Onderwijsmonitor Lelystad. de staat van het onderwijs van bo tot mbo

Vergelijkbare documenten
Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

5. Onderwijs en schoolkleur

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Schoolloopbanen. Deel twee: Een verdieping naar basisschooladvies. In opdracht van: DMO. Projectnummer: Lotje Cohen MSc

Interne doorstroom Walewyc-mavo

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Interne doorstroom !mpulse Leeuwarden, school van OSG Piter Jelles

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Factsheets. Voortijdig Schoolverlaten

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs

Doorstroom naar voortgezet onderwijs

Onderwijskansen. 2.1 Opleidingsniveau ouders

Gelijke kansen in het onderwijs

Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs Factsheet november 2017

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2012 SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs?

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Interne doorstroom Dr. Mollercollege - Waalwijk

Doorstroom naar voortgezet onderwijs

Stromen door het onderwijs

Voortijdig schoolverlaters en Citotoets-gegevens,

Drentse Onderwijsmonitor

kwalificatieniveau en -status in mbo

Het oordeel over de leerresultaten van de afdeling komt tot stand op de wijze als vastgesteld in bijlage B.

Onderwijs in cijfers 2016

Drentse Onderwijsmonitor

De kwaliteit van ons onderwijs Examenresultaten Stedelijk College Zoetermeer

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING SPECIAAL ONDERWIJS 2016

Onder- en overadvisering in beeld 2006/ /2009 Gemeente Helmond

Kansengelijkheid in het onderwijs in Den Haag

Doorstroom niet-westers allochtone scholieren naar vervolgonderwijs

Drentse Onderwijs monitor

KWANTITATIEVE GEGEVENS OPBRENGSTBEVRAGING 2014 SPECIAAL ONDERWIJS EN VOORTGEZET SPECIAAL ONDERWIJS

Gestruikeld voor de start

Drentse Onderwijs monitor

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

Drentse Onderwijs monitor

Onderzoek eindadviezen werkers WP BO die doorstromen naar WP VO

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

NBS Boeimeer Jan Nieuwenhuijzenstraat RJ Breda

RENDEMENTEN EN DIPLOMA S

Factsheet Jongeren in een kwetsbare positie, schooljaar , voorlopige cijfers Landelijk pagina: 2

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Opmerkelijke cijfers en interpretaties versie 7 maart 2013

Studievoortgang in het voortgezet onderwijs

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Walewyc-mavo. Waalwijk OVER DE SCHOOL NA Waalwijk. Aantal leerlingen

Drentse Onderwijsmonitor

Uitleg van de figuren PO 1

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Drentse Onderwijsmonitor

TECHNISCH RAPPORT DEEL I NIVEAU VAN HET ONDERWIJS. De Staat van het Onderwijs 2014/2015. April 2016

Stapelaars in het voortgezet onderwijs

Schoolloopbanen in het Amsterdamse voortgezet onderwijs

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

RENDEMENTEN EN DIPLOMA S

3 De situatie in de bbl

Drentse Onderwijsmonitor 2014

Bijlage Raadsinformatiebrief Motie onderwijsniveau Valkenswaard

Onderwijs. Kerncijfers 203

Vergelijkingsrapport - De scholen

Factsheet voortijdig schoolverlaten Regio Zuid-Holland Noord Schooljaar

Welke basisscholen geven te hoge adviezen in vergelijking met hun CITO-score?

Hoe goed is onze school? Wat is de betekenis van de berekening van de schoolprestaties van Trouw in 2007?

Kiezen na de basisschool

Opleidingsniveau stijgt

RMC Factsheet. RMC Regio 20 Gooi en Vechtstreek

Doorstroom naar voortgezet onderwijs

Nadere analyse voorlopige VSV cijfers 15/16 in RMC regio Eem en Vallei vs

Drentse Onderwijsmonitor

Transcriptie:

Onderwijsmonitor de staat van het onderwijs van bo tot mbo november 2016

Inhoudsopgave Samenvatting en discussie: 3 1. Inleiding: 4 2. Basisonderwijs en speciaal onderwijs: 5 2.1 Onderwijsdeelname: 5 2.2 Schooladviezen: 6 2.3 Vorderingentoetsen: 7 2.4 Eindtoets en uitstroom: 9 2.5 Speciaal onderwijs 10 3. Voortgezet onderwijs: 11 3.1 Onderwijsdeelname: 11 3.2 Advies en doorstroom: 13 3.3 Doorstroom : 15 3.4 Uitstroom: 16 4. Middelbaar beroepsonderwijs: 19 4.1 Instroom: 19 4.2 Deelname naar type, niveau en studierichting: 19 5. Voortijdige schoolverlaters: 22 Bijlagen: 24 Colofon: Opdrachtgever: Gemeente Samenstelling: M. Babeliowsky en D. Rustema Babeliowsky Onderwijsonderzoek E: info@babeliowsky.nl T: 036 5400 603 Pagina 2

Samenvatting en discussie Ietwat zorgelijk maar zeker ook hoopvol. Zo valt de staat van het onderwijs in kort samen te vatten. De zorgelijke component wordt ingegeven door de resultaten in de hogere onderwijsvormen; het voortgezet (vo) en middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Leerlingen uit volgen het vo op een lager peil dan gemiddeld in. Ze krijgen lagere schooladviezen en daarbij stromen ze ook nog eens meer (dan landelijk gemiddeld) af naar een lager schooltype dan geadviseerd. Ook de doorstroom door het vo blijft in achter, wat met name geldt voor het havo. Verder steken de examenresultaten mager af tegen het landelijke gemiddelde. Dat geldt zowel voor de slagingspercentages als voor de gemiddelde examencijfers. En in vergelijking met de uitkomsten van de voorgaande monitor blijken het rendement en de examenresultaten te zijn teruggelopen. In de kern zijn deze achterblijvende resultaten in het vo vermoedelijk terug te voeren tot de lagere schooladvisering. Met een gemiddeld lager advies stromen kinderen meer dan landelijk gemiddeld door naar de lagere vormen van het vo. Dat zij daarbij ook nog eens meer dan gemiddeld afstromen naar een lager schooltype dan geadviseerd, kan met een onderadvisering samen hangen. Leerlingen die onder hun niveau presteren doen het op school veelal minder goed. Met het oog op verhoging van het rendement in het vo is het onder meer de vraag in welke mate er in sprake is van onderadvisering, waarbij leerlingen gemiddeld lager worden geadviseerd dan op grond van hun gerealiseerde Cito-score is te verwachten. Ook het mbo wordt door deelnemers uit op een wat lager niveau gevolgd. Daarbij is er onder de deelnemers uit wat minder belangstelling voor een technische mbo-opleiding. Tot slot zijn er, ondanks de daling in de afgelopen jaren, in nog altijd meer voortijdige schoolverlaters dan gemiddeld in. Hoopvol daarentegen zijn de resultaten in het basisonderwijs. Afgemeten aan het aandeel gewichtenleerlingen zijn er in meer kinderen in een achterstandsituatie. Desondanks liggen de resultaten op bijna alle vorderingentoetsen duidelijk boven het landelijk gemiddelde. Temeer is dat een gunstig resultaat, aangezien in deze toetsuitkomsten gewichtenleerlingen ietwat zijn oververtegenwoordigd. Met name op de Kleutertoetsen voor rekenen en taal worden uitstekende resultaten geboekt. Ten opzichte van de toetsuitkomsten van de voorgaande monitor zien we een duidelijke verbetering, wat met name geldt voor de kleutertoetsen. Opmerkelijk is dat de resultaten op de Cito-eindtoets wat achterblijven bij het landelijke gemiddelde. Het lijkt er op dat verbeteringen in resultaten van onderop komen. De nieuwe generaties instromers presteren beter dan hun voorgangers. Mogelijk is deze prestatieverbetering het gevolg van de inzet van middelen in vve-verband. De komende monitoren moeten uitwijzen of deze progressie zich verder voortzet naar het vo en mbo. Pagina 3

1 Inleiding De gemeente stelt veel in het werk om jongeren goed gekwalificeerd naar de arbeidsmarkt toe te leiden. Daarbij is er behoefte aan inzicht in de onderwijsdeelname, de schoolloopbaan en het kwalificatieniveau van de jongeren. In dat kader beoogt de monitor periodiek een beeld te geven van de staat van het onderwijs in. Om kosten te besparen zijn, behalve de toetsuitkomsten in het basisonderwijs, geen individuele leerlinggegevens meer opgevraagd bij de scholen voor bo en vo. Dat heeft als consequentie dat analyses op leerlingniveau (en daarmee voor groepen leerlingen) niet meer mogelijk zijn. Er zijn verschillende (secundaire) bronnen geraadpleegd. Naast gegevens van de Inspectie en DUO, en toetsgegevens van de basisscholen, is ook gebruik gemaakt van een bestand verstrekt door de afdeling Leerlicht. De gegevens betreffen de onderwijsdeelname van alle se leerlingen van 4 t/m 22 jaar in de schooljaren 2014/15 en 2015/16. Achtereenvolgens gaan we in op het basis- en speciaal onderwijs (2), het voortgezet onderwijs (3) het middelbaar beroepsonderwijs (4) en het voortijdige schoolvertrek (5). Eerst geven we in tabel 1 een algemeen beeld van de onderwijsdeelname naar soort van onderwijs, in en in als geheel. Tabel 1: Onderwijsdeelname in 2014/15 voor en (bron:cbs/duo). onderwijssoort basis- en speciaal basisonderwijs* 44% 40% speciaal onderwijs 1% 1% pro/vso 5% 2% vo algemeen, klassen 1 t/m 3 12% 11% vmbo BK klassen 3 en 4 4% 3% vmbo GT klassen 3 en 4 3% 3% havo/vwo klassen 3 t/m 6 6% 9% mbo niveau 1 en 2 4% 3% mbo niveau 3 en 4 11% 10% hoger onderwijs (hbo + wo) 10% 19% aantal (=100%): 17.874 3.749.446 * Volgens de onderwijsinspectie telde per 1 mei 2016 nog 22 zeer zwakke basisscholen. Eén daarvan is gevestigd in. In volgden vorig schooljaar bijna 18.000 jongeren een vorm van bekostigd onderwijs. De helft neemt deel aan het basis-, speciaal- of praktijkonderwijs, en een kwart volgde het voortgezet onderwijs. 15% deed mbo en 10% volgde een vorm van hoger onderwijs. In vergelijking met de landelijke deelnamecijfers is in het aandeel leerlingen in de lagere vormen van onderwijs groter, terwijl het percentage studenten in het hoger onderwijs duidelijk achterblijft. Pagina 4

2 Basisonderwijs en Speciaal onderwijs Hieronder gaan we t.a.v. het basisonderwijs in op de onderwijsdeelname, de schooladvisering en de uitstroom naar het vo. 2.1 Onderwijsdeelname Dit schooljaar telt het basisonderwijs in 7.686 leerlingen, verdeeld over 35 scholen. In figuur 2.1 is te zien dat deze leerlingen vooral, en veel meer dan landelijk gemiddeld, deelnemen aan het openbaar onderwijs. De deelname aan het rooms katholiek onderwijs blijft in daarentegen achter bij het gemiddelde in. Figuur 2:1 Percentages deelnemers naar denominatie, schooljaar 2015/16 bron: Duo). 18% 19% 10% 53% 33% 13% 24% 30% Openbaar Prot. Christ. Openbaar Prot. Christ. Rooms Kath. overig Rooms Kath. overig De leeftijden van de leerlingenpopulatie en het aandeel gewichtenleerlingen geven een indicatie voor de mate waarin er in sprake is van achterstanden. Gelet op de verdeling over de leeftijdscategorieën, geeft tabel 2.2 geen aanleiding te veronderstellen dat leerlingen in ouder zijn, en dus meer vertraagd, dan gemiddeld in. Het ziet er eerder naar uit dat men in gemiddeld wat jonger is. Tabel 2.2: Percentages deelnemers naar leeftijdscategorie in 2015/16 (bron: DUO). leeftijdscategorie 0 t/m 4 jaar 12% 12% 5 t/m 8 jaar 51% 50% 9 t/m 12 jaar 37% 38% 13 en 14 jaar 0% 0% aantal (=100%): 7.686 1.443.068 Pagina 5

Ten aanzien van het aandeel gewogen leerlingen zien we wel verschillen. telt relatief meer gewogen leerlingen dan als geheel. Het verschil zit wat meer bij de op 1,2 gewogen leerlingen. Dit schooljaar is het aandeel gewogen leerlingen is met 2% gedaald t.o.v. het schooljaar 2013/14.. Figuur 2:3 Percentages leerlingen naar gewicht in 2015/16 (bron: Duo). 7% 6% 6% 7% 88% 86% 4% 5% 91% gewicht 1,2 gewicht 0,3 gewicht 0,0 2013/14 2015/16 2015/16 Naar denominatie zijn er enige verschillen in de deelname van de gewichtenleerlingen (zie tabel 2.4). Aan het Openbaar onderwijs (met 53% van de leerlingen) en aan de overige denominaties (10% van de leerlingen) nemen meer gewichtenleerlingen deel dan aan het Protestants Christelijke en Rooms Katholieke onderwijs. Tabel 2.4: Verdeling van gewichtenleerlingen naar denominatie in 2015/16 (bron: DUO). denominatie gewicht 0,0 gewicht 0,3 gewicht 2,1 Openbaar onderwijs 86% 6% 8% Protestants Christelijk onderwijs 92% 6% 2% Rooms Katholiek onderwijs 91% 6% 3% overige denominaties 87% 3% 10% gemiddeld: 88% 6% 6% 2.2 Schooladviezen Het schooladvies dat kinderen krijgen is in hoge mate bepalend voor het niveau waarop zij naderhand het vo gaan volgen. Figuur 2.5 toont de schooladviezen, zoals in verstrekt in de schooljaren 2013/14 en 2014/15, en voor als geheel in 2014/15. We zien dat het niveau van advisering in lager is dan gemiddeld in. Kreeg in 2014/15 60% van de se leerlingen een advies Vmbo, landelijk gemiddeld was dat 52%. Daar staat tegenover dat het aandeel Havo- en Vwo-adviezen in (met 36%) aanmerkelijk kleiner is dan gemiddeld in (45%). En vergeleken met het schooljaar 2013/14 is men in gemiddeld genomen lager gaan adviseren. Pagina 6

Figuur 2:5 Verstrekte schooladviezen, voor 2013/14, 2014/15 en 2014/15 (bron: Inspectie). 2013/14 2014/15 2014/15 4% 4% 3% 40% 27% 28% 36% 29% 31% 45% 25% 27% Vso/Pro Vmbo-BK Vso/Pro Vmbo-BK Vso/Pro Vmbo-BK Vmbo-GT Havo/Vwo Vmbo-GT Havo/Vwo Vmbo-GT Havo/Vwo 2.3 Vorderingentoetsen Figuur 2.6 illustreert de resultaten op vijf vorderingentoetsen. Weergegeven worden de percentages leerlingen (in de groepen 1 t/m 7), verdeeld over de vijf vaardigheidsniveaus, uitgedrukt in Romeinse cijfers. Volgens de landelijke normering zijn de niveaugroepen even groot; 20% (zie onderste balk in de figuur). De niveaus hebben de volgende betekenis. Links van de verticale lijn: Niveau I bestaat uit de 20% leerlingen die ver boven het gemiddelde scoren (de beste 20%), Niveau II zijn de 20% leerlingen die boven het gemiddelde scoren (behorend tot de beste 40%), Niveau III zijn die 20% met een gemiddelde score (behorend tot de beste 60%). En rechts van de verticale lijn: Niveau IV zijn de 20% leerlingen die onder het gemiddelde scoren (de zwakste 40%), en Niveau V zijn de 20% kinderen die ver onder het gemiddelde scoren (de zwakste 20%). Op deze wijze zijn de resultaten van de leerlingen in te vergelijken met het landelijke gemiddelde. De uitkomsten zijn gebaseerd op ruim 5.000 leerlingen (65% van het totaal), afkomstig van 23 van de 35 scholen, die verwerkbare gegevens aanleverden. Meest zijn dat scholen van de Stichting School. Daarmee is er sprake van een lichte oververtegenwoordiging van de gewichtenleerlingen. Over het algemeen ogen de resultaten zeer gunstig. Voor 4 van de 5 toetsen scoren de se leerlingen duidelijk boven het landelijke gemiddelde. Met name op de Kleutertoetsen worden mooie resultaten behaald. Op de Taaltoets voor Kleuters realiseert 67% van de kinderen een bovengemiddelde score, van wie 41% een score ver boven het landelijke gemiddelde. Ook op de Rekentoets voor Kleuters liggen de resultaten duidelijk boven gemiddeld. Bij de kinderen in de groepen 3 t/m 7 vallen met name op de gunstige resultaten op de Drieminutentoets. De enige toets waar de resultaten ietwat achterblijven is Woordenschat, waar 43% en iets meer dan landelijk het geval is, onder het gemiddelde scoort. Pagina 7

Figuur 2:6 Toetsresultaten als percentages leerlingen per vaardigheidsniveau, schooljaar 2014/15 (bron scholen). Rekenen voor Kleuters n=874 36% 24% 20% 12% 8% Taal voor Kleuters 41% 26% 13% 12% 9% n=854 Begrijpend Lezen 23% 21% 18% 20% 18% n=1.018 Woordenschat 22% 16% 19% 18% 25% n=2.399 Drie Minuten Toets 31% 20% 17% 15% 17% n=2.133 Landelijk gemiddeld 20% 20% 20% 20% 20% niveau I niveau II niveau III niveau IV niveau V In figuur 2.7 is te zien dat de resultaten op bijna alle toetsen zijn verbeterd t.o.v. 2 jaar terug. Weergegeven worden de percentages leerlingen met scores op niveau I en niveau II samen. Zichtbaar is dat vooral de kleutertoetsen een aanzienlijke stijging vertonen. Alleen op de Woordenschattoets zijn de scores ietwat minder dan 2 jaar geleden. Figuur 2:7 Ontwikkelingen toetsresultaten. Percentages niveau I plus II voor 2012/13 en 2014/15 (bron scholen). 67% 60% 53% 48% 43% 60% 51% 44% 40% 39% 2012/13 2014/15 RvK TvK Begr Lezen W'schat 3 min toets Pagina 8

2.4 Eindtoets en uitstroom Een indicatie van het niveau van uitstroom uit het basisonderwijs krijgen we gelet op de scores op de eindtoets en op de uitstroom naar het voortgezet onderwijs. Tabel 2.8: Gemiddelde scores eindtoets per denominatie in 2014/15 (bron: DUO). denominatie gemiddelde score algemeen bijzonder 537,5 gereformeerd 534,6 islamitisch 536.3 openbaar 533,5 protestants christelijk 532,4 reformatorisch 537,5 rooms katholiek onbekend : 533,6 : 535,2 Tabel 2.8 geeft de gemiddelde scores op de Cito-eindtoets in het schooljaar 2014/15, per denominatie en voor en. We zien dat de gemiddelde score voor (exclusief het RKonderwijs) nogal achterblijven bij het landelijke gemiddelde. In het licht van de gunstige resultaten op de vorderingentoetsen is dat opmerkelijk. Het lijkt erop dat de toetsprestaties in de tijd verbeteren. De kleutergroepen doen het beter dan de groepen 3 t/m 7. En mogelijk doen die het op de eindtoets weer beter dan de 8 e groepers. Tabel 2.9 tot slot laat per denominatie zien de schoolbestemmingen na uitstroom uit het basisonderwijs. Het gaat om 942 uitstromers. Vanuit de openbare basisscholen stroomt men wat meer door naar de Rietlanden en de SGL. Ook vanuit het PC-onderwijs gaan leerlingen meer naar de Rietlanden. Leerlingen van de RK-scholen stromen wat meer door naar de SGL, en zij van de overige scholen (met een bijzonder karakter) stromen vooral door naar verwante vo-scholen buiten. Tabel 2.9: Uitstroom uit basisonderwijs (N=942) naar bestemmingsschool VO, 2014/15 (bron: DUO). denominatie bestemming school voortgezet onderwijs basisschool Arcus Rietlanden SGL Groenhorst Steiger buiten Openbaar 20% 33% 31% 11% 1% 3% PC 30% 40% 12% 12% 1% 4% RK 26% 30% 34% 8% - 2% overig bijzonder 21% 26% 15% 6% - 32% Pagina 9

2.5 Speciaal onderwijs Voor wat het speciaal onderwijs betreft beperken we ons tot de deelname aan de diverse soorten van het speciaal onderwijs, weergegeven in de figuren 2.9 (zonder het vso) en 2.10 (met inbegrip van het vso). We zien daar dat er in relatief meer leerlingen een vorm van speciaal onderwijs volgen dan gemiddeld in. Goeddeels komt dat door het surplus in het voortgezet speciaal onderwijs. Figuur 2.9: Deelname aan basis- en speciaal onderwijs in 2015 (bron: DUO). 2% 3% 2% 2% 95% 96% bo sbo so bo sbo so Figuur 2.10: Deelname aan basis- en (voortgezet) speciaal onderwijs in 2015 (bron: DUO). 2% 3% 7% 2% 2% 3% 88% 93% bo sbo so vso bo sbo so vso Pagina 10

3 Voortgezet onderwijs De staat van het voortgezet onderwijs in meten we af aan drie indicatoren. Eerst bekijken we het niveau waarop men aan het onderwijs deelneemt. Vervolgens gaan we na of leerlingen het onderwijs volgen dat ze is geadviseerd. En tot slot komen de doorstroom door en de uitstroom uit het vo ter sprake. 3.1 Onderwijsdeelname In de deelname aan het vo in zien we nogal wat verschillen tussen jongens en meisjes (zie figuur 3.1). Jongens zien we relatief meer in de lagere schoolsoorten, terwijl meisjes het vo op een hoger niveau volgen. Figuur 3.1: Onderwijsdeelname in in 2015/16 naar geslacht en schoolsoort, zonder brugklas (bron: DUO). 41% 48% 12% 8% 29% 24% 18% 20% praktijkonderwijs vmbo-bk vmbo-gt havo/vwo jongens meisjes T.o.v. het voorgaande jaar 2014/15 is het aandeel leerlingen in het vmbo BK wat gegroeid, ten koste van de deelname aan het havo en vwo (zie figuur 3.2). Figuur 3.2: Onderwijsdeelname in zonder brugklas, in 2014/15 en 2015/16 (bron: DUO). 45% 44% 26% 27% 19% 19% 10% 10% praktijkonderwijs vmbo-bk vmbo-gt havo/vwo 2014/15 2015/16 Pagina 11

In vergelijking met het landelijk gemiddelde neemt men in op een lager peil deel aan het vo. Figuur 3.3 toont dat het percentage leerlingen in het praktijkonderwijs en in het vmbo-bk er hoger is, terwijl men in duidelijk mindere mate deelneemt aan het havo en vwo dan landelijk gemiddeld. Het aandeel lwoo-indicaties ligt in op een gelijk niveau als dat in geheel :10%. Figuur 3.3: Onderwijsdeelname in 2015/16 naar schoolsoort voor en (bron: DUO). 43% 41% 34% 26% 6% 3% 14% 10% 11% 12% Dat een meer dan landelijk gemiddeld percentage leerlingen met een lwoo-indicatie heeft laat figuur 3.4 zien. We zien daar ook dat het aandeel lwoo-leerlingen in terugloopt, en sterker dan gemiddeld in. Figuur 3.4: Ontwikkelingen van percentage leerlingen met lwoo-indicatie, voor en (bron: DUO). 28% 26% 25% 24% 23% 23% 2013/14 2014/15 2015/16 Pagina 12

3.2 Advies en doorstroom Dat leerlingen in het VO over het algemeen op een lager niveau volgen, is dat een gevolg van de gemiddeld lagere adviezen die zij krijgen? Of zakken zij na enkele jaren VO af naar een lager schooltype dan geadviseerd? Langs twee benaderingen is daar iets over te zeggen. In de eerste plaats gaan we uit van het huidige gevolgde schooltype en kijken we terug of dat correspondeert met het verkregen advies. In een tweede benadering nemen we het advies als uitgangspunt, en kijken we of leerlingen naderhand het schooltype volgen dat ze is geadviseerd. In figuur 3.5 zijn de deelnamepercentages per schoolsoort na twee jaar vo (na de brugperiode) in verband gebracht met de schooladviezen (zie figuur 2.1). Hoewel niet helemaal vergelijkbaar 1, vallen dan twee afwijkingen op. Het aandeel adviezen Vmbo-GT is groter dan het deelname-percentage aan het Vmbo-GT. Daarnaast zien we dat het percentage deelnemers aan het Havo en Vwo na 2 jaar, hoger is dan het aandeel Havo/Vwo-adviezen. Dat lijkt er op te duiden dat leerlingen met een advies Vmbo-GT na de brugklassen veelal een ander schooltype volgen dan ze is geadviseerd. Enerzijds kan het zijn dat ze vanuit het Vmbo-GT zijn overgestapt naar het Vmbo-BK ( afstroom ). Anderzijds is er mogelijk sprake van een opstroom vanuit het Vmbo-GT naar het Havo. Figuur 3.5: Onderwijsdeelname na de brugklas bij schooladvies, 2014/15 (bron: DUO). 46% 40% 29% 28% 27% 20% 4% 6% praktijkonderwijs vmbo-b/k vmbo-g/t havo/vwo advies deelname Een preciezer beeld krijgen we door na te gaan of het schooltype dat leerlingen na 2 jaar VO volgen, correspondeert met het advies dat ze kregen. In de tabel hieronder is per advies aangegeven naar welk schooltype leerlingen in klas 3 zijn doorgestroomd. Er zijn dan drie mogelijkheden: - de leerling zit in het schooltype dat hem/haar is geadviseerd: doorstroom - de leerling zit in een hoger schooltype dan geadviseerd: opstroom - de leerling zit in een lager schooltype dan hem/haar is geadviseerd: afstroom 1 De schooladviezen (figuur 1) zijn gebaseerd op een andere populatie dan de deelnamecijfers na 2 jaar VO in figuur 2. Pagina 13

Tabel 3.6: Schooladvies bij gevolgd schooltype in klas 3, schooljaar 2014/15 (bron: Inspectie). schooltype in klas 3 schooladvies pro vmbo-bk vmbo-gt vmbo-t/havo havo vwo samen vmbo-bk 100% 77% 35% - 8% 1% 194 vmbo-gt - 20% 43% 100% 28% 5% 168 havo - 3% 9% - 24% 17% 89 havo/vwo - 0% 11% - 26% 20% 97 vwo - - 2% - 14% 57% 103 aantal =100% 1 146 180 1 198 124 650 afstroom - - 35% - 36% 23% 25% doorstroom - 77% 43% 100% 50% 77% 59% opstroom 100% 23% 22% 7% 14% - 16% In de onderste drie regels van de tabel is af te lezen dat 59% van de leerlingen in klas 3 het schooltype volgt dat hem/haar is geadviseerd. Na twee jaar is 25% afgestroomd naar een lager schooltype dan geadviseerd, en is 16% naar een hoger schooltype opgestroomd. Ook nu zien we dat bij de adviezen vmbo-gt de afwijkingen het grootst zijn. Enerzijds stroomt 35% van de leerlingen met dit advies af naar het vmbo-bk. Anderzijds stroomt 22% van hen na 2 jaar op naar havo en vwo. Het lijkt er op dat de capaciteiten van leerlingen met een advies Vmbo-GT wat moeilijker zijn in te schatten. In vergelijking tot het landelijk gemiddelde stromen er in aanzienlijk minder leerlingen door overeenkomstig het advies: 59% tegenover 79% voor (zie tabel 3.7). Dat komt vooral doordat in de afstroom veel groter is: 25% tegenover 12% voor. Vergeleken met de door-, af- en opstroom in 2013/14, is de afstroom wat gegroeid, en zijn er minder leerlingen opgestroomd. Tabel 3.7: Door- af- en opstroom voor en, schooljaar 2014/15 (bron: scholen/inspectie). positie na 2 jaar onderwijs 2013/14 2014/15 2014/15 doorgestroomd volgens advies 58% 59% 79% afgestroomd naar lager type 22% 25% 12% opgestroomd naar hoger type 20% 16% 9% aantal (= 100%) 2.160* 650 175.238 * De lagere aantallen van 2014/15 hebben alleen betrekking op de doorstroom naar het 3 e leerjaar. In 203/14 zijn de uitkomsten gebaseerd op de leerjaren 3 t/m 6.. Pagina 14

3.3 Doorstroom Hoe verloopt de doorstroom door het voortgezet onderwijs? Waar in de gang door het onderwijs vindt rendementsverlies plaats? In figuur 3.8 wordt per schoolsoort aangegeven in welke mate leerlingen succesvol doorstromen. Zichtbaar is dat het rendement in in alle schoolsoorten achterblijft bij het landelijk gemiddelde, en met name in de bovenbouw. Zorgelijk is de doorstroom in Havo 4, Vwo 4 en Vwo 5. In tabel 1 in de Bijlagen is te zien dat het rendementsverlies in deze leerjaren vooral het gevolg is van doublures. In is het aandeel doublures in deze voorlaatste leerjaren bijna twee keer zo hoog als landelijk gemiddeld. Het lijkt er op dat er voor het examenjaar een extra selectie plaats heeft. In de examenklassen blijft het rendement in minder achter bij het landelijke gemiddelde. Het volledige schema van de onvertraagde doorstroom door het vo voor en is opgenomen in de bijlagen. Daar is te zien dat in uiteindelijk 53% van de vo-leerlingen in één keer doorstroomt naar een diploma: 38% behaalt een vmbo-diploma en 15% een diploma van havo of vwo. Landelijk gemiddeld stroomt 63% direct door naar een diploma: 37% van het vmbo en 26% van havo of vwo. In blijven name in havo en vwo de resultaten daarbij achter. Figuur 3.8: Rendement per schooltype, voor en, 2014/15 (bron: Inspectie). Brugklassen 95% 96% 94% 95% Vmbo 90% 90% 87% 91% klas 1 klas 2 klas 3 klas 4 Havo Vwo 93% 85% 79% 82% 86% 93% 85% 89% 88% 86% 89% 78% 78% 61% klas 3 klas 4 klas 5 klas 3 klas 4 klas 5 klas 6 Pagina 15

In figuur 3.9 is te zien of in het rendement per schooltype in het afgelopen jaar is verbeterd. Voor 4 van de 5 onderscheiden schooltypen zien we een progressie. Alleen in het vwo ( de leerjaren 3 t/m 6) is er sprake van een lichte achteruitgang. Figuur 3.9: Rendement per schooltype, voor 2013/14 en 2014/15 (bron: Inspectie). 96% 95% 88% 90% 88% 82% 71% 73% 86% 84% brug 1 en 2 vmbo BK vmbo GT havo 3-5 vwo 3-6 2012/13 2014/15 3.4 Uitstroom Hieronder gaan we in op de examenresultaten en de bestemmingen na uitstroom. De examenresultaten zijn weergegeven in tabel 3.8. Naast de slagingspercentages worden vermeld de gemiddelde examencijfers voor het centraal examen. De se resultaten hebben betrekking op het gemiddelde over de 4 vo-scholen. Zowel de slaagpercentages als de gemiddelde examencijfers blijven in achter bij het landelijke gemiddelde. Vooral in het vmbo zijn de verschillen aanzienlijk. Alleen in het se vmbo-gt komt het gemiddelde examencijfer uit boven het landelijk gemiddelde. In vergelijking met het schooljaar 2012/13 zijn de slaagpercentages gemiddeld teruggelopen. In het Vmbo is er een lichte vooruitgang, maar in het havo en vooral het vwo zijn de resultaten duidelijk teruggelopen. Ook het gemiddeld examencijfer is iets gezakt. En ook hier komt dat met name voor rekening van het havo en vwo. Tabel 3.10: Examenresultaten voor en, voor 3 schooljaren (bron: Inspectie). slaagpercentages gemiddeld cijfer ce schoolsoort 2012/13 2013/14 2014/15 2012/13 2013/14 2014/15 vmbo BK 91% 93% 96% 6,4 6,3 6,4 vmbo GT 87% 88% 93% 6,3 6,4 6,3 havo 89% 86% 88% 6,6 6,2 6,3 vwo 94% 87% 90% 6,7 6,3 6,4 gemiddeld: 90% 89% 92% 6,4 6,3 6,4 Pagina 16

Onderstaande tabel geeft de uitstroom vanuit het se vmbo naar het mbo, onderscheiden naar sector. De tabel laat zich aldus lezen. Van de 70 vmbo-uitstromers (laatste kolom) uit de sector Economie volgt 74% ook in het mbo een Economische opleiding.!0% stapt over naar een technische mbo-opleiding en 16% kiest voor een mbo-opleiding Zorg & Welzijn. Zo is te zien dat leerlingen goeddeels een opleiding in het mbo vervolgen in aansluiting op de gevolgde sector in het vmbo. Een uitzondering betreffen de opleidingen Landbouw. Slechts 10% van deze vmbo-uitstromers vervolgt de opleiding in het mbo in dezelfde sector. Dat is ook veel minder dan landelijk gemiddeld; bijna 30%. Tabel 3.11: Uitstroom uit vmbo naar studierichting mbo, 2014/15 (bron: DUO). studierichting mbo aantal sector vmbo Economie Techniek Z & W Landbouw combinatie (=100%) Economie 74% 10% 16% - - 70 Techniek 27% 66% 5% - 2% 44 Zorg & Welzijn 21% 9% 71% - - 34 Landbouw 26% 24% 41% 10% - 42 combinatie 55% 13% 32% 1% - 88 geen (vmbo T) 39% 24% 32% 5% 1% 191 gemiddeld: 44% 23% 31% 3% 0% 469 In figuur 3.12 zijn de uitstroombestemmingen weergegeven van de ruim 400 uitstromers in 2014/15 en 2015/16 uit het havo en vwo in, t.o.v. de ruim 130.000 uitstromers in in diezelfde jaren. T.o.v. het landelijk gemiddelde enkele verschillen. In het hbo kiezen de se uitstromers in 2014/15 wat meer voor een Economische studie. Maar in 2015/16 is het percentage economie studenten met 10% gedaald, tot onder het landelijke gemiddelde. Ook het aandeel studenten in de Techniek daalt wat. In het wo zien we de belangstelling voor een Technische studie in sterk groeien, tot bovengemiddeld t.o.v.. Dat gaat ten koste van de keuze voor de Economische studierichtingen. Pagina 17

Figuur 3.12: Uitstroom uit havo/vwo 2014/15 en 2015/16, naar sector hbo en wo (bron: DUO). bestemming hbo 2014/15 bestemming hbo 2015/16 48% 41% 36% 24% 23% 35% 41% 31% 35% 26% 21% 39% Economie Techniek overig Economie Techniek overig bestemming wo 2014/15 bestemming wo 2015/16 72% 67% 72% 67% 14% 15% 17% 14% 8% 15% 20% 18% Economie Techniek overig Economie Techniek overig Pagina 18

4 Middelbaar beroepsonderwijs Achtereenvolgens gaan we in op de instroom, de onderwijsdeelname, zowel naar niveau als naar studierichting, en de uitstroom. In de aan DUO ontleende gegevens zijn deelnemers niet altijd te onderscheiden naar woonplaats (i.e. ). In sommige tabellen betreft het gegevens die betrekking hebben op het gehele ROC van Flevoland, inclusief Almeerse deelnemers. 4.1 Instroom Gelet op de vooropleiding zien we (in tabel 4.1) geen grote verschillen tussen het ROC van Flevoland en als geheel. Alleen in het mbo 3 en 4 is op het ROC het aandeel instromers vanuit het vmbo BK wat groter, en vanuit het vmbo GT wat kleiner dan landelijk gemiddeld. Tabel 4.1: Instroom in het mbo naar vooropleiding in 2015 (bron: DUO). instroom mbo 1 en 2 instroom mbo 3 en 4 vooropleiding ROC Flevoland ROC Flevoland vmbo zonder diploma 31% 29% 7% 5% vmbo BK 64% 62% 51% 37% vmbo GT 4% 7% 35% 48% havo (en vwo) 1% 2% 7% 10% aantal (=100%): 1.245 89.919 3.551 351.162 4.2 Deelname naar type, niveau en studierichting Cijfers over het soort mbo en het niveau van deelname zijn wel per woonplaats beschikbaar. In tabel 4.2 zien we dat deelnemers uit meer dan landelijk gemiddeld een beroepsopleidende leerweg (BOL) volgen. De laatste jaren groeit dat aandeel. Van de se deelnemers volgt 85% in 2015 een BOL, tegenover 15% in een beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Tabel 4.2: Deelname aan BBL versus BOL voor 3 schooljaren (bron: DUO). BBL BOL vooropleiding 2013 20% 25% 80% 75% 2014 15% 21% 85% 79% 2015 15% 21% 85% 79% Kijken we naar het niveau van deelname dan maakt figuur 4.3 duidelijk dat men in het mbo op een ietwat lager peil volgt dan landelijk gemiddeld. Het percentage deelnemers aan het mbo 1 en 2 is er wat groter, en dat aan het mbo 4 wat kleiner dan in. Pagina 19

Figuur 4.3: Deelname in 2015 naar niveau (bron: DUO). 47% 52% 4% 2% 22% 19% 27% 27% mbo1 mbo2 mbo3 mbo4 Het beeld van de ontwikkelingen in de deelname naar kwalificatieniveau is weergegeven in figuur 4.4. Voor zien we daar het aandeel deelnemers aan de niveaus 1 en 2 langzaam teruglopen van 29% in 2012 naar 26% in 2015. In vergelijking tot verloopt die daling minder snel. Landelijk neemt het percentage deelnemers aan niveau 1 en 2 af van 26% in 2012 naar 21% in 2015. Figuur 4.4: Ontwikkelingen in deelname naar niveau (bron: DUO). 100 100 80 80 60 60 40 40 20 29 28 26 26 0 2012 2013 2014 2015 niveau 1 en 2 niveau 3 en 4 20 26 25 22 21 0 2012 2013 2014 2015 niveau 1 en 2 niveau 3 en 4 In tabel 4.5, waar de deelname per studierichting wordt weergegeven, zien we dat de se mboers meer (dan landelijk gemiddeld) een economische studie en een studie zorg & welzijn volgen. De deelname aan een technische studie blijft daarentegen wat achter. De laatste jaren is er wel duidelijk meer belangstelling voor een technische studie, maar het aandeel deelnemers in de techniek blijft in lager dan gemiddeld in. Pagina 20

Tabel en Figuur 4.5: Deelname mbo naar studierichting en jaar (bron: DUO). jaar economie techniek zorg & welzijn agrarisch + combinatie 2013 37% 19% 36% 8% 2014 38% 20% 35% 7% 2015 40% 23% 33% 4% jaar economie techniek zorg & welzijn agrarisch + combinatie 2013 33% 27% 33% 8% 2014 33% 27% 32% 8% 2015 33% 28% 32% 7% 100 80 60 40 20 100 80 60 40 20 0 2012 2013 2014 econ tech z & w agr+comb 0 2012 2013 2014 econ tech z & w agr+comb Pagina 21

5 Voortijdige schoolverlaters Om een kansrijke uitgangspositie op de arbeidsmarkt te verwerven is het noodzakelijk te beschikken over een startkwalificatie; een diploma op minimaal havo- of vwo-niveau of een diploma op mbo-2 niveau of hoger. Niet alle leerlingen lukt dat, en sommigen verlaten voortijdig het onderwijs. In figuur 6.1 staan de percentages voortijdige schoolverlaters per schoolsoort. Het gaat hier om de zgn. nieuwe voortijdige schoolverlaters (vsv-ers), leerlingen in de leeftijd van 12 tot 23 jaar die in een voorgaand jaar nog wel, maar in het volgend jaar niet meer op een school staan ingeschreven zonder een startkwalificatie. Het betreft dan alleen de jaarlijkse nieuwe aanwas. Vsv-ers in voorgaande schooljaren blijven buiten beeld. Een substantieel deel 2 van deze oudere vsv-ers blijkt via bemiddeling alsnog in de schoolbanken terug te keren. We zien dat het voortijdige schoolvertrek zich met name voordoet in het mbo, en sterk is geconcentreerd bij niveau 1 met 30% vsv-ers. Uit de cijfers van het ministerie blijkt ook dat het ROC Flevoland één van de instellingen is met de hoogste percentages vsv-ers: 7,6% tegenover 5,2% landelijk gemiddeld. Figuur 5.1: Percentages nieuwe vsv-ers per schoolsoort, 2014/15 (bron: ministerie OCW). vo onderbouw vmbo bovenbouw havo/vwo bovenbouw 0,2% 1,7% 1,0% mbo niveau 1 30,4% mbo niveau 2 12,2% mbo niveau 3 en 4 5,7% Dat het voortijdige schoolvertrek komt met de jaren is te zien in figuur 5.2. Vanaf 17 jaar groeit sterk het aantal jongeren dat het onderwijs zonder startkwalificatie verlaat. Daarnaast zien we dat jongens wat meer voortijdig vertrekken dan meisjes. Figuur 5.2: Percentages nieuwe vsv-ers naar geslacht en leeftijd, 2014/15 (bron: gemeente ). jongens 59% meisjes 41% 4-16 jaar 5% 17 en 18 jaar 28% 19 en 20 jaar 45% 21 en 22 jaar 22% 2 Uit cohortonderzoek in Almere, waarbij de oudere vsv-ers na het vertrek van school worden gevolgd, blijkt tussen de 10% en 20% spijtoptant. Pagina 22

In tabel 5.3 zien we dat het percentage vsv-ers in sinds 2013/14 flink is gedaald. Desondanks blijft het hoger dan gemiddeld in. Figuur 5.3: Percentages nieuwe vsv-ers naar geslacht en leeftijd (bron: ministerie OCW). schooljaar leerlingen vsv-ers % vsv-ers meisjes vsv-ers %vsv-ers 2012/13 6.058 198 3,3% 1.326.641 27.760 2,1% 2013/14 6.127 219 3,6% 1.334.721 25.622 1,9% 2014/15 6.286 158 2,5% 1.345.345 24.451 1,8% Pagina 23

Bijlagen Tabel 1: Doorstroom per onderwijselement (bron: Inspectie). onderwijselement bevordering doublure vertrek van school* brugklas 1 95% 96% 3% 3% 2% 1% brugklas 2 94% 95% 5% 4% 1% 1% vmbo 3 90% 90% 6% 7% 4% 3% vmbo 4 87% 91% 11% 7% 2% 2% havo/vwo 3 85% 93% 14% 6% 1% 1% havo 4 61% 79% 28% 14% 11% 7% havo 5 82% 86% 16% 13% 2% 1% vwo 4 78% 89% 21% 10% 1% 1% vwo 5: 78% 88% 18% 10% 4% 2% vwo 6 86% 89% 5% 11% 9% 0% * Deze schoolverlaters zijn niet allen voortijdige schoolverlaters. Vooral in de lagere leerjaren keert men vaak weer terug naar school. Pagina 24

Onvertraagde doorstroom door het vo in procenten van instroom in klas 1. (n= 950) D:3% klas 1 100% 2% 95% D:5% klas 2 95% 1% 31% 23% 35% D:2% Vmbo BK 3 31% 1% D:4% Vmbo GT 3 23% D:2% Ha/Vwo 3 35% 1% 28% 19% 2% 15% 15% D:3% Vmbo BK 4 28% D:4% Vmbo GT 4 21% 1% D:5% 24% 16% 9% Havo 4 15% 1% D:1% Vwo 4 15% 2% 12% diploma 24% diploma 14% D:3% Havo 5 11% 1% D:2% Vwo 5 12% 1% 7% 9% diploma 7% Vwo 6 9% 1% 8% = vertrek naar elders ( 0,5%) D = doublure ( 0,5%) Diploma 8% Pagina 25

Onvertraagde doorstroom door het vo in procenten van instroom in klas 1. (n= 202.096) D:1% klas 1 100% 3% 96% D:1% klas 2 96% 4% 22% 25% 44% D:1% Vmbo BK 3 22% 1% D:1% Vmbo GT 3 25% 2% Ha/Vwo 3 44% 3% 20% 22% 1% 21% 19% D:1% Vmbo BK 4 20% 1% Vmbo GT 4 23% D=1% 18% 19% 2% 19% 2% Havo 4 23% 3% Vwo 4 19% 1% 16% 2% diploma 18% diploma 19% Havo 5 20% 3% Vwo 5 16% 2% 16% 1% 14% diploma 13% Vwo 6 15% 2% 13% = vertrek naar elders ( 0,5%) D = doublure ( 0,5%) Diploma 13% Pagina 26