1.3 De auto van verzoeker bleef achter in een parkeervak waar parkeerbelasting moest worden betaald.

Vergelijkbare documenten
Rapport. Datum: 8 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/162

Rapport. Datum: 16 november 2006 Rapportnummer: 2006/368

Beoordeling. h2>klacht

5. Verzoeker kon zich niet vinden in de reactie van W. en wendde zich bij brief van 26 januari 2009 tot de Nationale ombudsman.

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/318

Rapport. Datum: 12 juli 2007 Rapportnummer: 2007/149

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling. h2>klacht

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/245

Rapport. Datum: 10 maart 2006 Rapportnummer: 2006/085

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Midden en West Brabant (de burgemeester van Tilburg).

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2010/207

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/175

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/279

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Rapport. Datum: 22 september 2003 Rapportnummer: 2003/329

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/302

Rapport. Rapport over een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Datum: 6 juli Rapportnummer: 2011/203

Rapport. Datum: 3 december 2010 Rapportnummer: 2010/344

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/174

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Datum: 22 juni 2006 Rapportnummer: 2006/222

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 12 februari 2004 Rapportnummer: 2004/048

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 23 juni 2005 Rapportnummer: 2005/179

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze ambtenaren zijn kamer hebben doorzocht om zijn legitimatiebewijs te vinden.

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 29 november 2001 Rapportnummer: 2001/374

Beoordeling Bevindingen

de eigen bijdrage 2006 alsmede de naheffing over 2006 onvoldoende duidelijk

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 8 mei 2002 Rapportnummer: 2002/142

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Datum: 12 maart 2002 Rapportnummer: 2002/066

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Holland-Midden. Datum: 08 maart Rapportnummer: 2011/080

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/267

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 3 december 1998 Rapportnummer: 1998/535

Verzoeker klaagt er over dat de Kamer van Koophandel Noord-Nederland (hierna KvK):

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 februari 2007 Rapportnummer: 2007/041

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 21 december 2006 Rapportnummer: 2006/384

Onvoldoende motivering beslissing op bezwaar Gemeente Amsterdam Stadsdeel Nieuw-West Cition B.V.

Voorts klaagt verzoeker erover dat deze politieambtenaren hem ongepaste vragen hebben gesteld.

Rapport. Datum: 28 december 2010 Rapportnummer: 2010/370

Rapport. Datum: 15 juni 2004 Rapportnummer: 2004/221

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Volgens onze gegevens kunt u geld terugkrijgen. Het kan al gauw gaan om een paar honderd euro. Ook als u weinig kosten hebt gemaakt.

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Datum: 18 oktober 2007 Rapportnummer: 2007/228

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/331

Beoordeling. h2>klacht

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Rapport. Datum: 20 juni 2007 Rapportnummer: 2007/124

Rapport. Datum: 10 juni 2005 Rapportnummer: 2005/171

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Rapportnummer: 2011/306

Rapport. Datum: 21 juni 2001 Rapportnummer: 2001/173

Beoordeling. h2>klacht

V. stelde verzoeker van deze overdracht bij brief van dezelfde datum op de hoogte.

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de directeur Belastingdienst/Zuidwest uit Roosendaal. Datum: 1 juni Rapportnummer: 2011/163

De politie stuurde deze registratieset toe aan de Stichting Processen-Verbaal.

Rapport. Datum: 11 februari 1998 Rapportnummer: 1998/024

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Rapport. Datum: 28 september 2007 Rapportnummer: 2007/205

Rapport. Datum: 10 december 2007 Rapportnummer: 2007/301

Rapport. Datum: 9 november 2006 Rapportnummer: 2006/361

Rapport. Datum: 18 mei 2004 Rapportnummer: 2004/180

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de politiechef van de regionale eenheid Noord- Nederland. Datum: 11 februari 2015 Rapportnummer: 2015/030

Beoordeling. h2>klacht

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/190

Rapport. Rapport over een klacht over het gerechtsdeurwaarderskantoor S. te P. Datum: 17 oktober Rapportnummer: 2012/172

Voorts klaagt verzoeker erover dat de politieambtenaren die nacht zonder toestemming zijn huis zijn binnengetreden.

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Verzoekster klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV):

Rapport. Rapport over een klacht over Domeinen Roerende Zaken, directie Apeldoorn. Datum: 16 juli 212. Rapportnummer: 2012/120

Rapport. Datum: 25 januari 2007 Rapportnummer: 2007/012

Rapport. Datum: 1 mei 2007 Rapportnummer: 2007/082

Rapport 1998/322, nationale ombudsman, 3 augustus 1998

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het LBIO gegrond. Datum: 24 juli 2017 Rapportnummer: 2017/089

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Rotterdam-Rijnmond. Datum: Rapportnummer: 2011/234

Rapport. Datum: 10 oktober 2006 Rapportnummer: 2006/347

Rapport. Datum: 20 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/272

Rapport. Rapport over een klacht over de beheerder van het regionale politiekorps Drenthe. Datum: 28 juni Rapportnummer: 2011/194

4. Het CBR wees het verzoek om een betalingsregeling op 6 juni 2008 af. Het CBR stelde:

Rapport. Datum: 27 juli 1998 Rapportnummer: 1998/301

Rapport. Datum: 27 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/181

3. De RDW antwoordde verzoekers moeder bij brief van 16 maart 2009 onder meer:

Transcriptie:

Rapport

2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat politieambtenaren van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland op 12 mei 2007, nadat zij verzoeker in de Eerste Helmerstraat te Amsterdam hadden aangehouden, hun toezegging niet zijn nagekomen om de auto van verzoeker te verplaatsen naar een parkeerplaats waar geen parkeerbelasting verschuldigd was, als gevolg waarvan verzoeker een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd heeft gekregen. Beoordeling 1. De gebeurtenis waarop de klacht betrekking heeft 1.1 Op 12 mei 2007 reed verzoeker, die dakloos was, in zijn auto door Amsterdam. Politieambtenaren S. en G. van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland zagen dat de rechterkoplamp van verzoekers auto een breuk vertoonde en gaven hem een stopteken. 1.2 Verzoeker zette zijn auto aan de kant van de straat in een parkeervak. Politieambtenaren S. en G. vroegen verzoeker naar zijn naam en gingen via de meldkamer na of verzoeker stond gesignaleerd. Het bleek dat hij een aantal signaleringen voor onbetaalde boetes had openstaan waarvoor hij mee moest naar het politiebureau. 1.3 De auto van verzoeker bleef achter in een parkeervak waar parkeerbelasting moest worden betaald. 1.4 Op het politiebureau bleek dat verzoeker een drietal boetes niet had betaald en bij niet betaling, voor elke afzonderlijke boete zeven dagen kon worden gegijzeld. Hij kon die ook op dat moment niet betalen. Het was de politieambtenaren op dat moment nog niet bekend dat verzoeker ook nog drie maanden vervangende hechtenis moest uitzitten. Verzoeker werd op het politiebureau ingesloten. De autosleutels werden ingenomen. 1.5 Verzoeker werd op 14 mei 2007 overgebracht naar het Huis van Bewaring in Almere en uiteindelijk op 7 september 2007 weer in vrijheid gesteld. 1.6 Na zijn vrijlating kreeg verzoeker de beschikking over een postadres waarop hij vervolgens twintig naheffingsaanslagen ontving die, wegens het onbetaald parkeren, aan verzoeker waren opgelegd. Verder bleek dat de belastingdeurwaarder beslag had gelegd op de auto van verzoeker in verband met de inning van een belastingschuld over de periode 2006 en 2007. In dat kader was de auto van verzoeker weggesleept. De opbrengst van de openbare verkoop van de auto van verzoeker, waarin zich nog persoonlijke eigendommen van verzoeker bevonden, werd verrekend met de nog openstaande vorderingen op verzoeker.

3 2. Klacht bij de Gemeentelijk Ombudsman van Amsterdam Op 9 september 2008 diende verzoeker, naar aanleiding van de naheffingsaanslagen en de verkoop van zijn auto, bij de Gemeentelijke Ombudsman van Amsterdam een klacht in over het handelen van de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam. Verzoeker klaagde erover dat de Dienst Belastingen tijdens zijn detentie naheffingsaanslagen had opgelegd terwijl zijn auto op last van de politie ter plekke achtergelaten moest worden. Tijdens het onderzoek verklaarde verzoeker dat hij in de periode van 14 mei 2007 tot en met 7 september 2007 gedetineerd had gezeten en niemand kende die zijn belangen kon behartigen. De Dienst Belastingen zag in de omstandigheden van verzoeker en het feit dat hij enige maanden in detentie had gezeten, aanleiding om coulance te betrachten door het aantal van twintig naheffingsaanslagen te reduceren tot vijf. De Gemeentelijke Ombudsman kon de Dienst Belastingen volgen in haar standpunt dat de naheffingsaanslagen terecht aan verzoeker waren opgelegd en dat verzoekers auto met de daarin nog aanwezige eigendommen van verzoeker, in verband met nog openstaande belastingschulden werd verkocht. De Gemeentelijke Ombudsman achtte dit handelen niet onbehoorlijk. 3. Klacht bij de politie Amsterdam-Amstelland Verzoeker diende op 5 januari 2009 een klacht in bij de politie. Op 12 januari 2009 zond de korpsbeheerder aan verzoeker een brief waarin hij aangaf dat hij verzoekers klacht niet in behandeling nam omdat er sinds de gebeurtenis waarover verzoeker klaagde meer dan een jaar verstreken was. Verzoeker kon zich niet met deze beslissing verenigen en wendde zich tot de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman besloot om in dit bijzondere geval de klacht wel in onderzoek te nemen. Verzoeker was namelijk ten tijde van het indienen van zijn klacht bij de Gemeentelijke Ombudsman, er van uitgegaan dat deze ook bevoegd was om klachten over de (gemeente) politie te behandelen. Dit bleek echter, op het moment waarop de Gemeentelijk Ombudsman een oordeel gaf, niet zo te zijn. I. Onderzoeksbevindingen van de Nationale ombudsman 1. Standpunt van de korpsbeheerder ten aanzien van de klacht In zijn reactie van 26 mei 2009 liet de korpsbeheerder aan de Nationale ombudsman weten de klacht niet gegrond te achten. Volgens de korpsbeheerder hadden de betrokken politieambtenaren aan verzoeker geen toezegging gedaan om de auto van verzoeker te verplaatsen naar een parkeerplaats waar geen parkeerbelasting verschuldigd was. De politieambtenaren hadden verzoeker daarentegen wel in de gelegenheid gesteld om iemand te bellen om een oplossing voor de auto te regelen. Verder hadden de betrokken politieambtenaren volgens de korpsbeheerder nog nagevraagd of de auto van verzoeker kosteloos op een politieterrein kon worden neergezet. Dat bleek echter niet het geval te

4 zijn. 2. Reactie van verzoeker Verzoeker liet op 16 juni 2009, in reactie op het standpunt van de korpsbeheerder, aan de Nationale ombudsman weten dat de politieambtenaren die hem hadden aangehouden en een politieambtenaar die achter de balie in het politiebureau zat, tegen hem hadden gezegd: "We letten wel op de auto". Verzoeker ging er op grond van die mededeling van uit dat, nu hem voor langere tijd zijn vrijheid benomen was, de politieambtenaren ervoor zouden zorg dragen dat zijn auto naar een ander gedeelte van de stad zou worden overgebracht waar geen parkeerbelasting verschuldigd was. Op het politiebureau werden de autosleutels van verzoeker ingenomen en hij heeft deze, naar zijn zeggen, nooit meer teruggekregen. Verzoeker werd onaangenaam verrast toen hij, na zijn vrijlating, in één klap werd geconfronteerd met twintig Duplicaat Aanslagbiljetten Naheffingsaanslag Parkeerbelasting (van 49,10 per stuk) die tijdens zijn detentie aan hem waren opgelegd wegens onbetaald parkeren en op 31 oktober 2007 naar hem waren gestuurd. Verzoeker werd tevens geconfronteerd met het feit dat hij, mede als gevolg van de inning van een belastingschuld bij de gemeente Amsterdam, niet alleen zijn auto maar ook zijn persoonlijke bezittingen die zich ten tijde van zijn aanhouding in zijn auto hadden bevonden, was kwijtgeraakt. Op 4 maart 2010 liet verzoeker in reactie op het verslag van bevindingen weten dat hij tegen de politieambtenaren zou hebben gezegd dat hij niemand had die zijn auto op kon halen. Verder gaf verzoeker aan dat de politieambtenaren S. en G. inderdaad geen toezegging aan hem hadden gedaan om de auto te verplaatsen. 3. Reactie van de betrokken politieambtenaren S. en G. Op 1 december 2009 en 15 december 2009 werden de politieambtenaren S. en G. telefonisch gehoord door een onderzoeker van de Nationale ombudsman. Tijdens deze gesprekken gaven de beide politieambtenaren elk afzonderlijk aan vanuit welk perspectief zij jegens verzoeker hadden gehandeld. 3.1. Gebruikelijke handelwijze na het aanhouden van een automobilist Politieambtenaren S. en G. verklaarden dat zij, als zij een automobilist aanhouden, de volgende werkwijze hanteren. Als je een verdachte aanhoudt dan heb je volgens G. een bepaalde verantwoordelijkheid in het kader van zaakwaarneming. Je laat een auto bijvoorbeeld niet midden op de weg staan. Als een automobilist wordt gecontroleerd in een gebied waarin alleen betaald kan worden geparkeerd dan wordt geprobeerd om daarvoor een oplossing te vinden. Het vinden van de oplossing is afhankelijk van de medewerking van de betreffende automobilist. De automobilist kan de auto laten wegslepen of als het te lang duurt, een parkeerkaart kopen. De keuze voor een oplossing is ook afhankelijk van het feit waarvoor iemand is aangehouden. In het geval van een openstaande boete of een nog openstaande vrijheidsstraf krijgt de automobilist de gelegenheid om contact op te

5 nemen met iemand die zijn auto kan verplaatsen naar een gebied waar geen parkeerbelasting verschuldigd is. Lukt dat niet dan kan de automobilist ervoor kiezen om de auto te laten wegslepen. Daar zijn wel sleep- en stallingskosten aan verbonden. Als de afhandeling op het politiebureau niet lang duurt dan zou volgens G. de auto eventueel meegenomen kunnen worden naar het politiebureau. Volgens G. is dat eigenlijk niet de bedoeling, omdat daar geen plek is om de auto te parkeren. G. zal dat dan ook alleen doen wanneer iemand aangeeft de bekeuring direct te kunnen betalen. De auto moet volgens beide politieambtenaren dan wel in orde zijn, dat wil zeggen een geldige APK hebben en verzekerd zijn. Politieambtenaar S. en G. konden zich nog herinneren dat verzoeker mee moest naar het politiebureau omdat hij in het opsporingssysteem (OPS) stond gesignaleerd voor openstaande boetes en, bij niet betaling, voor een periode van in totaal 21 dagen zou kunnen worden gegijzeld. 3.2. Aanbod aan verzoeker om iemand te bellen Omdat de auto van verzoeker in een gebied stond waar alleen tegen betaling mag worden geparkeerd, hadden S. en G. verzoeker meerdere keren de mogelijkheid geboden om te regelen dat iemand de auto voor hem zou verplaatsen. Volgens S. was verzoeker koppig. G. verklaarde dat verzoeker hier niet veel zin in had en nukkig was. G. wist zich niet meer te herinneren of verzoeker iemand had gebeld. 3.3. Auto van verzoeker niet APK gekeurd Volgens G. was het glas van het licht van de auto van verzoeker stuk en was om die reden aan verzoeker een stopteken gegeven. Daarna bleek volgens G. dat de APK niet in orde was. 3.4. Afstand tot gebied waar gratis kan worden geparkeerd was te groot Volgens G. hangt het er in een situatie waarin een auto in gebied waar alleen betaald kan worden geparkeerd vanaf hoe ver hij de auto zou moeten verplaatsen. Hoe verder de auto verplaatst zou moeten worden, hoe minder snel G. daartoe zal overgaan. Ook wanneer de auto van verzoeker APK was gekeurd dan had G. de auto waarschijnlijk niet verplaatst naar een gebied waar gratis kan worden geparkeerd. Het is volgens G. namelijk best ver rijden naar dat gebied. G. had de auto dan bijvoorbeeld in Amsterdam-West kunnen parkeren. In die buurt wordt volgens G. vaak ingebroken in voertuigen. Als G. een auto naar dat gebied verplaatst en er wordt in de auto ingebroken dan kan hij daarna het verwijt krijgen dat hij de auto in dat gebied had geparkeerd. Het gebied waar de auto op dat moment stond, is volgens G. een redelijk gedeelte. 3.5. Overleg op het politiebureau

6 Vervolgens had S. op het politiebureau overleg gehad met een collega. Deze collega liet aan S. weten dat de auto kon blijven staan. Volgens S. werd verzoeker wel de kans gegeven om iemand te bellen die zijn auto kon verplaatsen. Volgens S. heeft verzoeker van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Volgens S. wilde verzoeker ook niet meewerken. Volgens S. was verzoeker koppig en onvriendelijk. S. dacht dat dat kwam omdat verzoeker te horen had gekregen dat hij nog 21 dagen moest zitten. S. kon zich voorstellen dat verzoeker daar niet vrolijk van werd. 3.6. Bekendheid met feit dat verzoeker langer vast zou zitten en dakloos was. Politieambtenaar G. verklaarde dat hij niet wist dat verzoeker nog drie maanden vervangende hechtenis had openstaan in verband met een niet uitgevoerde taakstraf. G. verklaarde verder dat hij niet anders zou hebben gehandeld als hij hiervan op de hoogte was geweest. Volgens G. ligt de verantwoordelijkheid voor de auto primair bij de bestuurder daarvan. G. wist ook niet dat verzoeker dakloos was en in zijn auto woonde. Volgens G. maakt het echter wel uit of iemand wel of niet kan terugvallen op mensen in zijn omgeving. 3.7. Toekomstige gevallen In de toekomst zouden de beide politieambtenaren G. en S. in een vergelijkbare situatie de betrokken automobilist wederom eerst de gelegenheid geven om iemand te bellen die de auto naar een gebied kan verplaatsen waar geen parkeerbelasting verschuldigd is. Lukt dat niet, dan kan nog worden gekeken naar andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld een politiekraan laten komen. Maar volgens G. en S. zijn daar wel (sleep- en stallings) kosten aan verbonden. II Beoordeling van de klacht 4. Het toepasselijke behoorlijkheidsvereiste Het vereiste van correcte bejegening houdt onder meer in dat bestuursorganen zich in hun bejegening van burgers hulpvaardig opstellen. 5. Toetsing aan het behoorlijkheidsvereiste Tijdens het onderzoek door de Nationale ombudsman is komen vast te staan dat de politieambtenaren S. en G. geen toezegging aan verzoeker hebben gedaan om diens auto te verplaatsen naar een parkeerplaats waar geen parkeerbelasting verschuldigd was. De Nationale ombudsman is van oordeel dat niet van een politieambtenaar kan worden verwacht dat hij de auto van een aangehouden persoon overbrengt naar een ander gebied waar zonder kosten kan worden geparkeerd. De Nationale ombudsman acht het

7 aannemelijk dat de betrokken politieambtenaren S. en G. verzoeker in de gelegenheid hebben gesteld om telefonisch iemand te regelen die zijn auto naar een ander gebied zou kunnen verplaatsen waar gratis kan worden geparkeerd. Verzoeker heeft van deze mogelijkheid kennelijk geen gebruik gemaakt. Achteraf kan niet meer worden vastgesteld of verzoeker tegen de politieambtenaren S. en G. heeft gezegd dat hij niemand had om zijn auto op te halen. De Nationale ombudsman acht het echter wel aannemelijk dat verzoeker er, gelet op zijn persoonlijke situatie, niet onmiddellijk voor kon zorg dragen dat iemand anders zijn auto zou verplaatsen. 6. Het oordeel van de Nationale ombudsman over de klacht De Nationale ombudsman heeft vastgesteld dat de betrokken politieambtenaren, nadat bleek dat verzoeker niemand anders had geregeld, nog de mogelijkheid hebben onderzocht of verzoekers auto kosteloos op het terrein van de politie zou kunnen worden gestald. Nu dat niet mogelijk bleek te zijn, kon in deze situatie niet van de betrokken politieambtenaren worden verwacht dat zij de auto van verzoeker zelf hadden verplaatst, gelet op het feit dat de auto van verzoeker niet APK gekeurd was. Verder zou verplaatsing van de auto naar elders in de stad het gevaar meebrengen van diefstal en/of schade. Ten slotte hadden de politieambtenaren er nog voor kunnen kiezen om de auto van verzoeker af te laten slepen en op een veilig terrein te laten stallen maar deze optie zou voor verzoeker sleep- en stallingkosten met zich mee hebben gebracht. Gelet op het voorgaande is de Nationale ombudsman tot de conclusie gekomen dat de betrokken politieambtenaren zich voldoende hulpvaardig hebben opgesteld bij het zoeken naar een oplossing voor het probleem van verzoeker. Op grond van deze overweging is de Nationale ombudsman van oordeel dat politieambtenaren S. en G. niet hebben gehandeld in strijd met het vereiste van correcte bejegening. De onderzochte gedraging is behoorlijk. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, is niet gegrond. Onderzoek Op 16 januari 2009 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer P. te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland. Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland, werd een onderzoek ingesteld.

8 In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Amsterdam-Amstelland verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd aan de betrokken politieambtenaren een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reacties van politieambtenaar S. en verzoeker gaven aanleiding het verslag aan te vullen. De korpsbeheerder en politieambtenaar G. gaven binnen de gestelde termijn geen reactie. Informatieoverzicht De bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd op de volgende informatie. Detentieverklaring van 26 mei 2009 afgegeven door Bureau Selectie en Detentiebegeleiding van de Penitentiaire Inrichtingen Almere Binnen over de duur van de detentie van verzoeker. Duplicaat Aanslagbiljet Naheffingsaanslag parkeerbelasting van de Dienst Belastingen van 31 oktober 2007 gericht aan verzoeker met betrekking tot de aanslag voor het niet betalen van parkeerbelasting op 12 mei 2007. Brief van verzoeker aan de Gemeentelijke Ombudsman van Amsterdam van 3 december 2008. Verslag van bevindingen van de Gemeentelijke Ombudsman van Amsterdam van 25 november 2008 en Rapport RA0934567 van de Gemeentelijke Ombudsman van Amsterdam dat betrekking heeft op de klacht van verzoeker over de Dienst Belastingen Gemeente Amsterdam. Standpunt van de korpsbeheerder van 26 mei 2009. Reactie van verzoeker van 16 juni 2009. E-mailbericht van 18 mei 2009 gericht aan de korpsbeheerder met daarin een aanvullende verklaring van de betrokken politieambtenaren. Uitdraai van een X-pol dagrapport dat op 12 mei 2007 door de betrokken politieambtenaren was opgemaakt.

9 Verklaring van betrokken politieambtenaar S. van 1 december 2009 tegenover twee medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman. Verklaring van betrokken politieambtenaar G. van 15 december 2009 tegenover twee medewerkers van het Bureau Nationale ombudsman. Twintig afschriften van Duplicaat Aanslagbiljetten Naheffingsaanslag Parkeerbelasting die aan verzoeker waren opgelegd wegens onbetaald parkeren in de periode van 15 mei 2007 t/m 26 juni 2007. Schriftelijke reactie van verzoeker op het verslag van bevindingen van 4 maart 2010. Bevindingen Zie onder Beoordeling. achtegrond