Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer

Vergelijkbare documenten
ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2015

Armoedemonitor Leidschendam-Voorburg 2012

Armoedemonitor Wassenaar 2012

Armoedemonitor Voorschoten 2012

BIJLAGE 4 ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE NOORDWIJK

Armoedemonitor Zoetermeer 2010

Armoedemonitor Voorschoten 2012

Armoedemonitor gemeente Menterwolde 2014

ARMOEDEMONITOR 2015 GEMEENTE CAPELLE AAN DEN IJSSEL

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OLST-WIJHE

Armoedemonitor Den Haag 2008

Armoedemonitor Ridderkerk 2009

De leden van de gemeenteraad van Haarlemmermeer Postbus 250

Minimamonitor Haarlem 2012

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2016

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE RIDDERKERK 2017

ARMOEDEMONITOR 2016 GEMEENTE DEN HAAG

aparte regeling Bereik:40,2% (bekeken op huishoudniveau) Regeling maatschappelijke participatie +228,6% Aantal: 208

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN 2017

Armoedemonitor Leeuwarden

Betreft: Evaluatie minimaregelingen Albrandswaard Geachte raadsleden,

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LEEUWARDEN

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LOSSER 2016

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE WASSENAAR 2016

ARMOEDE-INDEX GEMEENTE KRIMPENERWAARD

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE LANSINGERLAND 2015

Armoedemonitor Den Haag 2014

ARMOEDEMONITOR GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2017

CUMULATIEONDERZOEK GEMEENTE EMMEN 2015

Kerncijfers armoede in Amsterdam

KERNBOODSCHAP De cijfers in de armoedemonitor laten zien dat we op de goede weg zijn. We continueren daarom de koers die is ingezet.

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014

ARMOEDEMONITOR 2018 GEMEENTE RIDDERKERK

INVENTARISATIE DOELGROEP ARMOEDEBELEID AMELAND

Armoede in Schildersbuurt

Sociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014

ARMOEDE IN DE GEMEENTE WOUDENBERG

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WIJK BIJ DUURSTEDE 2015

Sociale index Gebiedsteam Sneek Zuid 1 oktober 2014

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HATTEM

Januari Nulmeting sociaal domein Aa en Hunze

Gemeenteraad van Albrandswaard p/a de griffie

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

3 THEMA: WELVAART / ARMOEDE

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE WAALWIJK 2014

INKOMENSEFFECTEN LANDELIJKE EN GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN

Armoedemonitor Tilburg 2014

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens

Evaluatie armoederegelingen 2017 Ridderkerk

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2018

Armoede in Voorschoten in beeld

BIJLAGE 5 INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE NOORDWIJK 2015

SCENARIOANALYSE SOCIAAL DOMEIN GEMEENTE RIDDERKERK

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE HEERHUGOWAARD 2018

Hoofdstuk 25 Financiële dienstverlening

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE OLST-WIJHE

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE ARMOEDE BESTRIJDING GEMEENTE DOETINCHEM

Amsterdamse armoedemonitor

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE VLISSINGEN

INKOMENS EFFECT RAPPORTAGE GEMEENTE RIDDERKERK 2014

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

Amsterdamse Armoedemonitor 2009

EVALUATIE MINIMABELEID GEMEENTE OVERBETUWE

Overzicht huidige minimaregelingen

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Notitie categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten

Doelgroeponderzoek AWBZ en Wmo Utrecht

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening

Interne Memo nr. commissie MO G.E. Oude Kotte Datum: december 2014 Onderwerp: BOT-overleg armoedebeleid 2015 Afschrift aan: vul in

Armoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015

HERIJKING ARMOEDEBELEID GEMEENTE MONTFERLAND

Podium 6. Rechten van raadsleden (vragen, moties en dergelijke) 7. Informatie van de portefeuillehouder

Naam en telefoon. Sille Dohmen 5772 Afdeling. Portefeuillehouder

Amsterdamse Armoedemonitor 2011

BELEIDSREGELS MINIMABELEID GEMEENTE HOOGEVEEN

Hoofdstuk 24. Financiële dienstverlening

Inhoudsopgave. Uw aantekeningen ... Inhoudsopgave Inleiding 3 ...

Nieuwsbrief Minimabeleid 2010 Gemeente Schagen

Deelplan Minimabeleid Beleidsplan sociaal domein

WMO PROGNOSE GEMEENTE HEERHUGOWAARD

Rapportage Cliënten inkomensregelingen Almere 2016

Iedereen doet mee inspiratiebundel. Minimaregelingen

Ontwikkelprogramma armoede gemeente Leeuwarden 2014

Amsterdamse Armoedemonitor

BELEIDSVERSLAG 2012 AFDELING ZORG (gemeente Goes) Uitvoering voor gemeente Noord-Beveland

Nota van B&W. Samenvatting

Bijlage 1 Opties voor gemeentelijke ondersteuning van chronisch zieken en gehandicapten en advies voor keuze uit opties

Beleidsplan minimabeleid

EVALUATIE ARMOEDE EN RE-INTEGRATIEBELEID GEMEENTE SOEST

Gemeente Helmond. Armoedemonitor Armoede en het bereik van financiële regelingen in Helmond. Onderzoek en Statistiek

Samenloop voorzieningen sociale zekerheid, zorg en onderwijs

Armoedemonitor : Lage inkomens in Amsterdam

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data

Amsterdamse Armoedemonitor

Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen

Minimaregelingen nader bekeken. Herman Voss (Sociale Zaken) Jaap Gernaat (Mens en Werk)

Notitie draagkracht naar 120 %

Leiden verder aan zet tegen armoede en schulden. Cijfers armoede en schulden

rapport Rapportage onderzoek minimabeleid Rekenkamercommissie Leidschendam- Voorburg en Rijswijk Utrecht, november 2011

Minimabeleid Beek, september 2014 Danielle Marting

Transcriptie:

Armoedemonitor 2014 gemeente Zoetermeer Een onderzoek naar de doelgroep, het beleid en de risicogroepen voor armoede in de gemeente Zoetermeer Maart 2014

Colofon Uitgave Deze publicatie is een uitgave van. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande toestemming van. Bij overname is bronvermelding verplicht. Datum Februari 2014 Projectnummer Armoedemonitor 2013-140120 Opdrachtgever De gemeente Zoetermeer Auteurs Anne-Wil Hak Tessa Schoot Uiterkamp Gert Versteeg 2

Inhoudsopgave Inleiding... 5 Samenvatting... 7 1 Huishoudens in Zoetermeer... 10 1.1 Kenmerken alle huishoudens... 10 1.2 Aantal minimahuishoudens... 11 1.3 Kenmerken minimahuishoudens... 12 1.4 Langdurige minima... 14 1.5 Verdeling minimahuishoudens over de gemeente... 15 1.6 Kinderen... 17 2 Instrumenten voor financiële ondersteuning... 20 2.1 Regelingen voor het minimabeleid... 20 2.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen... 20 2.3 Bijzondere bijstand... 22 2.4 Langdurigheidstoeslag... 24 2.5 Collectieve ziektekostenverzekering... 25 2.6 ZoetermeerPas... 27 2.7 Tegemoetkoming schoolkosten... 29 2.8 Toeslag ouderen... 31 2.9 Toeslag chronisch zieken en gehandicapten... 32 2.10 Cumulatief gebruik gemeentelijke voorzieningen... 32 2.11 Gebruik Wmo door minimahuishoudens... 34 2.12 Schuldhulpverlening... 36 2.13 Cumulatief gebruik WWB, minimaregelingen, SHV, Wmo... 37 3 Gezinnen met kinderen naar huishoudtype... 39 3.1 Aantal gezinnen met kinderen... 39 3.2 Kenmerken gezinnen met kinderen... 39 3.3 Gebruik inkomensondersteunende regelingen... 41 4 Lokaal beleid in perspectief... 43 4.1 Doelgroep... 43 4.2 Bereik in de afgelopen jaren... 43 4.3 Gebruik voorzieningen in vergelijkend perspectief... 43 4.4 Conclusies en aanbevelingen... 44 Bijlage 1 Kenmerken doelgroep tot 100% van de bijstandsnorm... 46 Bijlage 2 Verantwoording en definities... 48 Bijlage 3 Lijst van afkortingen... 51 Bijlage 4 Kenmerken gebruikers regelingen... 52 Bijlage 5 Gezinnen met kinderen naar leeftijd kinderen... 61 3

4

Inleiding Het college van Zoetermeer hecht groot belang aan het voorkomen en bestrijden van armoede. In het collegeprogramma 2010 2014 is armoede- en minimabeleid één van de speerpunten. Inwoners die het niet op eigen kracht kunnen, worden door het maatschappelijk middenveld of de gemeente ondersteund met als doel de eigenwaarde en de zelfredzaamheid te verhogen, zodat actieve deelname aan de maatschappij (weer) mogelijk wordt. Het college wil dat onder meer bereiken door het uitvoeren van een efficiënt en effectief armoede-en minimabeleid, dat waar mogelijk meer gericht is op het doorbreken van afhankelijkheid en het bevorderen van participatie en zelfredzaamheid. Het zijn turbulente tijden. De economische crisis en de mede daardoor veroorzaakte bezuinigingen bij overheidsorganisaties op alle niveaus, treffen kwetsbare burgers en hebben invloed op de (financiële) mogelijkheden voor het armoedebeleid. Daarnaast kondigt het regeerakkoord diverse maatregelen aan die direct invloed hebben op het armoedebeleid en op de doelgroep. Onderzoeksvraag De gemeente Zoetermeer wil daarom inzicht in de doelgroep en het gebruik van de minimaregelingen. In dat kader is de derde Armoedemonitor Zoetermeer gemaakt. De cijfers in De Armoedemonitor hebben betrekking op het jaar 2013 en worden vergeleken met de jaren 2011 en 2009, de voorgaande jaren waarover ook een Armoedemonitor is verschenen. In het rapport worden de volgende vragen beantwoord: 1. Hoe groot is de doelgroep van het minimabeleid op basis van de inkomensgrens 100 en 110 procent van het Wettelijk sociaal minimum? 2. Wat zijn de achtergrondkenmerken van deze doelgroepen? 3. Hoe groot is het gebruik en niet gebruik van het bestaande pakket aan voorzieningen? 4. Hoe verhoudt de samenstelling van de doelgroep en het bereik zich tot de resultaten uit het vorige onderzoek (nulmeting is 2009)? 5. Hoe is de relatie van de doelgroep minimabeleid met de beleidsterreinen Wmo en Schuldhulpverlening? Opzet van de Armoedemonitor Voor het onderzoek is gebruikgemaakt van registratiegegevens van de verschillende lokale en landelijke regelingen die de gemeente uitvoert. Daarbij gaat het om de volgende voorzieningen: Wet werk en bijstand (WWB), minimaregelingen, kwijtschelding gemeentelijke belastingen, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en minnelijke schulphulpverlening. Met behulp van de gemeentelijke bevolkingsadministratie (GBA) zijn de gebruikersgegevens vervolgens op huishoudniveau gegroepeerd. Op deze manier ontstaat een samenhangend beeld van de omvang en samenstelling van de minimapopulatie, de mate van gebruik van voorzieningen en de overlap in het gebruik van voorzieningen op andere beleidsterreinen. Leeswijzer Na de samenvatting wordt in het eerste hoofdstuk de doelgroep voor het minimabeleid beschreven aan de hand van een aantal kenmerken. Vervolgens worden in hoofdstuk 2 alle regelingen die de gemeente uitvoert in beeld gebracht. Het derde hoofdstuk gaat in op gezinnen met kinderen tot 18 jaar en een laag inkomen. Tot slot worden in het laatste hoofdstuk een aantal conclusies en aanbevelingen gedaan. In bijlage 1 staan tabellen over de omvang en samenstelling van de groep minima met een inkomen tot 100 procent van het Wettelijk sociaal minimum (Wsm). 1 In bijlage 2 geven we een uitgebreide verantwoording 1 In deze monitor wordt bij de beschrijving van de minimahuishoudens altijd uitgegaan van het Wettelijk sociaal minimum. Voor de leesbaarheid wordt de toevoeging Wsm niet altijd genoemd, maar gesproken over een huishouden met een inkomen tot resp. 100, 110 of 120 procent. 5

van de onderzoeksmethodiek. De derde bijlage bevat een toelichting op de gebruikte afkortingen. In bijlage 4 staan de kenmerken van de gebruikers van de verschillende inkomensondersteunende regelingen in de gemeente Zoetermeer. Tot slot geeft bijlage 5 een overzicht van de gezinnen met kinderen naar inkomen, aantal kinderen en leeftijd van de kinderen. 6

Samenvatting Het aantal minimahuishoudens in Zoetermeer is in vergelijking met 2011 gestegen: bijna 13 procent van de huishoudens behoort tot de groep minimahuishoudens tot 110 procent van het Wettelijk sociaal minimum (Wsm). Dat zijn in totaal 6.961huishoudens. In 2011 ging het om 5.573 huishoudens en was het aandeel minima 10,5 procent. Ook landelijk zien we een stijging van het aantal minima. Het aandeel kinderen dat in armoede opgroeit, is gestegen van 13 naar 19 procent. Positieve ontwikkeling is dat het aantal 65 plussers met een minimuminkomen is gedaald. KENMERKEN MINIMAHUISHOUDENS Bron van het inkomen Het aantal minimahuishoudens is in de afgelopen jaren gestegen, was het aandeel in 2009 bijna 9 procent, nu is ruim 13 procent van de huishoudens een minimahuishouden. Ook landelijk zien we een stijging; het landelijke aandeel van huishoudens tot 110 procent is 11,5 procent: Zoetermeer zit daar boven. Het aandeel 65-plus huishoudens is licht gedaald maar het aantal WWB-uitkeringen is gestegen. Hoewel de ruime meerderheid van de minimahuishoudens nog steeds bestaat uit eenpersoonshuishoudens, is er in 2013 wel een toename te zien van het aantal meerpersoonshuishoudens. Dit heeft mede te maken met de afname van het aantal oudere huishoudens dat vaker alleenstaanden betreft. Langdurige minima Het aandeel langdurige minima is toegenomen, net als trouwens het aandeel nieuwe minima (korter dan 1 jaar). In totaal leeft bijna 60 procent van de minimahuishoudens langer dan drie jaar op een inkomen tot 110 procent van het minimum. Kijken we naar alle huishoudens dan leeft bijna 8 procent drie jaar of langer van een inkomen op minimumniveau. Spreiding over de wijken De stijging van het aantal minima zien we terug in de verdeling over de wijken. In de wijken Meerzicht, Centrum, Segwaert en Oosterheem is het aandeel het meest gestegen. Centrum en Meerzicht zijn ook de wijken waar de meeste minimahuishoudens wonen. Kinderen Van de 25.934 kinderen in Zoetermeer leven 4.900 in een minimahuishouden tot 110 procent van het sociaal minimum. In de afgelopen jaren is het aantal kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden toegenomen van 13 procent in 2009 naar 19 procent in 2013. BEREIK MINIMABELEID De volgende figuur geeft een overzicht van het bereik van de verschillende inkomensondersteunende regelingen onder de doelgroep die bij de regeling hoort. 7

Tabel S1 Percentage gebruik minimahuishoudens per voorziening In vergelijking met 2011 is het bereik van een aantal regelingen gestegen en van een aantal regelingen is het gedaald. De daling in het gebruik van de bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag vallen hier het meeste op. Daarentegen is het bereik van de tegemoetkoming schoolkosten enorm gestegen en het bereik van de kwijtschelding die al hoog was, is in 2013 nog hoger geworden. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) Er zijn in totaal 4.583 huishoudens die gebruikmaken van de Wmo. Hiervan heeft ruim een kwart een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm. Van alle minimahuishoudens (tot 110 procent) ontvangt 17 procent een verstrekking op grond van de Wmo. Dit betekent dat er bij 17 procent van alle minimahuishoudens sprake is van een of meer personen die hulpbehoevend zijn. Schuldhulpverlening De doelgroep voor schuldhulpverlening bestaat uit alle huishoudens met problematische schulden. Van alle huishoudens die in de schuldhulpverlening zitten, leeft 72 procent van een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Negen procent van alle 6.961 minimahuishoudens (tot 110%) zit in de minnelijke schuldhulpverlening. Cumulatief gebruik WWB, minimaregelingen, SHV, Wmo Tabel S2 Overlap in gebruik voorzieningen op huishoudniveau Gebruikersgroep WWB Minima SHV Wmo WWB-uitkering (N=2.620) - 90,2% 13,0% 11,3% Minimaregelingen (N=6.470) 36,5% - 10,0% 18,2% Schuldhulpverlening (N=929) 36,2% 69,8% - 8,7% Wmo-voorziening (N=4.583) 6,4% 25,6% 1,8% - 8

Te zien is dat van alle huishoudens met een WWB-uitkering, 90 procent gebruikmaakt van een of meerdere minimaregelingen, bijna 13 procent een SHV-traject doorloopt en 11 procent een Wmo-verstrekking ontvangt. In de groep die gebruikmaakt van een of meerdere Minimaregelingen heeft bijna 37 procent een WWBuitkering, zit 10 procent in een schuldhulpverleningstraject en heeft 18 procent een Wmo-voorziening. Van de totale gebruikersgroep van Schuldhulpverlening heeft 36 procent een WWB-uitkering, maakt 70 procent gebruik van een minimaregeling en heeft 8 procent een Wmo-voorziening. Van de gebruikersgroep van de Wmo heeft ruim 6 procent een WWB-uitkering, maakt bijna 26 procent gebruik van een regeling in het kader van het minimabeleid en zit bijna 2 procent in een schuldhulpverleningstraject. 9

1 Huishoudens in Zoetermeer Dit hoofdstuk beschrijft de samenstelling en achtergrondkenmerken van de huishoudens in Zoetermeer. Allereerst geven we een beschrijving van de kenmerken van alle huishoudens in de gemeente. Vervolgens komen de minimahuishoudens aan bod. Hierbij beschrijven we de omvang en kenmerken van huishoudens met een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm. Waar mogelijk worden de uitkomsten vergeleken met landelijke cijfers en/of met de cijfers uit de Armoedemonitor 2012 en 2010. 1.1 Kenmerken alle huishoudens Onderstaande tabel geeft het aantal inwoners en het aantal huishoudens weer in de gemeente Zoetermeer in 2010, 2012 en 2014. Tabel 1.1.1 Aantal huishoudens en inwoners Zoetermeer 2 Categorie 2010 2012 2014 Aantal huishoudens 52.874 53.274 54.274 Aantal inwoners 121.591 122.290 123.538 Gemiddelde huishoudgrootte 2,3 2,3 2,3 In de gemeente Zoetermeer wonen in 2014 in totaal 123.538 personen in 54.274 huishoudens. De gemiddelde huishoudgrootte komt daarmee op 2,3 personen. Dit ligt iets boven het landelijke gemiddelde van 2,2 personen. 3 In vergelijking met 2012 is het aantal huishoudens en het aantal inwoners in de gemeente licht toegenomen. Huishoudtype Als we kijken naar de huishoudsamenstelling in de gemeente Zoetermeer zien we de volgende verdeling: Tabel 1.1.2 Huishoudens in Zoetermeer naar type Huishoudtype Huishoudens 2010 Huishoudens 2012 Huishoudens 2014 Landelijk Alleenstaand 31,4% 31,6% 17.449 32,1% 39,7% Eenoudergezin 9,1% 9,4% 5.247 9,7% 4,0% Meerpersoons zonder kinderen 29,5% 29,2% 15.853 29,2% 36,4% Meerpersoons met kinderen 30,0% 29,8% 15.726 29,0% 19,9% Totaal 100,0% 100,0% 54.275 100% 100,0% De huishoudsamenstelling in Zoetermeer wijkt op sommige onderdelen af van het landelijke beeld. In Zoetermeer wonen meer gezinnen met kinderen, zowel met een als met twee ouders. Leeftijd In de volgende tabel staat een overzicht van de leeftijdsopbouw naar huishoudens. Deze tabel is samengesteld op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden. 2 Alle gegevens in de tabellen in deze monitor zijn gebaseerd op de gekoppelde gemeentelijke bestanden, tenzij anders aangegeven. Landelijke cijfers zijn afkomstig van het CBS. 3 Bron: CBS 10

Tabel 1.1.3 Leeftijdsopbouw huishoudens naar leeftijd oudste lid van het huishouden Leeftijdscategorie Huishoudens 2010 Huishoudens 2012 Huishoudens 2014 Tot 18 jaar 0,1% 0,1% 36 0,1% 18-27 jaar 5,5% 5,0% 2.442 4,5% 27-40 jaar 19,5% 18,7% 10.256 19,9% 40-65 jaar 52,9% 52,0% 27.421 50,5% 65 jaar en ouder 22,0% 24,3% 14.119 26,0% Totaal 100,0% 100,0% 54.274 100,0% Hoewel er in de gemeente Zoetermeer veel huishoudens met kinderen wonen, vergrijst de gemeente wel, gezien de toename van het aantal oudere huishoudens. 1.2 Aantal minimahuishoudens In deze paragraaf gaan we in op de omvang en de kenmerken van de minimapopulatie. In de gemeente Zoetermeer geldt voor de meeste gemeentelijke regelingen in 2013 een grens van 110 procent van het Wettelijk sociaal minimum. In deze monitor beschrijven we daarom de kenmerken van de doelgroep tot 110 procent. Aantal en aandeel minimahuishoudens De volgende tabel bevat een overzicht van het aantal en aandeel minima en niet-minima huishoudens voor 2009, 2011 en 2013. Tabel 1.2.1 Huishoudens naar inkomen in Zoetermeer Inkomen in percentages van het 2009 2011 2013 wettelijke sociaal minimum Aantal % Aantal % Aantal % Tot 100% 4 4.353 8,2% 4.603 8,6% 4.864 8,9% 100 tot 110% 469 0,9% 970 1,8% 2.097 3,9% Subtotaal tot 110% 4.822 9,1% 5.573 10,5% 6.961 12,8% Overig 48.052 91,9% 47.701 89,5% 41.031 87,2% Totaal 52.874 100,0% 53.274 100,0% 54.274 100,0% Het aantal minimahuishoudens is in de afgelopen jaren gestegen, waren het er in 2009 ruim 9 procent, nu is bijna 13 procent van alle huishoudens een minimahuishouden. Ook landelijk zien we dat er een stijging is; het landelijke aandeel huishoudens tot 110 procent is 11,5 procent, Zoetermeer zit daar iets boven. Vergelijking met andere gemeenten In onderstaande tabel vergelijken we het aandeel minimahuishoudens in Zoetermeer met drie andere gemeenten. 4 Huishoudens met een AOW-uitkering (zonder aanvullend pensioen) zijn ook meegenomen binnen deze inkomensgrens. Het inkomen van AOW ers ligt iets hoger dan de bijstandsnorm (100 procent van de bijstandsnorm). 11

Tabel 1.2.2 Vergelijking percentage minimahuishoudens andere gemeenten Gemeenten minimahuishoudens tot 110% Zoetermeer 12,8% Leidschendam-Voorburg 9,2% Capelle aan den IJssel 12,8% Alkmaar (tot 120%) 11,2% Het aandeel minimahuishoudens in Zoetermeer en Capelle aan den IJssel is identiek. In Leidschendam-Voorburg en Alkmaar is het aandeel kleiner. 1.3 Kenmerken minimahuishoudens Deze paragraaf beschrijft een aantal kenmerken van de minimahuishoudens met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. Inkomensbron Als we de huishoudens met een minimuminkomen tot 110 procent van het sociaal minimum uitsplitsen naar hoofdinkomen zien we de volgende verdeling. Tabel 1.3.1 Inkomensbron minima, inkomen tot 110% Inkomensbron 2009 2011 2013 Aantal Aandeel Aantal Aandeel Aantal Aandeel WWB 1.887 39,1% 2.287 41,0% 2.620 37,6% AOW 5 1.204 25,0% 1.375 24,7% 1.416 20,3% Ander inkomen 1.731 35,9% 1.911 34,3% 2.925 42.1% Totaal 4.822 100% 5.573 100% 6.961 100% In vergelijking met voorgaande jaren is het aandeel huishoudens met AOW in 2013 gedaald. Het aandeel huishoudens met een ander minimuminkomen dan AOW of WWB is fors toegenomen. Huishoudtype Het volgende overzicht geeft het huishoudtype van de minimahuishoudens weer. Tabel 1.3.2 Minimahuishoudens naar type, inkomen tot 110% Huishoudtype Aandeel 2009 Aandeel 2011 2013 Aantal Aandeel Alle huishoudens Aandeel minima in alle huishoudens Alleenstaand 44% 45% 2.953 42,4% 32,1% 17,0% Eenoudergezin 30% 29% 2.060 29,6% 9,7% 39.2% Meerpersoons zonder kinderen 11% 10% 687 9,9% 29,2% 4,3% Meerpersoons met kinderen 16% 16% 1.261 18,1% 29,0% 8,0% Totaal 100% 100% 6.961 100% 100% 12,8% 5 Hierin zijn de huishoudens meegenomen die naast hun AOW een aanvullende bijstandsuitkering ontvangen (per 1 januari 2010: AIO, uitgekeerd door de SVB). Zij worden in dit rapport gerekend tot de AOW ers. Dit zijn voornamelijk allochtone huishoudens die niet vanaf hun vijftiende jaar in Nederland wonen en daarom geen recht hebben op een volledige AOW-uitkering. 12

Het aandeel eenoudergezinnen is in 2013 toegenomen. Verder bevinden zich veel alleenstaanden onder de minima. Uit de laatste kolom valt op te maken dat bijna 40 procent van alle eenoudergezinnen in Zoetermeer een minimuminkomen heeft. Leeftijd De volgende tabel geeft een overzicht van de minimahuishoudens op basis van de leeftijd van de oudste persoon in het huishouden. Tabel 1.3.3 Leeftijdsopbouw minimahuishoudens Leeftijdscategorie Aandeel 2009 Aandeel 2011 2013 Alle huishoudens Aandeel minima in alle huishoudens 18-27 jaar 6% 8% 551 7,9% 4,5% 22,5% 27-40 jaar 18% 18% 1.402 20.1% 19,9% 13,7% 40-65 jaar 50% 49% 3.586 51,5% 50,5% 13,0% 65 jaar en ouder 25% 25% 1.416 20,5% 26,0% 10,0% Totaal 100,0% 100,0% 6.961 100% 100% 12,8% De laatste kolom geeft voor elke leeftijdscategorie het percentage van de totale bevolking in Zoetermeer weer dat tot de minimapopulatie behoort in het jaar 2013. Te zien is dat vooral onder 18 tot 27 jarigen de meeste minima voorkomen: 23 procent van deze groep behoort tot een minimahuishouden met een inkomen tot 110 procent. Ook is er sprake van een stijging van deze leeftijdsgroep ten opzichte van 2011. Figuur 1.3.4 Leeftijdsopbouw naar huishoudtype Zoals uit bovenstaande figuur blijkt, zitten onder de 65-plussers met een inkomen tot 110 procent relatief veel alleenstaanden. In de andere drie leeftijdscategorieën met een laag inkomen komen, vergeleken met alle huishoudens in Zoetermeer, naar verhouding veel eenoudergezinnen voor. 13

1.4 Langdurige minima In deze paragraaf gaan we nader in op de achtergrondkenmerken van de groep die we langdurige minima noemen. Dit zijn huishoudens die drie jaar of langer leven van een inkomen op het sociaal minimum. De volgende tabel geeft een overzicht van het aantal jaren dat de huidige minimahuishoudens in Zoetermeer zijn aangewezen op een minimuminkomen. Tabel 1.4.1 Minimahuishoudens naar het aantal jaren met een minimuminkomen (110%) Categorie Aandeel Aandeel 2013 2009 2011 Korter dan 1 jaar 9% 10% 1.634 23,5% 1 tot 3 jaar 31% 31% 1.172 16,8% 3 jaar en langer 60% 59% 4.155 59,7% Totaal 100% 100% 6.961 100 In Zoetermeer leeft, net als in 2009 en 2011, bijna 60 procent van de minimahuishoudens langer dan drie jaar van een inkomen op minimumniveau. Het aandeel huishoudens dat korter dan 1 jaar minima is, is fors toegenomen. Dit betekent dat er een nieuwe groep minimahuishoudens is bijgekomen. Bron van het inkomen Tabel 1.4.2 Inkomstenbron langdurige minima Inkomensbron Aandeel 2009 Aandeel 2011 Langdurige minima 2013 Alle minima Aandeel langdurig WWB 44% 45% 1.787 43,0% 37,6% 68,2% AOW 37% 36% 1.182 28,5% 20,3% 83,5% Ander inkomen 20% 19% 1.186 28,5% 42.1% 40,5% Totaal 100% 100% 4.155 100% 100% 59,7% Van de 4.155 langdurige minima is 43 procent afhankelijk van een WWB-uitkering. Ook hier zien we dat het aandeel ouderen onder de minima is gedaald. Daarbij blijft wel staan dat het aantal ouderen onder de minima dat langdurig op het minimum zit het grootst is. Huishoudtype Tabel 1.4.3 Langdurige minimahuishoudens naar type huishouden Huishoudtype Aandeel 2009 Aandeel 2011 Langdurige minima 2013 Alle minima Aandeel langdurig Alleenstaand 50% 45% 1.904 45,8% 42,4% 64,4% Eenoudergezin 27% 29% 1.216 29,2% 29,6% 59,0% Meerpersoons zonder kinderen 10% 10% 422 10,2% 9,9% 61,4% Meerpersoons met kinderen 13% 16% 613 14,8% 18,1% 48,6% Totaal 100,0% 100,0% 4.155 100% 100,0% 59,7% Wanneer we kijken naar de verdeling naar type huishouden, zien we dat alleenstaanden zijn oververtegenwoordigd onder de langdurige minima. Dit houdt verband met het relatief grote aantal AOW ers die langdurig op het minimum leven, onder hen bevinden zich namelijk veel alleenstaanden. 14

Leeftijd Tabel 1.4.4 Langdurige minimahuishoudens naar leeftijd Leeftijdscategorie Aandeel 2009 Aandeel 2011 Langdurige minima 2013 Alle minima Aandeel langdurig 18-27 jaar 1,5% 2% 160 3,9% 8% 29,0% 27-40 jaar 11,2% 13% 660 15,9% 20% 47,0% 40-65 jaar 46,6% 49% 2.153 51,8% 52% 60,0% 65 jaar en ouder 40,7% 36% 1.182 28,4% 20% 83,5% Totaal 100,0% 100,0% 4.155 100% 100,0% 59,7% De oververtegenwoordiging van AOW ers vinden we uiteraard ook terug in de leeftijdsverdeling van de langdurige minima. Onder de jongere huishoudens, tot 27 jaar, bevinden zich relatief weinig langdurige minima. 1.5 Verdeling minimahuishoudens over de gemeente In deze paragraaf gaan we in op de geografische verdeling van de minimahuishoudens in Zoetermeer. Wijken Onderstaande tabel geeft de verdeling van de minimahuishoudens naar wijk weer. Tabel 1.5.1 Aantal huishoudens met een minimuminkomen tot 110% Wsm naar wijk Wijk Minima 2011 Minima 2013 Alle huishoudens 2013 Aandeel gehele gemeente Aantal Aandeel 2011 2013 Centrum 27% 26,4% 10.801 19,9% 14,2% 17,2% Meerzicht 19% 18,5% 7.140 13,2% 14,5% 18,0% Buytenwegh en de Leyens 17% 16,9% 8.922 16,4% 10,7% 12,9% Seghwaert 12% 12,5% 7.253 13,4% 9,5% 12,2% Noordhove 6% 5,1% 3.502 6,5% 9,1% 9,8% Rokkeveen 7% 6,9% 8.501 15,7% 4,7% 5,6% Oosterheem 12% 13,4% 7.884 14,5% 9,5% 11.9% Overig 0% 0% 268 0,5% 4,1% 6,8% Totaal 100% 100% 54.271 100% 10,5% 12,8% De stijging van het aantal minima zien we terug in de verdeling over de wijken. In de wijken Meerzicht, Centrum, Segwaert en Oosterheem is het aandeel het meest gestegen. Centrum en Meerzicht zijn ook de wijken waar relatief de meeste minimahuishoudens wonen. Buurten Palenstein is, net als in 2011, de buurt met relatief het meeste aantal minimahuishoudens. Een kwart van alle huishoudens in Palenstein is minima. Gevolgd door Buitenwegh en Meerzicht-oost, in deze buurten is respectievelijk 21 en 22 procent van de huishoudens minima. In Rokkeveen-West en de Leyens is het aandeel minima het kleinst (4 en 5 procent). 15

Tabel 1.5.2 Aantal huishoudens met een minimuminkomen tot 110% Wsm naar buurt Wijk Buurt Minima 2011 Minima 2013 Alle huishoudens2013 Aandeel Aantal Aandeel 2011 2013 Dorp 3% 3% 2.417 5% 7% 7% Centrum Stadscentrum 4% 4% 2.156 4% 11% 12% Palenstein 13% 13% 3.012 6% 25% 33% Driemanspolder 7% 7% 3.216 6% 12% 13% Meerzicht Meerzicht-west 10% 10% 4.145 8% 13% 17% Meerzicht-oost 9% 9% 2.995 6% 17% 20% Buytenw. de L. Buitenwegh 14% 14% 4.655 9% 16% 21% De Leyens 3% 3% 4.267 8% 5% 5% Seghwaert Seghwaert-z-w 5% 5% 3.376 6% 9% 11% Seghwaert-n-o 7% 7% 3.877 7% 10% 13% Noordhove Noordhove-west 3% 3% 1.471 3% 11% 12% Noordhove-oost 3% 3% 2.031 4% 7% 9% Rokkeveen Rokkeveen-west 2% 2% 3.527 6% 4% 4% Oosterheem Rokkeveen-oost 5% 5% 4.974 9% 5% 7% Oosterheem-z-w 3% 3% 2.142 4% 9% 11% Oosterheem-n-o 9% 9% 5.742 11% 10% 12% Overig 0% 0% 268 1% 4% 4% Totaal 100% 100% 54.271 100% 10% 10% Inkomensbron en huishoudtype Figuur 1.5.3 Aandeel minimahuishoudens naar type inkomen per wijk 16

In de wijk Centrum wonen relatief meer WWB-huishoudens dan gemiddeld in Zoetermeer (41 procent, tegen 38 procent gemiddeld). In Rokkeveen is het aandeel minimahuishoudens met een AOW uitkering aanzienlijk hoger dan het lokale gemiddelde. Het aandeel minima met een overig inkomen is in Oosterheem (50 procent) en Segwaert (45 procent) flink hoger dan het gemiddelde onder alle minima (42 procent). Figuur 1.5.4 Aandeel minimahuishoudens naar huishoudsamenstelling per wijk In Oosterheem wonen veel minimahuishoudens met kinderen; 26 procent, tegen 18 procent onder alle minimahuishoudens. In de wijken Seghwaert en Rokkeveen ligt het aandeel alleenstaanden onder de minima (resp. 53 en 51 procent) aanzienlijk hoger dan het gemeentelijk gemiddelde (42 procent). Dit beeld zagen we ook in 2009 en 2011. 1.6 Kinderen Hieronder gaan we nader in op de groep kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die opgroeit in een minimahuishouden. Tabel 1.6.1 Aantal kinderen in (minima)huishoudens Categorie Aantal 2009 Aantal 2011 Aantal 2013 Kinderen in Zoetermeer 26.222 26.102 25.934 Kinderen in minimahuishoudens tot 110% 3.284 3.754 4.900 Aandeel kinderen in minimahuishoudens 13% 14% 19% Van de 25.934 kinderen in Zoetermeer leven 4.900 in een minimahuishouden tot 110 procent van het sociaal minimum. In de afgelopen jaren is het aantal kinderen dat opgroeit in een minimahuishouden toegenomen van 13 procent in 2009 naar 19 procent in 2013. Vergelijking met andere gemeenten In de volgende tabel vergelijken we het aantal kinderen in minimahuishoudens in Zoetermeer met drie andere gemeenten. 17

Tabel 1.6.2 Aantal kinderen in minimahuishoudens vergeleken Gemeenten % kinderen in minimahuishoudens tot 110% Zoetermeer 19% Leidschendam-Voorburg 12% Capelle aan den IJssel 19% Alkmaar 10% In Capelle aan den IJssel is het aandeel kinderen in minimahuishoudens even hoog als in Zoetermeer. In Alkmaar en Leidschendam-Voorburg is het aandeel een stuk kleiner. Tabel 1.6.3 Kinderen in (minima)huishoudens naar leeftijd Leeftijdscategorie Aandeel 2009 Aandeel 2011 2013 Alle kinderen Aandeel Aantal Aantal % 2011 2013 0-4 jaar 16% 19% 857 18% 5.570 22% 12% 15% 4-12 jaar 46% 45% 2.210 45% 11.415 44% 15% 19% 12-18 jaar 38% 36% 1.833 37% 8.949 34% 15% 22% Totaal 100% 100% 4.900 100% 25.934 100% 14% 19% Kinderen in de leeftijdscategorie tot 4 jaar groeien minder vaak op in een minimahuishouden dan oudere kinderen. Tabel 1.6.4 Kinderen in minimahuishoudens naar type inkomen Inkomensbron 2011 2013 Aantal Aandeel Aantal Aandeel WWB 2.088 56% 2.330 48% AOW 61 1% 72 1% Ander inkomen 1.605 43% 2.498 51% Totaal 3.754 100% 4.900 100% Naar bron van het inkomen zien we dat 48 procent van de kinderen in minimahuishoudens opgroeit in een huishouden met een bijstandsuitkering. Meer dan de helft van de kinderen leeft in een huishouden met een ander inkomen. Eén procent woont in een AOW-huishouden, dit kunnen kinderen zijn die bij hun opa en oma wonen of kinderen met een ouder boven de 65 jaar. Tabel 1.6.5 Kinderen in (minima)huishoudens naar het aantal jaren met een minimuminkomen (110%) Categorie Minimakinderen 2009 Minimakinderen 2011 Minimakinderen 2013 Korter dan 1 jaar 314 10% 832 22% 1.979 40% 1 tot 3 jaar 1.223 37% 818 22% 493 10% 3 jaar en langer 1.747 53% 2.104 56% 2.428 50% Totaal 3.284 100% 3.754 100% 4.900 100% Van alle kinderen in een minimahuishouden leeft de helft langer dan drie jaar op het minimum. Vergeleken met 2011 is dit een afname. Het aandeel tot een jaar is flink toegenomen naar 40 procent. Dit betekent dat er veel nieuwe gezinnen met kinderen de afgelopen jaren afhankelijk zijn geworden van een minimum inkomen. 18

In de volgende tabel staat per wijk het aantal personen jonger dan 18 jaar. Tabel 1.6.6 Aantal kinderen in een minimahuishouden met een inkomen tot 110% Wsm naar wijk Wijk Aandeel 2011 Aandeel 2013 Alle kinderen Aandeel Aantal % 2011 2013 Centrum 29% 28% 3.699 14% 30% 37% Meerzicht 17% 18% 3.051 2% 22% 29% Buytenwegh en de Leyens 17% 17% 3.737 14% 17% 23% Seghwaert 8% 9% 3.368 13% 9% 13% Noordhove 4% 4% 1.758 7% 8% 10% Rokkeveen 4% 4% 3.995 15% 3% 5% Oosterheem 21% 20% 6.196 24% 13% 16% Overig 0% 0% 129 1% 5% 10% Totaal 100% 100% 25.933 100% 14% 19% Van alle kinderen in Zoetermeer leeft 19 procent in een huishouden tot 110 procent van de bijstandsnorm. Uit bovenstaande tabel valt af te lezen dat vooral in het Centrum en in Meerzicht het aandeel minimakinderen flink hoger ligt dan deze 19 procent (resp. 37 procent en 29 procent). Tabel 1.6.7 Aantal kinderen in een minimahuishouden met een inkomen tot 110% Wsm naar buurt Wijk Buurt Minima 2011 Centrum Meerzicht Buytenw. de L. Seghwaert Noordhove Rokkeveen Oosterheem Minima 2013 Alle kinderen 2013 Aandeel Aantal Aandeel 2011 2013 Dorp 2% 3% 809 3% 8% 10% Stadscentrum 3% 4% 387 2% 28% 30% Palenstein 17% 13% 1.512 6% 45% 56% Driemanspolder 7% 7% 991 4% 27% 30% Meerzicht-west 10% 10% 2.050 8% 19% 26% Meerzicht-oost 7% 9% 1.001 4% 27% 34% Buitenwegh 15% 14% 2.019 8% 29% 39% De Leyens 2% 3% 1.628 6% 4% 4% Seghwaert-z-w 2% 5% 1.432 6% 6% 10% Seghwaert-n-o 6% 7% 1.936 8% 12% 16% Noordhove-west 2% 3% 555 2% 13% 15% Noordhove-oost 2% 3% 1.203 5% 6% 8% Rokkeveen-west 1% 2% 1.518 6% 3% 4% Rokkeveen-oost 3% 5% 2.477 10% 4% 5% Oosterheem-z-w 7% 3% 1.945 8% 15% 17% Oosterheem-n-o 14% 9% 4.251 16% 12% 15% Overig 0% 0% 220 1% 5% 4% Totaal 100% 100% 25.934 100% 14% 19% Het aandeel minimakinderen is de afgelopen jaren toegenomen in alle wijken en buurten. In Palenstein, Buitenwegh en stadscentrum wonen de meeste kinderen. In de Leyens, Rokkeveen oost en west wonen relatief de minste minimakinderen. 19

2 Instrumenten voor financiële ondersteuning Voor inwoners van de gemeente Zoetermeer bestaan diverse voorzieningen om de financiële lasten te verlichten of het inkomen te verhogen. Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het gebruik van de verschillende voorzieningen in 2013. Ook wordt het bereik van 2013 vergeleken met 2009 en 2011. Daarnaast beschrijven we de kenmerken van de huishoudens die van de inkomensondersteunende regelingen gebruikmaken. In bijlage vijf worden de kenmerken van de huishoudens per regeling weergeven. 2.1 Regelingen voor het minimabeleid Voor het minimabeleid zijn er lokale en landelijke regelingen (bijvoorbeeld huurtoeslag en zorgtoeslag). In de Armoedemonitor beschrijven we alleen de regelingen die lokaal worden uitgevoerd. De regelingen hebben verschillende inkomensgrenzen die zijn afgeleid van de betreffende bijstandsnorm. De volgende tabel geeft deze inkomensgrenzen in procenten weer, op basis van de situatie in 2013. Tabel 2.1.1 Inkomensgrenzen regelingen in 2013 en omvang van de potentiële doelgroep 6 Categorie Inkomensgrens Doelgroep Kwijtschelding 7 100% 4.864 Bijzondere bijstand 110% 6.961 Langdurigheidstoeslag 100% 2.668 Collectieve ziektekostenverzekering 110% 6.961 ZoetermeerPas 110% 6.961 Vergoeding schoolkosten 110% 2.145 Toeslag ouderen 110% 1.182 Toeslag chronisch zieken en gehandicapten 110% - De inkomensgrens voor de kwijtschelding is door de landelijke overheid wettelijk vastgelegd. Voor de overige regelingen gelden de inkomensgrenzen die de gemeente zelf heeft vastgesteld. In Zoetermeer is dit een grens van 110 procent, met uitzondering van de langdurigheidstoeslag, deze staat op 100 procent van de bijstandsnorm. 8 2.2 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen Burgers met een minimuminkomen kunnen kwijtschelding aanvragen voor bepaalde gemeentelijke heffingen, te weten de afvalstoffenheffing, rioolheffing, hondenbelasting en onroerende zaakbelasting. 6 De potentiële doelgroep wordt op de volgende manier vastgesteld: aantal huishoudens tot de inkomensgrens en de overige voorwaarden die gelden voor de verschillende regelingen. Deze voorwaarden worden per paragraaf weergegeven. De doelgroep en het gebruik worden op huishoudniveau weergegeven. 7 Het inkomen van AOW ers ligt iets hoger dan de bijstandsnorm (100 procent van de bijstandsnorm). Omdat ook huishoudens met alleen een AOW-uitkering (zonder aanvullend pensioen) recht hebben op kwijtschelding nemen wij bij de berekening van het gebruik alle huishoudens tot 105 procent van de bijstandsnorm mee. 8 Per 1 januari 2012 is de inkomensgrens van het minimabeleid landelijk gemaximaliseerd op 110 procent van het Wettelijk sociaal minimum. Deze maatregel heeft voor de gemeente Zoetermeer ook effect. De inkomensgrenzen van de ZoetermeerPas en de vergoeding schoolkosten zijn per 2012 op 110 procent gesteld. 20

Bereik kwijtschelding De doelgroep voor de kwijtschelding bestaat uit 4.603 minimahuishoudens met een inkomen tot 100 procent van de bijstandsnorm. Tabel 2.2.1 Bereik kwijtschelding Categorie 2009 2011 2013 Doelgroep 4.353 4.603 4.864 Gebruik kwijtschelding 3.140 3.612 3.999 Percentage bereik 72,1% 78,5% 82,2% Het gebruik van de kwijtschelding is de afgelopen jaren toegenomen; was het bereik in 2009 nog 72 procent nu is dat gestegen naar ruim 82 procent. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de kwijtschelding De kenmerken van de huishoudens die gebruikmaken van de regeling zijn afgezet tegen de minima met een inkomen tot 100 procent van de bijstandsnorm. Afgezet tegen de totale doelgroep maken de AOW ers relatief minder gebruik van de regeling. Eenoudergezinnen zijn onder de gebruikers oververtegenwoordigd, evenals huishoudens tussen de 40 en 65 jaar. Verdeling over de wijken en buurten Onderstaande figuur geeft het bereik van de kwijtschelding onder minimahuishoudens per wijk weer. Figuur 2.2.1 Bereik kwijtschelding onder minimahuishoudens tot 100% naar wijk Het gebruik van de kwijtschelding wijkt per wijk weinig meer af. In Oosterheem wordt het meest gebruikgemaakt van de kwijtschelding. 21

Tabel 2.2.2 Bereik kwijtschelding onder minimahuishoudens tot 100% naar buurt Wijk Buurt Bereik 2011 Bereik 2013 Dorp 60% 72% Centrum Stadscentrum 74% 82% Palenstein 80% 80% Driemanspolder 77% 85% Meerzicht Meerzicht-west 77% 83% Meerzicht-oost 79% 80% Buytenw. de L. Buitenwegh 83% 84% De Leyens 57% 80% Seghwaert Seghwaert-z-w 78% 86% Seghwaert-n-o 77% 82% Noordhove Noordhove-west 77% 82% Noordhove-oost 81% 77% Rokkeveen Rokkeveen-west 74% 78% Rokkeveen-oost 78% 84% Oosterheem Oosterheem-z-w 87% 90% Oosterheem-n-o 81% 83% Totaal Zoetermeer 78% 82% In de buurt Oosterheem zuid-west is het bereik het hoogst met maar liefst 90 procent. In Noordhove-oost wordt het minst gebruikgemaakt van de kwijtschelding; namelijk 77 procent. 2.3 Bijzondere bijstand Het bijzondere bijstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer is erop gericht om mensen die bijzondere noodzakelijke kosten hebben te ondersteunen. De gemeente Zoetermeer werkt bij de uitvoering met een draagkrachtberekening. In Zoetermeer worden bijzondere kosten voor huishoudens met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum volledig vergoed. Voor huishoudens die een hoger inkomen hebben wordt er naar de draagkracht gekeken en wordt het bedrag niet volledig vergoed. Omdat ook personen met een inkomen hoger dan 110 procent gebruik kunnen maken van de bijzondere bijstand is de exacte doelgroep niet vast te stellen. Voor deze monitor gaan wij uit van de door de gemeente gehanteerde grens van 110 procent. De doelgroep voor de bijzondere bijstand bestaat daarin in principe uit 6.961 huishoudens. Overigens kan men alleen beroep doen op bijzondere bijstand als er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan. Bijzondere bijstand wordt om niet of als leenbijstand verstrekt. In veel gevallen is sprake van een termijn van enkele jaren voordat men weer voor hetzelfde doel bijzondere bijstand aan kan vragen. Met andere woorden: niet ieder huishouden zal ieder jaar bijzondere bijstand aan kunnen/mogen vragen. Tabel 2.3.1 Bereik bijzondere bijstand op huishoudniveau Categorie 2009 2011 2013 Doelgroep 4.822 5.573 6.961 Gebruik bijzondere bijstand 1.074 1.483 1.361 Percentage bereik 22,3% 27,6% 19,6% 22

In 2013 hebben 1.361 huishoudens één of meerdere keren gebruikgemaakt van de bijzondere bijstand, ofwel 20 procent van de doelgroep. Vergeleken met 2011 is het bereik van de bijzondere bijstand met 7 procent afgenomen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van bijzondere bijstand Gezinnen met kinderen (vooral eenoudergezinnen) maken relatief vaker gebruik van de regeling dan alleenstaanden en paren zonder kinderen. Ook zijn er relatief veel huishoudens die een WWB-uitkering hebben die gebruikmaken van de bijzondere bijstand. Verdeling over de wijken en buurten Onderstaande figuur geeft het bereik van de bijzondere bijstand per wijk weer. Figuur 2.3.1 Bereik bijzondere bijstand onder minimahuishoudens tot 110% naar wijk Minimahuishoudens die in de wijken Rokkeveen en Noordhove wonen maken relatief minder gebruik van de regeling. In de overige wijken wijkt het gebruik weinig af van het gemiddelde. 23

Tabel 2.3.2 Bereik bijzondere bijstand onder minimahuishoudens tot 110% naar buurt Wijk Buurt Bereik 2011 Bereik 2013 Dorp 18% 14% Centrum Stadscentrum 21% 14% Palenstein 31% 40% Driemanspolder 25% 20% Meerzicht Meerzicht-west 29% 19% Meerzicht-oost 27% 26% Buytenw. de L. Buitenwegh 30% 23% De Leyens 25% 16% Seghwaert Seghwaert-z-w 26% 22% Seghwaert-n-o 30% 20% Noordhove Noordhove-west 19% 17% Noordhove-oost 17% 15% Rokkeveen Rokkeveen-west 19% 26% Rokkeveen-oost 21% 13% Oosterheem Oosterheem-z-w 32% 20% Oosterheem-n-o 27% 17% Totaal 27% 20% Kijken we op buurtniveau dan is te zien dat het gebruik van de bijzondere bijstand veruit het grootst is in Palenstein. 2.4 Langdurigheidstoeslag Tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag behoort iedereen tussen de 21 en 65 jaar, die gedurende een periode van drie jaar of langer een inkomen tot 100 procent van de bijstandsnorm heeft. Bereik langdurigheidstoeslag De volgende tabel geeft het aantal verstrekkingen van de langdurigheidstoeslag weer. Tabel 2.4.1 Bereik langdurigheidstoeslag Categorie 2009 2011 2013 Doelgroep 1.795 1.996 2.668 Gebruik langdurigheidstoeslag 948 1.003 1.157 Percentage bereik 52,8% 50,3% 43,4% Als het we het gebruik afzetten tegen de doelgroep dan maakt ruim 43 procent gebruik van de langdurigheidstoeslag, dit zijn in totaal 1.157 huishoudens. Vergeleken met 2013 is het bereik afgenomen met bijna 7 procent. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de langdurigheidstoeslag Alleenstaanden maken vaker gebruik van de langdurigheidstoeslag dan andere huishoudens. Verdeling over de wijken In onderstaande figuur is het bereik van de langdurigheidstoeslag per wijk weergegeven. 24

Figuur 2.4.2 Bereik langdurigheidstoeslag onder minimahuishoudens tot 100% naar wijk Het aandeel minima dat gebruikmaakt van de langdurigheidstoeslag is in de wijken Buytenwegh en Seghwaert het grootste; respectievelijk 47 en 46 procent van de doelgroep maakt gebruik. In Oosterheem is het bereik het laagst met 40 procent. 2.5 Collectieve ziektekostenverzekering De gemeente Zoetermeer heeft een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten bij zorgverzekeraar Azivo. De verzekering heeft een uitgebreide dekking tegen een lage premie. De gemeente betaalt mee aan de premie en betaalt het eigen risico van de deelnemer. Deze collectieve ziektekostenverzekering is voor huishoudens met een inkomen tot 110 procent. Bereik van de collectieve ziektekostenverzekering Tot de doelgroep van deze regeling behoren alle huishoudens met een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm. Tabel 2.5.1 Bereik collectieve ziektekostenverzekering Categorie 2009 2011 2013 Doelgroep 4.822 5.573 6.961 Gebruik czkv 1.929 2.797 3.191 Percentage bereik 40,0% 50,2% 45,8% Van de alle minimahuishoudens maakt 46 procent gebruik van de regeling. Hoewel het absolute aantal gebruikers van de collectieve ziektekostenverzekering ten opzichte van 2011 is gestegen, is het bereik onder de doelgroep iets gedaald. Kenmerken minimahuishoudens die gebruikmaken van de collectieve ziektekostenverzekering Van de huishoudens die gebruikmaken van de collectieve ziektekostenverzekering leeft 47 procent van een WWB-uitkering. Huishoudens met een overig inkomen zijn ondervertegenwoordigd. Huishoudens boven de 65 25

jaar maken relatief meer gebruik van deze regeling. Daarnaast zijn huishoudens die langer dan drie jaar op het minimum leven oververtegenwoordigd onder de gebruikers. Verdeling over de wijken en buurten Onderstaande figuur laat zien dat in de wijk Meerzicht, met 40 procent, naar verhouding het meest gebruik wordt gemaakt van de collectieve ziektekostenverzekering. Figuur 2.5.1 Bereik collectieve ziektekostenverzekering onder minimahuishoudens tot 110% naar wijk 26

Tabel 2.5.2 Bereik collectieve ziektekostenverzekering onder minimahuishoudens tot 110% naar buurt Wijk Buurt Bereik 2011 Bereik 2013 Dorp 40% 46% Centrum Stadscentrum 50% 52% Palenstein 49% 43% Driemanspolder 57% 55% Meerzicht Meerzicht-west 57% 49% Meerzicht-oost 51% 49% Buytenw. de L. Buitenwegh 54% 46% De Leyens 36% 38% Seghwaert Seghwaert-z-w 50% 44% Seghwaert-n-o 45% 37% Noordhove Noordhove-west 45% 45% Noordhove-oost 54% 48% Rokkeveen Rokkeveen-west 47% 45% Rokkeveen-oost 47% 48% Oosterheem Oosterheem-z-w 48% 47% Oosterheem-n-o 49% 45% Totaal 50% 49% In Driemanspolder en Stadscentrum is het bereik het hoogst met respectievelijk 55 en 52 procent. 2.6 ZoetermeerPas De ZoetermeerPas is een voordeelpas voor mensen met een laag inkomen. De pas geeft korting op sportieve, educatieve en culturele activiteiten. Huishoudens met een inkomen tot 110 procent van het Wsm kunnen gebruikmaken van de pas. Kengetallen van de ZoetermeerPas In 2011 hebben in totaal 10.153 inwoners een ZoetermeerPas, deze gebruikers wonen in 4.725 huishoudens. Tabel 2.6.1 Kengetallen ZoetermeerPass Categorie 2011 Aantal passen 10.153 Aantal huishoudens 4.725 Gem. aantal passen per huishouden 2,1 Gebruik van de ZoetermeerPas Tot de doelgroep van deze regeling behoren alle huishoudens met een inkomen tot 110 procent van de bijstandsnorm. Tabel 2.6.2 Gebruik ZoetermeerPas Categorie 2009 2011 2013 Doelgroep 5.915 6.578 6.691 Gebruik ZoetermeerPas 4.518 4.258 4.725 Percentage gebruik 76,4% 64,7% 70,1% 27

Ten opzichte van 2013 is het gebruik van de ZoetermeerPas gestegen met ruim 5 procent. Kenmerken minimahuishoudens die gebruikmaken van de ZoetermeerPas Gezinnen met kinderen maken meer gebruik van de pas; eenoudergezinnen 78 procent en meerpersoons 76 procent. Huishoudens die langer dan drie jaar van het minimum rondkomen, maken relatief vaker gebruik van de pas. Verdeling over de wijken en buurten In welke wijken het meest gebruik wordt gemaakt van de ZoetermeerPas is in onderstaande figuur te zien. Figuur 2.6.1 Gebruik ZoetermeerPas onder minimahuishoudens tot 110% naar wijk Net als in voorgaande jaren maken de minimahuishoudens in de wijk Oosterheem meer gebruik van de ZoetermeerPas. In Noordhove en Rokkeveen wordt het minst gebruikgemaakt van de pas. 28

Tabel 2.6.3 Gebruik ZoetermeerPas onder minimahuishoudens tot 120% naar buurt Wijk Buurt Gebruik 2011 Gebruik 2013 Dorp 53% 61% Centrum Stadscentrum 64% 65% Palenstein 67% 72% Driemanspolder 67% 69% Meerzicht Meerzicht-west 71% 72% Meerzicht-oost 65% 69% Buytenw. de L. Buitenwegh 64% 70% De Leyens 54% 55% Seghwaert Seghwaert-z-w 60% 61% Seghwaert-n-o 58% 61% Noordhove Noordhove-west 55% 55% Noordhove-oost 61% 65% Rokkeveen Rokkeveen-west 64% 63% Rokkeveen-oost 66% 61% Oosterheem Oosterheem-z-w 76% 75% Oosterheem-n-o 70% 75% Totaal 65% 70% Van de ZoetermeerPas wordt met 55% het minst gebruikgemaakt in de buurten Noordhove-west en de Leyens. In Oosterheem maken relatief de meeste minima gebruik. 2.7 Tegemoetkoming schoolkosten De tegemoetkoming schoolkosten is bedoeld voor ZoetermeerPashouders met schoolgaande kinderen in de leeftijd van 6 tot 18 jaar, met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. De vergoeding bedraagt voor kinderen in het basisonderwijs 50 per kind per jaar en voor kinderen op het vervolgonderwijs 150 per kind per jaar. Bereik van de tegemoetkoming schoolkosten Tabel 2.7.1 Bereik tegemoetkoming schoolkosten Categorie 2009 2011 2013 Doelgroep 1.749 1.927 2.145 Gebruik tegemoetkoming schoolkosten 1.132 1.304 1.652 Percentage bereik 64,7% 67,7% 77,0% Van alle minimahuishoudens met schoolgaande kinderen hebben 1.652 huishoudens gebruikgemaakt van de regeling, ofwel 77 procent. Ten opzichte van 2011 is het bereik van de bijzondere bijstand schoolkosten met 10 procent toegenomen. 29

Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de tegemoetkoming schoolkosten Huishoudens die langer dan drie jaar afhankelijk zijn van een laag inkomen zijn oververtegenwoordigd onder de gebruikers (67 procent, tegen 52 procent onder de doelgroep). Verdeling over de wijken en buurten Onderstaande figuur laat het bereik van de tegemoetkoming schoolkosten per wijk zien. Figuur 2.7.1 Bereik tegemoetkoming schoolkosten onder minimahuishoudens met schoolgaande kinderen tot 110% naar wijk In het Centrum wordt relatief het meest gebruikgemaakt van de tegemoetkoming schoolkosten (80 procent). In de wijk Noordhove is het bereik lager dan gemiddeld in de gemeente (60 procent, tegen 77 procent gemiddeld). 30

Tabel 2.7.2 Bereik tegemoetkoming schoolkosten onder minimahuishoudens met schoolgaande kinderen tot 110% naar buurt Wijk Buurt Bereik 2011 Bereik 2013 Dorp 58% 77% Centrum Stadscentrum 67% 87% Palenstein 71% 80% Driemanspolder 69% 80% Meerzicht Meerzicht-west 71% 75% Meerzicht-oost 59% 71% Buytenw. de L. Buitenwegh 70% 79% De Leyens 47% 60% Seghwaert Seghwaert-z-w 62% 77% Seghwaert-n-o 70% 75% Noordhove Noordhove-west 57% 74% Noordhove-oost 56% 69% Rokkeveen Rokkeveen-west 60% 63% Rokkeveen-oost 62% 80% Oosterheem Oosterheem-z-w 73% 79% Oosterheem-n-o 70% 79% Totaal 68% 77% In Stadscentrum is het bereik van de tegemoetkoming schoolkosten het hoogst en in de Leyens is het bereik het laagst onder de doelgroep. 2.8 Toeslag ouderen Zoetermeerders van 65 jaar en ouder met een inkomen tot 110 procent van het Wsm kunnen de toeslag ouderen ontvangen. Bereik toeslag ouderen Onder de doelgroep vallen alle 65-plussers met een inkomen tot 110 procent, dit zijn in 2013 in totaal 1.4165 huishoudens. Tabel 2.8.1 Bereik toeslag ouderen Categorie 2009 2011 2013 Doelgroep 1.202 1.375 1.416 Gebruik toeslag ouderen 795 795 787 Percentage bereik 66,1% 57,8% 55,6% Bijna 56 procent van de oudere minima hebben gebruikgemaakt van deze regeling; een hele kleine afname ten opzichte van 2011. Verdeling over de wijken In de wijk Oosterheem is het aandeel minima dat gebruikmaakt van de toeslag voor ouderen het grootst (65 procent). In Rokkeveen wordt relatief het minst gebruikgemaakt van de regeling (53 procent). 31

Figuur 2.8.1 Bereik toeslag ouderen onder minimahuishoudens 65-plus tot 110% naar wijk In de wijk Oosterheem is het bereik het grootst, net als in voorgaande jaren. 2.9 Toeslag chronisch zieken en gehandicapten De toeslag chronisch zieken en gehandicapten is voor Zoetermeerders van 18 tot 65 jaar met een chronische ziekte of handicap en een laag inkomen (tot 110 procent Wsm). De aanvragers moeten hun ziekte of handicap kunnen aantonen met bijvoorbeeld een indicatie voor een Wmo-voorziening, uitkering WAO, WIA of WAJONG. Tabel 2.9.1 Kengetallen toeslag chronisch zieken en gehandicapten Categorie 2009 2011 2013 Gebruik 370 505 548 In 2013 hebben 548 huishoudens gebruikgemaakt van de toeslag chronisch zieken en gehandicapten. Het gebruik van de toeslag chronisch zieken en gehandicapten is ten opzichte van 2011 met 43 huishoudens toegenomen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de toeslag chronisch zieken en gehandicapten Bijna 46 procent van de gebruikers heeft een WWB-inkomen. Daarnaast is ruim 59 procent alleenstaand. Het merendeel van de huishoudens (86 procent) is langdurig (3 jaar en langer) afhankelijk van een laag inkomen. 2.10 Cumulatief gebruik gemeentelijke voorzieningen In deze paragraaf wordt beschreven in welke mate de minimahuishoudens gebruik hebben gemaakt van meerdere regelingen. Dit wordt het cumulatieve gebruik genoemd. Eerst geven we een overzicht van het bereik van de regelingen. 32

Figuur 2.10.1 Percentage bereik minimahuishoudens per voorziening In figuur 2.10.1 is te zien dat in vergelijking met 2011 het bereik van een aantal regelingen is gestegen en van een aantal regelingen is gedaald. De daling in het gebruik van de bijzondere bijstand en de langdurigheidstoeslag valt hier het meeste op. Daarentegen is het bereik van de tegemoetkoming schoolkosten enorm gestegen en het bereik van de kwijtschelding die al hoog was, is in 2013 nog hoger geworden. Aantal regelingen per huishouden Om het (niet-)gebruik in beeld te brengen kijken we naar het totaal aantal verstrekkingen dat de huishoudens met een minimuminkomen hebben ontvangen. Figuur 2.10.2 Totaal gebruik van alle regelingen per huishouden tot 110% 33

Figuur 2.10.2 laat zien dat tien procent van de huishoudens van geen enkele regeling gebruikmaakt. Bijna 4 procent van de huishoudens maakt gebruik van 6 of meer regelingen. Omdat de inkomensgrens afwijkt van die van 2009 en 2011 wordt er geen vergelijking gemaakt met deze jaren. Overige kenmerken minimahuishoudens cumulatief gebruik De volgende figuur geeft het cumulatieve gebruik van de regelingen per type inkomen, huishouden, leeftijdscategorie, afkomst en duur op inkomen weer. Figuur 2.10.3 Kenmerken minimahuishoudens cumulatief gebruik gemeentelijke voorzieningen Huishoudens met een WWB-uitkering maken het meeste gebruik van regelingen. Huishoudens met kinderen, vooral eenoudergezinnen, maken meer gebruik van inkomensondersteuning dan anderen. Naar leeftijd is het gebruik het hoogst in de groep tussen de 45 en 65 jaar. Onder langdurige minima wordt vaker inkomensondersteuning gebruikt dan onder huishoudens die nog niet zo lang van een minimuminkomen moeten rondkomen. Hetzelfde beeld zagen we in 2009 en 2011 terug. 2.11 Gebruik Wmo door minimahuishoudens De doelgroep voor de Wmo is gedeeltelijk overlappend met de doelgroep voor het minimabeleid. Daarom geven we in deze paragraaf het gebruik van minimavoorzieningen weer onder de gebruikers van de Wmo met een minimuminkomen. De volgende tabel geeft een overzicht van de minimavoorzieningen waar de Wmo-huishoudens gebruik van maken. Tabel 2.11.1 Gebruik Wmo-voorziening naar soort 34

Soort voorziening Wmo ers Aantal Aandeel Hulp bij het huishouden 3.199 70% Woonvoorziening 617 13% Rolstoelvoorziening 363 8% Individuele vervoersvoorziening 425 9% Gehandicaptenparkeerkaart, plaats 1.476 32% Totaal unieke huishoudens 4.583 100% In totaal zijn er 4.583 huishoudens die gebruikmaken van een of meerdere Wmo-voorzieningen (exclusief collectief vervoer). Het merendeel van de Wmo ers ontvangt hulp bij het huishouden (70 procent). Tabel 2.11.2 Inkomensverdeling Wmo-gebruikers 9 Categorie Wmo ers Totaal aantal Aandeel Aantal Aandeel huishoudens Wmo Tot 110% 1.199 26% 6.961 17% Overige huishoudens 3.384 74% 47.313 7% Totaal 4.583 100% 54.274 8% Er zijn in totaal 4.583 huishoudens die gebruikmaken van de Wmo. Hiervan heeft ruim een kwart een inkomen tot 110 procent van het Wsm. Van alle minimahuishoudens (tot 110 procent) ontvangt 17 procent een verstrekking op grond van de Wmo. Dit betekent dat er dus bij 17 procent van alle minimahuishoudens sprake is van een of meer personen die hulpbehoevend zijn. De minimahuishoudens onder de Wmo-doelgroep maken relatief vaker gebruik van de verschillende inkomensondersteunende regelingen. Kenmerken huishoudens die gebruikmaken van de Wmo-voorzieningen Er zijn 1.199 huishoudens (tot 110 procent van de bijstandsnorm) die gebruikmaken van een of meerdere Wmovoorzieningen. Een nadere analyse van alle gebruikers geeft het volgende beeld: Van de Wmo ers is 70 procent 65 jaar of ouder. Onder de Wmo-huishoudens met een inkomen tot 110 procent is dit 57 procent; Het aandeel huishoudens met kinderen is hoger onder de minima Wmo ers dan onder de gehele Wmogebruikersgroep. Verdeling over de wijken Onderstaande figuur geeft het aandeel Wmo ers op alle huishoudens in Zoetermeer weer en het aandeel Wmo ers op de huishoudens met een inkomen tot 110 procent van het sociaal minimum. 9 Gebruik individuele Wmo-voorzieningen en gehandicaptenparkeerkaart en -plaats. 35