Verplichte vergunningen voor biogasproductie-installaties Foto: Landbouw- en biogasbedrijf Kloosterman BV te Nieuwerood (Drenthe)
Verplichte vergunningen Bent u een producent van biogas of wilt u in de toekomst biogas gaan produceren? Dan doet u er goed aan de informatie in deze factsheet te lezen. Wie een biogasinstallatie wil bouwen en exploiteren heeft verscheidene vergunningen nodig. De volgende vergunningen zijn verplicht: een omgevingsvergunning; een erkenning van de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit (nvwa); een registratie op grond van de Meststoffenwet als mest wordt aangevoerd; een VIHB-registratie wanneer afvalstoffen worden aangevoerd. De omgevingsvergunning De omgevingsvergunning is een geïntegreerde vergunning op het gebied van milieu, ruimte en bouw. Bij de aanvraag kan een aanvullend bodem-, geluiden-, of geuronderzoek worden verlangd. De omgevingsvergunning valt onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Bij een biogasinstallatie moet de uitgebreide Waboprocedure worden doorlopen. Deze procedure kent een doorlooptijd van 26 weken en kan in geval van bezwaren eenmaal worden verlengd met zes weken. Als partijen in beroep gaan bij de Raad van State kan een procedure jaren duren. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend afgegeven als het bestemmingsplan de activiteit toestaat. De omgevingsvergunning wordt afgegeven door de gemeente. adipisc ing elit, sed do eiusmod tempor incididunt ut labore et dolore magna aliqua. Ut enim ad minim veniam, quis nostrud exercitation ullamco laboris nisi ut aliquip ex ea commodo consequat. Duis aute irure dolo in reprehenderit in volu cillum dolore Leges De hoogte van de te betalen leges is afhankelijk van de bouwkosten. Een indicatie van deze bedragen is te vinden in het Gemeenteblad 2012: Verordening leges omgevingsvergunning 2012. Voorbeeld: bij bouwkosten van 500.000,- bedragen de leges ca. 25.000,-. Naast de bouwleges moet vaak een vergoeding van enkele duizenden euro s worden betaald voor het toetsen van de brandveiligheid. De exacte bedragen zijn te vinden in de gemeentelijke legesverordening. 3
Bouwlocatie Het bedrijven van een biogasinstallatie wordt aangemerkt als een agrarische of industriële activiteit. Welke aanduiding de installatie krijgt, hangt van een aantal zaken af. Agrarische en industriële activiteit Agrarische activiteit Industriële activiteit 4.000 m 3 biogasopslag > 50% mest + producten van de positieve lijst covergisting Transport van biomassa past bij de omgeving Gebruik mest van eigen vee en/of gebruik van digestaat op eigen landbouwgrond > 4.000 m 3 biogasopslag Alle biomassaverhoudingen Bij de bouw van een industriële locatie geldt de volgende (afnemende) voorkeursvolgorde: op een industrie of bedrijventerrein; een locatie in een glastuinbouwgebied; een locatie in een landbouwontwikkelingsgebied; op een duurzame projectlocatie voor de intensieve veehouderij; solitaire vestiging in het buitengebied. Bij de bouw van een biogasinstallatie in het buitengebied wordt vaak geëist dat de installatie voldoet aan de normen van een agrarische activiteit. Milieuvoorzieningen Een biogasinstallatie moet voorzien zijn van bepaalde milieuvoorzieningen. De belangrijkste zijn: een fakkelinstallatie, voor het geval de wkk uitvalt of biogas niet kan worden opgewaardeerd; een bliksemafleiding op de vergisters; een aanrijbeveiliging rond de vergisters; een afvoer van percolaatwater uit biomassa-opslag. 4
Zonering Om de veiligheid van de omgeving te waarborgen en geur- en geluidshinder te voorkomen, kunnen biogasinstallaties niet op elke locatie worden gebouwd. In onderstaande tabel staan de indicatieve normen die van toepassing zijn op de zonering. Voor de afstanden is gerekend vanaf het midden van een vergister. Zonering biogasinstallaties Bij een biogasopslag van 4.000 m 3 (agrarische installatie) Bij een biogasopslag > 4.000 m 3 (industriële installatie) 100 meter Geurafstand tot burgerwoning 50 meter Geurafstand tot agrarisch bedrijf Stof, afstand tot burger of 50 meter agrarisch bedrijf Externe veiligheid, afstand tot burger of 50 meter agrarisch bedrijf Zonering op basis van het bestemmingsplan van het industrieterrein. Er zijn zones voor geluid (dba), geur (ge/m 3 ) en veiligheid (PR 10-6 contour) opgesteld.* * Plaatsgebonden risico. Grenswaarde die niet overschreden mag worden. Bij biogasopslagen groter dan 4.000 m 3 waar het H 2 S-gehalte op zou kunnen lopen tot boven een procent kan het Besluit risico s zware ongevallen van toepassing zijn. Zie het RIVM- rapport Veiligheid grootschalige productie van biogas op groengas.nl/vergunningen. Inrichtingen van deze omvang moeten kunnen aantonen dat het H 2 S-gehalte niet boven deze waarde uitkomt of voldoen aan de eisen uit het Besluit risico s zware ongevallen. 5
Voorschriften Voor de verschillende onderdelen van een biogasinstallatie gelden verschillende eisen. Hieronder vindt u een beknopt overzicht van voorschriften waaraan de verschillende onderdelen dienen te voldoen. Wettelijk kader Onderdeel Opslagtanks en vergisters Biogasopvang, fakkel en waterslot Wkk Eisen Constructie Richtlijnen Mestbassins 1992 (RM 1992). Deze richtlijn stelt technische eisen aan de dichtheid en duurzaamheid van tanks (technische levensduur) en de stabiliteit van de constructie. In de RM 1992 zijn ook eisen opgenomen aangaande foliebassins en mestzakken. Bouwwerken dienen te voldoen aan het bouwbesluit in RM 1992. Zonering en veiligheid Aan de hand van de ATEX 137-richtlijn en de Nederlandse praktijkrichtlijn 7910-1, is een gevarenzone-indeling te maken met betrekking tot ontploffingsgevaar. De gevarenzonering hangt in de praktijk vooral af van de uitvoering van de biogasopvang. Emissie Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS). Dit betekent doorgaans dat het uitlaatgas van biogasmotoren tot 2,5 MWth moet voldoen aan de norm van 340 mg NO x per Nm 3 gas en 200 mg SO 2 per Nm 3 gas. De BEMS-normen worden nader gespecificeerd in het document. Geluid De geluidemissie van een wkk-installatie mag maximaal 70 dba bedragen op één meter van de gevel van het gebouw waarin de wkk geplaatst is. Verder geldt een maximale gevelbelasting op woningen in de omgeving, afhankelijk van het tijdstip en de omgeving (landelijk, woonwijk, stad). Wkk Dag (dba) Avond (dba) Nacht (dba) Landelijke omgeving 40 35 30 Rustige woonwijk, weinig verkeer 45 40 35 Woonwijk in de stad 50 45 40 Transport Geur * de dba-waarde is het geluidsniveau (in decibel) gecorrigeerd voor het menselijk gehoor. Geluid Voor toetsing van geluidemissies door transportbewegingen van en naar de biogasinstallatie kan de schrikkelcirculaire worden gevolgd. Deze circulaire geeft voor de vergunningverlening aanwijzingen over de beoordeling van de indirecte hinder veroorzaakt door ve rkeersbewegingen. De vergunningverlener stelt vast welk niveau van geurhinder nog acceptabel is. De geurhinder wordt uitgedrukt in een aantal geureenheden zogenaamde odourunits per m 3 lucht (ou E /m 3 )*. 1 ou E /m 3 is vaak de norm. Deze norm mag dan nog een gedeelte van de tijd worden overschreden, vaak twee procent (in dorpen en steden) of vijf procent (landelijk gebied). * Een geurconcentratie van 1 ou E /m 3 is gedefinieerd als de geurconcentratie waarbij van een groep mensen met een gemiddeld reukvermogen de helft van de mensen de geur nog net kan onderscheiden van geurvrije lucht. 6
Een uitgebreid overzicht van de vergunningeisen die aan een biogasinstallatie worden gesteld is te vinden in de Handreiking co-vergisting van mest van het Informatiecentrum Milieuvergunningen (Infomil) op groengas.nl/vergunningen. De NTA 9766 van 2014 beschrijft de veiligheidsvoorschriften bij het vergisten en opwerken van biogas op boerderijschaal. Hierdoor kunnen dergelijke vergunningen sneller worden afgegeven. Administratie In de omgevingsvergunning worden de volgende administratieve verplichtingen opgenomen: het opstellen van een bedrijfsnoodplan, onderhoudsplan en grondstoffenadministratie; het kunnen overleggen van keuringsrapporten, inspectieverslagen en energieproductie. Algemene informatie over de omgevingsvergunning is te vinden op de site van Infomil. De omgevingsvergunning en alle benodigde documenten worden aangevraagd en ingediend via het digitale loket. De mogelijkheid om de aanvraag op papier aan te leveren zal op termijn verdwijnen. De Meststoffenwet Ieder bedrijf dat dierlijke mest aanvoert of produceert moet een mineralenboekhouding bijhouden. Als meer mest wordt aangevoerd en geproduceerd dan er wordt afgevoerd, volgt een mineralenheffing. Ook de aangevoerde coproducten zijn een onderdeel van deze boekhouding. Digestaat uit de vergister kan worden uitgereden op landbouwgrond als in de vergister alleen mest wordt vergist, of wanneer het digestaat bestaat uit mest met maximaal de helft aan producten die vermeld staan in bijlage AA, behorende bij artikel 4 van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet op groengas.nl/vergunningen. In alle andere gevallen wordt het digestaat aangemerkt als een afvalstof. De lijst met toegestane cosubstraten is in april 2012 uitgebreid met categorie G. In deze categorie staan tachtig producten die als covergistingsmateriaal mogen worden gebruikt. Voor de nieuwe producten gelden normen voor het maximum gehalte aan zware metalen en organische microverontreinigingen. Met name de toevoeging van bermgras aan deze lijst schept mogelijkheden voor biogasinstallaties. 7
NVWA-erkenning De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) stelt eisen aan het gebruik van dierlijke bijproducten in een vergister. Doel hiervan is bescherming van de volksgezondheid. Dierlijke bijproducten zijn producten van dierlijke oorsprong die niet voor menselijke consumptie zijn bedoeld. Er zijn drie categorieën dierlijke bijproducten: De NVWA stelt dan ook eisen aan de uitvoering en bedrijfsvoering van een Bijproducten Omschrijving Voorbeelden Verwijderingsroute Categorie 1 Kunnen ernstig gevaar opleveren voor de volksgezondheid Ruggemerg, hersenen herkauwers Verbranding, druksterelisatie, storten Categorie 2 Kunnen gevaar opleveren voor de volksgezondheid Mest, residuen van diergeneesmiddelen Verbranding, vergisting, uitrijden op landbouwgrond Categorie 3 Geen ernstig gevaar voor de volksgezondheid Keukenafval, etensresten Diervoeder, vergisting, verbranding vergister, als er dierlijke bijproducten worden vergist. Als dat het geval is, gelden ook eisen voor het in de handel brengen van het digestaat uit de vergister. Deze eisen worden gesteld op grond van de EU verordening dierlijke bijproducten. Er zijn grofweg drie soorten erkenningen: vergisting van categorie 2-materiaal, vergisting van categorie 3 materiaal en vergisting van een combinatie van producten uit deze twee categorieën. Bij mestcovergisting is het uiteraard ook van belang dat de producten ook voorkomen op de bijlage AA van de Meststoffenwet. 8
Eisen aan de NVWA erkenning De verordening stelt de volgende eisen bij de omzetting van dierlijke bijproducten in biogas: voldoende afstand tussen de vergister(s) en veestallen; strikte scheiding van ingaande mest en digestaat om microbiologische besmetting te voorkomen; een voorziening voor het reinigen en ontsmetten van voertuigen die mest leveren; een voorziening voor het reinigen en ontsmetten van voertuigen die de installatie verlaten; het adequaat opslaan en zo snel mogelijk verwerken van mest; de aanwezigheid van een ongediertebestrijdingsprogramma; documenteren van de uitgevoerde hygiënecontroles; de aanwezigheid van een schoonmaakprotocol en schoonmaakmiddelen; digestaat moet dusdanig worden opgeslagen, dat herbesmetting door mest wordt voorkomen; een goede procesbeschrijving en -schema; de pasteurisatie-installaties (indien van toepassing; zie volgende pagina) moeten geijkt zijn; volledig HACCP-plan indienen als het digestaat als verwerkt product in de handel wordt gebracht. Pasteurisatie of validatie Biogasinstallaties die het digestaat als verwerkt product in de handel willen brengen (bijvoorbeeld exporteren) of bijzondere grondstoffen gebruiken, moeten naast de voorgaande eisen ook voldoen aan de eis van pasteurisatie of validatie. De pasteurisatie-eis houdt in dat de ingaande mest of het digestaat moet worden verwarmd tot minimaal 70 C en minstens een uur op deze temperatuur moet worden gehouden. Bij voorkeur wordt telkens een nieuwe hoeveelheid verwarmd, zodat met zekerheid kan worden gezegd dat alle ziektekiemen en virussen in de biomassa voldoende zijn gedood. De NVWA kan echter ook een doorstroomsysteem goedkeuren, waarbij sprake is van een theoretische verblijftijd die door de NVWA moet worden goedgekeurd. Voor deze laatste behandeling is minder warmte (energie) nodig dan bij pasteurisatie. 9
Daarnaast bestaat de mogelijkheid om via validatie een erkenning te krijgen. Bij validatie wordt met behulp van monsters aangetoond dat er voldoende ziektekiemen en virussen worden gedood tijdens het vergistingsproces zelf. Voor validatie is kennis over de eigen installatie nodig, met name over de tijd die biomassa gemiddeld in de vergister verblijft, de biologische processen in de installatie en de systemen die deze monitoren. Om een NVWA erkenning te krijgen moet de volgende informatie worden verstrekt: een lay-out van de installatie waarop in ieder geval de volgende zaken zijn aangegeven: 1. bebouwing (tanks, verwerkingsgebouw); 2. routing van het vrachtverkeer; 3. de locaties waar coproducten, onbehandelde mest, vloeibaar digestaat en de dikke fractie kunnen worden opgeslagen; 4. de capaciteit van deze locaties; 5. een procesbeschrijving; kopie uittreksel Kamer van Koophandel; beschrijving externe veiligheid en explosiegevaar; beschrijving inspectie en onderhoud; beschrijving veiligheidsvoorzieningen; beschrijving van de te verwachten milieu-effecten. Meer informatie over Regelgeving bij co-vergisten vindt u op groengas.nl/vergunningen. 10
VIHB-registratie De gemeente kan toestaan dat afvalstoffen worden gebruikt om te vergisten. De hoeveelheid die mag worden aangenomen, verschilt per gemeente. De mogelijkheid tot aanname en opslag van afvalstoffen moet expliciet zijn opgenomen in de omgevingsvergunning. De leverancier van de afvalstoffen moet geregistreerd zijn in het register van de VIHB (Vervoerders, Inzamelaars en Handelaars in Bedrijfsafvalstoffen). Ook moet de leverancier bij de levering een begeleidingsbrief tonen die hij door de ontvanger van de coproducten laat tekenen. Door deze administratieve handelingen blijft het verkeer in afvalstromen inzichtelijk voor de overheid. Een biogasinstallatie die afvalstoffen ontvangt, wordt door het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) aangemerkt als een niet meldingsplichtige ontvanger. De ontvangst hoeft dus meestal niet te worden gemeld bij het LMA, maar wel geldt dat: de levering van de afvalstoffen moet worden vastgelegd in een overeenkomst of contract met de leverancier. Hiervoor kan de begeleidingsbrief die de leverancier moet opmaken worden gebruikt; de ontvanger van de afvalstoffen moet het gewicht van de geleverde biomassa aangeven op de begeleidingsbief en deze vervolgens ondertekenen; de ontvanger van de begeleidingsbrief moet de brief en eventuele overeenkomsten minimaal vijf jaar bewaren voor controleurs van de gemeente. Neem voor meer informatie contact op met: Johan Voshaar Ketenontwikkelaar Groen Gas Nederland E-mail johan.voshaar@groengas.nl Telefoon +31 6 3004 5021 11
Colofon Groen Gas Nederland Croeselaan 15 2531 BJ Utrecht E. info@groengas.nl T. +31 6 2254 9842 www.groengas.nl Uitgave: november 2015 Vormgeving: uxds.nl