Martin van Rijn, staatssecretaris VWS Ik wil graag betrokken zijn 10 VERZEKERD! nummer 4, september 2013
Zijn tweet over de hervorming van de langdurige zorg ( Dat kan alleen door samenwerking ) is veelzeggend. Staatssecretaris Martin van Rijn (PvdA) staat te boek als een goede netwerker en kan enorm goed luisteren. Daarnaast legt hij graag zijn oor te luisteren bij zowel voor- als tegenstanders. Van Rijn staat voor misschien wel dé klus van zijn leven; de hervorming van de langdurige zorg. En daar kan hij alle hulp bij gebruiken. Er zal nog heel wat water door de zee moeten voordat we aan de uitvoering toe zijn. De timing had niet beter gekund: Prinsjesdag staat bijna voor de deur en dat brengt voor een staatssecretaris altijd wat extra druk(te) mee. Van Rijn is iets verlaat, door een begrotingsbespreking bij Financiën, maar oogt uitermate ontspannen. En als bij de eerste vraag de woorden Zo vlak voor Prinsjesdag vallen, begint hij hardop te lachen. Dat betekent dat ik nog minder kan zeggen. Het is voor Van Rijn, die als directeur-generaal bij VWS in 2006 aan de tekentafel stond bij de invoering van de Zorgverzekeringswet en nu als staatssecretaris beleidsverantwoordelijk is voor de hervorming van de langdurige zorg, niet te vergelijken. Natuurlijk, het is weer een grote hervormingsoperatie, maar langdurige zorg is toch echt een heel ander verhaal dan de Zorgverzekeringswet. Er zijn nu naast verzekeraars en zorgaanbieders ook lokale partijen, zoals gemeenten en thuiszorginstellingen bij betrokken en dat maakt het nog leuker. En spannender. Het gaat immers over mensen, over geld, over de kwaliteit van leven, over overheidsfinanciën en over vraag en aanbod. Zo n hervorming doe je niet zomaar. Vlak voor het zomerreces heeft de Tweede Kamer uitgebreid gedebatteerd over uw hervormingsplan en stevige kritiek geuit. Wat vindt u van die kritiek? Laat ik vooropstellen dat de discussie twee kanten heeft. The sense of urgency wordt door veel partijen gedeeld, en dat is niet zo raar: de samenleving verandert, we krijgen meer ouderen, minder jongeren en de arbeidsmarkt verandert. Dát er iets moet veranderen, is dus wel duidelijk. Anders lopen we hartstikke vast. De vraag is echter hoe en daarover verschillen de meningen. Ik vind dat we de hervorming langs drie pijlers moeten aanvliegen. Allereerst moeten we kijken naar de kwaliteit van de zorg, zowel thuis als in instellingen. Daarnaast is houdbaarheid heel belangrijk: als we goede zorg overeind willen houden, moeten we zorgen dat het ook in de toekomst betaalbaar blijft. En tot slot speelt de discussie over onderlinge betrokkenheid een grote rol: waar moeten we professionaliseren, waar kunnen we zaken in eigen kring oplossen en wat is eigenlijk de rol van mantelzorgers? Met die drie pijlers zal niemand het oneens zijn, toch? Precies, en dus blijken het goede uitgangspunten waar zit het verschil van inzicht dan? Is the devil in the details? Nou, ik zou het geen details willen noemen. Daarvoor is deze operatie iets te omvangrijk. Omdat er zoveel partijen bij zijn betrokken, moeten we heel goed nadenken over de precieze vormgeving en juist daarover verschillen de meningen nog. Om de kwaliteit te verbeteren, willen we de zorg bijvoorbeeld dichter bij mensen organiseren. Dat betekent dat we heel goed moeten inventariseren hoe: kan het überhaupt, kunnen gemeenten het, waar moeten we ze faciliteren? Daarnaast moeten de kosten omlaag, maar waar en hoe snel moet dat gaan? Over de hoofdlijnen zijn we het allemaal wel eens, maar de uitwerking is een ietwat ander verhaal. Is het vooral een kwestie van invullen, nu de kaders er staan? Ja, maar het is niet zo dat ik even overleg, daarna een wetsvoorstel maak en dan klaar ben. Zowel in de voorbereiding als in de uitwerking én vooral ook bij de implementatie wil ik betrokken zijn. Ik wil geen afstand nemen en zeggen: Ik heb het regelgevende kader geschetst, succes ermee. Het is heel belangrijk dat we in alle fasen alle partijen betrekken, praten over wat goed gaat, wat niet en wat beter kan. Zorginstellingen, gemeenten, verzekeraars en mantelzorgers moeten het samen doen, dus dat betekent dat ik heel goed moet luisteren naar wat die partijen drijft en waar ze tegenaan lopen. In een portret in de Volkskrant stond al dat luisteren een sterke eigenschap van u is. Misschien is mijn sterke eigenschap wel dat ik een oordeel over hoe ik in elkaar steek, graag aan anderen overlaat! Maar, zonder gekheid: luisteren is ontzettend belangrijk. Sterker nog, ik vind het heel vanzelfsprekend dat ik zowel bij de ontwikkeling als de uitvoering van beleid luister naar degenen die het moeten doen. Zeker in de zorg, waar emoties en geld een belangrijke rol spelen, is luisteren de enige weg. Ik zou het in ieder geval niet anders kunnen. Natuurlijk ben ik het niet altijd met gemeenten, zorginstellingen en verzekeraars eens, maar ik moet toch op z n minst snappen waar ze mee worstelen. Volgens diverse bronnen houdt u van tegendenken en verzamelt u graag mensen om u heen die een ander licht op een discussie kunnen werpen? Klopt. Je kunt pas goed beleid maken als je zoveel mogelijk kanten van een probleem in kaart brengt, argumenten met elkaar uitwisselt en pas dan tot keuzes overgaat. Dat maakt niet alleen Luisteren naar de praktijk is ontzettend belangrijk fotografie: ivar pel 12 VERZEKERD! nummer 4, september 2013
jezelf, maar ook je beleid scherper. Ik leg regelmatig werkbezoeken af en nodig mensen hier uit om mee te denken. Ik doe dat overigens niet altijd bewust; het zit gewoon in me. Toen de Ambulancewet in de Tweede Kamer werd behandeld, ging ik een weekendje met een ambulance mee. Ik wil dan graag met eigen ogen zien waar ambulancepersoneel allemaal mee te maken krijgt. Ik kan me voorstellen dat dat soort uitstapjes moeilijker te organiseren is nu u staatssecretaris bent. Lachend: Deze methode is behoorlijk tijdrovend ja, maar geloof me, dat weegt niet op tegen de voordelen. Ik blijf het heel belangrijk vinden om naar de praktijk te luisteren. Toen u uw plannen presenteerde, kreeg u de kritiek dat het niet om een hervormings-, maar om een ordinaire bezuinigingsoperatie gaat? Ik snap die reactie wel, maar ook als we geen euro hoefden te bezuinigen, zouden we vanzelf een discussie krijgen. Feit is namelijk dat we steeds meer ouderen krijgen, die het liefst zo lang mogelijk thuis blijven wonen en hun eigen regie willen houden. Dat zie je ook terug in de cijfers. De afgelopen decennia is het aantal plekken in verzorgingstehuizen met 70.000 gedaald, terwijl het aantal plekken in verpleeghuizen met 15.000 is gestegen. Mensen willen met andere woorden langer thuis in hun eigen omgeving blijven wonen en als het echt niet langer gaat, gaan ze naar een instelling. Dat vereist een andere benadering. drie pijlers De hervormingsoperatie van de langdurige zorg is opgenomen in het regeerakkoord en komt er simpelweg op neer dat de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) fors wordt uitgekleed. Of, misschien beter geformuleerd: wordt opgesplitst. Van Rijn heeft daarvoor een systeem met drie pijlers bedacht, dat tot doel heeft de kwaliteit van de zorg te verbeteren: 1. De AWBZ wordt specifiek beperkt tot zorg in instellingen (verpleeg- en verzorgingshuizen, en instellingen voor gehandicapten) 2. De medische zorg, waaronder bijvoorbeeld thuisverpleging, komt onder de paraplu van de Zorgverzekeringswet en wordt in die zin de verantwoordelijkheid van zorgverzekeraars. 3. Andere zorg die mensen nodig hebben om langer zelfstandig te kunnen wonen, zoals de thuiszorg, wordt overgeheveld naar de gemeenten. De complete operatie moet ruim drie miljard euro besparingen opleveren. nummer 4, september 2013 VERZEKERD! 13
Ook zonder financieringsnoodzaak is deze operatie nodig? Natuurlijk zou een discussie leuk zijn als we niet op kosten hoeven te letten, maar juist die financiële component vergroot de noodzaak om het nú te doen. Bij alle kritiek hoor ik ook kreten als: Dit hadden we tien jaar geleden ook kunnen doen. Dat had gekund ja, maar is niet gebeurd. Simpelweg omdat de financiële noodzaak toen minder groot was. Over noodzaak gesproken: zorginstelling Vierstroom heeft een experiment met vrijwillige mantelzorgers gedaan dat de tongen deze zomer behoorlijk heeft losgemaakt. Prachtig voorbeeld vind ik dat. Vierstroom heeft aan familieleden van cliënten gevraagd of ze zich vier uur per maand willen inzetten voor de instelling. Uit de evaluatie is gebleken dat familieleden daar niet vier, maar twaalf uur van hebben gemaakt. Het bewijs dat als je mantelzorgers goed betrekt, er een prachtige wisselwerking kan ontstaan. Ik geloof niet in verplichte mantelzorg, maar denk wel dat een instelling die beter luistert naar haar mantelzorgers, ook beter weet hoe het met cliënten gaat, waardoor ze uiteindelijk betere zorg kan leveren. Naast gemeenten, zorginstellingen en mantelzorgers spelen ook zorgverzekeraars een rol bij uw plannen. Wat verwacht u van hen? Als alle stofwolken zijn neergedaald, hebben we straks een systeem dat leunt op drie pijlers (zie kader op pagina 13). De grenzen tussen die drie moeten we heel scherp maken, zodat iedereen weet wie waarvoor verantwoordelijk is, maar tegelijkertijd moeten we ze ongelooflijk goed op elkaar afstemmen. Zorgverzekeraars zullen niet alleen de zorgpolissen goed moeten beheren en zorgen voor een goede zorginkoop, maar ook goede relaties met de gemeenten moeten opbouwen en onderhouden. Ze moeten niet alleen verstand van verzekeren, maar vooral van mensen hebben. Zorgverzekeraars moeten met andere woorden over de schutting heen leren kijken. Op dit moment zijn ze nog druk met hun rol als zorginkoper; zijn verzekeraars wel klaar voor deze volgende stap? De een is beter en meer voorbereid dan de ander, maar laat duidelijk zijn dat er geen ontkomen aan is. Zorgverzekeraars zeggen terecht dat hun meerwaarde zit in goede zorginkoop. Die meerwaarde doet zich niet alleen voor als er een polisvraag is; zorgverzekeraars moeten ook meedenken hoe zij de kwaliteit van leven kunnen helpen vergroten. Gelukkig zie ik al goede initiatieven om de eerste- en tweedelijnszorg aan elkaar te verbinden. Ik denk dat zorgverzekeraars heel goed beseffen dat ze niet alleen worden afgerekend op kloppende polisvoorwaarden, maar vooral op hoe verzekerden hun zorg ervaren. Op individueel niveau moeten mensen leren dat zorg niet gratis is. In uw PGGM-tijd was u groot voorstander van zorgsparen. Hoe zit u daar nu in? Laat ik even teruggaan naar het begin. Als je kijkt naar de levensloop van mensen, dan zie je drie elementen steeds terugkomen: zorg en wonen, omdat die heel bepalend zijn voor de kwaliteit van leven, en pensioen, omdat je het ook allemaal moet kunnen betalen. Ze hebben dus sterk met elkaar te maken en worden Personalia Martin van Rijn (1956) studeerde economie en werkte na zijn studie twintig jaar lang bij het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu. In 2000 maakte hij de overstap naar Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en in 2003 werd hij directeur-generaal Gezondheidszorg bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In die laatste functie werkte hij achter de schermen onder meer aan de invoering van de Zorgverzekeringswet. In 2008 maakte Van Rijn de overstap naar pensioenfonds PGGM, waar hij tot 2012 CEO was. Sinds het aantreden van het kabinet Rutte II in november 2012 is hij terug bij VWS, als staatssecretaris. Van Rijn is getrouwd en heeft twee kinderen. steeds belangrijker, zeker in een vergrijzende samenleving. Op alle drie de terreinen zijn we arrangementen aan het aanpassen, op grond van dezelfde ontwikkelingen. Zo wordt bij de woningmarkt gekeken hoe we de hypotheekschuld behapbaar kunnen houden en hoe we de markt uit het slop kunnen trekken. In de zorg kijken we hoe we kunnen inspelen op een veranderende samenleving met andere behoeften. En bij pensioenen tot slot spelen vragen als hoeveel zekerheid deelnemers moeten krijgen en wat het beste collectief of individueel kan worden geregeld. Al die drie ontwikkelingen zijn ontzettend belangrijk en omvangrijk. Op dit moment zou het wel wat veelgevraagd zijn om ze óók nog eens aan elkaar te verbinden. Dat neemt niet weg dat iedereen op individueel niveau best over dit soort vraagstukken mag nadenken. Toen ik nog bij PGGM zat, zei ik altijd: Je moet je niet alleen druk maken om het pensioen, maar ook kijken wat mensen ermee doen! Verzekeraars kunnen daarbij helpen door producten te ontwikkelen die mensen stimuleren om te sparen voor hun oude dag of voor zorg. De markt is aan zet? Ja, belangrijk is vooral dat de markt creatief te werk gaat. Het heeft weinig zin dit soort verbindingen van bovenaf op te leggen. Het is toch de core business van verzekeraars om na te denken over de vraag waaraan mensen behoefte hebben en wat zich leent voor verzekeren? Verzekeraars spelen een belangrijke rol in de uitvoering van dit soort arrangementen, maar ze moeten ook nadenken over de vraag wat ze de individuele burger kunnen bieden. U heeft dit voorjaar gezegd dat deze hervorming geen eind- maar beginpunt is. Wat is het ideale eindplaatje? Ik weet niet of het ideale plaatje bestaat. Waar het mij om gaat, is dat we de langdurige zorg toekomstbestendig maken. Dat betekent dat we een nieuwe balans moeten vinden tussen wat iemand zelf kan/wil doen en wat we met elkaar moeten regelen. Ik wil niet naar een samenleving waarbij je, zodra je een gebrek hebt, een zakje geld krijgt met de mededeling los het maar op. Als het aan mij ligt, gaan we op weg naar een inclusieve samenleving, waarin we met elkaar nadenken hoe we met kwetsbare mensen (willen) omgaan. < 14 VERZEKERD! nummer 4, september 2013