet-gouvernementele financieringsbronnen kunnen het verschil in deze uitvoeringssector slechts gedeeltelijk opvangen. Ten opzichte van Nederland zien we geen extra verschillen, maar de eerder waargenomen verschillen worden bevestigd. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 19

Tabel 8 Vergelijking van de bedragen voor BUOO als % van het BBP per financieringsbron en uitvoeringssector in 1997 In % van het BBP Uitvoering Onder- Over- Hoger Private Totaal nemingen heid onderwijs non profit Onder- 1,2,5 1,26 nemingen Finland 1,63,5,3 1,71 Nederland,84,6,2,93 Overheid,7,6,29,42 Financieringsbronnen Hoger onderwijs Private non profit Finland Nederland Finland Nederland Finland,7,6,29,25,47,48,5,1,,1,1,1,84,8,6,1,2 Nederland,1,4,1,5 Buitenland,7,5,2,13 Finland,9,2,3,15 Nederland,21,3,2,26 Totaal 1,34,6,45,2 1,87 Finland 1,79,37,54,1 2,72 Nederland 1,11,35,56,2 2,4 Gegevensbron: OESO, 22. 1.7 De begrotingskredieten voor O&O In dit hoofdstuk werd er tot nu toe enkel gesproken over O&O-gegevens die via enquêtes bij de uitvoerders van O&O-activiteiten werden bekomen. In deze rubriek gaan we het even hebben over de budgettaire overheidskredieten voor O&O (BOKOO). Deze gegevens zijn gebaseerd op de overheidsbegrotingen en geven een inzicht inzake de bedoelingen van de overheden. De intensiteit van de overheidskredieten voor O&O (tabel 9) illustreert zeer goed hoe de financiële middelen voor O&O in tekortschieten. In relatieve termen, d.w.z. als % van het BBP, zijn die in 1999 zelfs aanzienlijk lager dan het Europees gemiddelde, terwijl over het geheel gezien inzake BUOO uitsteekt boven het Europees gemiddelde. 2 Meer onderzoek in Europa

Tabel 9 De budgettaire overheidskredieten voor O&O (BOKOO) als % van het BBP (1999) BOKOO (% BBP) Achterstand (% BBP) Finland Verenigde Staten Nederland Europese Unie 1,6,84,78,59,76,47,26,19,17 Gegevensbron: OESO, 22. De achterstand die waargenomen wordt voor is voornamelijk te verklaren door het gebrek aan kredieten voor defensie (tabel 1). Zoals echter blijkt uit de indicatoren van de Scandinavische landen, kan men landen die aanzienlijk investeren in O&O niet gelijkstellen met landen die een groot deel hiervan investeren in defensie. Tabel 1 Verdeling van de budgettaire overheidskredieten voor O&O over defensie en de civiele sector (1999) Finland Verenigde Staten Nederland Europese Unie % van de kredieten voor defensie Achterstand (% BBP) % van de kredieten voor de civiele sector 1999 in % BBP 1999 in % BBP 1,4,1,1 98,6 1,4 53,2,45,45 46,8,39 3,1,, 96,9,75,4, 99,6,58 14,4,11,11 85,6,65 Achterstand (% BBP),46 -,19,17,6 Gegevensbron: OESO, 22. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 21

Wat betreft de kredieten voor civiele O&O (tabel 11), stellen we vast dat de omvang van de begrotingkredieten toegekend voor gezondheid en leefmilieu en ook voor de universteïten in, gering is in vergelijking met de rest van Europa. valt daarentegen op door zijn duidelijke inspanning voor het ruimteonderzoek, wat tot uiting komt in de sterke deelname aan de Europese programma s. Tabel 11 Budgettaire overheidskredieten voor O&O per sociaal-economische doelstelling (als % van het BBP) in 1999 In % BBP Economische Gezond- Ruimte- Niet-toepas- Algemene ontwikkeling heid & onderzoek singsgericht universiteits- leefmilieu onderzoek fondsen Finland,45,17,3,13,27 Verenigde Staten,5,2,9,5, Nederland,18,9,2,9,34,18,5,7,13,11 Europese Unie,15,1,4,11,23 Gegevensbron: OESO, 22. 1.8 Samenvatting Vergeleken met de andere Europese landen bekleedt voor de O&O-uitgaven een tussenpositie. Van de doelstellingen vastgelegd tijdens de Top van Barcelona werd er reeds een bereikt, vermits tweederde van de BUOO in 1999 gefinancierd werd door de bedrijven. Bovendien vertegenwoordigen de BUOO tegenwoordig 2% van het BBP, waardoor zich iets boven het Europees gemiddelde bevindt. Deze vaststelling moet enigszins getemperd worden, want bekleedt slechts de 7e plaats onder de landen van de Europese Unie. Aangezien de EU precieze doelstellingen vastgelegd heeft om de achterstand ten opzichte van de Verenigde Staten in te halen, is het interessant om op te merken dat de financieringsstructuur van de uitgaven voor O&O in die van de Verenigde Staten benadert door de vooraanstaande plaats die de bedrijven innemen in de financiering van de uitvoeringssector. In wordt de geringe overheidsfinanciering gedeeltelijk gecompenseerd door buitenlands kapitaal. Terwijl financiering uit het buitenland voor heel Europa een belangrijke plaats inneemt, is deze onbestaand in Amerika. Hierbij dienen we wel voor ogen te houden dat een groot deel van deze financiering in Europa afkomstig is van intra-europese fluxen, waarvoor er in Amerika geen equivalente financieringsstromen bijgehou- 22 Meer onderzoek in Europa

den worden. Ook opvallend is de belangrijke, zij het bescheiden, rol van het hoger onderwijs in de financiering van O&O. We moeten tenslotte wel vaststellen dat de achterstand van ten opzichte van Verenigde Staten niet verklaard kan worden door het droogvallen van een bepaalde financieringsbron, behalve de financiële beperking door een lagere totale uitgave van de Overheid. staat op de laatste plaats in het Europees klassement met een GOVERD die slechts,1% van het BBP uitmaakt, terwijl het Europees gemiddelde,3% bedraagt en Frankrijk,4% van het BBP haalt. Dit heeft vooral te maken met de O&O-uitgaven voor defensie, aangezien niet meer beduidend investeert op dit gebied. De best presterende landen onderscheiden zich niettemin door een beduidende inspanning van de Overheid op het gebied van de civiele O&O. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 23

Hoofdstuk 2 Analyse van de regionale evoluties in 2.1 Interregionale vergelijkingen Voor de interregionale vergelijking werden de gegevens gebruikt die gepubliceerd werden door het Federaal Wetenschapsbeleid. Deze slaan op de verdeling van de intramurale uitgaven voor O&O van de bedrijven (BERD) per gewest en per sector. Het betreft meer bepaald de uitgaven van de industrie als uitvoeringssector. Naast de bedrijven is de overheidssector een belangrijke financieringsbron, met een groot aandeel voor het hoger onderwijs. Ook hier worden de cijfers van het Federaal Wetenschapsbeleid gebruikt. 2.1.1 BERD vs. TW Van 1985 tot 1999 kenden de BERD een gunstiger groei dan het BBP (dus ook dan de TW), behalve in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waar er een relatieve stagnatie van de uitgaven voor industriële O&O waar te nemen is (figuur 11). 24 Meer onderzoek in Europa

Figuur 11 Evolutie van de BERD als % van de toegevoegde waarde BHG Vlaanderen Wallonië 1,8% 1,7% 1,6% 1,5% 1,4% 1,3% 1,2% 1,1% 1,% 1985 1986 1987 1988 1989 199 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 Gegevensbronnen: Federaal Wetenschapsbeleid, Belgostat en eigen berekeningen. In de geobserveerde periode kende het Waals Gewest de meest gunstige relatieve evolutie wat betreft de BERD als percentage van de toegevoegde waarde (figuur 12). De intensiteitsindicator voor O&O stijgt bijna evenveel als in het Vlaams Gewest, zoals we kunnen vaststellen in figuur 12, maar die ligt in Wallonië iets lager in het begin van deze periode. Hoewel de evolutie in het Waals Gewest zeer gunstig blijft tot midden de jaren 9, begint Vlaanderen vanaf dit moment af te wijken van Wallonië (zie figuur 11). Figuur 12 BERD als % van de TW 1985 1999 Verschil 2% 1% % BHG Vlaanderen Wallonië Gegevensbronnen: Federaal wetenschapsbeleid, Belgostat en eigen berekeningen. Zo is de verdeling van de BERD over de gewesten enigszins veranderd tussen 1983 en 1998, terwijl de samenstelling van het BBP bijna identiek blijft (figuur 13). O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 25

Figuur 13 Verdeling van het BBP en de BERD over de gewesten in 1983 en 1998 BBP 83 BBP 98 BERD 83 BERD 98 57% 27% 6% 26% 55% 23% 64% 22% 16% 14% 22% 14% BHG Vlaanderen Wallonië Gegevensbronnen: Federaal Wetenschapsbeleid en Eurostat. Het gewicht van Brussel in de regionale verdeling van de BERD is sterk gedaald en dit ten «gunste» van het Vlaams Gewest, terwijl de positie van het Waals Gewest ongewijzigd gebleven is (het heeft echter zowat 1% verloren in de verdeling van het BBP). Wel moet gezegd dat het Waals Gewest een minder gunstig aandeel heeft in de BERD dan in het BBP, terwijl Brussel vergelijkbare aandelen heeft in het BBP en de BERD. Het Vlaams Gewest eigent zich daarentegen een groter aandeel van de BERD toe, vergeleken met zijn aandeel in het BBP. Deze verschillen zijn gedeeltelijk te verklaren door de sectorale specialisatie van elk gewest, met name het aanzienlijke gewicht van de toegevoegde industriële waarde in Vlaanderen. Die vertegenwoordigt 27% van de totale toegevoegde waarde in Vlaanderen tegenover 8% in Brussel en 21% in Wallonië. 2.1.2 Verdeling van de BERD over de technologische niveaus De BERD situeren zich in de hoogtechnologische industriële sectoren, behalve in Brussel waar de hightechdiensten ook een belangrijke plaats innemen (tabel 12 en figuur 14). De verhouding tussen toegevoegde waarde en O&O is een op zes in de hightechindustrieën, een op een in de mediumtechindustrieën en bijna een half op een in de lowtechindustrieën. 26 Meer onderzoek in Europa

Tabel 12 Verdeling van de BERD en de TW per technologisch niveau in 2 1 Deel van de Lowtech- Medium- High- Low- & Hightech- Andere sector in het industrie tech- tech- medium- diensten (landbouw regionaal of na- industrie industrie tech- en construc- tionaal TOTAAL diensten tie) BERD BHG 3,7% 2,3% 43,% 19,7% 29,2% 2,2% TW BHG 4,% 5,5% 4,7% 39,6% 43,% 3,2% BERD Vlaanderen 6,7% 11,8% 66,3% 1,4% 12,2% 1,7% TW Vlaanderen 1,4% 11,3% 13,4% 22,4% 33,% 9,6% BERD Wallonië 3,3% 14,% 69,3% 1,8% 1,9%,6% TW Wallonië 7,3% 14,3% 1,% 21,2% 36,1% 11,% BERD 5,5% 11,% 63,9% 3,9% 14,2% 1,5% TW 8,5% 1,8% 11,% 25,3% 35,5% 8,7% Gegevensbronnen: Federaal Wetenschapsbeleid, Belgostat en eigen berekeningen. Opmerking : De classificatie van de sectoren volgens technologische intensiteit is opgenomen als bijlage 1. Figuur 14 Verdeling van de BERD en de TW volgens technologische intensiteit in 2 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % 1 2 3 4 5 6 Brussels Hoofdstedelijk Gewest BERD BHG TW BHG 1 Lowtechindustrie 2 Mediumtechindustrie 3 Hightechindustrie 4 Low- en mediumtechdiensten 5 Hightechdiensten 6 Andere (landbouw en constructie) O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 27

7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % 1 2 3 4 5 6 Vlaanderen BERD Vlaanderen TW Vlaanderen 1 Lowtechindustrie 2 Mediumtechindustrie 3 Hightechindustrie 4 Low- en mediumtechdiensten 5 Hightechdiensten 6 Andere (landbouw en constructie) 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % 1 2 3 4 5 6 Wallonië BERD Wallonië TW Wallonië 1 Lowtechindustrie 2 Mediumtechindustrie 3 Hightechindustrie 4 Low- en mediumtechdiensten 5 Hightechdiensten 6 Andere (landbouw en constructie) 7% 6% 5% 4% 3% 2% 1% % 1 2 3 4 5 6 BERD TW 1 Lowtechindustrie 2 Mediumtechindustrie 3 Hightechindustrie 4 Low- en mediumtechdiensten 5 Hightechdiensten 6 Andere (landbouw en constructie) Gegevensbronnen: Federaal Wetenschapsbeleid, Belgostat en eigen berekeningen. 28 Meer onderzoek in Europa

2.2 Vergelijking tussen sectoren Op de eerste twee plaatsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vinden we diensten-activiteiten, terwijl voor de twee andere gewesten, alsook op Belgisch niveau, de top 1 grotendeels ingenomen wordt door industriële sectoren. De BERD van een gewest zijn grotendeels geconcentreerd in 3 of 4 sectoren. In Wallonië echter stellen we vast dat de farmaceutische sector alleen al meer dan een derde van de regionale BERD voor zijn rekening neemt, terwijl de belangrijkste sector inzake BERD op Belgisch niveau, eveneens de farmaceutische sector, slechts 18% vertegenwoordigtvan het totaal. Als we de chemische sector in zijn geheel bekijken (chemische EN farmaceutische producten), blijkt die het belangrijkst te zijn in Brussel (17,5%), in Vlaanderen (32,1%) en in Wallonië (48,4%), en alzo nationaal een derde van de BERD vertegenwoordigt. Uit tabel 13 kan men opmaken dat de sectorale evolutie in Wallonië nogal atypisch is omdat een groot deel van de groei in de regionale BERD geconcentreerd is in een enkele sector: de farmaceutische producten. De BERD in de farmaceutische sector vertegenwoordigden in 92 bijna 12%. Met een verdrievoudiging in 8 jaar is dit de sector geworden die het meest investeert in O&O in 2 en alzo 3% van de regionale BERD voor zijn rekening neemt. Geen enkele andere sector uit de top 1 in 1992 viel op door een betere evolutie inzake BERD ten opzichte van de andere sectoren voor deze periode. Na de farmaceutische sector moeten we afdalen naar de plaatsen tussen de 15de en 3ste sector om enige beduidende evolutie waar te nemen op gebied van O&O in Wallonië. De 15de verdient trouwens een speciale vermelding. Het gaat om de sector Onroerende activiteiten, verhuur en zakelijke dienstverlening. De BERD in deze sector zijn meer dan vervijfvoudigd en hebben zo hun aandeel in het gewest verviervoudigd. We stellen vast dat Brussel en het Vlaams Gewest een vergelijkbare evolutie doorgemaakt hebben. De sectoren die in 92 het meest investeerden staan inderdaad niet in de top 1 van de beste evoluties in O&O-investeringen voor die periode. Slechts 3 van de 1 belangrijkste sectoren inzake BERD kennen ook de beste evolutie in Brussel, en slechts 4 in Vlaanderen (en 3 voor heel ). O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 29

Tabel 13 De 1 belangrijkste sectoren per gewest op het gebied van BERD in 2 Deel in de regionale BERD in 2 Jaarlijkse gemiddelde groei in de periode 1992-2 Bijdrage aan de regionale groei 1992 2 Brussel 1,6% 55,3 % van de BERD 2 4 1 3 5 1 6 7 11 18 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 - Onroerende activiteiten, verhuur en zakelijke dienstverlening - Financiële instellingen - Chemische producten (exclusief farmaceutische producten) - Audio-, video-, en telecommunicatieapparatuur - Elektrische machines en apparaten - Productie van programma s gebruiksklare systemen - Vervaardiging van lucht- en ruimtevaartuigen - Farmaceutische producten - Verkoop en reparatie van auto s en motorrijwielen (groothandel en kleinhandel) - Overige informaticaactiviteiten 17,% 16,4% 13,1% 8,5% 6,8% 6,7% 5,6% 4,3% 3,1% 2,3% Rest 16,3% 2,6% 3,5% -,4% -,1% 1,% 6,8% 1,% 1,2% 3,% 7,5% Vlaanderen 3,5% 2 3 1 9 4 7 1 8 6 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 - Audio-, video-, en telecommunicatieapparatuur - Farmaceutische producten - Chemische producten (exclusief farmaceutische producten) - Productie van programma s gebruiksklare systemen - Machines, n.e.g. - Automobiel - Onroerende activiteiten, verhuur en zakelijke dienstverlening - Voedingsproducten en dranken - Elektrische machines en apparaten - Cokes, geraffineerde petroleum en kernbrandstof 18,% 16,1% 15,9% 6,4% 5,5% 4,6% 4,4% 2,9% 2,8% 2,6% 3,1% 5,4% 2,3% 6,9% 2,9% 4,5% 5,6% 2,6% 1,6%,6% 24,9% 29,7% -3,8% -,9% 4,2% 18,2% 3,6% 3,2% 5,1% 6,5% 16,7% 21,6% 11,6% 9,7% 4,9% 5,5% 6,% 5,3% van de BERD Rest 2,7% 2,3% 1,6%,6% 3 Meer onderzoek in Europa

Wallonië 2,5% 53,63% van de BERD 2 1 4 15 7 8 6 3 1 5 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 - Farmaceutische producten - Chemische producten (exclusief farmaceutische producten) - Machines, n.e.g. - Onroerende activiteiten, verhuur en zakelijke dienstverlening - Productie van programma s gebruiksklare systemen - Audio-, video-, en telecommunicatieapparatuur - Niet-metaalhoudende minerale producten - Metallurgie, ferro - Rubber en kunstoffen - Elektrische machines en apparaten 29,7% 18,7% 5,2% 5,1% 3,9% 3,8% 3,8% 3,5% 3,4% 3,2% Rest 19,6% 7,5,2 2, 9,8 1,2 1,7,5-1,2 1,8 -,4 6,6 1,8 4,5 11,7 2,1 2,9,9 -,7 2,6 -,7 3,% 53,51% van de BERD 3 1 3 6 7 4 14 5 13 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 - Farmaceutische producten - Chemische producten (exclusief farmaceutische producten) - Audio-, video-, en telecommunicatieapparatuur - Onroerende activiteiten, verhuur en zakelijke dienstverlening - Productie van programma s gebruiksklare systemen - Machines, n.e.g. - Automobiel - Elektrische machines en apparaten - Financiële instellingen - Voedingsproducten en dranken 17,46% 16,12% 13,71% 6,22% 5,89% 4,98% 3,6% 3,43% 2,54% 2,45% Rest 23,62% 5,8% 1,4% 2,7% 4,7% 5,6% 2,5% 5,3% 1,% 3,4% 2,% 27,3% 8,5% 12,7% 8,6% 9,% 4,3% 5,3% 1,4% 2,8% 1,8% Gegevensbron: Federaal Wetenschapsbeleid. Opmerking : 1. De verticaal geschreven en onderlijnde percentages komen overeen met de som van de onderlijnde percentages in de linkerkolom. 2. In het vetjes zijn de sectoren aangegeven, die een evolutie gekend hebben die hoger ligt dan het regionaal (of nationaal) gemiddelde en een hoger deel hebben bijgedragen aan de regionale groei dan hun deel in de regionale (of nationale) BERD. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 31

De belangrijkste evoluties in Brussel zien we in de sectoren Onroerende activiteiten, verhuur en zakelijke dienstverlening en Financiële instellingen (die tezamen meer dan 5% van de groei van de BERD uitmaken), allebei dienstensectoren, evenals in Productie van programma s gebruiksklare systemen en de Verkoop & reparatie van auto s en motorrijwielen. Bij de meest beduidende evoluties in Brussel behoren slechts de bouw, de textiel en de uitgeverij niet echt tot de diensten. In Vlaanderen is de groei in de BERD beter gespreid over de sectoren. De sector die het meest bijdraagt tot de groei van de BERD maakt er 22% van uit en het betreft alweer de farmaceutische sector. Als opmerkelijke evolutie kunnen we nog de Productie van programma s gebruiksklare systemen vermelden, waarvan het gewicht in de BERD van het gewest verdubbelt. De spreiding van de groei in de BERD over de activiteitssectoren blijkt evenwichtiger te zijn in Vlaanderen dan in de twee andere gewesten. Voor heel kunnen we opmerken dat de dienstensector de beste evolutie kent (3 subsectoren van de 7 in de tabel weergegeven sectoren die een gunstige evolutie hebben gekend 1 ). Op gewestelijk niveau is dit te wijten aan hun aanzienlijk gewicht in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (6 subsectoren van de 9 sectoren in de tabel), maar ook aan een goede vertegenwoordiging in Wallonië (5 subsectoren van de 9 sectoren in de tabel). We merken ook de aanwezigheid op van sectoren die algemeen beschouwd worden als «high- of mediumtech», wat niet zo verbazend is. Om de sectorale concentratiegraad van de O&O-activiteiten te ramen, kunnen de indexen van Herfindahl 2 berekend worden voor de verschillende overheden. De toepassing van de Herfindahl-index op de sectoren, op een totaal van vierenveertig activiteitssectoren, leidt tot de vaststelling dat de verdeling van de sectorale O&Oactiviteiten overeenkomt met een diversificatiegraad van 1 sectoren in termen van sectorequivalenten in Vlaanderen en Brussel, tegen zeven in Wallonië. Voor zijn er elf activiteitenequivalenten. Ten opzichte van 1992 kent alleen het Waals Gewest een sterkere sectorale concentratie in de BERD. Dat jaar bedroeg het aantal activiteitenequivalenten acht. Dergelijke diversificatiegraden roepen niet veel vragen op, vanwege de natuurlijke hoge concentratie van de O&O-uitgaven in de hightech sectoren en de noodzaak voor en de Gewesten om een goed compromis te vinden tussen diversificatie en concentratie. Het zou immers onredelijk zijn om alle onderzoeksgebieden te willen beheersen 3. 1 Zie tabel A2 in bijlage 2. 2 Voor nadere uitleg verwijzen we naar de methodologische nota in bijlage 4. 3 Ter illustratie bedraagt het equivalente aantal activiteiten 14 voor de Verenigde Staten op een totaal van eenendertig sectoren, terwijl ze een bredere technologische basis hebben. 32 Meer onderzoek in Europa

2.3 De budgettaire overheidskredieten voor O&O De afgelopen tien jaar zijn de begrotingskredieten voor O&O in constante prijzen vrijwel gelijk gebleven behalve in het Waals en het Vlaams Gewest (figuren 15 en 16). Als rechtstreeks gevolg van deze evolutie zien de Federale overheid en de Franse Gemeenschap hun aandeel in het totaal van de kredieten verminderen. Figuur 15 Evolutie van de begrotingskredieten voor O&O per overheid in duizenden euro s en in constante prijzen Federale overheid Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Waals Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1 9 8 7 6 5 4 3 2 1 89 9 91 92 93 94 95 96 97 98 99 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1 Gegevensbron: Federaal Wetenschapsbeleid en eigen berekeningen. Opmerking : Voor een tabel met de waarden in lopende en constante prijzen, verwijzen we naar bijlage2, tabel A1. Figuur 16 Spreiding van de begrotingskredieten voor O&O per overheid 1989 2 2% 5% 1% 1% 9% 44% 15% 33% 3% 42% Federale overheid Vlaamse Gemeenschap Franse Gemeenschap Waals Gewest Brussels Hoofdstedelijk Gewest Gegevensbron: Federaal Wetenschapsbeleid. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 33

2.4 Samenvatting Tijdens het voorbije decennium hebben de BERD in een betere evolutie doorgemaakt dan het BBP, behalve in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waardoor de intensiteit in de industriële O&O versterkt werd. In de rest van het land loopt het Waals Gewest momenteel een achterstand op ten opzichte van Vlaanderen, maar de O&O-intensiteit is de voorbije jaren gunstiger geëvolueerd en dit voornamelijk dankzij de farmaceutische sector. Dit heeft geleid tot een hogere sectorale concentratie van de O&O-uitgaven dan dat dit het geval is in de andere gewesten. Wat de overheidskredieten voor O&O betreft, onderscheiden het Vlaams en Waals Gewest zich sterk van de andere overheden van het land door een substantiële groei van hun kredieten voor O&O, terwijl die van de andere overheden vrij constant gebleven of gedaald zijn, zoals dit het geval is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Interessant is hier op te merken dat het Waals Gewest de voorbije jaren relatief meer ingespanningen geleverd heeft. 34 Meer onderzoek in Europa

Hoofdstuk 3 Evolutievooruitzichten op het gebied van O&O-uitgaven 3.1 Intensiteit van de industriële TW in O&O Om te ramen welke inspanning de privé-sector zal moeten leveren op het gebied van O&O om te voldoen aan de Europese eisen, is het nuttig de groei van de BERD ten opzichte van de toegevoegde waarde te extrapoleren voor dit decennium aan de hand van de waargenomen evolutie tussen 1992 en 2 4. Er wordt uitgegaan van de hypothese dat de gemiddelde groei van de O&O-intensiteit behouden zal blijven tussen 21 en 21. Dit komt er min of meer op neer dat we veronderstellen dat de evolutie van de economie en het investeringsbeleid voor O&O van de bedrijven de komende jaren niet zal veranderen. Bij de studie van de volgende tabellen kunnen we dus veronderstellen wat de echte evolutie zou kunnen zijn als de gemeenschaps-, gewest- en federale regeringen het huidige beleid voortzetten ten gunste van O&O-investeringen in de privé-sector. Voorzichtigheid blijft geboden bij de interpretatie van de volgende resultaten, want de sectorale verhoudingen zijn berekend ten opzichte van de toegevoegde waarde en niet van het BBP, terwijl de Europese doelstellingen uitgedrukt zijn ten opzichte van het BBP 5. 4 Voor meer uitleg over de groepering van de sectoren verwijzen we naar bijlage 3. De gebruikte mechanische extrapolatieprocedure wordt uitgelegd in bijlage 4. 5 De hier beschouwde toegevoegde waarde omvat niet de onrechtstreeks gemeten diensten van financiële instellingen, noch de heffingen en subsidies op de producten. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 35

3.1.1 Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Door de economische structuur is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest benadeeld ten opzichte van de andere gewesten. De spreiding van de totale toegevoegde waarde over de industriële sectoren enerzijds en de tertiaire sectoren anderzijds, verschilt immers sterk van die in de twee andere gewesten (tabel 12). De toegevoegde industriële waarde maakt slechts 14,2% uit van de totale toegevoegde waarde in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, tegen 35,1% in Vlaanderen en 31,6% in Wallonië. Nu zijn het juist de industriële sectoren waarin traditioneel het grootste aandeel van de O&O-investeringen geconcentreerd is. Het stijgende aandeel van de O&O in bepaalde dienstensectoren zoals diensten aan bedrijven, informatica-activiteiten of O&O-diensten is echter niet verwaarloosbaar. Jammer genoeg is het vanwege de boekhoudkundige groeperingen moeilijk om de omvang te meten voor de gewenste groepering. Een ander kenmerk van het gewest is dat de regionale BERD voornamelijk afhangen van 2 zeer intensieve sectoren inzake O&O: de chemie (farmaceutische producten inbegrepen) en de bouw van machines en uitrustingen die in 21 respectievelijk 18% en 34% bereiken qua technologische intensiteit (tabel 14). Een dergelijke intensiteit is niet waar te nemen in de andere twee gewesten, tenzij voor de farmaceutische sector in zowel het Waals Gewest als in het Vlaams Gewest. Deze sector heeft de voorbije 1 jaar een aanzienlijke groei doorgemaakt wat betreft de O&O-investeringen. Ondanks de zwakke O&O-intensiteit van de overeenkomstige sector, wat voornamelijk te verklaren valt door een vermenging van sectoren met zwakke O&O-intensiteit en sectoren met sterke O&O-intensiteit, hebben de diensten aan bedrijven, de O&O-diensten en de informatica-activiteiten de voorbije tien jaar een zeer gunstige evolutie doorgemaakt. Ze maken tegenwoordig 27% uit van de industriële O&O, tegen 18% in 1992. Algemeen beschouwd is de O&O-intensiteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest de voorbije 1 jaar gestagneerd, en zelfs verzwakt. Bij uitblijven van een herstelbeleid voor O&O kunnen we de komende jaren dus een relatieve stagnatie verwachten. 36 Meer onderzoek in Europa

Tabel 14 Extrapolatie van de O&O-intensiteit per sector voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BERD als % van de TW) 2 25 21 Landbouw, jacht, bosbouw en visserij 1,9,78,53 Niet-metaalhoudende minerale producten + Winning van delfstoffen + Metallurgie, ferro en 1,44 1,69 3,59 non-ferro + Vervaardiging van producten in metaal (exclusief machines en werktuigen) Voedingsproducten en dranken + Tabaksproducten 1,1 1,13 1,1 Textiel + Kleding en bontnijverheid + Leernijverheid en schoeisel 6,1 7,56 8,96 Hout en kurk (exclusief meubels) + Meubels + Overige industrie,43,2,8 Kartonnijverheid, papier & artikelen van papier + Uitgeverijen, drukkerijen en,94,99,97 reproductie van opgenomen media Cokes, geraffineerde petroleum en kernbrandstof + Distributie van elektriciteit,,8,9,1 gas en water Chemische producten (exclusief farmaceutische producten) + Farmaceutische 17,45 17,93 18,41 producten Rubber en kunstoffen 7,16 6,5 5,55 Machines en werktuigen + Elektrische en elektronische werktuigen 27,11 31,39 34,34 Vervaardiging van transportmiddelen 4,94 6,3 6,93 Bouwnijverheid 1,7 1,43 1,8 Verkoop en reparatie van auto s en motorrijwielen (groothandel en kleinhandel) +,33,41,47 Recuperatie van recycleerbaar afval Hotels en restaurants + Vervoer en opslag + Post + Telecommunicatie 1,46 2,94 5,57 Financiële instellingen 1,1 1,18 1,2 Overige informatica-activiteiten + Productie van programma s gebruiksklare systemen + Onderzoek en ontwikkeling + Onroer. activ., verhuur & zakelijke dienstverlening + Openbaar bestuur, sociale en collectieve diensten, enz. 1,7 1,21 1,27 TOTAAL 1,11 1,12 1,12 TOTAAL ten opzichte van het regionaal BBP 1,3 1,4 1,5 Opmerking: de TW omvat 89% van het BBP. O&O EN INNOVATIE IN BELGIË Studiereeks 3 37