Voortijdige beëindiging van kortdurende klinische psychotherapie

Vergelijkbare documenten
Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Het Effect van Cliëntgerichte Speltherapie op Internaliserende Problematiek bij. Kinderen: Affect als Moderator

Kwalitatieve Studie naar Motivatie en Barrières van Etnische Minderheden uit Amsterdam

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Onderzoek naar werkzaamheid schematherapie bij borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholafhankelijkheid

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Nabehandeling na kortdurende klinische psychotherapie

Psychological Determinants of Absenteeism at Work by Pregnant Women. Psychologische determinanten van uitval uit het arbeidsproces door zwangere

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

De Invloed van Familie op

Emotionele Arbeid, de Dutch Questionnaire on Emotional Labor en. Bevlogenheid

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

In behandeling bij het NPI

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Het Effect van Assertive Community Treatment (ACT) op het. Sociaal Functioneren van Langdurig Psychiatrische Patiënten met. een Psychotische Stoornis.

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

Effecten van een op MBSR gebaseerde training van. hospicemedewerkers op burnout, compassionele vermoeidheid en

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Terugkoppeling onderzoek: Vroegtijdige afsluiting van poliklinische behandeling Madicken Jellema

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Intercultural Mediation through the Internet Hans Verrept Intercultural mediation and policy support unit

De invloed van veerkracht op de relatie tussen pijn en psychische klachten bij revalidatiecliënten in een verpleeghuis.

Is het includeren van een natuurrijke setting, honden en paarden in een psychodynamische psychotherapie behulpzaam?

Keuzetwijfels in de Emerging Adulthood rondom Studie- en Partnerkeuze. in Relatie tot Depressie

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Hechting en Psychose: Attachment and Psychosis:

Persoonlijkheidsstoornissen Kortdurend Behandelaanbod

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren

Agenda. Introductie Literatuur en praktijkstudie Het protocol Het Proces. Vragen

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Determinantenonderzoek naar Factoren waarmee een Actief Stoppen-met-Roken Beleid op Cardiologieverpleegafdelingen kan worden bevorderd

Terugvalpreventie bij anorexia nervosa

Invloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen. bij Voormalige Borstkankerpatiënten

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

WERKZAAMHEID VAN CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1

MENTALE VEERKRACHT ALS BUFFER TEGEN DOCENTEN STRESS 1. Mentale Veerkracht als Buffer tegen Docenten Stress-Reactiviteit: een ESM-studie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

Clienttevredenheid verslavingskliniek Solutions Voorthuizen, een tussenrapportage

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

De relatie tussen depressie- en angstsymptomen, diabetesdistress, diabetesregulatie en. proactieve copingvaardigheden bij type 2 diabetespatiënten

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

Centrum voor Persoonlijkheidsstoornissen. GGz Centraal Amersfoort

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Korte bijdrage Life events bij patiënten in de acute dienst van achttien RIAGG s

Therapeutic Assessment. Toepassing van een Samenwerkingsmodel in de. Verslavingszorg

MASTER SCRIPTIE GEZONDHEIDSPSYCHOLOGIE CEES KOSTER OPEN UNIVERSITEIT

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

Fysieke Activiteit bij 50-plussers. The Relationship between Self-efficacy, Intrinsic Motivation and. Physical Activity among Adults Aged over 50

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Motivatie en mogelijkheden van moeilijke mensen

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Running head: BREAKFAST, CONSCIENTIOUSNESS AND MENTAL HEALTH 1. The Role of Breakfast Diversity and Conscientiousness in Depression and Anxiety

Hartpatiënten Stoppen met Roken De invloed van eigen effectiviteit, actieplannen en coping plannen op het stoppen met roken

Tahnee Anne Jeanne Snelder. Open Universiteit

Emotioneel Belastend Werk, Vitaliteit en de Mogelijkheid tot Leren: The Manager as a Resource.

Herstel en bemoeizorg bij mensen met erns0ge psychiatrische aandoeningen en verslaving. Is er sprake van een tegenstelling?

VOOR PERSOONLIJKHEIDSPATHOLOGIE Informatie voor zorgverzekeraars omtrent indicatiegebied en werkzaamheid.

CHAPTER 7. Samenvatting

Determinanten en Barrières van Seksuele Patiëntenvoorlichting. aan Kankerpatiënten door Oncologieverpleegkundigen

De Invloed van Altruïsme op de Samenhang tussen Leeftijd en Mentale Veerkracht

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

onderdeel van Mondriaan Forensisch Fact

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Tien jaar ROM binnen Scelta: ervaringen in de praktijk

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

Stigmatisering van Mensen met Keelkanker: de Rol van Mindfulness van de Waarnemer

De invloed van de duur van behandeling op het interpreteren van rom-metingen bij act

Verbanden tussen Coping-Strategieën en. Psychologische en Somatische Klachten. binnen de Algemene Bevolking

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

Cliënttevredenheid verslavingskliniek SolutionS Center in Voorthuizen 2012

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

M. Helleman Rn MScN T. van Achterberg Rn PhD P.J.J. Goossens Rn PhD APRN A. Kaasenbrood, MD, PhD

De Invloed van Werkeisen en Hulpbronnen op de. Psychische Vermoeidheid en het Plezier in het Werk bij Werknemers. and Work Satisfaction of Employees

Centrum voor Psychotherapie

De Invloed van Religieuze Coping op. Internaliserend Probleemgedrag bij Genderdysforie. Religious Coping, Internal Problems and Gender dysphoria

ROM in de verslavingszorg

Ambulante Mentalisatie Bevorderende Therapie

Ik voel niets maar eigenlijk alles: Verbanden tussen Alexithymie, Somatisatiestoornis en Depressie. I feel nothing though in essence everything:

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Meer informatie MRS

Transcriptie:

o o r s p r o n k e l i j k a r t i k e l Voortijdige beëindiging van kortdurende klinische psychotherapie m. m. t h u n n i s s e n, y. a. h. r e m a n s, r. w. t r i j s b u r g achtergrond Ook vanuit beleidsmatige overwegingen is doelmatige toepassing van psychotherapie belangrijk. Voortijdige beëindiging van een behandeling verdient in dit kader speciale aandacht. doel Achterhalen van motieven van patiënten om hun behandeling voortijdig te beëindigen, en het vinden van aanknopingspunten voor beleidsveranderingen. methode Telefonische interviews en vragenlijsten over hulpconsumptie en integratie zijn afgenomen bij 13 patiënten die hun kortdurende klinisch psychotherapie voortijdig beëindigd hadden. resultaten Bijna de helft van de drop-outs stopte in de eerste twee weken van de opname, vooral vanwege een te hoog angstniveau. Aangezien het merendeel van de drop-outpatiënten het een tot drie jaar na vertrek goed maakt, lijkt drop-out niet gelijkgesteld te kunnen worden met mislukking van de behandeling. conclusie Een goede taxatie van de angsttolerantie tijdens de intake en het invoeren van steunende elementen in de beginfase van de behandeling kan uitval wellicht verminderen. [tijdschrift voor psychiatrie 46(2004)11, 739-743] trefwoorden drop-out, klinisch, psychotherapie Voortijdige uitval uit psychotherapeutische behandeling (drop-out) is het beëindigen van de behandeling door de patiënt op een niet in overleg met de therapeut vastgesteld moment (Clarkin & Levy 2004). Drop-out komt veel voor: er worden percentages gerapporteerd van 20 tot meer dan 60 (Clarkin & Levy 2004; Kendall e.a. 2004; Roback & Smith 1987). Verschillende variabelen voorspellen drop-out: lagere sociaal-economische status, negatieve opvattingen en incongruente verwachtingen over de behandeling en psychopathologie (in het bijzonder persoonlijkheidsstoornissen) (Chiesa e.a. 2000; Clarkin & Levy 2004). Uit twee onderzoeken in Engelse psychotherapeutische klinieken (Chiesa e.a. 2000; Blount e.a. 2002) blijkt dat drop-outs zich onder druk voelen staan van familie, medepatiënten of door eisen van behandelaars (bijvoorbeeld stoppen met automutileren of met alcohol- en druggebruik). Ook mist men privacy of ondersteuning vanuit de staf en voelt men zich onbegrepen. Een meerderheid van de patiënten is tevreden met het besluit om te vertrekken en voelt zich beter dan voor de behandeling (Blount e.a. 2002). Uitval in de afdeling voor kortdurende klinische psychotherapie van de Viersprong In de Viersprong, waar het hier beschreven onderzoek plaatsvond, duurt de Kortdurende Klinische Psychotherapie (kkp) drie maanden. Deze kkp is bedoeld voor patiënten met persoonlijkheidsstoornissen, voornamelijk cluster-c-persoonlijkheidsstoornissen tijdschrift voor psychiatrie 46 (2004) 11 739

m. m. t h u n n i s s e n / y. a. h. r e m a n s / r. w. t r i j s b u r g en persoonlijkheidsstoornissen Niet Anderszins Omschreven (nao). Patiënten worden in een therapeutisch milieu behandeld met een combinatie van groepspsychotherapie, gebaseerd op psychodynamische en transactioneel-analytische principes, sociotherapie en non-verbale therapieen. Tussen mei 1999 en december 2001 verlieten 24 van de 152 patiënten (16%) voortijdig de behandeling. Dit uitvalpercentage is iets lager dan in de periode 1996-1998 (24% van 290 patiënten). Omdat het voortijdige vertrek vaak een negatief effect heeft op de groep en kan leiden tot een verdere toename van drop-outs, werd besloten tot nader onderzoek. methode Patiënten Drop-outs in dit onderzoek waren de patiënten die het kkp-behandelprogramma van 13 weken niet afmaakten. Van de 24 dropouts waren 16 man en 8 vrouw. Het aantal mannen was groter dan in de regulier behandelde groep (68% versus 34%; χ 2 -kwadraattoets: χ 2 = 9,86; df = 2; p<0,01). Ook waren drop-outs gemiddeld ouder (40,3, standaarddeviatie (sd) 9,6 jaar versus 35,5 (sd) 8 jaar; t = 2,60; df = 151; p = 0,01) en hadden meer drop-outs elders een opname gehad in de 2 jaar voor de kkp-behandeling (37,5% versus 9,4%). Er was geen significant verschil in de ernst van de psychopathologie bij opname (scl-90-totaalscore (Symptom Checklist) bij drop-outs 219,4; sd 51,22; bij de reguliere groep 202,2; sd 48,7). Alle drop-outs werden tussen oktober en november 2002 eerst schriftelijk en vervolgens telefonisch benaderd. Van de 24 patiënten was er 1 overleden door suïcide; 5 konden niet worden achterhaald; 2 weigerden deelname. Zestien patiënten werden geïnterviewd en 13 vulden een vragenlijst in. Instrumenten Aan de 16 patiënten die telefonisch werden geïnterviewd, werden de volgende vragen voorgelegd: Hoe heeft u de opname beleefd?; Wat was de aanleiding tot het voortijdige vertrek?; Kunt u aanbevelingen doen ten aanzien van het voorkómen van drop-out?; Kunt u uw huidige functioneren vergelijken met het functioneren op het moment van opname? De interviews duurden gemiddeld een half uur, werden genotuleerd door de interviewer en later uitgewerkt. Daarnaast stuurden 13 patiënten een vragenlijst terug waarin alle psychotherapeutische en psychiatrische hulp na het vertrek uit de kkp, evenals de werk- en leefsituatie werden geïnventariseerd. resultaten Beleving van de opname en redenen van drop-out Zeven patiënten associeerden de opname met angst. Zij herinnerden zich overspoeld te hebben gevoeld door een enorme hoeveelheid indrukken, geassocieerd met agressie en negativiteit, en gebruikten termen als verpletterend, overweldigend, bedreigend, onveilig. Zes patiënten van deze groep vertrokken binnen 2 weken na de start van de opname (gemiddeld na 12 dagen) en 1 na 42 dagen. Bij 3 patiënten riep de opname vooral boosheid op. Men voelt zich niet serieus genomen, vernederd of gekleineerd. Eén van hen verliet de kkp na 3 dagen, 1 halverwege de opname en de 1 in de laatste week. Vier patiënten dachten met gemengde gevoelens (angst, boosheid, maar ook tevredenheid) terug aan de kkp. Zij vertrokken allen in de tweede helft van de opname (na gemiddeld 59 dagen). Twee patiënten waren uitgesproken positief over het behandelingseffect; zij vertrokken na respectievelijk 32 en 70 opnamedagen. De patiënten noemde diverse redenen voor de uitval op. Deze staan in tabel 1 vermeld. Aanbevelingen voor het voorkomen van drop-out De aanbevelingen van de patiënten betroffen bijna uitsluitend het invoeren van meer steunende elementen in de behandeling, zoals rust in het programma, mogelijkheden tot direct contact met de behandelaars, duidelijkheid tevoren en uitleg over de manier van werken. Verder pleitten zij voor een meer ondersteunende, respectvolle en mense- 740 t i j d s c h r i f t v o o r p s y c h i a t r i e 4 6 ( 2 0 0 4 ) 1 1

v o o r t i j d i g e b e ë i n d i g i n g v a n k o r t d u r e n d e k l i n i s c h e p s y c h o t h e r a p i e tabel 1 Redenen voor drop-out bij patiënten die voortijdig de kortdurende klinische psychotherapie (kkp) verlieten (n = 13) Genoemde reden n Structuur en intensiteit van de behandeling 8 Angst en weerstand, opgeroepen door het ontdekkende karakter van de 3 therapie Te weinig privacy door het groepsmilieu 2 Te weinig aansluiting bij medegroepsleden 3 Buitengesloten zijn 2 Angst voor agressieve medepatiënt 4 Kritische, vijandige of onduidelijke bejegening door de staf 7 Voldoende profijt van de behandeling (bevestigd na vertrek) 4 Bewustwording van overaangepastheid; het vertrek wordt als een eerste 2 stap naar verandering ervaren Eigen problematiek (vermijding, niet adequaat omgaan met druk, angst en 12 boosheid, te geringe draagkracht en vermogen tot zelfreflectie Persoonlijke mislukking 3 Externe factoren (verhuizing, financiële problemen, geboorte kind van 5 familielid) Onvolledige, onduidelijke of overhaaste indicatiestelling 5 lijke attitude bij de behandelaars. Veel patiënten nuanceerden de aanbevelingen met de opmerking dat de bedoelde veranderingen ook de kracht van de behandeling kunnen aantasten. Functioneren na vertrek Vergeleken met het moment van opname op de kkp, 1,5 tot 3,5 jaar geleden, vonden 13 van de 16 patiënten dat ze veel beter (9) tot beter (4) functioneerden. Eén patiënt vond zijn functioneren hetzelfde als bij opname. Twee patiënten vonden dat ze slechter functioneren. Vaak had men na het vertrek een fase van terugval gehad. Zelfverwijten, gevoelens van mislukking, teleurstelling en verbittering speelden hierin een rol. Eén patiënt maakte een psychotische decompensatie door tijdens de kkp-opname en werd nadien langdurig behandeld. Hulpconsumptie na vertrek Van de 13 patiënten die de vragenlijsten invulden, hadden 3 geen hulp gezocht na vertrek. Vier patiënten hadden enkele ambulante medicatieconsulten bij de huisarts of de psychiater gehad. Van de 6 overigen kwamen er 3 opnieuw in behandeling bij de Viersprong, waarvan 2 klinisch. Een van hen heeft de tweede kkp-behandeling succesvol afgesloten. De ander stopte opnieuw voortijdig, en onderging elders een langerdurende klinische behandeling met goed resultaat. Één patiënt werd elders heropgenomen, gevolgd door dagbehandeling; 2 anderen volgden eveneens een deeltijdprogramma. Het aantal heropnames en dagbehandelingen is groter dan bij regulier behandelde patiënten (38% versus 5%). Veranderingen in maatschappelijke situatie na vertrek Voor opname hadden 6 patiënten werk; na vertrek vond 1 patiënt werk en werden er 2 werkloos. Uiteindelijk werkten dus 5 van de 13 patiënten. Voor opname hadden 8 van de 13 patiënten een relatie; ten tijde van het vragenlijstonderzoek waren dit er 9. discussie en conclusie Dit onderzoek laat naar verhouding meer mannen onder de drop-outs zien dan onder de regulier behandelde patiënten. De drop-outpatiënten waren gemiddeld ouder. De vrouwelijke dropoutpatiënten waren gemakkelijker op te sporen en toonden meer bereidwilligheid om mee te werken. Het welbevinden was redelijk goed, hoewel (nog) tijdschrift voor psychiatrie 46 (2004) 11 741

m. m. t h u n n i s s e n / y. a. h. r e m a n s / r. w. t r i j s b u r g niet zichtbaar in werkhervatting. Bijna de helft van alle uitvallers vertrok in de eerste twee weken van de behandeling, met angst als belangrijkste reden. Zij brachten deze angst in verband met de intensiteit en het overspoelende karakter van de behandeling, met de confronterende werkwijze en de gebrekkige ondersteuning door de staf. Deze bevindingen komen sterk overeen met die van Chiesa e.a. (2000) en Blount e.a. (2002). De andere uitvallers zijn minder goed te typeren en bieden daarmee onvoldoende aanknopingspunten voor beleidsvoorstellen. De bevinding dat veel patiënten het na het voortijdig verlaten van de behandeling (redelijk) goed maakten, komt overeen met ander onderzoek in de psychotherapie (Blount e.a. 2002; Granley 2001; Hunsley e.a. 1999; Pekarik 1992; Schwab & Brasch 1986) en suggereert dat drop-out niet een mislukte behandeling hoeft te betekenen zoals onder anderen door Garfield (1986) is beweerd. Conclusie Het onderzoek wijst erop dat het drop-outpercentage mogelijk verminderd kan worden door goede taxatie van de angsttolerantie tijdens de intake. Aangezien veel uitvallers in de eerste weken vertrekken, kan ook fasering van de behandeling (minder confronterend in het begin) wellicht bijdragen aan het voorkómen van drop-out. De staf van de kkp besloot haar beleid in deze zin te wijzigen: in de 14 maanden na deze wijziging was het percentage drop-outs 8% (5 van de 61 patiënten) geworden. Beperkingen van dit onderzoek De onderzochte patiënten vormden een geselecteerde groep met persoonlijkheidsstoornissen, geïndiceerd voor kkp. De resultaten zijn daarom niet te generaliseren naar andere patiënten in andere settings. Van de totale groep uitvallers werd 67% bereikt en vulde 54% de vragenlijsten in. De resultaten zijn daarom minder goed te generaliseren. De gemelde redenen voor vertrek kunnen ook bij andere patiënten een rol spelen en dan niet tot drop-out leiden. Een vergelijking met andere patiënten op dit gebied is niet gemaakt. Het is dus niet bewezen wat de werkelijke redenen tot voortijdig vertrek waren. Het is mogelijk dat het grotere aantal mannen, het grotere aantal eerdere opnamen en de hogere leeftijd van patiënten hierbij een rol spelen. Verder onderzoek hiernaar is gewenst. literatuur Blount, C., King, J., & Menzies, D. (2002). Experiences of joining and leaving a therapeutic community and how preparation may help reduce dropout. Therapeutic Communities, 23, 271-284. Chiesa, M., Drahorad, C., & Longo, S. (2000). Early termination of treatment in personality disorder treated in a psychotherapy hospital. Quantitative and qualitative studies. British Journal of Psychiatry, 177, 107-111. Clarkin, J.F., & Levy, K.N. (2004). The influence of client variables on psychotherapy. In M.J. Lambert (Red.), Bergin and Garfield s handbook of psychotherapy and behavior change (5de druk, pp. 194-226). New York: Wiley. Garfield, S.L. (1986). Research on client variables in psychotherapy. In S.L. Garfield & A.E. Bergin (Red.), Handbook of psychotherapy and behavior change (3de druk, pp. 213-256). New York: Wiley. Granley, H. (2001). Exploring the reasons clients give for leaving therapy and their relationship to therapy outcome. The Sciences & Engineering, 62, 2058. Hunsley, J., Aubry, T., Verstervelt, C., & Vito, D. (1999). Comparing therapist and client perspectives on reasons for psychotherapy termination. Psychotherapy, 36, 380-388. Kendall, P.C., Holmbeck, G., & Verduin, T. (2004). Methodology, design, and evaluation in psychotherapy research. In M.J. Lambert (Red.), Bergin and Garfield s handbook of psychotherapy and behavior change (5de druk, pp. 16-43). New York: Wiley. Pekarik, G. (1992). Relationship of clients reasons for dropping out of treatment to outcome and satisfaction. Journal of Clinical Psychology, 48, 91-98. Roback, H., & Smith, M. (1987). Patient attrition in dynamically oriented treatment groups. American Journal of Psychiatry, 144, 426-431. Schwab, R., & Brasch, M.A. (1986). Vorzeitiger Psychotherapieabbruch Ursachen und Folgen aus der Sicht ehemaliger Klienten. Zeitschrift für Klinische Psychologie, 15, 217-229. 742 t i j d s c h r i f t v o o r p s y c h i a t r i e 4 6 ( 2 0 0 4 ) 1 1

v o o r t i j d i g e b e ë i n d i g i n g v a n k o r t d u r e n d e k l i n i s c h e p s y c h o t h e r a p i e auteurs m.m. thunnissen is psychiater en als A-opleider werkzaam bij ggz wnb in Bergen op Zoom. y.a.h. remans is psychiater en werkzaam bij het Centrum voor Psychotherapie de Viersprong te Halsteren en was aldaar ten tijde van het beschreven onderzoek arts-assistent in opleiding tot psychiater. r.w. trijsburg is psycholoog en is als hoogleraar psychotherapie verbonden aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en aan de Universiteit van Amsterdam. Correspondentieadres: M.M.Thunnissen, A.Cuypstraat 32, 4625 AM Bergen op Zoom. E-mail: m.thunn@xs4all.nl. Geen strijdige belangen meegedeeld. Het artikel werd voor publicatie geaccepteerd op 19-4-2004. summary Premature termination of short-term in-patient psychotherapy M.M. Thunnissen, Y.A.H. Remans, R.W.Trijsburg background Efficient application of psychotherapy is also important with respect to policy making in mental health care. Therefore special attention needs to be given to the reasons for premature termination of treatment. aim To discover patients motives for terminating their treatment prematurely and to identify particular points that should lead to policy changes. method Drop-outs were interviewed by telephone and self-reports about treatment and reintegration were analysed. results About 50% of the drop-outs stopped their treatment in the first two weeks, mainly because of high levels of anxiety. However, in view of the fact that most of the drop-outs were doing well one to three years later, dropping out does not necessarily imply treatment failure. conclusion The number of drop-outs can be reduced if their anxiety tolerance is assessed more accurate at the intake and if patients are given more support in the initial phase of treatment. [tijdschrift voor psychiatrie 46(2004)11, 739-743] key words dropouts, in-patients, psychotherapy tijdschrift voor psychiatrie 46 (2004) 11 743

BMS.BM.ABI.040403a

Ruud Hornsveld (redactie) held zonder geweld Behandeling van agressief gedrag paperback, 17 x 24 cm, 224 pagina s Held zonder geweld is een groepsbehandeling voor mannen vanaf 16 jaar met agressieproblemen. De behandeling kan worden toegepast in justitiële instellingen, in de verslavingszorg, in de geestelijke gezondheidszorg en op scholen. In achttien bijeenkomsten wordt gewerkt aan gedragsverandering met als thema s woedebeheersing, sociale vaardigheden, moreel redeneren en zelfregulatieve vaardigheden. Deze behandeling wordt internationaal breed toegepast met goede resultaten. Ruud Hornsveld is klinisch psycholoog en wetenschappelijk onderzoeker aan fpi De Kijvelanden, poli- en dagkliniek Het Dok en de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is gespecialiseerd in de behandeling van agressief gedrag en maakt deel uit van de Advisory Board van het International Center for Aggression Replacement Training. losbladig, 17 x 24 cm, 116 pagina s startpakket Pakket 1: 2 boeken, 10 werkmappen isbn 90 8506 060 5, e 325,- na te bestellen Pakket 2: 10 werkmappen isbn 90 8506 062 1, e 275,- www.heldzondergeweld.nl