Visserijkundig onderzoek in een tiental deelgebieden van de Antwerpse haven, oktober 2010

Vergelijkbare documenten
Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever

Sonaronderzoek naar het visbestand in het Netekanaal in het Vlaamse Gewest. zomer 2010.

Onderzoek naar de visdichtheid in de Twentekanalen m.b.v. sonar

Vistoets Opsterlandse Compagnonsvaart

Flora- en faunawetbemonstering Hoorn-Enkhuizen

Sonaronderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het Vlaamse Gewest. zomer 2010

Biomassaschatting van de pelagische visstand in het Veerse Meer, mei 2006

Onderzoek naar het visbestand in het Netekanaal in het Vlaamse Gewest.

Onderzoeksrapport. Sonaronderzoek naar de visdichtheid. zomer mei Onderdeel van: Rapport visserijkundig onderzoek Lauwersmeer.

Flora- en faunabemonstering Capreton en Linge

Sterfte van migrerende zalmsmolts bij de stuw en waterkrachtcentrale

Hydraulische evaluatie vispassages "Meele" en "Wijhe"

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in provincie Antwerpen, najaar 2013.

Onderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het Vlaamse Gewest.

Onderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het Vlaamse Gewest.

Bijlagenrapport 4 Centrifugaalpompen

Bijlagenrapport 8 Gesloten schroefpompen

Bijlagenrapport 6 Hidrostalpompen

Sonaronderzoek naar de visstand in de Sloter- en Gaasperplas, januari 2011

Onderzoek naar het visbestand in de Leiemeanders Wevelgem, Bavikhove en de oude Leiearm Ooigem- Desselgem, najaar 2013.

VISSTANDSONDERZOEK OP DE LEIEMEANDER TE WEVELGEM, West-Vlaanderen Burg 2B B-8000 Brugge. Duboislaan 14 B-1560 Hoeilaart-Groenendaal

Onderzoek naar het visbestand in de Scheldemeanders Kriephoek, Nedername en de Mesureput, najaar 2013.

Vertroebeling en (verarming van) de visstand in het Julianakanaal. Jasper Arntz 6 juni 2013

Onderzoek naar het visbestand in enkele grote prioritaire viswateren in het Vlaamse Gewest, najaar 2013

De visstand in vaarten en kanalen

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in provincie Vlaams- Brabant, najaar 2013.

Visonderzoek T 0 situatie Veerse Meer.

Inventarisatie beschermde vissoorten Vreeland

Eindverslag. De glasaalcollector, een innovatieve maatregel voor monitoring en herstel van de glasaalintrek: pilotgebied Delfland.

Visstand Haringvliet en Voordelta - heden -

Bijlagenrapport 9 Open schroefpompen

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Leiemeanders Oost-Vlaanderen

Onderzoek naar het visbestand in kanaal Bossuit-Kortrijk, najaar 2011

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Limburg, najaar 2015.

Onderzoek visstand Haven van Gent en het Kanaal Gent- Terneuzen Uitgevoerd in opdracht van:

EU-Intercalibratie maatlatten M-typen. Meten = Weten?

Onderzoek naar het visbestand in het Donkmeer en enkele viswateren in het Berlarebroek, najaar 2013.

Visbestandsopnames op het spaarbekken Kluizen I ( 2001).

Visstandonderzoek in viswateren het Galgenweel en Bufferbekken Burchts Weel, 2015.

Recreatieplassen Gelderland 2009

NATUURATLAS ZAANSTAD VISSEN

Bijlagenrapport 7 Gesloten schroefpompen (compact)

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Hazewinkel, De Bocht en Den Aerd, 2012

Visstandonderzoek in enkele prioritaire viswateren in het Vlaams Gewest, 2015.

Onderzoek naar het visbestand in de watersportbaan en Gentse binnenwateren, najaar 2011

Bijlagenrapport 3 Vijzels; faunapomp

SAMENVATTING In het Friese Waterbeheerplan is een pilot beheervisserij aangekondigd. Daarvoor is de Leijen is geselecteerd.

Onderwerp: Voorlopige resultaten doortrekmetingen vislift H&Z polder Datum: Kenmerk: /not02 Status: Definitief Opsteller: J.

2 Materiaal en methode

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Openbare Scheldemeanders West-Vlaanderen

Visstandonderzoek in enkele meervormige viswateren in de Provincie Antwerpen, najaar 2016.

Onderzoek naar het visbestand in kanaal Leuven-Dijle, najaar 2011

Onderzoek naar het visbestand in enkele viswateren in de Provincie West-Vlaanderen, najaar 2017.

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Oost-Vlaanderen, najaar 2015

Vismonitoring Grote Kreek Ouwerkerk. Terugvangproef bot en tarbot 2018

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest. Rivierenhof en Blaasveld Broek

Ultrasone bestrijding blauwalg - effecten op vis

Rapport vissterfte op de Boezingegracht augustus 2013

Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Vismonitoring Natuur(vriende)lijke Oevers Maas

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Limburg, najaar 2016.

Geautomatiseerde monitoring van vismigratie door de vispassage bij de Bieberg (NB), 2006

Alain Dillen Klaar Meulebrouck Agentschap voor Natuur en Bos

Met DNA visstand monitoren op de grote rivieren

Onderzoek naar het visbestand in enkele stilstaande viswateren in het Vlaamse Gewest

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Vlaams-Brabant, najaar 2015

Recreatieplassen Gelderland 2009

Vismonitoring Hollandse IJssel 2003

Sonaronderzoek naar de visdichtheid in de Westelijke insteekhaven.

Auteur: J. Hop Datum: Projectleider: J. van Giels Status: Concept

Vis en Kaderrichtlijn Water in Zeeland

Onderzoek naar het visbestand in de kleine en stilstaande wateren Schoendalebocht, Oude Leiearm te St-Baafsvijve en het Waggelwater, 2012

Onderzoek visbestand in het kanaal Dessel-Turnhout-Schoten. Najaar 2010

Onderzoek naar het visbestand in stilstaande viswateren, Scheldemeander Nederename, Eine de Ster-Noord & Zuid, Heurne den Heuvel en Spettekraai 2018.

RWS Waterdienst. Visstandonderzoek Volkerak-Zoomeer november-december Projectnummer:

Provincie Vlaams Brabant. Rapportnummer: /VBR_rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport: Diestsepoort 6 bus Leuven

EINDRAPPORT TESTFASE PROJECT VISVRIENDELIJK SLUISBEHEER AFSLUITDIJK EN HOUTRIBDIJK

Onderzoek naar het visbestand in meervormige viswateren in de Provincie Vlaams-Brabant, najaar 2017.

RAPPORT VISSERIJKUNDIG ONDERZOEK

edna en monitoring van trek- en estuariene vissen in het NZK Bas van den Boogaard & Martijn Dorenbosch

Visserij Service Nederland sterk in viswerk Glasaalonderzoek Kinderdijk

Onderzoek naar het visbestand in enkele meervormige viswateren in de Provincie Oost-Vlaanderen, najaar 2016

Rapport. De Europese meerval (Silurus glanis) in de Oude IJssel

Provincie Antwerpen. Rapportnummer: /rap02 Status rapport: Definitief Datum rapport:

Visbestandopnames op de Noordede en de Blankenbergsevaart (2009)

Schroefcentrifugaalpompen

Onderzoek naar het visbestand in oude kanaaldelen, Oud Kanaal Bocholt, Oud Kanaal Bree-beek, Oud Kanaal Lanklaar en Oud Kanaal Dilsen 2018.

Langlopend onderzoek naar het visbestand in de Boven-Schelde

Provinciaal Centrum voor Milieuonderzoek. Visstandsonderzoek van de monding van de Terkleppebeek te Geraardsbergen

Werkprotocol visbemonsteringen KRW

Onderzoek naar het visbestand in enkele viswateren in de Provincie West-Vlaanderen, najaar 2016.

Aanpassing vismaatlatten voor M-typen. Inleiding. Inleiding. 1 - Deelmaatlat Aantal soorten. 1 - Deelmaatlat Aantal soorten

Onderzoek naar het visbestand in de stilstaande wateren De Volharding en Mellevijver 2014

Onderzoek naar het visbestand in de prioritaire viswateren Kanaal Brussel-Charleroi, Kanaal Roeselare-Leie en Kanaal Moervaart Durme, 2017

KRW visstandmonitoring Woldmeer 2016

titel Opbouw Vis, exoten en KRW Visexoten en achtergrond MWTL 2008 Visexoten in Nederland Oorzaken

BIJLAGENRAPPORT 9. GEmALEN Of vermalen worden fase 3 OPEN SCHROEFPOMPEN. w09 RAPPORT

Onderzoek naar het visbestand in de Gavers en de Bergelenput, 2015.

INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN

Transcriptie:

Visserijkundig onderzoek in een tiental deelgebieden van de Antwerpse haven, oktober 2010 Project: VA2010_27 Opgesteld in opdracht van: Agentschap voor Natuur en Bos & Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen december 2010 door: Kemper Jan H. & Hendry Vis

Statuspagina Titel: Visserijkundig onderzoek in een tiental deelgebieden van de Antwerpse haven, oktober 2010 Samenstelling: VisAdvies BV Adres: Twentehaven 5 3433 PT NIEUWEGEIN Telefoon: 030 285 1066 Homepage: http://www.visadvies.nl Opdrachtgever: Agentschap voor Natuur en Bos & Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen Auteur(s): Kemper Jan H. & Hendry Vis E-mail adres: info@visadvies.nl Eindverantwoording Kemper Jan H. Aantal pagina s: 17 Trefwoorden: Visbiomassa, sonar Projectnummer: VA2010_27 Datum: december 2010 Bibliografische referentie Kemper Jan H. & Hendry Vis, 2010. Visserijkundig onderzoek in een tiental deelgebieden van de Antwerpse haven, oktober 2010. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2010_27, 17 pag. Copyright: 2010 VisAdvies BV Behoudens wettelijke uitzonderingen mag niets uit dit document worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaargemaakt, in enige vorm of op enige wijze hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van VisAdvies BV. VisAdvies BV

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 1 1.1 Algemeen... 1 1.2 Doel... 2 2 Materiaal en methode... 3 2.1 Opzet... 3 2.1.1 Hydro akoestiek (sonar)... 3 2.1.2 Kwalitatieve visserij... 4 3 Resultaten... 5 3.1 Kwalitatieve visserij... 5 3.1.2 Linkerscheldeoever... 6 3.1.3 Rechterscheldeoever... 9 3.2 Omvang van de visstand... 11 3.2.1 Toebedeling van totale visbiomassa-schatting aan vissoorten... 11 3.2.2 Visbiomassa-schatting... 14 4 Discussie... 15 4.1 Algemene beschouwing... 15 4.2 Vergelijking resultaten januari 2008... 15 4.2.1 Vissoortsamenstelling... 15 4.2.2 Leeftijdsopbouw.... 15 4.2.3 Biomassa... 16 5 Literatuur... 16 VisAdvies BV

Samenvatting. In oktober 2010 is een visserijkundig onderzoek uitgevoerd in de havens van Antwerpen. De linkerscheldeoever en de rechterscheldeoever zijn apart bemonsterd. Om een beeld te krijgen van de vissoortsamenstelling, is een visserij uitgevoerd met de kuil, schietfuiken en staand want. De dominante vissoorten zijn snoekbaars, brasem en baars. Plaatselijk kunnen dichte scholen haring/sprot voorkomen. In december 2008 is eveneens een vergelijkbare visserij uitgevoerd. Het beeld hiervan wijkt niet wezenlijk af van de visserij in oktober 2010. Op de rechterscheldeoever zijn in de periode 2008/2010 in totaal 12 vissoorten aangetroffen en op de linkerscheldeoever 14 vissoorten. Van alle vissoorten is een evenwichtige jaarklassenverdeling waargenomen met uitzondering van de snoekbaars op de linkerscheldeoever. Daar ontbrak het in de vangst volledig aan grote exemplaren terwijl in 2008 nog wel grote vissen werden gevangen. De conditie van alle vissoorten was gemiddeld waarbij alleen de grote brasem op de linkerscheldeoever een bovengemiddelde conditie vertoonde. De visbiomassa is geschat op 52 kg/ha voor de rechterscheldeoever en 83 kg/ha voor de linkerscheldeoever. Het viswatertype wordt beoordeeld als een brasem-snoekbaars diepwatertype. De draagkracht van het gebied wordt voor een deel bepaald door externe voedselbronnen: 1. Natuurlijke oorzaken intrek/ migratie van prooi-organismen, zoals haring, sprot, diverse soorten garnalen, krabben, glasaal, juveniele bot en spiering. Van deze soorten zijn migratiebewegingen in de Zeeschelde bekend en worden allemaal in de maag van o.a. snoekbaars gevonden. 2. Menselijke oorzaken : graanproducten die lokaal bij overslag worden gemorst in het dokwater. lozing van koelwater wat lokaal de productiviteit kan verhogen. 1 Inleiding In januari 2008 is ook een schatting gemaakt van de visbiomassa. Volgens deze schatting komt de biomassa voor de linkerscheldeoever uit op 19 kg/ha tegen 83 kg/ha in 2010. Voor de rechterscheldeoever was dit 6 kg/ha in 2008 tegen 52 kg/ha in 2010. De lage uitkomst kan deels worden verklaard op basis van de periode dat het onderzoek is uitgevoerd. (najaar 2010 versus winter 2008). 1.1 Algemeen De Antwerpse havendokken vallen onder de Vlaamse visserijwetgeving en vormen een belangrijk openbaar hengelwater. Het Havenbedrijf wil als beheerder de huidige visstand laten bepalen, als referentie voor het toekomstig te bereiken goed ecologisch potentieel (GEP) van de haven. Om een goed beeld te krijgen van de visstand in de Haven van Antwerpen, liet het Gemeentelijk Havenbedrijf van Antwerpen samen met het Agentschap voor Natuur en Bos en de Provinciale Visserijcommissies van Antwerpen en van Oost-Vlaanderen in VisAdvies BV - 1 -

januari 2008 een visstandonderzoek uitvoeren (Visserijbedrijf Kalkman, 2008). In de dokken van de haven werden in totaal 10 locaties onderzocht, waarvan vier op de linkerscheldeoever en zes op de rechterscheldeoever. Aangezien het visbestand in havengebieden kan verschillen tussen de winter en de zomer, werd besloten om in oktober 2010 een aanvullend onderzoek te laten doen. Dit geeft een betere globale referentie voor het huidige visbestand in de Antwerpse haven. Het betreft elf locaties met telkens een bemonsteringsoppervlakte van ca 25 ha. Tien van deze locaties zijn identiek aan die van het onderzoek in 2008. 1.2 Doel De diepte van de haven op de linkerscheldeoever varieert tussen 17-19 meter. In het noordelijk gedeelte van de haven op de rechterscheldeoever varieert deze tussen 14-18 meter terwijl deze in het zuidelijk gedeelte varieert tussen 5-15 meter Schatting maken van de visbiomassa en vissoortensamenstelling in de Haven van Antwerpen. Bepaling van het viswatertype van de Antwerpse havendokken op basis van de aanwezige visstand. figuur 1.1 Overzicht van de locaties die in de Antwerpse haven zijn bemonsterd VisAdvies BV - 2 -

2 Materiaal en methode 2.1 Opzet Voor dit onderzoek zijn elf locaties met telkens een bemonsteringsoppervlakte van 25 ha onderzocht. Locatie 11 is aan de oorspronkelijke 10 locaties toegevoegd, om een nog betrouwbaarder beeld van de visbiomassa te bepalen. Zes van deze locaties liggen op de rechterscheldeoever (nr 1-6, figuur 1.1) en vijf locaties liggen op de linkerscheldeoever (nr 7-11). Het sonaronderzoek en de visserij met conventionele vistuigen, is steeds op dezelfde locatie uitgevoerd. Om vergelijking met het onderzoek uit 2008 mogelijk te maken, is de bevissing uitgevoerd met schietfuiken, kieuwnetten (staand want) en de kuil. Bovendien zijn ook exact dezelfde locaties aangehouden. Het onderzoek geeft antwoord op volgende onderzoeksvragen: Bepaling van de soortensamenstelling van de visstand voor elke locatie. Bepaling van de lengtefrequentie verdeling voor elke locatie. Bepaling van de lengte-gewicht relatie en conditie (over de volledige lengterange) voor elke vissoort en voor elke locatie. Schatting van de aanwezige visstand in kg/ha en aantal/ha en extrapolatie naar het volledige havengebied. Bepaling van het viswatertype van de havendokken op basis van de aanwezige visstand. Bespreking en interpretatie van de vangstgegevens en een vergelijking met de resultaten van het visstandonderzoek in januari 2008. 2.1.1 Hydro akoestiek (sonar) De bemonstering is uitgevoerd met sonarapparatuur, analoog aan de bemonstering in de haven bij Doeldok (Kemper, 2007). Met behulp van deze apparatuur is de visdichtheid (n/1000 m 3 en n/hectare) van alle pelagische vissen bepaald in waterarealen, die dieper zijn dan 2 m. Voor de berekening van dichtheid per volume eenheid naar dichtheid per hectare is gebruik gemaakt van de dieptegegevens die met de sonar worden vastgelegd. Verder geeft de methode een beeld van de verdeling over de verschillende lengteklassen. Om inzicht te krijgen in de vissoortsamenstelling is een conventionele visstandbemonstering uitgevoerd ( 2.1.2). Bovendien is gebruik gemaakt van de visserijgegevens uit 2008 (Visserijbedrijf Kalkman, 2008), omdat uit de visserijgegevens van 2010 bleek dat de visstand qua vissoortsamenstelling, in de afgelopen 2,5 jaar, niet wezenlijk is veranderd. Door de combinatie van kwalitatieve (visserij) en kwantitatieve (sonar) resultaten kan ook een schatting worden gemaakt van de biomassa in het proefgebied (kg/ha). Van elke vis, waarvan de lengte is bepaald met de sonar, wordt dan het gewicht berekend aan de hand van een algemene lengte/gewichtrelatie voor vis. Gewicht = 0,000003437 x (10 x Lengte) 3.135 Van al deze gewichten wordt het gemiddelde bepaald. De biomassa wordt uiteindelijk berekend door het gemiddelde gewicht te vermenigvuldigen met het aantal vissen dat per hectare is aangetroffen. VisAdvies BV - 3 -

Om een schatting te maken van de omvang van de visstand wordt een "mobilesurvey" uitgevoerd. De geluidsbron (transducer) is dusdanig geconstrueerd dat de geluidsgolf zich binnen een nauwe bundel (7 ) voortplant, vergelijkbaar met een lichtbundel van een zaklantaarn. De geluidsbundel wordt vanaf de punt van een boot, langs tevoren vastgestelde transecten, door het water gestuurd. Om de uitgezette route in het donker goed te kunnen volgen, is gebruik gemaakt van een op GPS gebaseerd navigatiesysteem. Elke locatie is over een lengte van ca 6 km bevaren. De betrouwbaarheid ligt in de regel op 10 tot 30% rond het gemiddelde. Voor de berekening is elk transect onderverdeeld in segmenten van 300 meter waarbij van elk segment afzonderlijk een schatting wordt gemaakt van de visdichtheid en biomassa. Aan de hand hiervan wordt het 95% betrouwbaarheidsinterval (B.I.) rond het gemiddelde berekend volgens: µ-2,021 x σ µ µ+2,021 x σ n n waarbij: σ: standaarddeviatie n: steekproefgrootte µ: gemiddelde 2.1.2 Kwalitatieve visserij Schietfuiken: De fuiken zijn geschakeld of los achter elkaar gezet afhankelijk van de plaats en het talud. De afmetingen zijn 1,50 m breed 1 m hoog en 8 m lang inclusief schutwand. Het net bestaat uit monofyl en nylon met een maaswijdte van 12 mm in de eerste keel aflopend tot 9 mm in de kub van de fuik. De locatie van de fuiken werd met GPS apparatuur vastgelegd, zodat er geen drijvende delen zichtbaar waren. Per locatie zijn tweemaal 20 schietfuiken geplaatst. Kieuwnetten: Er is gebruik gemaakt van gestandaardiseerde netten. Per locatie is één net van 100 m in het openwater en één net van 100 m op het talud bij de oever geplaatst. Kuilvisserij. Voor de kuilvisserij is gebruik gemaakt van een stortkuil met een vissende breedte van 10 meter. Deze kuil voldoet aan de standaard van het "STOWAhandboek visstandbemonstering en -beoordeling" (Stowa, 2003). Het net is in span voortgetrokken door twee boten met een snelheid van 7 km/uur. Per locatie is een trek van 300 meter uitgevoerd. Verwerking van vis Er is gebruik gemaakt van schepnetten met knooploos netwerk. Alle vissen zijn gemeten in cm-klassen om een goed beeld te krijgen van de populatieopbouw. Alle vissen zijn gewogen op één gram nauwkeurig. Aan de hand van het normgewicht dat bij een bepaalde lengte hoort is de conditie bepaald. Hiervoor is gebruik gemaakt van de lengte gewichtrelatie volgens Klein Breteler & de Laak (2002). Een conditie onder de waarde 0,9 geeft aan dat het gewicht van de vis niet in verhouding is tot zijn lengte. De conditie wordt dan als matig tot slecht beoordeeld Een waarde boven de 1,1 geeft aan dat het gewicht van de vis hoger is dan wordt verwacht op basis van de lengte. De conditie wordt dan als goed beoordeeld. VisAdvies BV - 4 -

3 Resultaten Onderdeel van het onderzoek was het bepalen van het viswatertype in de havens van Antwerpen. Kalkman (2008) heeft hiervoor een uitgebreide beschrijving gegeven en het water getypeerd als brasem-snoekbaars diepwatertype. Er is geen aanleiding om hierop aanvullingen of wijzigingen aan te brengen. Voor de beschrijving wordt daarom naar dit rapport verwezen. 3.1 Kwalitatieve visserij In beide onderzoeksjaren (2008 en 2010) zijn er weinig individuen gevangen. Om niettemin een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de vissoortsamenstelling, zijn beide bemonsteringen in beschouwing genomen. Duidelijk is dat de visstand binnen tweeënhalf jaar niet wezenlijk is veranderd. In totaal zijn er 16 vissoorten aangetroffen. Twaalf soorten zijn op de rechterscheldeoever en veertien op de linkerscheldeoever waargenomen. Meest opmerkelijk was de vangst van een knorrepos (Micropogonias undulatus) op de rechterscheldeoever. Hoewel het eerste exemplaar al in 1998 in het Belgische kustwater is aangetroffen (Rappé, 2002), blijft de vissoort in het gebied rond de Noordzee nog uiterst zeldzaam. De eerste melding in Nederland dateert uit 2002 (Dekker et al., 2005). Vooralsnog wordt niet verwacht dat deze exoot uit het oostelijk kustgebied van Amerika een bedreiging vormt voor de inheemse visfauna. figuur 3.1 Knorrepos (Micropogonias undulatus) De visstand wordt gedomineerd door een beperkt aantal vissoorten. Op de rechterscheldeoever zijn brasem, snoekbaars en baars verreweg het meest talrijk (tabel 3.1). Deze drie soorten bepalen ca 80% van de visstand op basis van gewicht. Op de linkerscheldeoever (tabel 3.2) is veel grote bot gevangen en bepaald 22% van de totale visbiomassa (kg). Bot kan echter niet met de sonar worden waargenomen, zodat voor deze vissoort geen biomassa schatting is gemaakt. Van de pelagische vissoorten zijn snoekbaar, brasem en baars weer de dominante soorten met een totaal aandeel van ca 70%. VisAdvies BV - 5 -

tabel 3.1 Overzicht van de vangsten in 2008 en 2010 op de rechterscheldeoever. Jaartal Januari 2008 Oktober 2010 totaal soort # kg kg (%) # kg kg (%) # kg kg (%) aal 14 5 8% 28 9 41% 42 14 17% baars 11 5 7% 17 8 35% 28 12 15% brakwatergrondel 2 < 0,1 <0,1% 2 < 0,1 < 0,1% bot 11 1 1% 3 1 2% 14 1 2% brasem 26 23 37% 5 0,3 1% 31 23 27% blankvoorn 6 2 3% 6 2 2% haring/sprot 22 0,1 0,2% 4 0,0 0,2% 26 0,1 0,2% karper knorrepos 1 < 0,1 <0,1% 1 < 0,1 < 0,1% kolblei kleine zeenaald snoekbaars 39 27 44% 24 4 16% 63 30 37% spiering 1 < 0,1 <0,1% 11 < 0,1 < 0,1% 12 < 0,1 < 0,1% tong zeebaars 2 0,6 3% 2 0,6 1% zwartbekgrondel 1 <0,1 <0,1% 1 <0,1 <0,1% totaal 132 62 100% 96 22 100% 228 83 100% tabel 3.2 Overzicht van de vangsten in 2008 en 2010 op de linkerscheldeoever. Jaartal 2008 2010 totaal soort # kg kg (%) # kg kg (%) # kg kg (%) aal 2 0,3 1% 2 0,3 0% baars 7 3 7% 14 4 9% 21 7 8% brakwatergrondel 4 < 0,1 0% 4 < 0,1 < 0,1% bot 31 11 22% 69 9 22% 100 20 22% brasem 9 10 20% 20 21 51% 29 30 35% blankvoorn 2 1 1% 2 0,1 0% 4 0,8 1% haring/sprot 9 0,1 0,2% 26 0,3 0,8% 35 0,4 0,5% karper 1 5 13,3% 1 5 6,1% knorrepos kolblei 2 1 1,3% 2 1 0,7% kleine zeenaald 1 < 0,1 0,0% 1 < 0,1 < 0,1% snoekbaars 72 22 47% 49 1 3% 121 24 27% spiering 3 < 0,1 < 0,1% 3 < 0,1 < 0,1% tong 1 < 0,1 < 0,1% 1 < 0,1 < 0,1% zeebaars 1 < 0,1 < 0,1% 1 < 0,1 < 0,1% zwartbekgrondel totaal 138 48 100% 187 41 100% 325 88 100% Een overzicht van de vissoortsamenstelling per locatie is te vinden in de bijlage I. In Bijlage II is een overzicht gegeven van alle vangstgegevens opgesplitst in: locatie, vissoort, vislengte en vangtuig. 3.1.2 Linkerscheldeoever In onderstaande figuren is een overzicht gegeven van de lengtefrequentie verdeling van de meest talrijke vissoorten en de conditie. VisAdvies BV - 6 -

Van baars (figuur 3.2) zijn overwegend eenjarige exemplaren gevangen. De conditie wijkt niet wezenlijk af van de norm. Baars paait bij voorkeur af op waterplanten, maar is verder weinig kieskeurig. Mogelijk wordt in de haven genoegen genomen met andere (kunstmatige) structuren. Van bot (figuur 3.3) zijn veel grote exemplaren gevangen. Gezien het hoge zoutgehalte in de haven ligt het voor de hand dat deze vissoort het goed doet. De aanwezigheid van jonge èn volwassen bot wijst erop dat de haven een belangrijk habitat is voor deze vissoort. De conditie is voor alle lengteklassen normaal. Frequentie 40% 30% 20% 10% 0% Baars (n =14) Conditiefactor 1,5 1,25 1 0,75 Baars (n = 14) 0,5 figuur 3.2 Lengtefrequentie verdeling en conditie baars Frequentie 10% 0% Bot (n =69) Conditiefactor 1,5 1,25 1 0,75 Bot (n = 69) 0,5 figuur 3.3 Lengtefrequentie verdeling en conditie bot VisAdvies BV - 7 -

Van brasem (figuur 3.4) zijn in de linkerscheldeoever 20 grote exemplaren gevangen. De conditie van de grote vissen is bovengemiddeld, net als in 2008. De reden hiervoor is onduidelijk. Van snoekbaars (figuur 3.5) zijn alleen eenjarige vissen gevangen. Niettemin mag worden aangenomen dat er nog steeds grote snoekbaars aanwezig is, zoals deze in 2008 is aangetroffen. De spreiding in de conditie is groot, zodat een deel boven de norm en een deel onder de conditienorm valt. Ook van sprot (figuur 3.6) zijn alleen eenjarige vissen gevangen. Van deze vissoort is geen lengte-gewichts relatie beschikbaar. Frequentie 20% 10% 0% Brasem (n =20) Conditiefactor 1,5 1,25 1 0,75 Brasem (n = 20) 0,5 figuur 3.4 Lengtefrequentie verdeling en conditie brasem Frequentie 30% 20% 10% 0% (n =49) Conditiefactor 1,5 1,25 1 0,75 (n = 49) 0,5 figuur 3.5 Lengtefrequentie verdeling en conditie snoekbaars VisAdvies BV - 8 -

Frequentie 80% 60% 40% 20% 0% Sprot (n =26) figuur 3.6 Lengtefrequentie verdeling haring/sprot 3.1.3 Rechterscheldeoever Van baars (figuur 3.7) zijn op de rechterscheldeoever zowel kleine als grote exemplaren gevangen. De conditie wijkt niet af van de norm. Van brasem (figuur 3.8) zijn slechts een klein aantal vissen gevangen. De conditie is iets minder dan bij de vissen aan de linkerscheldeoever. Op de rechterscheldeoever werd vrijwel alleen kleine snoekbaars (figuur 3.9) gevangen. De conditie van alle vis is gemiddeld. De spiering (figuur 3.10) die is gevangen is wellicht nog van 2010 (0+ vis). Spiering werd alleen op de rechterscheldeoever waargenomen. Mogelijk heeft dit te maken met het zoetere water aan deze zijde. In figuur 3.11 is de populatieopbouw van paling weergegeven. De conditie is gemiddeld. Frequentie 20% 10% 0% Baars (n =17) Conditiefactor 1,5 1,25 1 0,75 Baars (n = 17) 0,5 figuur 3.7 Lengtefrequentie verdeling en conditie baars VisAdvies BV - 9 -

Frequentie 30% 20% 10% 0% Brasem (n =5) Conditiefactor 1,5 1,25 1 0,75 Brasem (n = 5) 0,5 figuur 3.8 Lengtefrequentie verdeling en conditie brasem Frequentie 20% 10% 0% (n =24) Conditiefactor 1,5 1,25 1 0,75 (n = 24) 0,5 figuur 3.9 Lengtefrequentie verdeling en conditie snoekbaars VisAdvies BV - 10 -

Frequentie 50% 40% 30% 20% 10% 0% Spiering (n =11) 1,5 Spiering (n = 11) Conditiefactor 1,25 1 0,75 0,5 figuur 3.10 Lengtefrequentie verdeling en conditie spiering Frequentie 20% 10% 0% Paling (n =28) Conditiefactor 1,5 1,25 1 0,75 Paling (n = 28) 0,5 figuur 3.11 Lengtefrequentie verdeling en conditie paling 3.2 Omvang van de visstand 3.2.1 Toebedeling van totale visbiomassa-schatting aan vissoorten Met behulp van de sonar wordt een schatting gemaakt van de visdichtheid in aantallen per hectare. Daarnaast wordt de lengtefrequentie verdeling bepaald van de waargenomen vissen, zodat aan de hand van de lengte-gewichtsrelatie de visbiomassa kan worden berekend. De visbiomassa wordt vervolgens toebedeeld aan de verschil- VisAdvies BV - 11 -

lende vissoorten. De toebedeling geschiedt op basis van de kennis van de vissoortsamenstelling, zoals deze tijdens de conventionele visserij boven water komt ( 3.1). Daarnaast kan in sommige gevallen de vissoortsamenstelling in een deelgebied, nader worden gespecificeerd door interpretatie van de sonargegevens. Afhankelijk van detaillering van de visstandgegevens, zal een globale toebedeling plaatsvinden voor het totale onderzoeksgebied of een toebedeling plaatsvinden op basis van detailinformatie per deelgebied. Let wel: door deze aanpak kan de vissoortsamenstelling, zoals die in de vangst boven water komt, afwijken van de uiteindelijke vissoortsamenstelling, zoals die uiteindelijk wordt bepaald aan de hand van sonar en visvangst. Voor het onderzoek in de haven van Antwerpen is, qua vissoortsamenstelling, onderscheid gemaakt tussen de linker- en rechterscheldeoever. Voor twee deelgebieden kan een nadere specificatie van de vissoortsamenstelling worden gegeven op basis van sonarresultaten. Hoewel er relatief weinig haring/sprot is gevangen, wordt aangenomen dat het aandeel in de totale biomassa, in werkelijkheid groter is. Deze vissen komen vaak plaatselijk en in dichte scholen voor. Door verstoring kan een school eenvoudig met de kuil worden gemist. Daarentegen is de kans om met sonar een school aan te treffen veel groter door het grote areaal dat wordt onderzocht en het feit dat de vis niet wordt verstoord. Bovendien zijn haring/sprot scholen zo karakteristiek dat de school ook exclusief als dusdanig kan worden aangemerkt. In het echogram (figuur 3.12) is een voorbeeld gegeven waarin de grens van een haring/sprot school is waar te nemen. figuur 3.12 Echogram. Iets voor het midden is de grens van een haring/sprot school (blauwe vlekken) waar te nemen. De rood omkaderde vissporen zijn naar verwachting afkomstig van foeragerende snoekbaars of baars. Ook is het van belang om te omschrijven aan welke vissoorten de geschatte visbiomassa niet kan worden toebedeeld. Hierbij zijn twee categorieën te onderscheiden. De vissoorten met een benthische levenswijze, zoals paling en bot. Alleen in uitzonderlijke gevallen zal een vissoort als de paling met de sonar kunnen worden waargenomen (Kemper, 2003). De vissoorten die tijdens de visserij in zeer lage dichtheden voorkomen. VisAdvies BV - 12 -

In figuur 3.13 is de toebedeling van de totale visbiomassa aan de meest talrijke vissoorten in rood en rood/grijs aangegeven. Aandeel in de totale visstand (kg) 0% 10% 20% 30% 40% aal baars brakwatergrondel bot brasem blankvoorn haring/sprot karper knorrepos kolblei kleine zeenaald snoekbaars spiering tong zeebaars zwartbekgrondel Linkeroever Aandeel in de totale visstand (kg) 0% 10% 20% 30% 40% figuur 3.13 aal baars brakwatergrondel bot brasem blankvoorn haring/sprot karper knorrepos kolblei kleine zeenaald snoekbaars spiering tong zeebaars zwartbekgrondel Rechteroever Vissoortsamenstelling op de linker- en rechterscheldeoever. Rood: vissoort wordt toebedeeld op basis van de vangsten in januari 2008 en oktober 2010. Grijs: Vissoort wordt niet toebedeeld en wordt niet meegenomen in de visbiomassa-schatting. De reden is dat de presentie heel laag is, zodat geen goede schatting kan worden gemaakt. De visbiomassa van deze soorten is enkele procenten van de totale visbiomassa. In de tweede plaats betreft het vissoorten die niet met de sonar kunnen worden waargenomen (bot, aal) en daarom geen aandeel hebben in de schatting. Rood/grijs: Voor haring/sprot is de toebedeling aangepast (vergroot), omdat deze vissoorten volgens de sonar talrijker waren dan op basis van de vangsten. De vangstresultaten per locatie zijn te beperkt om voor elke locatie een aparte toebedeling te maken. Zodoende zijn de gegevens van locatie 1 tot en met 6 bijeengenomen om tot één toebedeling voor de rechterscheldeoever te komen. Zo zijn ook de gegevens van locatie 7 tot en met 10 bijeengenomen voor één toebedeling voor de linkerscheldeoever. VisAdvies BV - 13 -

3.2.2 Visbiomassa-schatting Op de rechterscheldeoever zijn zes locaties onderzocht, waarbij de visbiomassa varieert van 21 tot 102 kg/ha (tabel 3.3). De totaalschatting is gebaseerd op 70 transecten van 300 meter. Het gemiddelde komt uit op 52 kg/ha met een betrouwbaarheidsinterval van 15 kg/ha (29%) rond dit gemiddelde. De visbiomassa is toebedeeld aan: Baars: 8 kg/ha Brasem: 16 kg/ha Haring/Sprot 7 kg/ha : 21 kg/ha. Op de linkerscheldeoever zijn vijf locaties onderzocht. Locatie 11 is toegevoegd aan de oorspronkelijke vier locaties. De visbiomassa varieert van 44 tot 134 kg/ha. De totaalschatting is gebaseerd op 78 transecten van 300 meter. Het gemiddelde komt uit op 83 kg/ha met een betrouwbaarheidsinterval van 13 kg/ha (15%) rond dit gemiddelde. De visbiomassa is toebedeeld aan: Baars: 8 kg/ha Brasem: 33 kg/ha Haring/Sprot 16 kg/ha : 26 kg/ha. tabel 3.3 Overzicht van de visbiomassa-schatting per locatie. De toebedeling naar vissoorten. Op basis van gewicht, is toegepast op de twee onderzoeksgebieden: rechter- en linkerscheldeoever. Locatie Rechterscheldeoever # / ha gemidd. (kg) Biomassa (kg/ha) Locatie # / ha Linkerscheldeoever gemidd. (kg) Biomassa (kg/ha) 1 6 420 0,016 102 7 880 0,153 134 2 2 350 0,035 83 8 500 0,089 44 3 2 300 0,027 62 9 2 370 0,055 129 4 960 0,022 21 10 770 0,080 61 5 720 0,029 21 11 6 750 0,013 85 6 620 0,041 26 Gemidd. 52 83 ± 15 kg/ha ± 13 kg/ha VisAdvies BV - 14 -

4 Discussie 4.1 Algemene beschouwing De schatting van de visbiomassa voor het havengebied komt uit op 52 kg/ha voor de rechterscheldeoever en 83 kg/ha voor de linkerscheldeoever. Ten opzichte van het gemiddelde visbiomassa in oppervlaktewateren, is de visbiomassa aan de lage kant. Bepalend is de diepte van het water, de verstoring door scheepvaart en het gebrek aan rust- en paaigelegenheid. Vergeleken met het nabijgelegen Albertkanaal, dat de verbinding vormt tussen Antwerpen en Luik, is de biomassa zelfs hoog te noemen. Qua verstoring en gebrek aan paaigebieden, komt dit water overeen met de haven, echter met een biomassa van slechts 13 kg/ha (Kemper & Vis, 2010). Het verschil moet worden gezocht in de relatieve voedselrijkdom van de haven ten opzichte van het Albertkanaal. In de haven is op sommige plaatsen een regelmatige toevoer van graanproducten die tijdens de overslag vanuit schepen in het water terecht komen. Vooral voor kleine en planktivore vis is dit een directe voedselbron. Indirect komt deze voedselbron ten goede aan de roofvis. Een tweede externe voedselbron voor roofvis is de jonge haring/sprot die in het voorjaar massaal het brakke water van de havens intrekt. Na één à twee jaar keren de vissen terug naar zee. Dat de intrek van jonge vis substantieel kan zijn blijkt uit de jaarlijkse migratie van jonge haring/sprot naar het Noordzeekanaal door de schutsluizen van IJmuiden (Nederland). Op deze locatie trok in 2007, binnen zes weken meer dan 40 ton vis naar binnen (Kemper, 2007b). Benadrukt moet worden dat het hier een schatting voor de pelagische visstand betreft. Twee vissoorten waarvan geen schatting kan worden gemaakt, maar wellicht substantieel tot de totale visbiomassa bijdragen zijn aal en bot. 4.2 Vergelijking resultaten januari 2008 4.2.1 Vissoortsamenstelling Qua vissoortsamenstelling zijn er tussen 2008 en 2010 kleine verschillen waar te nemen. Zo zijn in 2008 op de rechterscheldeoever, in tegenstelling tot 2010, de brakwatergrondel en de blankvoorn, wel waargenomen. Andersom zijn in 2010 knorrepos, zeebaars en zwartbekgrondel gevangen. In 2008 werden de aal, de brakwatergrondel en de kolblei exclusief op de linkerscheldeoever gevangen. Andersom werden de karper en de kleine zeenaald alleen in 2010 waargenomen. De verschillen tussen de onderzoeksperioden zijn wellicht het gevolg van toeval, aangezien van de exclusief waargenomen vissoorten steeds slechts enkele exemplaren zijn gevangen. 4.2.2 Leeftijdsopbouw. De leeftijdsopbouw in 2010 is vergelijkbaar met die in 2008. Een verschil is echter het ontbreken van grote snoekbaars op de linkerscheldeoever in 2010. Hoewel in 2008 wel grote vis werd gevangen lag het accent toen ook op de jonge jaarklassen (< 20 cm). Ten tijde van het onderzoek werd echter waargenomen dat door sportvissers wel grote snoekbaars werd gevangen. VisAdvies BV - 15 -

4.2.3 Biomassa 5 Literatuur Voor veel vissoorten worden juveniele exemplaren waargenomen. De vraag is echter of de paai ook in de haven plaatsvindt, gezien het hoge zoutgehalte. Voor veel vissoorten is 3 gram zout/liter een grens waarboven de eieren af zullen sterven. (zeewater: 35 gr/liter). De kans is groot dat vissen elders afpaaien in minder zoute gebieden. In 2008 werd de biomassa op de linkerscheldeoever geschat op19 kg/ha tegen 83 kg/ha in 2010. Voor de rechterscheldeoever lag die verhouding op 6 kg/ha tegen 52 kg/ha in 2010. De schatting van de totale visbiomassa in 2010 komt gemiddeld een factor zes hoger uit dan de schatting die in januari 2008 is gemaakt. Het verschil kan door meerdere aspecten worden verklaard. De periode waarin het onderzoek is uitgevoerd kan een belangrijke rol spelen. (januari versus oktober). De zomer leent zich beter voor een schatting met sonarapparatuur dan de winter. Tijdens de zomer van 2010 bleek dat de vis homogeen over het water was verdeeld. In januari 2008 werden al (relatief) grote scholen vis waargenomen in een aantal ondiepe havens zoals Houtdok (locatie 5). Winterconcentraties kunnen eenvoudig over het hoofd worden gezien wat leidt tot een onderschatting. Ook is mogelijk dat dergelijke concentraties bij toeval te vaak worden waargenomen, wat tot een overschatting zal leiden. Een tweede aspect is het verschil in apparatuur. De Lowrance tm fish finder die in 2008 is ingezet, is niet in alle opzichten vergelijkbaar met de wetenschappelijke Echosounder van Simrad. Ondanks de verschillen tussen beide onderzoeksjaren blijft de biomassa laag. Dekker W., N. Daan, H. Heessen, W. van der Heijde, 2005. De Knorrepos Micropogonias undulatus De Levende Natuur 106(2): 66-67 Kemper Jan H., 2003. Visonderzoek T 0 situatie Veerse Meer. Nieuwegein, Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij. OVB-Onderzoeksrapport Ond00157. Kemper Jan H., 2007. Biomassaschatting van de pelagische visstand in een haven van de Antwerpse Linkerscheldeoever. VisAdvies BV, Utrecht. Projectnummer VA2007_29, 5 pag. Kemper Jan H., 2007b. Onderzoek naar vismigratie door de Noordersluis en de vispassage te IJmuiden,2007. VisAdvies BV, Utrecht. projectnr VA2007_17. 18 pag. Kemper Jan H. & H. Vis, 2010. Sonaronderzoek naar het visbestand in het Albertkanaal in het Vlaamse Gewest. zomer 2010. VisAdvies BV, Nieuwegein. Projectnummer VA2010_21, 11 pag. Klein Breteler, J.G.P., G.A.J. de Laak, 2002. Lengte-gewicht relaties Nederlandse vissoorten. Deelrapport 1. Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij, Nieuwegein. OVB rapportnummer: OND00074, 12 p. VisAdvies BV - 16 -

Rappé, G., 2002. Eerste vangst van Micropogonias undulatus (Linnaeus, 1766), een Amerikaanse vis, in Belgische en Europese wateren. De Strandvlo 22(3-4): 119-121 Stowa, 2003. Handboek visstandbemonstering en -beoordeling. Betrouwbare en vergelijkbare visstandgegevens. Stowa, Utrecht. ISBN: 90.5773.162. Visserijbedrijf Kalkman, 2008. Rapport Visstandbemonstering winter voorjaar 2008, Haven Antwerpen. Bijlage I. Overzicht van het aantal gevangen vissen opgesplitst per soort en vangstlocatie. Locaties rechterscheldeoever Locaties linkerscheldeoever Vissoort 1 2 3 4 5 6 Tot. 7 8 9 10 Tot. Baars 3 4 2 1 7 17 11 2 1 14 Blankvoorn 2 2 Bot 1 1 1 3 11 16 16 26 69 Brasem 1 2 2 5 1 19 20 Karper 1 1 Kleine zeenaald 1 1 Knorrepos 1 1 Paling 28 28 2 12 3 4 3 24 17 4 9 19 49 Spiering 1 10 11 3 3 Sprot 2 2 4 18 5 3 26 Tong 1 1 Zeebaars 2 2 Zonnebaars 1 1 Zwartbekgrondel 1 1 Totaal 7 24 5 20 8 32 96 43 42 54 48 187 VisAdvies BV - 17 -

Bijlage II. Totaaloverzicht vangsten. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 kuil schietfuik kuil schietfuik staandwant schietfuik staandwant kuil schietfuik staandwant kuil schietfuik staandwant schietfuik kuil schietfuik staandwant kuil schietfuik staandwant kuil schietfuik lengte Brasem Zwartbekgrondel Baars Brasem Spiering Sprot Baars Zeebaars Baars Bot Baars Brasem Spiering Sprot Bot Baars Bot Baars Baars Knorrepos Paling staandwant kuil schietfuik staandwant 6 7 2 2 1 8 1 1 1 5 1 2 9 1 1 2 1 1 1 10 1 1 3 1 1 1 1 1 11 2 1 1 14 1 1 2 2 3 1 12 1 1 1 1 1 2 1 3 1 1 1 1 1 1 13 1 2 1 4 1 1 1 5 1 14 3 1 1 2 4 2 2 3 15 1 1 1 1 5 5 2 2 16 1 1 3 1 1 1 2 5 17 1 1 1 6 18 2 1 2 1 19 1 1 1 1 1 1 1 20 2 1 1 2 1 1 21 1 1 1 1 3 22 1 1 23 2 1 2 1 24 1 1 1 25 1 1 26 1 1 1 1 27 1 1 1 1 1 28 1 1 1 1 29 1 30 1 1 1 31 1 1 3 1 32 2 33 2 34 2 35 1 1 1 4 36 37 1 2 38 1 1 39 3 1 3 40 1 41 2 1 42 2 43 2 44 1 45 1 2 46 47 1 48 2 49 1 3 50 2 51 2 52 1 53 1 54 55 1 2 56 57 58 59 60 61 62 2 63 64 3 65 66 1 67 1 68 69 70 71 72 73 1 74 1 75 76 77 78 79 80 81 1 82 83 84 1 Baars Blankvoorn Bot Tong Karper Sprot Bot Zonnebaars Baars Bot Brasem Bot Brasem Kleine zeenaald Spiering Sprot Bot Baars Bot Brasem Sprot Bot Bot VisAdvies BV - 18 -

Twentehaven 5 3433 PT Nieuwegein t. 030 285 10 66 e. info@visadvies.nl www.visadvies.nl K.V.K. 30207643; ABN-AMRO: 40.01.19.528 Aansprakelijkheid: VisAdvies BV, noch haar aandeelhouders, vertegenwoordigers of werknemers, zijn aansprakelijk voor enige directe, indirecte, incidentele of gevolgschade dan wel boetes of andere vormen van schade en kosten die het gevolg zijn van of voortvloeien uit het gebruik van het advies van VisAdvies BV door opdrachtgever of voortvloeien uit toepassingen door opdrachtgever of derden van de resultaten van werkzaamheden of andere gegevens verkregen van VisAdvies BV. Opdrachtgever vrijwaart VisAdvies BV voor alle aanspraken van derden en de door VisAdvies BV daarmee te maken kosten (inclusief juridische bijstand) indien de aanspraken op enigerlei wijze verband houden met de voor de opdrachtgever door VisAdvies BV verrichtte werkzaamheden. Niettegenstaande het voorgaande is elke aansprakelijkheid van VisAdvies BV uit hoofde van de overeenkomst van opdracht tussen VisAdvies BV en opdrachtgever beperkt tot het bedrag dat in het betreffende geval onder de beroepsaansprakelijkheidsverzekering van VisAdvies BV wordt uitbetaald, vermeerderd met het bedrag van het eigen risico dat volgens de verzekering ten laste komt van VisAdvies BV. Indien geen uitkering mocht plaatsvinden krachtens genoemde verzekering, om welke reden ook, is de aansprakelijkheid van VisAdvies BV beperkt tot [twee keer] het bedrag dat door VisAdvies BV in verband met de betreffende opdracht in rekening is gebracht [en tijdig is voldaan in de twaalf maanden voorafgaande aan het moment waarop de gebeurtenis die tot de aansprakelijkheid aanleiding gaf plaatsvond,] met een maximumaansprakelijkheid van [ 50.000] VisAdvies BV - 19 -