Overgewicht Een Dik Probleem In Nederland

Vergelijkbare documenten
RADBOUD UNIVERSITEIT NIJMEGEN. Bachelorscriptie. De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing. Evelien Beeren S

Beweegrichtlijnen Nr. 2017/08. Samenvatting

Prevention of cognitive decline

De invloed van goalframing op de attitude en gedragsintentie van twee gezondheidsgerelateerde boodschappen

Master s thesis Een onderzoek naar de invloed van message framing

Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4. Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4

Framing van een gezondheidsboodschap

STOPPEN MET ROKEN WERKT BETER DAN NIET STOPPEN MET ROKEN

Hoe gezond zijn de inwoners van Ommen? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Steenwijkerland? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Steenwijkerland? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

I want you to work out!

De Invloed van de Kwetsbaarheid van de Lezer van een Tekst ter Preventie van Hart- en Vaatziekten op de Effectiviteit van Framing.

METING TANITA INNERSCAN. NAAM:. LEEFTIJD:. LENGTE cm:. GESLACHT: M / V. Gewicht. Vetpercentage. Watergehalte % Spiermassa.

Hoe gezond zijn de inwoners van Zwolle? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Zwartewaterland? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Energiedrankjes: een blikje overgewicht!

Risicoperceptie als moderator in de effectiviteit van winst- en verliesframes en de rol van het verwerkingsproces

Hoe gezond zijn de inwoners van Deventer? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Staphorst? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Hoe gezond zijn de inwoners van Zwolle? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

Hoe gezond zijn de inwoners van Hardenberg? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Gezonde leefstijl wint langzaam terrein. Licht dalende trend van zware drinkers

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Persuasieve gezondheidscommunicatie: hoe en door wie?

Ouderenmonitor Gezondheidsonderzoek 65-plussers regio Nijmegen. Gezondheidsonderzoek kinderen 0-12 jaar regio Nijmegen

BELGISCHE CARDIOLOGISCHE LIGA ZWAARLIJVIGHEID. Blaine Stiger - FOTOLIA DUIDELIJKE ANTWOORDEN

Ieder nadeel heeft zijn voordeel

Samenvatting (Summary in Dutch)

SAMENVATTING Dijkstra, Coosje.indd :45

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Motivatie volwassenen om te sporten en bewegen

oinleiding 1 c oovergewicht en ernstig overgewicht (obesitas) in Nederlandd

De psychologie van de wanbetaler

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

Hoe gezond zijn de inwoners van Staphorst? Gezondheidsmonitor volwassenen en ouderen

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

Studentnummer: Communicatiewetenschap. Datum: Aantal woorden: 7409

ADVIESNOTA. Hattem kiest met JOGG voor samenwerking aan een gezonde jeugd. Inleiding. Achtergrond Gezondheidsbevordering.

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

De nadelen van roken of de voordelen van niet-roken?

Leidenincijfers Beleidsonderzoek draagt bij aan de kwaliteit van beleid en besluitvorming

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Leefstijl Nederlander niet verbeterd. Weer meer mensen met overgewicht

Bewegen en overgewicht onder Nederlandse werknemers

Hoe ziek word je van zitten?

Gezondheidsvaardigheden in de Nederlandse volwassen bevolking Het doel van het eerste deel van dit proefschrift, was te onderzoeken in hoeverre

De invloed van betrokkenheid op de effectiviteit van doelframing in de gezondheidscommunicatie

Geclaimde informatie als persuasieve boodschap

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT

Nationaal Sportonderzoek

Masterscriptie. Individueel MA-scriptietraject NMTC

RESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 64%.

Overgewicht en verminderde vruchtbaarheid

VirtueleThuiszorg = preventieve inzet Voor Diabetes Mellitus Type 2 en Gewichtsgerelateerd gezondheidsrisico

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Gezondere leefstijl blijkt voor velen moeilijk haalbaar

Winst- en verliesframing in gezondheidscommunicatie

De invloed van verhaalkenmerken op de overtuigingskracht van narratieve gezondheidsinterventies.

Summary in Dutch. Samenvatting

NEDERLANDSE SAMENVATTING

Levenslang bewegen. Met goedkoopste medicijn gegarandeerd resultaat

Vijftig procent vol of vijftig procent leeg?

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_ indd 172

Samenvatting SAMENVATTING

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verbetering gezonde leefstijl stagneert

Nederlandse Samenvatting

Gezond of ongezond? Het effect van visuele en tekstuele frames op de intentie om gezonder te eten

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Langer leven? LICHAAMSBEWEGING EN Meer bewegen. Marjolein Visser. ACA Congres 2012

Overgewicht en Obesitas op Curaçao

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Bewegen Op Voorschrift in een stedelijk sportbeleid

D E KRACHT VAN S P O RT CELEBRITY EN

How to present online information to older cancer patients N. Bol

Factsheet. Bewegen en sporten. Gelderland-Zuid. Onderzoek onder volwassenen en ouderen

Informatie over de deelnemers

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

Kom naar buiten en hou je Fit. Kom naar buiten en hou je Fit

Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 2006

De effectiviteit van de factor bekendheid met betrekking tot framing

Doelframing in gezondheidscommunicatie: een experimentele studie naar de effecten van doelframing en mate van betrokkenheid

Deelname aan medisch wetenschappelijk onderzoek

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

Doelgroep VoZs. Vlaamse Ouderen Zorg Studie. Screening. 8 regio s. Cijfers niet veralgemenen naar alle ouderen! Studiedag SWVG Leuven, 2 december 2010

Graduate school of Communication

Samenvatting (Dutch summary)

Pre-diabetes, wat is het en wat kan ik er zelf aan doen? In deze folder krijgt u hier meer informatie over.

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Gedragsverandering bij patiënten met hartfalen. Patiëntenfolder die aanzet tot een gedragsverandering

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 3e kwartaal 2007

Het onderzoeksteam bestaat uit

Het groene recept en een gezond gewicht

Bijlage bij hoofdstuk 7 Ervaren gezondheid, leefstijl en zorggebruik

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Analyse van de cursus De Kunst van het Zorgen en Loslaten. G.E. Wessels

MOVE(F)IT. Elvera Overdevest, MSc Onderzoeker lectoraat Omgeving en Gezondheid

Transcriptie:

Overgewicht Een Dik Probleem In Nederland EEN ONDERZOEK NAAR DE INVLOED VAN MESSAGE FRAMING EN DE GELOOFWAARDIGHEID VAN EEN BRON OP HET STIMULEREN VAN LICHAMELIJKE BEWEGING. Fé Gunning Universiteit van Amsterdam, Januari 2014

Overgewicht Een Dik Probleem In Nederland EEN ONDERZOEK NAAR DE INVLOED VAN MESSAGE FRAMING EN DE GELOOFWAARDIGHEID VAN EEN BRON OP HET STIMULEREN VAN LICHAMELIJKE BEWEGING. Fé Gunning, 6018815 Scriptiebegeleider: Dr. Aart S. Velthuijsen Masterscriptie Persuasieve Communicatie Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Graduate School of Communication Universiteit van Amsterdam, Januari 2014 2

INHOUDSOPGAVE ABSTRACT 4 INLEIDING 4 THEORIE 6 2.1 LICHAMELIJKE BEWEGING 6 2.1.1 OBESITAS 6 2.1.2 DIABETES 6 2.1.3 HART- EN VAATZIEKTEN 7 2.1.4 GEESTELIJK WELZIJN 7 2.1.5 COGNITIEVE FUNCTIES 7 2.2 MESSAGE FRAMING 8 2.2.1 PROSPECT THEORIE 8 2.3 GELOOFWAARDIGHEID VAN DE BRON 10 2.4 GELOOFWAARDIGHEID EN MESSAGE FRAMING 13 METHODE 14 3.1 STEEKPROEF 14 3.2 EXPERIMENTEEL DESIGN 14 3.3 PROCEDURE 16 3.4 MEETINSTRUMENTEN 17 RESULTATEN 19 4.1 ATTITUDE 19 4.2 INTENTIE 21 4.3 GELOOFWAARDIGHEID 22 4.4 GEDRAG 22 4.5 OVERIGE ELEMENTEN 24 DISCUSSSIE 25 LITERATUURLIJST 28 3

De invloed van message framing en de geloofwaardigheid van een bron op het stimuleren van lichamelijke beweging. ABSTRACT Overgewicht is een steeds groter probleem aan het worden in de wereld. In Nederland leeft bijna de helft van de bevolking met overgewicht en volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek stijgt het aantal mensen met overgewicht elk jaar. Gezondere voeding en voldoende lichamelijke beweging is nodig om een mogelijke obesitas epidemie tegen te gaan. In dit onderzoek is geprobeerd jongvolwassenen te stimuleren om meer te gaan bewegen door het gebruik van message framing en de geloofwaardigheid van de bron in een gezondheidsboodschap. Message framing en de geloofwaardigheid van de bron zijn belangrijke communicatie middelen en zijn verwerkt in vier verschillende condities met dezelfde boodschap. Geconcludeerd kan worden dat bij het lezen van een winst-frame mensen een positievere attitude hebben ten opzichte van lichamelijke beweging dan bij het lezen van een verlies-frame. Voor de mate van geloofwaardigheid in de boodschappen zijn geen significante resultaten gevonden. Sleutelwoorden: obesitas, zwaarlijvigheid, lichamelijke beweging, physical activity, message framing, prospect theorie, source credibility. In 2011 heeft volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 41 procent van de Nederlanders last van overgewicht. Dit betekent dat in 2011 6,5 miljoen Nederlanders kampten met overgewicht. In 2012 is dit probleem groter geworden en kampten vier op de tien Nederlanders met overgewicht. Volgens het CBS neemt het aantal mensen met overgewicht in ons land vanaf 2009 ieder jaar toe. In de leeftijdsgroep 18 jaar en ouder neemt het percentage mensen met overgewicht het snelst toe. Als teveel mensen in een land kampen met overgewicht heeft dit een negatief effect op de volksgezondheid, de economie en de algehele samenleving (Brug & Visscher, 2004; Weel, Hulshof, Proper, & Van Mechelen, 2010). De uiteindelijke oplossing van obesitas ligt voor een groot deel bij de mensen zelf maar verschillende organisaties, het bedrijfsleven, de overheid en het onderwijs kunnen in actie komen om de toekomstige Nederlandse obesitas epidemie te voorkomen (Goldberg & Gunasti, 2007; Lagasse, 2004). Overgewicht ontstaat als de energie inname van een individu groter is dan het energie verbruik. Verkeerde voeding en onvoldoende lichaamsbeweging zijn de belangrijkste oorzaken van deze onevenwichtigheid tussen energie inname en verbruik (Basil, Basil, & Deshpande, 2009; Seider & Petty, 2004). De meeste onderzoeken met betrekking tot overgewicht zijn gericht op het stimuleren van gezonde eetgewoontes en minder op het stimuleren van voldoende lichamelijke beweging (Bui, Kemp, & Howlett, 2011). Lichaamsbeweging is niet alleen belangrijk om overgewicht tegen te gaan, maar levert een belangrijke bijdrage aan de algemene gezondheidstoestand en fitheid van mensen. Lichaamsbeweging kan de incidentie van een aantal chronische ziektes zoals, overgewicht, hart- en vaatziekten, diabetes en verschillende vormen van kanker verminderen. Ongeveer 60 procent van de Nederlandse volwassenen beweegt volgens het CBS onvoldoende. Voor een gezonde actieve levensstijl moet iemands lichamelijke beweging voldoen aan de "Norm voor Gezond Bewegen": tenminste vijf dagen in de week minimaal 30 minuten matig tot intensief bewegen (CBS, 2012; Pate et al., 1995). Het is belangrijk om door middel van gezondheidsvoorlichting 4

lichamelijke beweging te stimuleren (Bassuk & Manson, 2005; Napolitano & Marcus, 2002). Door gezondheidsvoorlichting in Nederland is de bewustwording over het belang van lichamelijke beweging toegenomen (Cavill & Bauman, 2004). De bewustwording over het belang van lichamelijke beweging is er, maar nu moeten Nederlanders nog in beweging komen. Message framing is één van de meest gebruikte communicatie middelen in gezondheidscampagnes. Als message framing op een effectieve manier wordt ingezet, heeft dit een positief effect op gedragsverandering met betrekking tot gezondheidsproblemen (Randolph & Vishwanath, 2004). Een boodschap kan als een winst- of verlies-frame worden geformuleerd en deze frames kunnen andere effecten hebben op hetzelfde gedrag (Rothman & Salovey, 1997). Bij een winst-frame worden positieve uitkomsten van gedrag benadrukt en bij een verlies-frame worden negatieve uitkomsten van het niet uitvoeren van bepaald gedrag benadrukt (Tversky & Kahneman, 1981). Eerdere studies vonden geen eenduidig beeld over de vraag welk type frame het meest effectief is om gezondheidsgedrag te veranderen (Assema, Martens, Ruiter, & Brug, 2001; O Keefe & Jensen, 2007; Rothman & Salovey, 1997). De geloofwaardigheid van de bron heeft een belangrijke rol in gezondheidscampagnes (Pornpitakpan, 2004). De algemene opvatting over de geloofwaardigheid van een bron is dat hoe sterker deze geloofwaardigheid hoe effectiever de boodschap (Pornpitakpan, 2004). Andere onderzoeken spreken deze algemene opvatting tegen; hierin worden positievere effecten gevonden voor een boodschap met een minder geloofwaardige bron dan voor een boodschap met een sterk geloofwaardige bron. De onderzoekers wijten dit tegengestelde effect aan de invloed van andere variabelen die een interactie-effect veroorzaken (Pornpitakpan, 2004). Het interactie-effect tussen de geloofwaardigheid van de bron en message framing is tot op heden onvoldoende onderzocht (Arora, 2000; Arora & Arora, 2004; Arora, Stoner, & Arora, 2006). Het doel van deze scriptie is om te onderzoeken welk message frame in een gezondheidsboodschap effectiever is om jongvolwassenen tussen de 18 en 25 jaar te stimuleren meer te bewegen. Jongvolwassenen in deze leeftijdscategorie bewegen volgens het CBS en het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) doorgaans onvoldoende. Deze doelgroep maakt een grote maatschappelijke ontwikkeling door (voor het eerst op zichzelf wonen, aanvang studie of eerste baan) en heeft hierdoor moeite om voldoende te bewegen (Ball, Brown, & Crawford, 2002; CBS, 2012; Wammes, Oenema, & Brug, 2007). In de theorie zullen allereerst bestaande theorieën en literatuur over lichamelijke beweging, message framing en geloofwaardigheid van de bron besproken worden. Vervolgens zal middels een experiment antwoord worden gegeven op de vraag: In hoeverre stimuleert message framing in gezondheidscampagnes jongvolwassenen tot meer lichamelijke beweging en welke rol speelt de geloofwaardigheid van de bron hierbij?. 5

2. THEORIE 2.1. Lichamelijke beweging Lichamelijke beweging heeft een positieve invloed op de lichamelijke en psychische staat van de mens (Keim, Blanton, & Kretsch, 2004). Voldoende beweging vermindert het risico op vroegtijdige sterfte door verschillende oorzaken (Paffenbarger, Hyde, & Wing, 1986). Vooral sterfte door hartaandoeningen kan door voldoende beweging vermindert worden (Paffenbarger, Hyde, Jung, & Wing, 1984). De norm voor een actieve levensstijl gaat uit van minstens vijf dagen in de week minimaal 30 minuten matig tot intensief bewegen (Pate et al., 1995). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat voldoende lichamelijke beweging invloed heeft op het versterken van spieren en gewrichten, het verbeteren van de algehele gezondheid en het versterken van een positieve mentale staat. Met voldoende beweging wordt niet alleen sporten bedoeld maar ook bewegen in het dagelijks leven, zoals fietsen naar het werk of de universiteit. Als iemand voldoet aan de norm voor een actieve levensstijl heeft dit een positieve invloed op het voorkomen van obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten (Bassuk & Manson, 2005; Keim et al., 2004; Paffenbarger et al., 1984). 2.1.1. Obesitas Men spreekt van obesitas als het lichaam een afwijkende grote hoeveelheid lichaamsvet bevat. Als de energie inname groter is dan het energie verbruik wordt het overschot aan energie opgeslagen als lichaamsvet. Als dit evenwicht tussen energie inname en energie verbruik regelmatig niet in balans is ontwikkelt iemand obesitas (Caballero, 2007; Keim et al., 2004). De Body Mass Index (BMI) wordt gebruikt om deze zwaarlijvigheid te meten. De BMI wordt berekend door het gewicht in kilo s te delen door de lengte in meters in het kwadraat. Als de BMI hoger is dan 30 is er sprake van obesitas (Dietz & Bellizzi, 1999). Verschillende onderzoekers houden zich bezig met het zoeken naar mogelijkheden om het obesitas probleem in de wereld tegen te gaan. De meeste onderzoekers richten zich op het stimuleren van gezondere eetgewoontes en niet zozeer op het stimuleren van lichamelijke beweging (Assema et al., 2001; Bannon & Schwartz, 2006; Deshpande, Basil, M. D., & Basil, D. Z., 2009; Kemp & Grier, 2011). Het stimuleren van lichamelijke beweging heeft een positieve invloed op de stofwisseling en op verschillende psychologische aspecten waardoor zwaarlijvigheid kan worden verminderd. Door voldoende lichamelijke beweging wordt de overtollige energie niet opgeslagen als vet maar verbrand en verwerkt door het lichaam (Bui et al., 2011; Keim et al., 2004). 2.1.2. Diabetes Voldoende lichamelijke beweging vergroot het insuline gehalte in het lichaam wat nodig is voor het afbreken van glucose (Araujo-Vilar et al., 1997). Lichamelijke beweging heeft hierdoor een belangrijke rol in het voorkomen van verworven diabetes (type 2). Het stijgende aantal mensen met verworven diabetes is in verschillende onderzoeken gelinkt aan lichamelijke inactiviteit (Araujo-Vilar et al., 1997; Helmrich, Ragland, Leung, & Paffenbarger, 1991; Manson et al., 1992). Verschillende interventies om iemands levensstijl te veranderen met betrekking tot lichamelijke 6

beweging hebben geleid tot minder gevallen van diabetes in bepaalde populaties. In verschillende gevallen waarbij mensen met verworven diabetes meer gingen bewegen is een verbetering van de insuline gevoeligheid gevonden (Knowler et al., 2002; Knowler et al., 2009; Mayer-Davis et al., 1998). 2.1.3. Hart- en vaatziekten De relatie tussen voldoende lichamelijke beweging en hart- en vaatziekten wordt al vele jaren onderzocht. Voldoende lichamelijke beweging stimuleert de vet en bloed circulatie (Huttunen et al., 1979), verlaagt de bloeddruk (Arroll & Beaglehole, 1992), vermindert bloedstolling en ophoping (El-Sayed, 1996), en vermindert het risico op hartritmestoornissen (Hinkle, Thaler, Merke, Renier-Berg, & Morton, 1988). Lichamelijke beweging voorkomt via al de bovengenoemde mechanismen hart- en vaatziekten (Keim et al., 2004). 2.1.4. Geestelijk welzijn Lichamelijke beweging heeft invloed op verschillende psychologische aspecten (Galper, Trivedi, Barlow, Dunn, & Kampert, 2006). Voldoende beweging helpt bij het omgaan met depressies en lichte vormen van angststoornissen. Voldoende lichamelijke beweging heeft ook een positieve invloed op het verloop van depressies. Inactieve mensen hebben een twee keer zo grote kans om een depressie te ontwikkelen dan actieve mensen (Dunn, Trivedi, & O Neal, 2001; Galper et al., 2006). 2.1.5. Cognitieve functies Uit verschillende onderzoeken blijkt dat voldoende beweging een positief effect heeft op verschillende cognitieve functies. Bewegen op lange termijn (langer dan 6 maanden, elke dag 45-60 minuten) heeft een positief effect op cognitieve functies (Churchill et al., 2002). Cognitieve functies zoals plannen, schematisch denken, coördineren en het geheugen worden positief gestimuleerd door voldoende lichamelijke beweging (Anderson et al., 2000; Black, Isaacs, Anderson, & Alcantara, 1990; Churchill et al., 2002; Colcombe & Kramer, 2003). Naar aanleiding van de hierboven besproken literatuur wordt geconcludeerd dat voldoende lichamelijke beweging van belang is voor een gezonde levensstijl. Het stimuleren van lichamelijke beweging door middel van gezondheidsboodschappen is van belang. In de inleiding is besproken dat message framing een belangrijk communicatie middel is dat wordt gebruikt in gezondheidscampagnes. Om te onderzoeken wat het effect van message framing op het stimuleren van lichamelijke beweging is moet rekening worden gehouden met het verschil tussen een winst- en verlies-frame (Latimer, Brawley, & Bassett, 2010; Latimer et al., 2008; Rothman & Salovey, 1997). 7

2.2. Message framing In deze scriptie wordt gebruik gemaakt van message framing als belangrijke persuasieve tool in een voorlichtingsboodschap om lichamelijke beweging te stimuleren. Door message framing op de juiste manier te gebruiken kan de effectiviteit van de gezondheidsboodschap worden vergroot (Salovey & Williams- Piehota, 2004). Uit eerdere onderzoeken blijkt dat onderzoekers het eens zijn over het feit dat het belangrijk is op welke wijze een boodschap geformuleerd wordt maar over welk type formulering het meest effectief is, is geen overeenstemming (Ganzach & Karsahi, 1995; Kahneman & Tversky, 1979; Maheswaran & Meyers-Levy, 1990; Smith & Petty, 1996). De prospect theorie van Kahneman en Tversky (1979) geeft een theoretische verklaring voor het effect van message framing. 2.2.1. De prospect theorie De prospect theorie van Kahneman en Tversky (1979) gaat ervan uit dat iemands reactie op een boodschap afhankelijk is van de wijze waarop de boodschap wordt geformuleerd. De theorie houdt in dat mensen risico s willen vermijden als een boodschap gericht is op positieve uitkomsten van het aanbevolen gedrag. Iemand zal dan eerder kiezen voor een kleine, maar zekere winst dan voor een grotere onzekere winst. Indien een boodschap is gericht op negatieve uitkomsten van het aanbevolen gedrag zal iemand risico s willen nemen. Iemand zal voor een onzeker groot verlies kiezen in plaats van een zeker klein verlies. De voorkeur om een risico te vermijden of te nemen hangt af van het feit of de boodschap geformuleerd is als een winst-frame of een verlies-frame. Een winst-frame legt de nadruk op de positieve gevolgen van het aanbevolen gedrag en een verlies-frame legt de nadruk op de negatieve gevolgen van het niet uitvoeren van het aanbevolen gedrag. In het geval van lichamelijke beweging zou dit betekenen dat winst-frames de positieve gevolgen van lichamelijk bewegen benadrukken (bijvoorbeeld: Door voldoende te bewegen is de kans op suikerziekte kleiner ) en dat verlies frames de negatieve gevolgen van inactiviteit benadrukken (bijvoorbeeld: Door onvoldoende lichamelijke beweging is de kans op suikerziekte groter ). Wanneer de mogelijke uitkomsten van bepaald gedrag worden geformuleerd in termen van winst, zullen mensen risicomijdend gedrag vertonen en wanneer de mogelijke uitkomsten van bepaald gedrag worden geformuleerd in termen van verlies, zullen mensen risico s nemen. Dit manipuleren en formuleren van de boodschap wordt framing genoemd. In Figuur 1 is een schematische weergave van de prospect theorie te zien. Redeneren Risiconemend Risicomijdend Framing Figuur 1: Schematische weergave Prospect Theorie van Kahneman en Tversky (1979). 8

Tversky en Kahneman (1981) illustreren in hun onderzoek het message framing effect en het verschil tussen een winst- en verlies-frame door hun respondenten een keuzeprobleem voor te leggen. In het onderzoek wordt de respondenten gevraagd zich voor te stellen dat men adviseur van een president is en in die functie krijgt men het volgende dilemma voorgelegd: In het land is een epidemie aan de gang waaraan 600 mensen kunnen overlijden. Twee verschillende scenario s zijn ontwikkeld om de epidemie te bestrijden maar men mag slechts één scenario adviseren aan de president. Scenario één houdt in dat 200 levens kunnen worden gered en scenario twee houdt in dat er één derde kans is dat 600 levens worden gered maar twee derde kans dat niet één leven wordt gered. In het onderzoek kiest 72 procent van de respondenten voor scenario één. Scenario één heeft namelijk de zekerheid dat 200 levens gered worden en scenario twee heeft maar één derde kans dat meer levens worden gered. Maar wat als de twee scenario s anders worden geformuleerd?: Scenario één houdt in dat 400 levens niet kunnen worden gered en scenario twee houdt in dat één derde kans bestaat dat niemand zal sterven en twee derde kans dat 600 levens niet kunnen worden gered. Uit het onderzoek blijkt dat in deze situatie de respondenten een andere keuze maken: 78 procent koos in dit geval voor het tweede scenario. De inhoud van deze twee scenario s verschillen niet van de eerder genoemde twee scenario s. Deze verandering in keuze van de respondenten wordt veroorzaakt door loss-aversion. Mensen willen liever een eventueel verlies proberen te vermijden dan winst behalen (Tversky & Kahneman, 1991). Meyerowitz en Chaiken (1987) deden onderzoek naar het effect van message framing in een voorlichtingsboodschap om borst-zelf-onderzoek bij vrouwen te stimuleren. Aan de hand van Kahneman en Tversky (1979) stellen de onderzoekers dat borst-zelfonderzoek risiconemend gedrag is. Door borst-zelf-onderzoek hebben vrouwen de kans borstkanker te constateren. De onderzoekers verwachten dat een verlies-frame effectiever is in het stimuleren van borst-zelf-onderzoek. Uit de resultaten blijkt dat door de negatieve gevolgen van het niet meedoen aan borst-zelf-onderzoek te benadrukken vrouwen eerder borst-zelf-onderzoek uitvoeren dan wanneer de positieve gevolgen van een borst-zelf-onderzoek worden benadrukt. Rothman en Salovey (1997) maken onderscheid in aanbevolen gedrag dat een gezondheidsprobleem vermijdt (preventiegedrag) en aanbevolen gedrag dat een gezondheidsprobleem vaststelt (detectiegedrag). Preventiegedrag is gedrag dat gezondheidsproblemen kan voorkomen waardoor het risicomijdend gedrag is (bijvoorbeeld het gebruiken van zonnebrand om niet te verbranden). Detectiegedrag is gedrag dat gezondheidsproblemen vaststelt waardoor het risico nemend gedrag is (bijvoorbeeld een borstkanker onderzoek om vast te stellen of men borstkanker heeft). De onderzoekers concluderen dat een winst-frame effectiever is voor preventiegedrag en een verlies-frame effectiever is voor detectiegedrag (Rothman & Salovey, 1997; Rothman, Martino, Bedell, Detweiler, & Salovey, 1999). De theorie van Kahneman en Tversky (1979) en Rothman en Salovey (1997) over het gebruik van message framing wordt toegepast op het stimuleren van lichamelijke 9

beweging. Lichamelijke beweging zou volgens de theorie preventiegedrag zijn en zou dus risicomijdend gedrag zijn. Door lichamelijke beweging kan je verschillende ziektes voorkomen of voorkomen dat ziektes verergeren. Volgens de message framing theorie zou het gebruiken van een winst-frame in een persuasieve gezondheidsboodschap voor het stimuleren van lichamelijke beweging effectiever werken dan een verlies-frame. Naar aanleiding van de besproken theorieën wordt in het onderhavige experiment de volgende hypothese getoetst: Hypothese 1: Een winst-frame boodschap heeft een groter effect op het stimuleren van lichamelijke beweging dan een verlies-frame boodschap. In de inleiding is naast message framing ook het belang van een geloofwaardige bron in gezondheidscampagnes besproken. Om te onderzoeken wat het belang is van een geloofwaardige bron om lichamelijke beweging te stimuleren moet het begrip worden geoperationaliseerd. 2.3. Geloofwaardigheid van de bron De effectiviteit van een boodschap wordt vergroot door de geloofwaardigheid van de bron. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de geloofwaardigheid van de bron invloed heeft op de mate van attitude- en gedragsveranderingen (Pornpitakpan, 2004). Wanneer een bron als geloofwaardig wordt beschouwd, heeft dit een positiever effect op de overtuigingskracht van de boodschap dan wanneer een bron als ongeloofwaardig wordt beschouwd. Door het gebruiken van een geloofwaardige bron in voorlichtingsboodschappen met betrekking tot gezondheid worden mensen eerder overtuigd bepaald gedrag of een attitude te veranderen (O Keefe, 2003; O Keefe, 2009). De geloofwaardigheid van de bron wordt beïnvloed door de waargenomen deskundigheid en betrouwbaarheid van de bron. Deskundigheid kan worden onderverdeeld in de mate van expertise en ervaring van de bron. Betrouwbaarheid kan worden onderverdeeld in de mate van belangenloosheid en oprechtheid van de bron (Hoeken, Hornikx, & Hustinx, 2009; McGuire, 1969). McGuire (1969) voegt nog een extra element toe dat invloed heeft op de geloofwaardigheid van de bron: de (fysieke) aantrekkelijkheid van de bron. De aantrekkelijkheid van de bron kan worden onderverdeeld in de mate van bekendheid en leukheid van de bron en de mate van gelijkenis die de ontvanger ervaart met de bron. Een aantrekkelijke bron wordt als geloofwaardiger beschouwd dan een onaantrekkelijke bron en heeft hierdoor een sterker effect op attitude- en gedragsverandering (McGuire, 1969; Norman, 1976; Wiegman, 1985). Om de geloofwaardigheid te toetsen wordt een bron geëvalueerd op deze drie onderdelen. Indien bij het verwerken van een boodschap geen intensieve hersenactiviteit vereist is wordt de attitudeverandering nog sterker bepaald door de deskundigheid van de bron (O Keefe, 2003). Indien de bron als deskundig wordt ervaren heeft dit positieve gevolgen op de overtuigingskracht van de boodschap (Hoeken et al., 2009; Maddux & Rogers, 1980). 10

Uit het merendeel van eerdere onderzoeken blijkt dat het gebruik van een sterk geloofwaardige bron effectiever is dan het gebruik van een minder geloofwaardige bron (Pornpitakpan, 2004). Geloofwaardige bronnen hebben volgens de meeste onderzoeken een positiever effect op het overtuigen van mensen dan minder geloofwaardige bronnen. Een deskundige, betrouwbare en aantrekkelijke bron heeft een positiever effect dan een minder deskundige, minder betrouwbare en minder aantrekkelijke bron (Albright & Levy, 1995; Braunsberger, 1996; McGinnies & Ward, 1980). Braunsberger (1996) concludeert in zijn onderzoek naar het effect van celebrity endorsement in reclames dat de endorser die wordt beschouwd als een deskundige bron een positiever effect heeft op attitudeveranderingen dan de endorser die wordt beschouwd als een minder deskundige bron. Albright en Levy (1995) deden onderzoek naar iemands reactie na het ontvangen van feedback tijdens verschillende groepsopdrachten. Uit het onderzoek blijkt dat mensen op de feedback van een betrouwbare bron (een professioneel iemand die was ingehuurd om feedback te geven) positiever reageerden dan op de feedback van een minder betrouwbare bron (iemand die zelf meedeed aan de groepsopdrachten). Eveneens concluderen McGinnies en Ward (1980) dat een aantrekkelijke en betrouwbare docent meer invloed uitoefent op studenten dan een minder aantrekkelijke en minder betrouwbare docent. De deskundigheid, betrouwbaarheid en de aantrekkelijkheid van de bron samen zijn de basis van de geloofwaardigheid van de bron (Pornpitakpan, 2004). De positieve conclusies over het gebruiken van een sterk geloofwaardige bron worden tegengesproken door onderzoekers die positievere effecten vonden voor een minder geloofwaardige bron dan een sterk geloofwaardige bron (Pornpitakpan, 2004). Uit verschillende onderzoeken blijkt dat een sterk geloofwaardige bron niet zo n sterk effect heeft op attitudeveranderingen als men denkt door de invloed van andere variabelen. In deze onderzoeken wordt geen steun gevonden voor het effect van geloofwaardigheid op attitude-, intentie- of gedragsveranderingen door de invloed van andere variabelen (Dholakia, 1986; Dholakia & Sternthal, 1977; Johnson & Izzett, 1972; Johnson & Scileppi, 1969; Tybout, 1978). Uit onderzoek van Johnson en Izzett (1972) en Johnson en Scileppi (1969) blijkt dat wanneer men sterk betrokken is bij de boodschap de attitude-, intentie- of gedragsverandering minder beïnvloed wordt door de geloofwaardigheid van de bron. Mensen die sterk betrokken zijn bij een boodschap beschikken over meer kennis over het onderwerp en worden hierdoor minder beïnvloed door de geloofwaardigheid van de bron (Wilson & Sherrell, 1993). Uit het onderzoek van Tybout (1978) over het stimuleren van respondenten om zich in te schrijven bij een zorgverzekering blijkt eveneens dat de betrokkenheid van de proefpersonen de overtuigingskracht van de boodschap beïnvloed. Dholokia en Sternthal (1977) geven als verklaring voor het niet eenduidige beeld over de effecten van de geloofwaardigheid van een bron de Cognitieve Respons Theorie. Volgens deze theorie hangt de mate waarin iemand overtuigd kan worden af van twee associaties die opkomen tijdens het lezen van een boodschap. De eerste, boodschapassociaties, zijn associaties die opkomen door informatie uit de boodschap. De tweede, 11

eigen-associaties, zijn associaties die wel met de boodschap te maken hebben maar die onafhankelijk hiervan in de gedachten opkomen. Zowel de boodschap-associaties als de eigen-associaties kunnen informatie uit de boodschap bevestigen of tegenspreken. De geloofwaardigheid van een bron heeft invloed op het activeren van de eigen-associaties (Dholokia & Sternthal, 1977). Een minder geloofwaardige bron heeft een positief effect op het activeren van de eigen-associatie en een sterk geloofwaardige bron heeft een negatief effect op het activeren van de eigenassociaties. Eigen-associaties kunnen de informatie uit een boodschap bevestigen of tegenspreken en daarom is het belangrijk te achterhalen wat de eigen-associaties zijn bij een bepaald onderwerp. Indien de eigen-associaties een boodschap tegenspreken dan is een sterk geloofwaardige bron effectiever. Als de eigen-associaties de boodschap bevestigen dan is het gebruik van een minder geloofwaardige bron effectiever. In het kort, indien een individu een positieve attitude heeft ten opzichte van een onderwerp is het gebruik van een minder geloofwaardige bron effectiever om attitudes, intenties of gedrag te beïnvloeden. Indien een individu een negatieve attitude heeft ten opzichte van een onderwerp is het gebruik van een sterk geloofwaardige bron effectiever om attitudes, intenties of gedrag te beïnvloeden. De meeste jongvolwassenen in Nederland hebben een negatieve attitude ten opzichte van bewegen door verschillende belemmeringen die hen ervan weerhouden meer te bewegen (Hildebrandt, Ooijendijk, & Hopman-Rock, 2007; Ronda, Assema, & Brug, 2001). Tijdgebrek, geen zin, lichamelijk niet in staat zijn en drukke werkzaamheden zijn de voornaamste redenen voor jongvolwassenen om niet voldoende te bewegen. Eén op de vijf jongvolwassenen in Nederland geeft als voornaamste reden dat zij geen zin hebben om te bewegen (Ball et al., 2002; Hildebrandt & Ooijendijk, 2009). Deze doelgroep bevindt zich in een drukke periode van hun leven en maken een grote maatschappelijke ontwikkeling door. Deze doelgroep heeft over het algemeen een negatieve attitude ten opzichte van lichamelijke beweging omdat voldoende lichamelijke beweging tijd en energie kost (Brug, Oenema, & Ferreira, 2005; Cavill & Bauman, 2004; Marcus, Owen, Forsyth, Cavill, & Fridinger, 1998; Wammes et al., 2007). Naar aanleiding van de hierboven besproken literatuur wordt in dit scriptieonderzoek verwacht dat het gebruik van een sterk geloofwaardige bron effectiever is dan het gebruik van een minder geloofwaardige bron om lichamelijke beweging te stimuleren. Uit de literatuur blijkt dat het effectiever is om een sterk geloofwaardige bron te gebruiken dan een minder geloofwaardige bron bij groepen die een negatieve attitude hebben ten opzichte van bepaald gedrag. In het onderhavige experiment wordt de volgende hypothese getoetst: Hypothese 2: Een sterk geloofwaardige bron heeft een positiever effect op het stimuleren van lichamelijke beweging dan een minder geloofwaardige bron. 12

2.4. Geloofwaardigheid en message framing Het gebruik van message framing en een sterk geloofwaardige bron in dezelfde gezondheidsboodschap is onvoldoende onderzocht (Arora, 2000; Arora & Arora, 2004; Arora et al., 2006). Arora, Stoner en Arora (2006) stellen dat het gebruik van een sterk geloofwaardige bron in voorlichtingsboodschappen noodzakelijk is om attitudes, intenties of gedrag te veranderen. Als het gebruik van een sterk geloofwaardige bron niet mogelijk is dan is het gebruik van een winst-frame essentieel om attitudes, intenties of gedrag te veranderen. Het interactie-effect tussen een sterk geloofwaardige bron en een winst-frame is volgens de onderzoekers nog onvoldoende onderzocht. Arora (2000) en Grewal, Gotlieb en Marmorstein (1994) verwachten dat een interactie-effect ontstaat bij het gebruik van message framing en de geloofwaardigheid van de bron in dezelfde boodschap. Uit het onderzoek van Arora (2000) blijkt dat bij een minder geloofwaardige bron een winst-frame effectiever is dan een verlies-frame. Uit het onderzoek van Grewal et al. (1994) blijkt dat de persuasieve invloed van een boodschap het sterkste is als de boodschap een sterk geloofwaardige bron en een verlies-frame gebruikt. Maheswaran en Meyers- Levy (1990) verwachten dat een verlies-frame in combinatie met een sterk geloofwaardige bron en een winst-frame in combinatie met een minder geloofwaardige bron meer effect heeft op attitudeverandering. Zowel message framing als de geloofwaardigheid van een bron zijn belangrijke persuasieve communicatie middelen maar tot op heden is het interactie-effect tussen message framing en geloofwaardigheid te weinig onderzocht. Naar aanleiding van de besproken literatuur wordt in dit scriptieonderzoek verwacht dat een interactie-effect bestaat tussen message framing en de geloofwaardigheid van de bron. In het onderzoek wordt verwacht dat een winst-frame effectiever is in combinatie met een minder geloofwaardige bron en een verlies-frame effectiever is in combinatie met een sterk geloofwaardige bron. In het onderhavige experiment wordt de volgende hypothese getoetst: Hypothese 3: Om lichamelijke beweging te stimuleren zullen verlies-frames effectiever zijn in combinatie met een sterk geloofwaardige bron en winst-frames effectiever zijn in combinatie met een minder geloofwaardige bron. 13

3. METHODE 3.1. Steekproef De proefpersonen zijn geworven via e-mail en Facebook in eigen kennissenkring. Via Facebook zijn allereerst potentiële proefpersonen benaderd om mee te doen aan het onderzoek. De proefpersonen die mee wilden doen lieten dit door middel van een email weten. Via email zijn de proefpersonen geïnformeerd over het onderzoek en is een Qualtrics link en een digitaal dagboek toegestuurd. Van de 150 benaderde proefpersonen hebben 134 proefpersonen de vragenlijst ingevuld en 119 proefpersonen het volledige onderzoek (vragenlijst en dagboek) ingevuld. De leeftijd van de proefpersonen ligt tussen de achttien en vijfentwintig jaar. Aan het onderzoek hebben 98 vrouwen en 37 mannen meegedaan. 3.2. Experimenteel design Om de hypothesen te toetsen is een experiment uitgevoerd met een 2 (message frame: winst vs. verlies) x 2 (geloofwaardigheid van de bron: sterk vs. minder sterk) factorial tussen-participanten design. De proefpersonen zijn random toegewezen aan één van de vier condities. De boodschap is gericht op het beïnvloeden van lichamelijke beweging. Lichamelijke beweging is om verschillende redenen goed voor de gezondheid. Voor het stimuleren van lichamelijke beweging is een winst-frame boodschap en een verlies-frame boodschap vanuit een sterk geloofwaardige en vanuit een minder geloofwaardige bron geschreven als manipulatiemateriaal. De winst- en verlies-frames zijn hetzelfde qua schrijfstijl, verhaallijn en lengte om zo voor andere variabelen te controleren. De verlies-frames zijn zo aangepast dat de positieve termen uit de winst-frames negatief zijn gemaakt. De positieve termen uit de winst-frames geven aan dat door voldoende lichamelijke beweging het risico op suikerziekte, verschillende vormen van kanker, hartziekten en overgewicht vermindert. De negatieve termen uit de verlies-frames geven aan dat door onvoldoende lichamelijke beweging het risico op suikerziekte, verschillende vormen van kanker, hartziekten en overgewicht vergroot wordt. De positieve termen uit de winst-frames geven aan dat door elke dag van de week of in ieder geval om de dag minstens 30 minuten te bewegen er een kleinere kans is op depressiviteit en dat voldoende lichamelijke beweging de kwaliteit van leven en het zelfvertrouwen verhoogt. De negatieve termen uit de verlies-frames geven aan dat door niet elke dag van de week of in ieder geval om de dag minstens 30 minuten te bewegen er een grotere kans is op depressiviteit en dat onvoldoende lichamelijke beweging de kwaliteit van leven en het zelfvertrouwen vermindert. Tot slot geven de positieve termen uit de winstframes aan dat door voldoende lichamelijke beweging het aantal levensjaren flink toeneemt. De negatieve termen uit de verlies-frames geven aan dat door onvoldoende lichamelijke beweging het aantal levensjaren flink afneemt. In twee condities is een foto van een sterk geloofwaardige bron toegevoegd en in twee condities is een foto van een minder geloofwaardige bron toegevoegd. Een foto van een professioneel, aantrekkelijk uitziende persoon en een relevante academische titel 14

voor de naam van de bron maakt de bron sterk geloofwaardig. De geloofwaardige bron wordt als volgt geformuleerd: Drs. N. van Heuvelen hoogleraar Gezondheid en Leven aan de Vrije Universiteit Amsterdam in samenwerking met de World Health Organization (WHO). De minder geloofwaardige bron wordt als volgt geformuleerd: Drs. M. Trip docent Vrijetijdskunde aan de Universiteit Tilburg heeft een groot interesse in de Stichting Plezier en Leven. In Figuur 2 volgen als voorbeeld twee van de vier gemanipuleerde boodschappen om het verschil in frames en geloofwaardigheid duidelijk te maken. De teksten zijn hetzelfde op een paar woorden en zinnen na; deze woorden en zinnen zijn dikgedrukt. Winst-frame boodschap in combinatie met een sterk geloofwaardige bron. Meer beweging onder Nederlanders is belangrijk voor een gezonder leven. Daarom zal ik je deze week vragen om bewust na te denken over beweging. Ik zal jouw lichamelijke beweging gaan volgen gedurende zeven dagen. Lichamelijke beweging is belangrijk om verschillende redenen. Drs. N. van Heuvelen hoogleraar Gezondheid en Leven aan de Vrije Universiteit Amsterdam concludeert in samenwerking met de World Health Organization (WHO) dat door voldoende lichamelijke beweging het risico op suikerziekte, verschillende vormen van kanker, hartziekten en overgewicht vermindert. Bovendien is door elke dag van de week of in ieder geval om de dag minstens 30 minuten te bewegen een kleinere kans op depressiviteit en het verhoogt de kwaliteit van leven en het zelfvertrouwen. Tot slot concludeert Drs. N. van Heuvelen dat door voldoende lichamelijke beweging het aantal levensjaren flink toe zal nemen. Geconcludeerd kan worden dat voldoende lichamelijke beweging (simpelweg elke dag of om de dag 30 minuten bewegen) verschillende positieve gevolgen met zich meebrengt. Niet alleen positieve gevolgen voor jouw dagelijks leven maar het zal ook je levensverwachting vergroten. Verlies-frame boodschap in combinatie met een minder geloofwaardige bron. Meer beweging onder Nederlanders is belangrijk voor een gezonder leven. Daarom zal ik je deze week vragen om bewust na te denken over beweging. Ik zal jouw lichamelijke beweging gaan volgen gedurende zeven dagen. Lichamelijke beweging is belangrijk om verschillende redenen. Drs. M. Trip docent Vrijetijdskunde aan de Universiteit Tilburg concludeert door haar interesse in de Stichting Plezier en Leven dat door onvoldoende lichamelijke beweging het risico op suikerziekte, verschillende vormen van kanker, hartziekten en overgewicht vergroot wordt. Bovendien is door niet elke dag van de week of in ieder geval om de dag minstens 30 minuten te bewegen een grotere kans op depressiviteit en het vermindert de kwaliteit van leven en het zelfvertrouwen. Tot slot concludeert Drs. M. Trip dat door onvoldoende lichamelijke beweging het aantal levensjaren flink afneemt. Geconcludeerd kan worden dat onvoldoende lichamelijke beweging (simpelweg niet elke dag of om de dag 30 minuten bewegen) verschillende negatieve gevolgen met zich meebrengt. Niet alleen negatieve gevolgen voor jouw dagelijks leven maar het zal ook je levensverwachting verkleinen. Figuur 2: Twee van de vier gemanipuleerde boodschappen. 15

Het effect van de onafhankelijke variabelen is onderzocht op drie afhankelijke variabelen: op het gedrag met betrekking tot lichamelijke beweging, de attitude ten opzichte van lichamelijke beweging en de intentie om te gaan bewegen. 3.3. Procedure De proefpersonen kunnen vrijwillig mee doen aan het onderzoek. De proefpersonen zijn via Facebook benaderd en na toestemming is het onderzoek via email toegestuurd. De uitleg over het onderzoek, de Qualtrics link met de gemanipuleerde boodschap en met de vragenlijst en het digitale dagboek zijn via dezelfde email verstuurd naar de proefpersonen. In de Qualtrics link zijn de proefpersonen allereerst blootgesteld aan het IC-formulier. De volgende elementen zijn in het IC-formulier besproken: de anonimiteit van de antwoorden is gewaarborgd, de proefpersoon kan deelname weigeren, in het onderzoek vindt geen misleiding plaats en na afloop van het onderzoek kan de proefpersoon desgewenst de beschikking krijgen over de onderzoeksrapportage. De gegevens van de projectleider en van de Commissie Ethiek zijn in het IC-formulier weergegeven. De proefpersonen kunnen pas door met het onderzoek als zij aangeven dat zij het IC-formulier gelezen hebben en akkoord gaan met de voorwaarden van het onderzoek. De proefpersonen zijn vervolgens random aan één van de vier condities blootgesteld. De proefpersonen kunnen de vragenlijst invullen wanneer zij aangeven de boodschap in zijn geheel aandachtig te hebben gelezen. De vragenlijst bestaat uit tien vragen en het invullen ervan neemt ongeveer vijf minuten in beslag. Vervolgens is de proefpersonen gevraagd gedurende zeven dagen hun lichamelijke beweging in een digitaal dagboek bij te houden. Het gebruik van deze methode wordt vaker toegepast omdat het praktisch is, geen geld kost, proefpersonen beperkt belast en deze methode in de wetenschap algemeen geaccepteerd is (Dishman, Washburn, & Schoeller, 2001). Ondanks dat zelfrapportages via dagboeken effectief zijn om informatie te verschaffen over lichamelijke beweging is er de mogelijkheid dat zelf-rapportages de ware lichamelijke beweging onder- of overschatten. Zelf-rapportages met betrekking tot lichamelijke beweging kunnen worden beïnvloed door geheugen bias (onnauwkeurig geheugen) (Prince, Adamo, Hamel, Hardt, Gorber, & Tremblay, 2008; Shephard, 2003). In dit onderzoek is zoveel mogelijk rekening gehouden met de mogelijke geheugen bias door de proefpersonen elke dag een herinneringsmail te sturen om het dagboek in te vullen. Het dagboek bestaat uit negen vragen die met ja of nee beantwoord kunnen worden: Ik heb vandaag minimaal 30 minuten gesport in de sportschool, Ik heb vandaag minimaal 30 minuten hardgelopen, Ik heb vandaag de fiets gepakt in plaats van de scooter, of de auto of het openbaar vervoer, Ik heb vandaag tijdens mijn lunchpauze een rondje gelopen, Ik heb vandaag een fietstocht gemaakt, Ik heb vandaag de trap genomen in plaats van de lift, Ik heb vandaag de trap genomen in plaats van de roltrap, Ik heb gevoetbald vandaag, Ik heb gehockeyd vandaag. Aan het einde van de zeven dagen is gevraagd om het ingevulde dagboek terug te sturen naar de onderzoeker. In Figuur 3 volgt als voorbeeld een deel van het dagboek met de eerste vijf vragen over lichamelijke beweging gedurende zeven dagen. 16

Figuur 3: Digitaal dagboek. Twee extra vragen in de vragenlijst en in het dagboek zijn gebruikt als identificatoren om de vragenlijst en het dagboek van dezelfde proefpersoon aan elkaar te kunnen koppelen. 3.4. Meetinstrument De variabele gedrag met betrekking tot lichamelijke beweging is gemeten aan de hand van het digitale dagboek dat de proefpersonen moesten bijhouden. De afhankelijke variabelen attitude ten opzichte van lichamelijke beweging en intentie om te gaan bewegen zijn via de vragenlijst gemeten. De onafhankelijke variabelen geloofwaardigheid van de bron en de boodschap zijn eveneens via de vragenlijst gemeten. Naast de bovengenoemde variabelen zijn enkele controlevariabelen gemeten: leeftijd, geslacht, zelfbeeld ten aanzien van lichamelijke beweging en tevredenheid over lichamelijke beweging. Hieronder wordt kort toegelicht hoe de afhankelijke en onafhankelijke variabelen via de vragenlijst worden gemeten. Attitude ten opzichte van lichamelijke beweging De proefpersonen geven aan op bipolaire negen-puntsschalen in welke mate zij lichamelijke beweging slecht/goed, niet leuk/leuk en saai/spannend vinden. Op deze wijze is de attitude ten opzichte van lichamelijke beweging vastgesteld (Cronbach s alpha = 74). Deze meetprocedure is gelijk aan die uit het onderzoek van Azjen en Fishbein (1980). Intentie om te gaan bewegen Om de intentie van de proefpersonen om te gaan bewegen te meten is gebruik gemaakt van een schaal met vijf items (Cronbach s alpha = 65). De schaal is gebaseerd op het onderzoek met negentien items van Courneya en McAuley (1994). De proefpersonen geven aan op bipolaire negen-puntsschalen, van heel 17

onwaarschijnlijk tot heel waarschijnlijk, wat de kans is dat zij de komende twee weken: voldoende gaan bewegen, 30 minuten per dag gaan bewegen, de trap gaan nemen in plaats van de lift, hard gaan lopen, naar de sportschool gaan. Geloofwaardigheid van de boodschap Om de geloofwaardigheid van de boodschap te meten is gebruik gemaakt van een schaal met zes items (Cronbach s alpha = 0,94). De schaal met zes items is gebaseerd op de criteria waaraan een boodschap moet voldoen om geloofwaardig te zijn (Hoeken et al., 2009; McGuire, 1964; McGuire, 1969; Wiegman, 1985; Wiegman et al., 1981; Wilson & Sherrell, 1993). De proefpersonen geven op bipolaire negenpuntsschalen aan in welke mate zij de boodschap, heel onbetrouwbaar/heel betrouwbaar, helemaal niet leuk/heel leuk, heel oneerlijk/heel eerlijk, heel onoprecht/heel oprecht, heel ondeskundig/heel deskundig en heel ongeloofwaardig/heel geloofwaardig vinden. Geloofwaardigheid van de bron Om de geloofwaardigheid van de bron te meten is gebruik gemaakt van een schaal met negen items (Cronbach s alpha = 0.96). De schaal met negen items is gebaseerd op de criteria waaraan een bron moet voldoen om geloofwaardig te zijn (Hoeken et al., 2009; McGuire, 1964; McGuire, 1969; Wiegman, 1985; Wiegman et al., 1981; Wilson & Sherrell, 1993). De proefpersonen geven op bipolaire negen-puntsschalen aan in welke mate zij de bron heel onbetrouwbaar/heel betrouwbaar, helemaal niet leuk/heel leuk, heel oneerlijk/heel eerlijk, heel onoprecht/heel oprecht, heel ondeskundig/heel deskundig, heel ongeloofwaardig/heel geloofwaardig, heel onsympathiek/heel sympathiek, heel onaardig/heel aardig, heel onaantrekkelijk/heel aantrekkelijk en heel onvriendelijk/heel vriendelijk vinden. 18

4. RESULTATEN 4.1. Attitude Naar aanleiding van de theorie wordt in dit onderzoek verwacht dat een boodschap geformuleerd als een winst-frame een positiever effect heeft op de attitude van de proefpersonen dan een boodschap geformuleerd als een verlies-frame. Ook wordt verwacht dat een geloofwaardige bron een positiever effect heeft op de attitude van de proefpersonen dan een minder geloofwaardige bron. De attitude van de proefpersonen ten opzichte van lichamelijke beweging wordt gemeten door drie items. De proefpersonen geven op negen-puntsschalen antwoord op de vragen: Lichamelijke beweging vind ik niet leuk/leuk, saai/spannend en slecht/goed. De betrouwbaarheid van de drie items samen (Attitude Totaal) is gemeten en heeft een Cronbach s alpha van 0,74 wat aangeeft dat de drie items consistent zijn met elkaar. Conform de verwachtingen voor dit experiment hebben de proefpersonen die de winst-frame hebben gelezen hebben een positievere attitude ten opzichte van lichamelijke beweging (M = 7,10, SD = 1,22) dan de proefpersonen die de verliesframe gelezen hebben (M = 6,94, SD = 1,33). De proefpersonen die de sterk geloofwaardige bron hebben gelezen hebben een iets positievere attitude ten opzichte van lichamelijke beweging (M = 7,03, SD = 1,26) dan de proefpersonen die de boodschap met de minder geloofwaardige bron hebben gelezen (M = 6.96, SD = 1,18). Vrouwen (M = 7,02, SD = 1,09) en mannen (M = 6,94, SD = 1,52) lijken vrijwel dezelfde attitude te hebben ten opzichte van lichamelijke beweging. De resultaten zijn te zien in Figuur 4. Attitude Totaal 7,15 7,1 7,05 7 6,95 6,9 6,85 Message frame Geloofwaardigheid Geslacht Figuur 4: Attitude Totaal: Gemiddelde scores. N=133. Winst-frame Verlies-Frame Sterk geloofwaardig Minder geloofwaardig Mannen Vrouwen Om vast te stellen of de verschillen niet aan toeval zijn te wijten, is een univariate variantieanalyse uitgevoerd met framing, geslacht en geloofwaardigheid als onafhankelijke variabelen. Voor de hoofdeffecten framing, F (1,133) = 1,42, n.s., geslacht, F (1,133) = 0,57, n.s., en geloofwaardigheid, F (1,133) = 0,09, n.s., zijn geen significante effecten gevonden. Eveneens is geen significante interactie tussen framing en geloofwaardigheid, F (1,133) = 0,19, n.s., gevonden. 19

Uit de analyse blijkt wel een interactie tussen geslacht en de geloofwaardigheid van de bron. Vrouwen hebben een positievere attitude ten opzichte van lichamelijke beweging na het lezen van een geloofwaardige bron (M = 7,18, SD = 0,75) dan mannen (M = 6,19, SD = 2,33), en mannen hebben een positievere attitude ten opzichte van lichamelijke beweging na het lezen van een minder geloofwaardige bron (M = 7,23, SD = 1,13) dan vrouwen (M = 6,82, SD = 1,20). Het interactie-effect tussen geslacht en de geloofwaardigheid van de bron is significant, F (1,133) = 6,37, p = 0,013. Het item Lichamelijke beweging vind ik slecht/goed wordt op dezelfde negenpuntsschaal anders beoordeeld dan de items Lichamelijke beweging vind ik niet leuk/leuk, saai/spannend. De scores voor de items Lichamelijke beweging vind ik niet leuk/leuk (M = 6,74, SD = 1,61) en saai/spannend (M = 5,94, SD = 1,73) hebben lagere gemiddelde scores dan het item Lichamelijke beweging vind ik slecht/goed (M = 8,31, SD = 1,09). Naar aanleiding van dit verschil is een univariate variantieanalyse uitgevoerd met framing, geslacht en geloofwaardigheid als onafhankelijke variabalen en alleen het item Lichamelijke beweging vind ik slecht/goed als afhankelijke variabele. De proefpersonen die de winst-frame hebben gelezen hebben een positievere attitude ten opzichte van lichamelijke beweging (M = 8,51, SD = 0,71) dan de proefpersonen die de verlies-frame hebben gelezen (M = 8,17, SD = 1,31). De proefpersonen die de boodschap met de sterk geloofwaardige bron hebben gelezen hebben een iets positievere attitude ten opzichte van lichamelijke beweging (M = 8,36, SD = 1,06) dan de proefpersonen die de boodschap met de minder geloofwaardige bron hebben gelezen (M= 8.26, SD= 1,13). Vrouwen (M = 8,43, SD = 0,80) hebben een positiever attitude ten opzichte van lichamelijke beweging dan mannen (M = 7,97, SD = 1,59). De resultaten zijn te zien in Figuur 5. 8,6 8,4 8,2 8 7,8 7,6 Attitude Item Message frame Geloofwaardigheid Geslacht Winst-frame Verlies-Frame Sterk geloofwaardig Minder geloofwaardig Mannen Vrouwen Figuur 5: Attitude Item: Gemiddelde scores Lichamelijke beweging vind ik slecht/goed. N=133. Een significant effect is gevonden voor het hoofdeffect framing, F (1,133) = 4,53, p = 0,035. De proefpersonen die de winst-frame hebben gelezen hebben een positievere attitude ten opzichte van lichamelijke beweging dan de proefpersonen die de verliesframe hebben gelezen. Voor het hoofdeffect geslacht is ook een significant effect gevonden, F (1,133) = 5,46, p = 0,021. Vrouwen hebben een positievere attitude ten 20

opzichte van lichamelijke beweging dan mannen. Het hoofdeffect geloofwaardigheid, F (1,133) = 0,21, n.s., en het interactie-effect tussen framing en geloofwaardigheid, F (1,133) = 0,09, n.s., zijn beide niet significant. 4.2. Intentie Naar aanleiding van de theorie wordt in dit onderzoek verwacht dat een boodschap geformuleerd als een winst-frame een positiever effect heeft op de intentie om te gaan bewegen dan een boodschap geformuleerd als een verlies-frame. Daarnaast wordt verwacht dat een sterk geloofwaardige bron een positiever effect heeft op de intentie om te gaan bewegen dan een minder geloofwaardige bron. De intentie van de proefpersonen om te gaan bewegen is gemeten door middel van vijf items. De relatief lage Cronbach s alpha van 0,65 betekent dat de schaal niet zo consistent is als we graag zouden willen. Omdat de verschillende items niet samen één intentie meten maar los van elkaar intentie meten, wordt deze variabele wel gebruikt voor verschillende analyses. In tegenstelling tot de verwachtingen van het onderzoek hebben de proefpersonen die de winst-frame hebben gelezen minder de intentie om te gaan bewegen (M = 5,82, SD = 1,63) dan de proefpersonen die de verlies-frame gelezen hebben (M = 6,06, SD = 2,02). De proefpersonen die de sterk geloofwaardige bron hebben gelezen hebben vrijwel dezelfde intentie om te gaan bewegen (M = 5,93, SD = 1,81) als de proefpersonen die de minder geloofwaardige boodschap hebben gelezen (M = 5,97, SD = 1,46). Vrouwen (M = 6,12, SD = 1,49) hebben een sterkere intentie om te gaan bewegen dan mannen (M = 5,49, SD = 1,89). De resultaten zijn te zien in Figuur 6. 9 7 5 3 1 Intentie Message framing Geloofwaardigheid Geslacht Winst-Frame Velies-Frame Sterk geloofwaardig Minder geloofwaardig Mannen Vrouwen Figuur 6: Intentie: Gemiddelde scores. N=133. Om te controleren of deze verschillen niet aan toeval zijn te wijten is een univariate variantieanalyse uitgevoerd met framing, geslacht en geloofwaardigheid als onafhankelijke variabelen en intentie als afhankelijke variabele. Voor de hoofdeffecten framing, F (1,133) = 0,02, n.s., en geloofwaardigheid, F (1,133) = 0,01, n.s., zijn geen significante effecten gevonden. Voor het hoofdeffect geslacht is wel een significant effect gevonden, F (1,133) = 5,01, p = 0,027. Vrouwen hebben een sterkere intentie om de komende twee weken te gaan bewegen dan mannen. Verder is 21