Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1987-1988 18386 Besluit afbreking zwangerschap Nr. 30 LIJST VAN ANTWOORDEN Ontvangen 12 juli 1988 1 Het verslag van de geneeskundig hoofdinspecteur is op 30 november 1987 aan mij verzonden. Het is pas enkele maanden later aan de Kamer toegezonden omdat ik mij eerst nader wilde beraden omtrent enkele vraagpunten, waarvan de bestudering niet terstond ter hand kon worden genomen. 2 Ik ben van oordeel dat mijn visie op bepaalde onderdelen van de uitvoering van de Waz het beste tot uitdrukking kan komen aan de hand van concrete vragen. De kwaliteit van de hulpverlening staat mijns inziens buiten kijf; over de kwaliteit van de Wet afbreking zwangerschap als zodanig kan verschillend worden geoordeeld. Het heeft mijns inziens geen enkele zin de discussie te herhalen die bij de totstandkoming van de Waz is gevoerd. 3 en 4 In het gesprek tussen vrouw en arts dient laatstgenoemde zich een oordeel te vormen over de vraag of zwangerschapsafbreking verantwoord is te achten. Er is hier sprake van een professionele bevoegdheid waar de overheid niet in kan treden. De arts beoordeelt samen met de vrouw haar noodsituatie (artikel 5, tweede lid, sub b en c, van de Waz). De arts draagt er zorg voor dat aantekening wordt gemaakt van de bevindingen die ertoe hebben geleid de behandeling te geven (artikel 11, zesde lid). Deze aantekeningen maken'geen deel uit van de wettelijke registratie maar kunnen door de inspecteur worden opgevraagd, hetgeen bij inspectiebezoeken ook daadwerkelijk - steekproefsgewijs - geschiedt. Aangezien de aantekeningen zijn geanonimiseerd, zijn de controlemogelijkheden voor de inspecteur slechts marginaal; de bevindingen kunnen immers niet achteraf nog eens met de vrouw worden doorgenomen. Een uitgebreidere toetsing is op grond van de wet niet mogelijk. Door het inzien van de aantekeningen met betrekking tot de bevindingen kan de inspecteur derhalve slechts globaal een indruk krijgen van de redenen die tot abortus leiden. Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 18 386, nr. 30 1
5 De kliniek Staza te Amsterdam, door faillissement. 6 Uit het feit dat in het verslag geen aandacht is geschonken aan artikel 20 Waz kan worden afgeleid dat aan de inspectie geen problemen zijn gemeld. Mij hebben geruime tijd evenmin klachten omtrent de handhaving van artikel 20 Waz bereikt. 7 De medicamenteuze beëindiging van vroege zwangerschappen bevindt zich nog in een beginstadium. Het succes van de thans op de markt zijnde middelen neemt af naarmate de leeftijd van de zwangerschap gevorderd is. De indicaties en de bijwerkingen worden nauwlettend gevolgd. De grens van de overtijdbehandeling is ook ongeveer de grens waarbij de effecten van de abortuspil nog acceptabel zijn. In hoeverre dus de medicamenteuze behandeling onder de Waz moet vallen, is nog aan twijfel onderhevig. 8 De Juristenvereniging Pro Vita heeft hoger beroep aangetekend, zodat de zaak nog sub judice is. Ook zonder dat *ou het mij niet passen een standpunt in te nemen over de uitspraak van de onafhankelijke rechter. 9 Een tiental algemene ziekenhuizen heeft geen vergunning in het kader van de Waz gevraagd. 10 De internationale gegevens zijn vermeld in de Stimezo-publikatie «Abortus en anticonceptie 1985/86» (zie bijlage). 1 11 Dat kan - helaas - niet worden gezegd. 12 Uit de tabel kan worden afgeleid dat de rubriek «Overige landen» tot en met 1984 ook Spanje omvatte, welk land vanaf 1985 apart is geregistreerd. Het gesignaleerde verschil kan hier goeddeels door worden verklaard. Voorts speelt de omstandigheid een rol dat de abortusmogelijkheden in sommige andere Europese landen zijn verruimd. 13 Zoals uit het antwoord op vraag 6 blijkt, vormden Spaanse vrouwen tot en met 1984 de grootste groep uit de rubriek «Overige landen». Er vindt binnen die rubriek geen nadere specificatie plaats, zodat het niet mogelijk is deze vraag voor het huidige te beantwoorden. 14 Op grond van artikel 7, juncto de artikelen 5 en 6, van de Waz is het niet mogelijk een zodanige voorwaarde te stellen. 15 Geen, zie het antwoord op Kamervragen d.d. 8 maart 1988 (Tweede Kamer 1987-1988, Aanh. 499). ' Ter inzage gelegd op de bibliotheek. 16 Naar mag worden aangenomen door de toegenomen mogelijkheden tot het verkrijgen van een abortus in een aantal Westeuropese landen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 18 386, nr. 30 2
17 Neen, of het moet zijn dat vrouwen behorende tot bepaalde etnische groepen abortus beschouwen als een vorm van anticonceptie en niet als ultimum remedium, zoals abortus in de westerse cultuur meestal wordt gezien. Het verschil autochtoon/allochtoon kan niet uit de registratie worden afgeleid. Het is niet na te gaan in welke leeftijdsgroep de stijging het meest significant is, omdat deze tabel met de leeftijdsverdeling in 1985 niet zo gedetailleerd gemaakt is. 18 De stijging van het aantal tweede-trimester behandelingen is ruim 400. 19 De overtijdbehandelingen zijn in 1985 niet als zodanig afzonderlijk geregistreerd in de wettelijke registratie. Vergelijking met Stimezo-materiaal is dus niet mogelijk. 20 Een dertigtal ziekenhuizen met een Waz-vergunning heeft (ook bij navraag) geen abortus gemeld. Bovendien zijn er enkele ziekenhuizen die incidenteel een abortus melden. 21 In eerdergenoemde Stimezo-publikatie wordt op de regionale verschillen (blz. 67 e.v.) ingegaan. De enige voorzichtige conclusie kan zijn dat in de drie noordelijke provincies (voor Zeeland en Flevoland geldt trouwens hetzelfde beeld) verhoudingsgewijs minder zwangerschappen als ongewenst worden ervaren. 22 Het aantal abortussen bij meisjes onder de 15 jaar bedroeg 61 in 1985 en 91 in 1986. Het relatieve aandeel is van 0,16% toegenomen tot 0,25% 23 Het gaat hierbij om de beperkingen van het wettelijke registratiesysteem. Het uitgangspunt: zoveel mogelijk bescherming van de privacy, behoeft op zich zelf niet in de weg te staan aan een gegevensverzameling waarop een goede evaluatie van de zorg en het in verband daarmee te voeren beleid kunnen worden gebaseerd. Deze evaluatie wordt voor wat betreft de Waz vooral bemoeilijkt door het feit dat het registratiesysteem nogal summier is en bijvoorbeeld geen kruistabellen kunnen worden gemaakt. 24 Ja. 25 Noch de instrumentele, noch de medicamenteuze overtijdbehandeling behoeven plaats te vinden in een inrichting met vergunning. 26 De financiering van de overtijdbehandeling is begrepen onder de subsidieregeling van de kosten van de behandelingen van zwangerschapsafbreking in vergunninghoudende abortusklinieken op grond van artikel 52, eerste lid, onder e, van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. De overtijdbehandelingen zijn vanaf het begin van de subsidiëring - 1 februari 1985 - mede gefinancierd, omdat deze toentertijd als zwangerschapsafbrekingen in de zin van de Wet afbreking zwangerschap werden beschouwd. Op 19 december 1986 heb ik aan de Voorzitter van de Tweede Kamer (kamerstukken II 1986-1987, 18 386, nr. 25) mijn standpunt bekend Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 18 386, nr. 30 3
gemaakt dat overtijdbehandelingen op basis van de wetsgeschiedenis niet onder de werkingssfeer van de Wet afbreking zwangerschap vallen. De consequentie hiervan was dat de overtijdbehandeling niet langer meer op basis van de subsidieregeling betaald zou kunnen worden. Ik was van mening dat dit voorkomen moest worden, omdat het niet langer financieren van overtijdbehandelingen ertoe zou kunnen leiden dat (wellicht met name jonge) vrouwen op grond van financiële overwegingen niet besluiten tot overtijdsbehandelingen, doch enige tijd wachten tot vervolgens alleen nog maar abortus mogelijk is. De Ziekenfondsraad heeft deze mening onderschreven en in zijn vergadering van 26 november 1987 besloten (Stcrt. 1988, 73) om het Besluit Ziekenfondsraad Abortusklinieken dusdanig aan te passen dat de overtijdbehandeling tot de gesubsidieerde zwangerschapsafbrekingen zou blijven behoren. Dit besluit van de Ziekenfondsraad heeft bij besluit van 15 december 1987, DGVgz/VTA/Verz/W nr. 805530, mijn goedkeuring gekregen. 27 Hoewel ik niet over cijfers beschik die de aangehaalde uitspraak kunnen staven, lijkt deze mij aannemelijk. 28 De overtijdbehandeling behoeft niet te worden geregistreerd, c.q. gemeld. Gezien de gang van zaken bij dit soort behandelingen wordt de exacte controle daarop door factoren van opsporingstechnische aard bemoeilijkt. 29 en 30 De afspraken voor vrijwillige registratie zijn niet formeel vastgelegd; de GHI heeft de vergunninghouders verzocht hun medewerking hieraan te verlenen. Aanvankelijk werd er nogal positief gereageerd op de vrijwillige rapportage van de overtijdbehandeling. Uit de gegevens over 1987 zal blijken hoe consequent men dit volhoudt. De indruk bestaat dat er steeds minder overtijdbehandelingen worden gemeld. 31 De waarde van de wachttijdbepaling is nog steeds dezelfde als bij de totstandkoming van de wet werd voorzien. De wachttijd kan dienen voor bezinning op de genomen beslissing of ten behoeve van de consultatie van maatschappelijk of psychologisch deskundigen. Bij inspectiebezoeken wordt, waar nodig, gewezen op de wettelijke verplichting de wachttijd aan te houden. Met betrekking tot het gegeven dat bij bijna 9% abortussen de wachttijd korter was dan 6 dagen, kan worden gesteld dat ook een groot aantal overtijdsbehandelingen daarbij was betrokken. 32 Dit kunnen bijvoorbeeld artsen zijn, verbonden aan een consultatiebureau voor geboorteregeling. Ook is het mogelijk dat de vrouw verwezen is door een huisarts in haar woonplaats, die niet haar eigen huisarts is (artikel 3 Waz). 33 De redenen waarom gynaecologen in tamelijk grote aantallen verwijzen, worden niet geregistreerd. Anders dan in de vraag kennelijk wordt verondersteld, gaat het bij verwijzing door gynaecologen niet alleen om verwijzing naar klinieken maar ook om verwijzing naar en binnen ziekenhuizen. T weede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 18 386, nr. 30 4
34 Deze vraag kan niet beantwoord worden uit de bestaande registratie. 35 Na het gesprek tussen de vrouw en arts waarin de beslissing tot zwangerschapsafbreking is genomen, wordt een afspraak voor de behandeling gemaakt. Ik ga ervan uit dat de wachttijd hierbij ten aanzien van vrouwen die zich rechtstreeks tot een behandelaar hebben gewend, evenzeer in acht wordt genomen als bij besluitvorming en behandeling na verwijzing door een andere arts. Waar hij daartoe aanleiding ziet, wijst de inspecteur - ook in deze gevallen - op de wettelijke verplichting. Indien de wachttijd niet in acht wordt genomen - afgezien van de uitzonderingsbepaling van artikel 16, tweede lid, van de Waz - is niet de zwangerschapsafbreking onrechtmatig, maar is de arts die deze ingreep heeft uitgevoerd strafbaar. 36 Voor minderjarigen beneden de 16 jaar zal de arts zich steeds moeten verzekeren van de toestemming van de ouder(s) of voogd. Indien een arts zonder zodanige toestemming een zwangerschapsafbreking zou verrichten bij een minderjarige van 16 of 17 jaar kan hij in rechte door de ouder(s) of voogd worden aangesproken. Te verwachten valt echter dat in die situatie rekening wordt gehouden met de toenemende mondigheid van minderjarigen, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het wetsvoorstel met betrekking tot de geneeskundige behandelingsovereenkomst. Indien de 16- of 17-jarige geen toestemming wil vragen, zal de behandelaar zeker de hulp inroepen van «andere deskundigen», zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, onder c, van de Waz. 37 Voor het verhullend taakgebruik in de aangehaalde verklaring, waarvan mij bekend is dat zij bij verschillende abortusklinieken wordt gebruikt, heb ik weinig bewondering. Men mag er echter van uitgaan dat de betrokken ouders weten om welke ingreep het gaat. Er zijn overigens geen specifieke voorschriften aangaande minderjarigen anders dan die van het BW. 38 Aannemende, dat wordt gedoeld op het gebruik van anticonceptiemiddelen bij vrouwen die een abortus hebben ondergaan, kan worden verwezen naar de in antwoord 10 vermelde publikatie (blz. 45 e.v.). 39 Deze vraag is niet opgenomen in de wettelijke registratie (zie ook Stimezo publikatie blz. 46). 40 In de eerste plaats is gedoeld op een voorval in een Haags ziekenhuis in februari 1986. Verwezen zij naar mijn antwoord op vragen van de heer Leerling naar aanleiding van dit voorstel dd. 17 april 1986 (Tweede Kamer 1985-1986, Aanh. 929). In deze zaak is het tot een strafrechtelijke veroordeling gekomen van de verantwoordelijke gynaecoloog, alsmede tot het opleggen van een tuchtmaatregel. In de andere bedoelde zaak, die zich had voorgedaan in de provincie Noord-Brabant, is in mei jl. een rechterlijke uitspraak gedaan, waarbij met betrekking tot het primair ten laste gelegde feit ontslag van rechtsvervolging en met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde feit vrijspraak heeft plaatsgevonden. Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 18 386, nr. 30 5
41 De samenwerkingsverplichting betreft, zoals reeds bij eerdere gelegenheden uiteengezet, primair de diagnostiek en consultatie vooraf. In het geval van complicaties is elk ziekenhuis verplicht tot opname ongeacht het bestaan van een samenwerkingscontract. Er zijn geen getalsmatige gegevens bekend over de inhoud van de samenwerking tussen ziekenhuizen en klinieken. 42 Neen, dit is geen rubriek in de verplichte registratie. 43 Neen, hierover bevat de verplichte registratie geen vragen. 44 De registratie omvat onder meer de vraag of overleg is gepleegd met andere deskundigen. Indien er geen overleg is gepleegd, worden de redenen daarvan niet vermeld. 45 Hoewel de Waz het begrip «zwangerschap» niet definieert, is dat begrip sedert de uitdrukkelijke vaststelling dat otb niet onder de Waz valt, beperkt tot zwangerschap van 16 dagen over tijd af. Dit is dus als het ware een «afgeleide» wettelijke definitie. Het medische begrip zwangerschap omvat tevens de periode voorafgaand aan het wettelijke begrip, namelijk van de samenstelling van eicel en zaadcel af. De Minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, L. C. Brinkman. Tweede Kamer, vergaderjaar 1987-1988, 18 386, nr. 30 6