Leydraden is een uitgave van de Literaire Kring Goirle www.literairekringgoirle.nl



Vergelijkbare documenten
O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

Verhaal: Jozef en Maria

Kom erbij Tekst: Ron Schröder & Marianne Busser Muziek: Marcel & Lydia Zimmer 2013 Celmar Music / Schröder & Busser

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Johannes 20, april Pasen 2014 Wehl. (ds. A. Oude Kotte-de Boon) Thema: 'Het verhaal van Maria van Magdala ' Gemeente,

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.


Bijbellezing: Johannes 2 vers Bruiloftsfeest

De steen die verhalen vertelt.

Boekverslag Nederlands De foto in mijn hoofd door Yennik Meert

10. Gebarentaal [1/3]

Oud wit Prins de Vos. Ik wil je.

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

KINDEREN VAN HET LICHT

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

De PAAZ, wat is dat? Informatie voor kinderen van 8 tot 12 jaar

Ik ben maar een eenvoudige ezel, maar ik wil je graag een mooi verhaal vertellen

OOGGETUIGE. Johannes 20:30-31

Eerste druk, september Tiny Rutten

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

De tijd die ik nooit meer

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Een leerling van Jezus vertelt ('walking sermon' langs kunstwerken)

1 Tessalonicenzen 1. Begin van de brief

LES 4. Handelingen 12:1-19; Van Jeruzalem tot Rome: Verlost uit de gevangenis blz

Goede buren. Startzondag 13 september 2015 m.m.v. Jeugdkoor Joy uit Streefkerk o.l.v. Vincent van Dam

Heilig Jaar van Barmhartigheid

Vraag aan de zee. Vraag aan de tijd. wk 3. wk 2

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:


Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

Liederen solozang Prijs: 7,= euro per stuk

tientallen miljoenen euro s per jaar. Ook een vrijwilliger heeft zo een economische waarde.

Mijn mond zat vol aarde

Een greep uit een presentatieviering met als thema: Licht zijn voor anderen

Naam: DE BEELDENSTORM Ketters Luther en Calvijn

Johannes 6, We danken God, want Jezus zorgt voor ons

Enkele vragen aan Kristin Harmel

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

Tekst: Lucas 24: Thema: Grote vreugde Hemelvaartsdag

Welkom in de kerkschoolgezinsdienst van zondag 16 februari Organist Cornelis Jacobi

IK OVERLEEFDE AUSCHWITZ

We hebben verleden week nog gewinkeld. Toen wisten we het nog niet. De kinderbijslag was binnen en ik mocht voor honderd euro kleren uitkiezen.

DE HEMEL, GODS PRACHTIGE THUIS

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Eerste druk, Arinka Linders AVI E5 M6 Illustraties: Michiel Linders

Moeder worden, moeder zijn

Bijbellezing: Johannes 4 vers Zit je in de put? Praat es met Jezus!

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

Een muziekles over Haydns Schöpfung (voorbeeldles basisschool)

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

Edward van de Vendel. De grote verboden zolder

Een Berbers dorp. Mijn zussen en ik mochten van mijn vader naar school. Meestal mochten alleen jongens naar school.

Jezus kreeg de straf voor onze zonden, wij ontvangen vergeving en vrede. Jesaja 53:4-6 en 1 Petrus 2:24

Kinderkerstfeest van de Kindernevendienst 26 december Kerstverhaal

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Spreekbeurt Dag. Oglaya Doua

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Liturgie Jeugddienst Nijbroek in samenwerking met de jeugddienstcommissie van Terwolde 19 oktober Selfie? Ie-self!

Bijlage interview meisje

De gelijkenis van de onbarmhartige dienstknecht

hoe we onszelf zien, hoe we dingen doen, hoe we tegen de toekomst aankijken. Mijn vader en moeder luisteren nooit naar wat ik te zeggen heb

Ik ben blij dat ik nu voor u lijd Ik ben blij dat ik voor mijn geloof mag lijden Ik ben blij dat ik mag lijden voor de Kerk van Jezus Christus

Neem nu even tijd om de Heilige Geest te vragen je te helpen bij deze studie en inzicht te geven in zowel het Woord als in je eigen leven.

DE RIJKE MAN, DE ARME MAN

De eekhoorn kon niet slapen. Hij liep van zijn deur om zijn tafel heen naar zijn kast, bleef daar even staan, aarzelde of hij de kast zou opendoen,

Heer, U zocht mij, toen ik was weggegaan U bracht mij veilig in Uw gezin U vergaf mij, mijn schuld is weggedaan U gaf mijn leven een nieuw begin

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen van God,

Jouw reis door de Bijbel. Uitgeverij Jes! Zoetermeer

Bijbellezing: Johannes 14 vers 1 tot 12. Tom, Tom is altijd goed Kom, kom nou zeg, is dat zo?

Relatie <> Religie. Beste Galsem,

De kleine draak vindt het drakenland Iris Kater. Vandaag wil ik jullie iets vertellen over een kleine draak.

Er is toch niemand die jou aardig vindt. SUKKEL.

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

Openingsgebeden INHOUD

Ik heb dit boek gekozen, omdat ik hem kreeg bij de Grote Lijsters vorig jaar. Toen ik de achterkant had gelezen, wilde ik weten hoe het zou aflopen.

Bijbel voor Kinderen. presenteert DE VERLOREN ZOON

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Bert staat op een ladder. En trekt aan de planten die groeien in de dakgoot. Hij verstopt de luidspreker en het stopcontact achter de planten.

Wat mevrouw verteld zal ik in schuin gedrukte tekst zetten. Ik zal letterlijk weergeven wat mevrouw verteld. Mevrouw is van Turkse afkomst.

De Rivier - Opwekking 459

Jouw avontuur met de Bijbel

2.2. Het Nieuwe Testament, of het verhaal van Jezus en de eerste kerk 1

Er vaart een boot op het grote meer

Liefde is vrij van zichzelf, om te leven voor de ander.

Zeesteen. Janneke Holwarda. roman

ROSANNE. Oh, oh, oh. Van Aemstel Produkties - De leukste uitjes van Amsterdam -

De wereld op zijn kop! Kan de wereld op zijn kop staan? Met gym heb je het vast wel eens geprobeerd Op je kop staan, bedoel ik, soms lukt het

Luisteren: muziek (B1 nr. 4)

Liturgie zondagmorgen 8 januari 2017 Jeugddienst 12-

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Transcriptie:

Leydraden is een uitgave van de Literaire Kring Goirle www.literairekringgoirle.nl Redactie: Jan van Eijck, Wil Heeffer, Norbert de Vries en Willem van de Vrande (hoofdredacteur) Redactie adres: Biesakkers 7, 5051 XN Goirle telefoon: 013 5342240 e-mail: redactieleydraden@literairekringgoirle.nl Tekstverwerking, layout en typografie: Ben Hovens Ontwerp logo en omslag: Harrie Loots Druk: GbG Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder schriftelijke toestemming van de betrokken auteurs. 2014 Literaire Kring Goirle. Nummer 96 ISSN 1381 5423 Editie april 2014

Inhoud Bij Leydraden 96... 7 Norbert de Vries Een zeer genoeglijke avond...8 Hans Dütting Een verzonnen verleden (1)...10 Norbert de Vries De plaats van overdracht der koninklijke waardigheid: de Goorle-heide...18 Albert Swaak Jij zingt in mij Jouw naam...24 Joannes Maas Het dal der stekels, deel 3... 27 Kees Joosten De skiles...32 Willem van de Vrande De kroontjespen...35 Ineke Broeckx De banden van het bloed... 37 Boekbespreking in duplo Frans de Groot Eerherstel voor Haruki Murakami...38 Ben Loonen Haruki Murakami schreef over Tsukuru Tazaki...40 Jan van Eijck Hilda Schalck en de roman De grote droom van Leo Baekeland...43 Wil Heeffer Mijn woede in woorden... 47 Laetitia van den Heuvel Beeld krijgt WeerWoord... 51 5

Norbert de Vries De kunst van het dichten...58 Kees Hermis Vogel...63 Draagtijd...64 De branding van de tijd...65 Aanbeveling...65 Tussenstand...66 Pieter Luykx die dag was het lente...67 ik proefde jouw mond...67 wij deelden de woorden...67 kleindochter 8 jaar...67 Romain John van de Maele Moeders huis...68 Wil Heeffer Bij het overlijden van Frans van de Wiel...69 Frans van de Wiel de schalmei...70 in memoriam Ad Bienert...71 Willem van de Vrande zondag 4 mei 2014...72 De Speelse Muze...73 Peper & zout...80 Bio- bibliografische gegevens...87 Mededelingen...90 6

Bij Leydraden 96 Wim Daniëls, de LKG-gast die onlangs een volle Kapel wist te boeien met zijn taal-orakel, wordt uitgezwaaid door redacteur Norbert de Vries. Zo n terugblik gaat altijd vooraf aan de nieuwe reeks artikelen, verhalen, verzen en gedichten die bij de redactie zijn binnengekomen. Allereerst wijzen wij u op de Boekbespreking in duplo: Ben Loonen en Frans de Groot doen verslag van hun leeservaring. Frans de Groot las Tsukuru Tazaki van Haruki Murakami en daagde Ben Loonen uit hetzelfde te doen. Wil Heeffer uit zijn woede over het uitgeversbeleid en Jan van Eijck bespreekt uitvoerig de roman De grote droom van Leo Baekeland van Hilda Schalck. De redactie nam ook een serie prozateksten op van Hans Dütting via Joannes Maas, Kees Joosten, Ineke Broeckx tot-en-met Laetitia van de Heuvel. Volgt het literair scharnierpunt proza-poëzie gecreëerd door beeldend kunstenaar Reinoud van Vught, zodat er daarna tijd en ruimte is voor bestuurlijke cq organisatorische zaken. Dichter Frans van de Wiel stuurde ons een tijdje terug een tweetal gedichten. Het bleken in-memoriams te zijn en nog geen week later vernamen wij, dat de dichter zelf was heengegaan. Heeft ie dus met één voet in zijn hiernamaals nog poëtisch schoon schip gemaakt. Chapeau. Namens de redactie neemt Wil Heeffer afscheid van een onderscheidelijk poëet. Voorts hebben wij werk opgenomen van Kees Hermis, van Pieter Luikx en Romain John van de Maele. Volgen wat speelse zaken en een smakelijke zak vol verbale Peper&Zoutjes, gevolgd door een tweetal aankondigingen van Literaire Cafés die zullen plaatsvinden nadat de zomer over zijn hoogtepunt is. Bij alle twee die cafés bent u, lezer, vanzelfsprekend van harte uitgenodigd. 7

Norbert de Vries Een zeer genoeglijke avond Volle bak. Tweehonderd belangstellenden in de kapel. Ze waren op dinsdag 11 maart de enthousiaste getuigen van het optreden van Wim Daniëls. Het was amusant, onderhoudend en leerzaam. In hoog tempo kwamen tal van onderwerpen langs: schrijvers die per toeval aan personages in hun romans namen geven van werkelijk bestaande mensen (Het Bamischandaal: Bernadette van Rooij uit Aarle-Rixtel), Van Dale en de pokken, spookwoorden, etymologie, het eerste alfabet, dialect spreken, spelling, en ga zo maar door. De Daniëls-show denderde als een grote stoomwolken uitbrakende locomotief over de verrukte toehoorders heen. In een mum van tijd had hij de zaal plat. Ik, die bekend staat als een zuurpruim en kniezer eerste klas, barstte, mijns ondanks, enkele keren in een schaterlach uit: voorwaar, ik wist niet dat ik het in me had. Maar het was niet allemaal lachen geblazen; er viel ook veel te leren. Frankrijk heet ten onrechte Frankrijk. Theodisk, de taal van het volk, Duits, Dutch. De eerste jongerentaal in de boeken van Joop ter Heul (bakvis). Honduree: spookwoord. Phimosis: moeilijk woord waarmee je een plattelandsarts met de mond vol tanden kunt laten staan. (phimosis: voorhuidvernauwing; honduree: papiertje dat tussen voorverpakte plakjes ham, kaas e.d. wordt gelegd) Eenvoudig: één keer gevouwen; diploma: twee maal gevouwen. Kortom, tal van kleinigheden die de taalliefhebber vlug noteert om daar de volgende dag op het internet naspeuringen naar te doen. Ja, je merkt meteen: dit is een man die vaker op het podium staat. In de loop van de avond maakte hij een paar keer reclame voor zijn optredens als cabaretier en, samen met Yvonne Gijsbers, in het theaterprogramma Slowen en schuren, een striptease van de taal in Brabants dialect. Hij had genoeg te vertellen om een hele dag te vullen, maar hield zich nauwgezet aan twee keer drie kwartier. Gewoon even een optredentje doen in Goirle, zonder poespas. Maar voor ons, het publiek, was het nieuw en sprankelend, en wij genoten zeer. Interessant vond ik de opvattingen van Daniëls over het dialect: Over veertig jaar is er geen dialect meer, omdat er geen grenzen meer zijn. En: Als ze dialectwoordenboeken gaan maken, en liedjes in het dialect gaan zingen, dan kun je er staat op maken, dat die taal op het punt van uitsterven staat. Oei, hoe zouden Jo Hoogendoorn ( Daar komt munnen witpen aan ) en Sjef Hoogendoorn 8

( Onze Gôlse Diksjenèèr, verdwijnwoordenboek van een Brabants dialect) daarover denken? Sjef ziet het kennelijk ook als een uitdovende taal. In ieder geval: dialecten bestaan bij de gratie van territoriale grenzen die niet of nauwelijks overschreden worden. Dat dialect toch heel belangrijk is, wijst zijn s mans eigen levensloop uit. Hij vertelt in elk interview, dat ze in huize Daniëls vroeger thuis maar één boek hadden: Archie, de man van staal. Geen geletterd milieu dus, mag je stellen (Archie was een stripheld). Zijn fascinatie voor taal liep via de gesproken taal. Hij dacht als opgroeiende jongen al na over woorden. Waarom heet iets zó en niet anders? Waar komt dat woord vandaan? - klein zijpad: ik leed aan dezelfde afwijking; ik herinner me, dat ik in de derde klas van de lagere school tijdens de leesles nadacht over het lidwoord een; wat een raar woord is dat eigenlijk, mijmerde ik, en hoe langer ik er over nadacht, hoe vreemder het woord werd, totdat ik in existentiële taalnood geraakte, mijn vinger opstak, en na verkregen toestemming mijn vraag stelde: wat is een? De schoolmeester was verbijsterd. Eén! riep hij me wanhopig toe, want hij zag de oprechte radeloosheid in mijn ogen en wist zo gauw ook niet hoe hij die rare vraag moest beantwoorden. Eén!, en hij stak nadrukkelijk één vinger op. Ja maar, waarom heet dat een? probeerde ik nog, maar die vraag werd niet meer beantwoord; einde discussie en zijpad - Dialect versus AN (Algemeen Nederlands): dialect is veel rijker aan klanken. Het AN heeft 26 letters en 42 klanken, het dialect heeft wel 102 klanken. We hebben dus eigenlijk veel te weinig letters. Een wonder dus, dat we toch nog heel aardig met elkaar kunnen communiceren. Maar misschien zouden we net als de apen elkaar kunnen vlooien. Daniëls: De chimpansees zouden heel goed kunnen praten zoals de mens; hun strottenhoofd, mond, keel, enzovoorts zijn bijna identiek aan die van de mens, en toch, ze spreken niet, ze vlooien. Op die manier communiceren ze met elkaar. 9

Hans Dütting Een verzonnen verleden (1) Jean Pierre Clément schreef aan zijn volslagen verzonnen dagboeken in een kamer van een psychiatrische inrichting, gelegen aan de rand van Parijs, waar hij werd behandeld vanwege zijn ziekte. Was het wel een ziekte? Hij beweerde een reïncarnatie van Richard Wagner te zijn: een genie. Zijn familie had ervoor gezorgd dat hij onder toezicht van psychiaters kwam, en onder curatele van een oom. De familie van Jean Pierre hield hem voor een gek. Sinds zijn vriendin Charlotte Belmont was overleden, zijn weldoenster en toeverlaat, kon hij zich niet verweren tegen de ingrijpende beslissingen van zijn familie. Charlotte had hij de bijnaam Queenie gegeven. Zij was de dochter van een zeer welvarende makelaar die eigenaar was van talloze huizen in Parijs. Ze werkte bij haar vader op de boekhouding, was de baas over deze afdeling. Jean Pierre was twintig toen hij Queenie leerde kennen. Hij verliet al op zijn twintigste het Hoger Nationaal Muziek Conservatorium in Parijs, waar hij piano en compositieleer studeerde. Van zijn rijke ouders kreeg hij een karige toelage waarvan hij rond moest zien te komen. Hij woonde in het Quartier Latin van Parijs op een zolderkamer, waar via een dakraam een smalle strook daglicht binnenkwam. De kamer had geen verwarming, de wc bevond zich op de gang en hij kon zich alleen wassen met koud water. Ook was er geen gasaansluiting, hij kon op een primus water koken voor thee of soep uit een pakje. Een piano bezat hij niet, hij componeerde uit het blote hoofd. Hij schreef de noten op goedkoop muziekpapier, of anders kocht hij blanco papier van slechte kwaliteit en trok hij met potlood langs een liniaal notenbalken. Zijn leraar compositie beweerde dat de beste composities tot stand kwamen aan een werktafel en niet achter een piano, maar daar geloofde hij niets van. Hoe hij Queenie leerde kennen, was niet meer te achterhalen. Ze kwam naar zijn schamele zolderkamer, schrok hoe hij leefde en wilde hem meteen helpen: in haar ogen was hij een genie. Dit maakte zij op na zijn partituren gezien te hebben, al kon zij geen noot lezen: het wilde notenschrift maakte veel indruk op haar. Zij nam de componist mee naar haar riante appartement, eigendom van haar vader en wilde dat hij bij haar kwam wonen. Ze wilde zelfs een piano voor haar beschermeling kopen. Wat is de beste piano? vroeg ze. Steinway, denk ik, antwoordde hij. Dan koop ik een Steinway voor je. Hij kon het allemaal niet geloven. Van de ene dag op de andere verwisselde hij zijn zolderkamer en armoedig bestaan voor een prachtig appartement gelegen aan 10

boulevard St. Michèl. Niet alleen werd op een dag een piano naar hun verdieping getakeld, ook liet zij een kamer geluidsdicht maken, onder andere door de muren en het plafond van kurkwanden te voorzien. Zo zal niemand zich storen aan jouw werk en spel. In het begin van hun samenwonen sliepen ze apart. Hij wist niet of zij alleen een platonische liefde verlangde of ook lichamelijk liefde. Alles ging zo vanzelfsprekend. Overdag was zij bezig in het kantoor van haar vader en werkte hij met de piano aan zijn composities. s Avonds kookte hij en dineerden ze samen. Ik heb altijd verlangd naar een man die kon koken, zei ze tijdens hun eerste maaltijd. s Ochtends stond hij tegelijk met haar op en namen ze samen het ontbijt. Wat zij niet wist, was dat zodra zij naar haar werk vertrok, hij weer in zijn eenpersoonsbed ging liggen en verder sliep. Hij was zijn hele leven al aartslui, een kunstenaar moet veel slapen, dacht hij. Zij wist niet van zijn slapen overdag. Na het avondeten deden ze samen de afwas en keken daarna naar de televisie. Van dat laatste hield hij niet, hij deed het om haar een plezier te doen, hij moest wat over hebben voor zijn weldoenster. Sterke drank kwam er zelden in huis, wel was er altijd een grote voorraad rode bourgogne. Toch waren zij geen grote drinkers. Als hij s middags uitgeslapen was, zette hij een pot thee en ging naar zijn studio. Hij gaf zijn composities steevast Engelse titels. Het merendeel van zijn scheppingen waren heel kort, zelden tot nooit langer dan een kwartier. Soms speelde hij er een paar voor Queenie. Ze luisterde heel aandachtig naar zijn spel, als hij over zijn piano heen naar haar keek, was het voor hem het alsof zij in haar geest heel ver weg was. Na elk stukje muziek klapte zij in haar handen. Hij vond dat belachelijk van haar, maar liet dat niet merken. Op een gegeven moment stuurden zijn ouders hem geen geld meer. Ze vonden dat hun zoon zichzelf moest kunnen bedruipen. Hij vertelde dit aan Queenie. Maak je geen zorgen, reageerde ze. Ik verdien genoeg, je woont hier gratis en ik eet liever niet alleen. Componeren kost je geen geld, wel energie. Een pianostemmer hoeft niet iedere dag te komen, laat je ouders verrekken. Opnieuw was hij verbaasd, want ze nam alles zo licht op en deed nooit moeilijk. Hij zat zelf veel ingewikkelder in elkaar, al liet hij dat zo min mogelijk merken. Hij dacht vaak aan zelfmoord, aan hoe hij aan de oever van een zee een grote hoeveelheid slaaptabletten innam en daarna rustig het golvende water in zou lopen. 11

Hij vond zichzelf nooit vreemd, anderen wel, vooral zijn familie. Na het inhouden van zijn toelagen, verbrak hij alle contacten. Van deze rijke mensen kon hij financieel toch niets meer verwachten. Jean Pierre s ouders waren rijk geworden met het importeren van hout uit Afrika, hij noemde dit neokolonialisme. Zijn moeder vegeteerde, deed altijd wat haar man wilde. Hij vond het vanaf het begin een heel raar huwelijk, maar zijn tien jaar jongere zus Marie-Jeanne scheen er geen last van te hebben, zij klaagde nooit over haar ouders. Zijn ouders argumenteerden: als je je studie niet afmaakt, dan ook geen toelage meer. Hij besefte dat ze hem eigenlijk een mislukkeling vonden die toch nooit iets in de muziek zou bereiken. Dit deed hem verdriet, niet vanwege het geld, nee, maar wel dat ze niets in zijn talent zagen. Waarom Queenie alles voor Jean Pierre deed wist hij niet. De eerste drie maanden sliepen zij apart. Hij vond haar zeer aantrekkelijk. Zij droeg haar zwarte haar in een lange paardenstaart, bezat blauwe ogen die prachtig tot hun recht kwamen bij zo n donker type vrouw; haar borsten mochten er ook wezen. Veel ervaring met vrouwen had hij niet. Zijn eerste bedgenote was een hoer aan wie hij een hele maandtoelage spendeerde. Twee keer ging een meisje van het conservatorium mee naar zijn zolderkamer, echt naaien kon hij het niet noemen, het meisje liet alles toe behalve dat ene, zij liet zich niet neuken. Daarom noemde hij haar een halve maagd. Na drie maanden probeerde hij er eindelijk achter te komen of Queenie met hem naar bed wilde. Daarom trok hij op een avond de stoute schoenen aan. Nadat ze naar een televisieprogramma hadden gekeken, dronken ze twee flessen rode wijn en vroeg hij: Queenie, wanneer gaan we eindelijk eens samen naar bed? Verdomme, Jean Pierre, waarom heb je me dat niet eerder gevraagd? Ik dacht Je moet niet denken daar hebben we personeel voor. Hoe doen we het wanneer, gisteren, nu meteen, eerst in bed, godsamme weet ik veel? Kom schat, lieve componist van me, eerst samen in bad. Ik zal je inzepen, je rug wassen Als we goed schoon zijn, gaan we in bed uitzoeken of we daar ook goed bij elkaar passen. Wat dacht je daarvan? Ik mocht toch niet denken? Daar heb je gelijk in, Jean Pierre. Eenmaal in het grote bad zeepten ze elkaar in, stoeiden als jonge honden. Het 12

bevreemdde hem wel dat hij hoewel hij al heel lang geen vrouw had gevoeld, geen erectie kreeg. Wellicht was hij overrompeld door haar spontaniteit. Hij wist heel goed dat hij geen mooie man was, nooit geweest ook. Ik ben te mager, dacht hij vaak, ik kan eten en drinken wat ik wil, dikker word ik niet. Ik ben allesbehalve een Apollo. Na het bad droogden ze elkaar af en gingen hand in hand naakt naar de slaapkamer. Plotseling kreeg hij een stevige erectie. Mijn God, Jean Pierre, je bent bronstig, godverdomme wat een heerlijke grote loeris, en dat voor zo n slanke man. Gelukkig zegt ze niet mager, dacht hij. In bed was hij passief, zij deed alles en bleek over veel ervaring te beschikken. Zij doet het als die hoer uit de rue St. Denis, dacht hij, dat is het. Jezus, wat kan ze lekker zoenen, van haar word ik echt opgewonden, dit is pas het eerste echte nummer van mijn leven. Na het neuken gaf zij hem de bijnaam Tristan uit de opera van Richard Wagner. Hij noemde haar Queenie, naar een personage uit een Engelse pornografische roman. Hij vertelde haar maar liever niet waar hij die naam vandaan had. In de boekhandel zocht hij naar boeken over Wagner, verdiepte zich niet alleen in diens muziek, maar vooral in zijn leven. Hij zag overeenkomsten tussen de Duitse componist en zichzelf. Wagner werd al gauw een obsessie voor hem. Hij sprak zijn Frans zelfs soms met een Duits accent, zoals de mensen in de Alsace. Hij werd een clown, behalve voor zichzelf. Queenie merkte zijn fouten en gebreken niet op, of wilde ze niet zien. Hier zat hij in een helemaal witte kamer. Zijn enige uitzicht was een groot bakstenen gebouw met dikke tralies voor de ramen. Er zaten daar gevaarlijke gekken opgesloten die één keer per dag gelucht werden. Jean Pierre Clément werd niet als een risico beschouwd, de psychiaters zagen in hem een bijzonder geval, een studieonderwerp voor studenten in de psychologie en psychiatrie. Naar verluidt was het voor zijn familie een stuk goedkoper om hem in deze kliniek te laten verblijven dan hem te onderhouden. Met zijn muziek verdiende hij praktisch niets en daarom was hij volgens zijn familie mislukt als componist. Daarnaast vonden ze hem een halve gek omdat hij hen eens had verteld dat hij de reïncarnatie was van Richard Wagner. Hij kreeg wat zakgeld waarvan hij boeken kon kopen en de schriften waarin hij een soort dagboek bijhield. Schrijven was volgens een 13

psychiater een goede therapie. Zodra hij een schrift vol had, nam de zielenknijper het mee en las het. Commentaar gaf hij niet, wel moedigde hij Jean Pierre aan ermee door te gaan. De psychiater raadde hem aan bij het begin beginnen, te beschrijven waarom hij componist wilde worden. Die man had gemakkelijk praten, maar hij was geen schrijver, de enige vorm waarin hij zich kon uitdrukken was de muziek Maar daar zou zo n man weinig van begrijpen. Hij was vastbesloten componist te worden toen hij wekelijks een stripverhaal over het wonderkind Wolfgang Amadeus Mozart las in het tijdschrift waar zijn moeder op geabonneerd was. Hij wist in die tijd niets van muziek, bij hun thuis was geen televisie en de radio moest van zijn vader altijd uit, vooral als zijn zoon ernaar wilde luisteren. Het stripverhaal knipte hij uit en herlas het talloze keren s avonds in bed bij het licht van een zaklantaarn. Het licht mocht van zijn vader s avonds in zijn slaapkamer niet aan, niet uit armoede of zuinigheid, nee, zijn vader vond lezen onzin, je werd er maar suf van. Volgens zijn vader kon een man na zijn schooltijd veel bereiken zonder ooit nog iets te lezen. Hij liet dan de palmen van zijn handen zien, wees vervolgens met zijn rechterwijsvinger naar zijn rechterslaap en zei: Hiermee heb ik alles verdiend. Zijn vader was een opsodemietertje van één meter vijftig, klein gebleven door een of andere Engelse ziekte. De jongens in hun straat noemden hem Klein Maar Dapper, naar een muziekkorps. Jean Pierre kon er wel om lachen. Verder was de man vroeg kaal. s Avonds spelde zijn vader de krant uit, ging na het eten in een luie stoel zitten, deed de bovenste knopen van zijn broek los, en staarde verder in het niets. Af en toe boerde hij, tegen een uur of tien ging hij naar bed. Jean Pierre begreep nooit wat er nu in zo n man omging, hobby s had hij niet. Zijn moeder was bij afwezigheid van haar echtgenoot aardig tegen haar zoon, maar alleen dan. Veel deed zij niet, wat stofzuigen, afwassen en koken. De vuile kleren gingen naar de wasserij, waar alles niet alleen schoon vandaan kwam, maar ook gestreken. Eén keer per week ging zij naar de buurvrouw om koffie te drinken en bij te praten. Waar ze het over hadden, wist haar zoon niet. In de aanwezigheid van zijn vader was zij stil, zei altijd ja als haar echtgenoot iets beweerde, ook als het onzin was. Jean Pierre hoorde haar eens tegen de buurvrouw zeggen: Mijn man heeft altijd gelijk. In 1969, de toekomstige componist was twaalf, werd zijn zusje Marie-Jeanne geboren. Hij was heel blij er iemand bij te hebben, en dat bleef hij. Vanaf dat moment ging het beetje aandacht van zijn ouders volledig naar Marie-Jeanne, het leek wel 14

of hij voor hen niet meer bestond. Hij was nooit jaloers op zijn zusje, maar van zijn ouders begreep hij steeds minder, als hij ze ooit al begreep. Hij begon in zijn eigen wereld te leven, fantaseerde zijn eigen universum. In zijn dagdromen voelde hij zich gelukzalig. Hij dacht een nieuwe Mozart te zijn, componeerde voor presidenten en koningen, zijn muziek werd uitgevoerd in de grootste concertzalen ter wereld die hij alleen uit een encyclopedie kende of uit het tijdschrift van zijn moeder. Hij zou trouwen met de dochter van een belangrijk persoon. Overdag ging hij naar school, maar na zijn huiswerk ging hij verder met dagdromen, hersenschimmen die hem beter bevielen dan de werkelijkheid. Over zijn fantasiewereld sprak hij nooit. Hij had geen vrienden, er mocht trouwens niemand van zijn school bij hen over de vloer komen. Toch voelde hij zich juist door deze dagdromen niet eenzaam. Ook belde er nooit eens iemand voor hem op, als hij weleens de telefoon opnam, was het meestal voor zijn vader. Eén keer was de rector van het lyceum aan de lijn, die onmiddellijk zijn vader wenste te spreken. De bullebak van de school had hem in een straat een sigaret zien roken, of zijn vader hier wel weet van had. Jean Pierre had vloeitjes gekocht, en van peuken die hij in de straat vond een dikke sigaret gedraaid. De lucifers kwamen uit de keuken van zijn moeder. Zijn vader maakte er geen drukte over, was immers zelf een kettingroker. Ja, hij zou zijn zoon weleens onder handen nemen, nee, maakt u zich geen zorgen. Het enige wat hij tegen zijn zoon zei, was dat hij beter nog wat kon wachten met roken, roken was slecht, en als hij het per se wilde doen, dan niet in het openbaar, anders zou hij die directeur weer aan de lijn krijgen. Zijn vader begreep trouwens niet waar die man zich mee bemoeide, hij rookte toch niet onder schooltijd! Dit was een van de weinige keren dat zijn vader hem verdedigde. Hij zou na het lyceum beslist bij zijn vader in de zaak komen. Maar na in schoolverband een klassiek concert te hebben bijgewoond, wist hij: ik wil de muziek in. Een broer van zijn vader, oom Caesar, steunde hem en wist zijn ouders ervan te overtuigen dat ze Jean Pierre zijn gang moesten laten gaan. Als de jongen dit als zijn roeping zag, mochten ze hem niet tegenwerken. Jean Pierre s vader liet zich door niemand tegenspreken of ergens van overtuigen, maar voor Caesar had hij veel respect. Die was weliswaar niet rijk, zoals hij zelf, maar had gestudeerd, en was nu professor in de astronomie en directeur van een sterrenwacht in de provincie. Er werd enige tijd over gezwegen, maar toen hij vier jaar voor zijn eindexamen stond, zei zijn vader dat hij eerst pianoles moest nemen voor hij naar het conservatorium kon gaan, zonder piano te kunnen spelen zou hij 15

geen kans maken. Deze raad kwam natuurlijk van oom Caesar. Er kwam een piano in huis, een tweedehandse. Hoewel zijn vader makkelijk een nieuwe kon betalen, vond hij dat onzin, dit was toch geen slecht instrument, en zijn zoon bezat natuurlijk geen enkel talent, dacht hij erbij. Drie keer per week ging hij naar juffrouw Melchior, een broodmagere vrijgezelle dame, die op haar achterhoofd een knotje droeg en op haar neus een bril waarvan de glazen uit de bodem van een jampot leken te komen. Zij had altijd een korte aanwijsstok in haar hand, waarmee ze af en toe mee in haar linkerhandpalm sloeg. Volgens haar bezat hij wel talent, leerde snel, maar een virtuoos zou hij nooit worden. Thuis, als zijn vader er niet was, oefende hij vele malen alles wat juffrouw Melchior hem had geleerd. Zijn oude heer betaalde zonder te morren het lesgeld, ook de partituren die hij nodig had en de pianostemmer die jaarlijks de piano onder handen nam. De vader vroeg zijn zoon nooit om eens iets voor hem te spelen, en als hij het zelf voorstelde, zei de man geen tijd te hebben, terwijl hij toch niets anders deed dan de krant uitspellen, vooral de beursberichten, en eindeloos zat te roken en te zuchten als het niet goed ging op de beurs. Zijn moeder luisterde wel naar zijn pianospel, maar gaf geen mening, zijn kleine zusje vond het wel aardig: het enige wat ze zei was, nog een keer, Jean Pierre. Hij vond het bij juffrouw Melchior thuis veel fijner. Na de les kreeg hij thee en een plak cake, en zij vertelde hem veel over muziek. Zij interesseerde zich wel voor hem, hij zou zonder haar steun allang zijn opgehouden met spelen en al helemaal niet naar het conservatorium zijn gegaan. Zij moedigde hem aan, al wist ze heel goed dat hij hoogstens in een orkest zou komen en zeker geen loopbaan als solist zou kunnen realiseren. Maar het liefst wilde hij componist worden, zijn eigen creaties spelen, ook al was het maar voor een klein publiek. Hij wilde in ieder geval geen pianist in een bar of restaurant worden, waar klanten nauwelijks aandacht voor zijn spel zouden hebben, en dronken mensen wijn op zijn kleren morsten of om een verzoeknummer vroegen, hij kende dat soort dingen uit Amerikaanse films. Hij leed nog liever armoede dan dat dit hem zou overkomen. Na het lyceum werd hij met heel veel moeite op het conservatorium aangenomen. Eigenlijk wilden ze hem niet hebben, maar zijn vader bood een jaarlijks bedrag aan als steun aan de muziekinstelling die het financieel toch al moeilijk had. Och, het viel allemaal wel mee, hij kon redelijk meekomen, de docenten waren vriendelijk tegen hem, hij had een streepje voor vanwege het geld van zijn vader, natuurlijk. Jean Pierre begreep in het begin niet waarom zijn vader opeens zo diep 16

in zijn portefeuille dook, later wel: hij wilde zijn zoon uit de houthandel houden, zo n kunstenaar zou alleen een ellendige chaos veroorzaken. Hij schonk het geld niet uit vaderliefde, nee, hij wilde van zijn zoon af zijn. Na twee maanden conservatorium mocht hij een zolderkamer betrekken, zijn vader betaalde de huur, en daarbovenop kreeg hij kreeg een toelage van duizend francs per maand. Voor het overige moest hij zichzelf zien te bedruipen en de piano kon niet mee naar de zolder, want het instrument kon onmogelijk naar boven worden gebracht, zelfs niet door het beste verhuisbedrijf van Parijs. Daar zat hij dan. Overdag ging hij naar het conservatorium en s avonds verkeerde hij alleen in het gezelschap van zijn dagdromen. (wordt vervolgd) 17

Norbert de Vries De plaats van overdracht der koninklijke waardigheid: de Goorle-heide Wat was ik daar graag bij aanwezig geweest! Op 2 februari 1955 vonden er op de Regte Heide zeer bijzondere gebeurtenissen plaats. Honderdduizenden waren uitgelopen om dit te zien: een feestelijk ruitergevecht van vier regimenten en daarna de troonsafstand van Jan I ten gunste van zijn zoon Jan II. Met kerkelijke goedkeuring, zogezegd. Voor t eerst werd op die heide de koning gezalfd door Nederland s primaat, den Kardinaal-Aartsbisschop van Mechelen Z.E. Graaf Carton de Wiart. Een Te Deum uit duizend zangerskelen had de plechtigheid besloten. Het citaat vonden we in boek 4 (op pagina 295) van de beroemde Mac Donald-reeks van de schrijver J.B. van Rode, uitgegeven door de NV Wereldbibliotheek, in de jaren 1933-1934. De reeks zou 10 delen omvatten, maar stokte halverwege. Aan het einde van boek 5 meldt de schrijver, dat de boeken 6 en 7 uitsluitend gewijd zullen worden aan Mr. Rodius: Het ware leven van den politicus met zijn zorgen, al zijn verantwoordelijkheden, de intrigues waaraan hij bloot staat, leeren wij hieruit kennen. Maar daarvan is helaas dus niets meer geworden. Wat kunnen we van de schrijver zeggen? Het citaat wijst de richting al enigszins aan: de heer Van Rode was geobsedeerd door pracht en praal, door paarden, door adellijke lieden, en door de Groot- Nederlandsche gedachte; maar bovenal: hij dweepte met het geloof, het Roomsch- Katholieke geloof. Om de vijf boeken te lezen, moest ik naar de Koninklijke Bibliotheek in s-gravenhage. Geen enkel antiquariaat, geen enkele andere bibliotheek kon me ze leveren. En in Den Haag bleken de eerste twee boeken uit roulatie te zijn (ze waren er wel, maar ooit verkeerdelijk in de magazijnen teruggezet en nu onvindbaar). Kortom, moeilijk toegankelijke werken. De boeken 3, 4 en 5 heb ik in vliegende vaart gelezen, want ze worden niet uitgeleend. Ter plekke inzien dus. Welnu, ik heb zelden gekkere boeken gelezen. De reeks, opgedragen aan den Nederlandschen adel, wil ons als een machtige film van laaiende romantiek de toekomst van de Nieuwe Nederlanden en Europa tot 2033 ontrollen. Waar zullen we beginnen? Meteen maar bij het rampjaar 1950? We zien Van Rode in 1933, aan zijn bureau gezeten, schrijven, en zoals vele anderen voorvoelde hij, dat er een nieuwe wereldoorlog in de maak was. Die begint niet, zoals in werkelijkheid, in 1939/1940, maar in 1950, en de aanstichters zijn niet de Duitsers, maar de Russen, de woeste Kozakken. Generaals bereiden zich steeds voor op de vorige oorlog, wordt gezegd. Zo had men na de Eerste Wereldoorlog voorspeld, dat de 18

volgende zou worden uitgestreden met, aldus Van Rode, gasgolven en bacteriënvertroebeling. Maar in 1950 blijkt het anders te gaan: Moderne vuurwapenen beslisten. De Ruiterij had in heel Noord-Duitschland een gewichtige rol gespeeld en in Nederland waren de bloedigste gevechten beslist met het blanke wapen, door de huzaren, gesteund door het oude modelgeweer 1895. Van zo n voorstelling van zaken krijg ik de slappe lach. Miljaar, onze defensie en bewapening stelde in 1940 inderdaad niet veel voor, maar. huzaren met getrokken sabel? Keren we terug naar het strijdgewoel. De Russen en Noord-Duitschers vermorzelden elkaar, de Scandinaviërs werden wredelijk en geleidelijk afgeslacht, maar Nederland was neutraal en scheen gered. Elders in Europa stierven tientallen millioenen, maar in onze brave landje was nog niks aan het handje. Edoch, een groep van 8ooo verdwaalde Kozakken viel, via de streek tussen Boertange en Emmen, ons land binnen, en, potztausend, toen was het hek van de dam: Tweehonderdvijftig duizend doden, bijna allen Drentenaars en Groningers. De (altijd perfide) Engelsen verschijnen dan plotseling in ons land: een half miljoen manschappen bezetten zonder opgaaf van redenen en zonder enige waarschuwing Rotterdam en Amsterdam. De Engelsen wilden daarmee verhinderen, dat de Nederlandse havens in Duitse handen zouden vallen. Ze gedroegen zich overigens zeer correct. Nederland bleef rustig en berustte. Maar dat zul je altijd zien: de Duitsers waren zeer ontstemd over deze actie der Engelsen, en al hadden ze dan weinig of geen paarden meer, vliegtuigen hadden ze nog volop: De Noord-Duitschers, wier vliegwezen vrijwel intact was gebleven en dit restje van hun kracht, in hevige verbittering over hun eigen lot, op de indringende Engelschen wilde doen vallen als wraakgoden uit den hooge, vernielden Amsterdam en de oevers van het kanaal, scherp afgeteekend van uit de lucht, zoo afdoende, aldoor keerend en bombardeerend en wederom keerend en vernielend, dat, t gebeurde in het holst van den nacht boven de verlichte stad, de menschen met duizenden het doodsbed niet meer verlieten, dat zij als rustbed den vorigen avond hadden opgezocht. Voor Rotterdam en omgeving hadden die vuile Duitsers een ander grapje in petto: ze vergiftigden het rivierwater met de tetanusbacil en ontketenden daarmede de grootste ramp, de afschuwelijkste ellende der wereld. De eerste gevallen van trismus, waarbij de onderkaak onbeweeglijk vaststaat en de beide rijen tanden op elkaar gedrukt zijn. De borstkas en ingetrokken buikspieren werden stijf, de pupillen vernauwden zich, de gezichten der lijders werden opvallend strak: geen twijfel: hier was acute tetanus of stijfkramp, de verschrikkelijkste aller doodelijke ziekten, des te verschrikkelijker nu 19

deze niet optrad door de wonden, maar door het enkel drinken van rivierwater, verzadigd van tetanusbacillen. Ik heb mij door een in Goirle gevestigde medicus laten vertellen, dat tetanusbesmetting via het drinken van water onmogelijk is. Kennelijk had de schrijver die informatie ook, want we lezen: Hoe kon dit monster zoo feilloos doodend werken op wondlooze lichamen? Latere onderzoekingen zouden het uitwijzen, ( ). En daar lezen we dan verder niets meer over. Maar de gevolgen waren verschrikkelijk. Méér dan één millioen menschen vonden op dien dag (25 september 1950, ndv) den dood, Hollanders en Engelschen, wonend en gelegen langs de groote rivieren, want zij allen hadden rivierwater gedronken. Dat zijn rampen van Bijbelse allure! En de schrijver laat hier een ander stokpaardje van hem opdraven: eindelijk drong toen het besef door bij de burgerij, namelijk alléén duinwater als drinkwater te gebruiken. Lieve lezer, Nederland werd bijkans van de kaart geveegd: millioenen dooden in enkele weken. God deed alles in het groot. Vooral dat laatste zinnetje is kostelijk. En het ging maar door, want Duitsche vliegtuigen werpen vervolgens in heel Engeland en Schotland niet enkel de tetanusbacil over steden en dorpen, maar ook tal van andere afschuwelijke bacteriën. Opmerkelijk detail: Ierland isoleerde zich en werd door de Duitschers verschoond. Wordt het beeld u al duidelijk? Noord-Duitsland, Scandinavië, Engeland en Schotland, Nederland boven de rivieren. Inderdaad, katholieke streken blijven gespaard en die lelijke protestanten worden en masse over de kling gejaagd! Eigen schuld, dikke bult. De bewustheid drong door, dat de menschheid dit onheil mogelijk verdiend had. Men keek in zijn ziel, hoe dor en godvergeten! Een geest werd vaardig over de menschheid: Nader tot U, mijn God! Nearer my God, to Thee! Het save our souls, red onze zielen, het S.O.S. der menschheid in nood, werd begrepen als het eenige heil: aan de ziel moest gedacht worden, het lichaam was bijzaak en de kerken werden gevuld om niet meer leeg te staan. Onder onduldbaar leed had de wereld van God s schepping zichzelf en Hem hervonden. En dan is daar de paus. Je kon er op wachten! Vooral de hecatomb van Rotterdam deed de wereld tot bezinning komen, en de paus bood zijn bemiddeling aan tot vrede aan de Katholieke mogendheden. Er kwam een wapenstilstand, en er volgden vredesonderhandelingen. De Vlamingen riepen Hertog Jan, den R.K.-held uit het Noorden, tot hun koning uit, zij wilden één zijn met Brabant en Limburg. Heel deze beweging van een Roomsch en stamverwant volk wachtte op het woord, de 20

beslissing van hertog Jan van Duncanshill. Ja, en toen kwam de katholieke aap uit de mouw: zelfs de Oranjes moesten erkennen, dat die Jan grote verdiensten had, en dat het samenvoegen van Nederland en Vlaanderen eigenlijk een logische stap was. Van Noord-Nederland waren de meeste provincies of geheel of overwegend katholiek. En dan laat de schrijver weer zo n subliem zinnetje volgen: God had wel heel erg de andersdenkenden getroffen, zooals trouwens in geheel Europa. Kort en goed, koningin Juliana maakt haar abdicatie bekend. En Jan I werd de nieuwe vorst. Een scène die herinnert aan de woorden de gekruisigde Christus: Juliana sprak, wijzend op Jan Mac Donald van Duncanshill, tot het volk: Zie daar uw koning. Opgemerkt zij, dat in de tekst van Van Rode iets doorklinkt van de gedachte, dat vrouwen eigenlijk niet geschikt zijn voor het koningschap. De nood, waarin haar land verkeerde vroeg een mannelijke kracht. Het moest maar eens afgelopen zijn met al die koninginnen, hoor je hem denken. Zij was de laatste Oranje of eigenlijk was zij de dochter van de laatste Oranje. Met haar verdween dit vorstenhuis dus uit de geschiedenis. Ik wil het hier eigenlijk bij laten. Maar wees ervan verzekerd, dat het nieuwe Nederland floreerde. En na exact vier jaren aan het bewind geweest te zijn, doet hij afstand van de troon en gaan we met z n allen naar de Regte Heide ( ten Zuiden van Tilburg op de Goorle-heide ). Waarom daar? Nou, er was diep over nagedacht. Amsterdam, Brussel? Er waren voors en tegens. Dan maar het centrum van het Nieuwe Nederland! En dat ligt juist iets ten zuiden van Tilburg. Wat jammer dat ik toen nog niet in Goirle woonde! (trouwens, ik was al als dreumes omgekomen bij het bombardement op Amsterdam alwaar ik toen mijn eerste stapjes zette, en waar ik op die dies ater des avonds naar mijn kinderbedje werd gebracht, het bedje dat mijn doodsbedje zou worden ). In een toekomstroman kom je meestal ook tal van nieuwigheden tegen van technische aard. Grote uitvindingen, enzovoort. Is dat bij Van Rode ook het geval? Nauwelijks! In een hoofdstuk over een gigantische Sacramentsprocessie (boek 5, hoofdstuk 17, pagina 236 ev) noteren we honderdduizenden electrische rijwielen. Trouwens, die processie, gehouden einde mei 1987, is ook weer over the top : een miljoen toeschouwers, heel Nederland s rijke en heerschende adel, 21

een breede Esplanade, machtig bekroond door het enorme beeld van den Souvereinen Christus, door welks voetstuk de weg zich als het ware boorde door een tunnel van dertig meter breed en twintig meter hoog. En dan de processie met 500 paarden, talloze koetsen en schitterende auto s. Enfin, overal en steeds de overtreffende trap. Van Rode was verzot op status, luister en vertoon. Voorname hoogheid. De tijd, dat een minister op een trambalcon schier verdrongen werd of met een grijs colbertje in t publiek verscheen, was lang voorbij. In zijn boeken geeft Van Rode ook af op het functioneren van de parlementaire democratie. Dat was in de jaren dertig de normale, gebruikelijke usance (om van Van Kooten te spreken). Zelfs nu, heden ten dage, is het weer zeer actueel. Griekenland en Italië worden inmiddels geleid door technocraten zonder veel politieke binding. Want het is nu alle hens aan dek en er is geen tijd voor eindeloos gepalaver en gekissebis. Wég met die voortdurende besluiteloosheid, die intrigues en dat kleinzielige geleuter. Er moet gehandeld worden. Er is leiderschap van node. In zijn twee eerste boeken (die ik niet kon inzien) heeft Van Rode zich kennelijk uitgesproken tegen het algemeen kiesrecht. In het voorwoord van boek 3 lezen we: Omdat de schrijver partij koos en zijn boek een scherpe strekking gaf tegen het algemeen kiesrecht en deszelfs gevolgen ( ). Ja, er is meer kritiek. Er wordt gesproken van een draak van een boek. In het nawoord van deel 4 noteert de auteur: Deze ouderwetsche roman moge een draak genoemd worden ( ). U ziet, een auteur die reageert op recensies en commentaren. Vreemde boeken van een merkwaardige auteur met een bijzondere voorliefde voor pracht en praal, met een fascinatie voor adeldom, met een grote voorkeur voor paarden en ruiters, met zijn kritiek op de parlementaire democratie, met zijn obsessieve drang de hele wereld een katholiek keurslijf in te schrijven/drijven, met zijn streven naar de samensmelting van Vlaanderen en Nederland. Wie is hij? J.B. van Rode is Johannes Bernardus (Jan) Bomans (1885-1941), de man met de witte das, de vader van Godfried Bomans (1913-1971). Zoals bekend had Godfried een zeer moeizame verhouding met zijn vader. Hoe beoordeelde Godfried de boeken van zijn vader? Vader Bomans zette zich op rijpere leeftijd aan het schrijven van een tiendelige roman ( schaamteloos autobiografisch ), waarvan slechts vijf delen 22

zijn verschenen, onder het pseudoniem J.B. van Rode. Dit feodaal -reactionaire werk werd door zoon Godfried, aldus Van der Plas, beschouwd als een repliek op zijn eigen werk. Dit is aantoonbaar onzinnig: Godfried publiceert pas in 1936 zijn eerste boek: Pieter Bas. Wat JB ontbeert en Godfried in grote mate bezit: humor. Al lees ik in een artikel (uit 1996) in de NRC het volgende zinnetje: Curieus is een pamflet uit 1916 voor mr. J.B. Bomans, de vader van de schrijver, die als gedelegeerde van de afdeling Zandvoort van de R.K. Staatspartij meedeed aan de verkiezingen. De wijze waarop de oude Bomans hier wordt aangeprezen ( een ongedwongen losheid en beminnelijkheid kenmerkt zijn doen en laten ) doet sterk denken aan de persiflerende stijl van s mans zoon. Opmerkelijk, tot slot, vind ik het feit, dat de Donald-cyclus thans bijna onvindbaar is. Heeft de auteur ze wellicht, later, overal opgekocht en vervolgens vernietigd? 23

Albert Swaak Jij zingt in mij Jouw naam Een mystiek dagboek van Carine Philipse uit 2013 Men kan wel zeggen dat religieuze ervaring eigen is aan het menszijn en alleen kan worden weergegeven via de verbeelding en de taal van de mens. We kennen dan ook een overgeleverde geschiedenis van religieuze ervaringen, gedachten en ideeën via geschriften zoals o.a. de Reg-Veda van de Ariërs van Iran uit de 17 de eeuw voor C., de Upanishaden van de Hindoes uit India uit de 8 ste eeuw voor C., het Oude Testament van de Israëliërs uit Palestina, de geschriften van Griekse wijsgeren o.a. Hesodius uit de 8 ste eeuw voor C., het Nieuwe Testament uit de 1 ste eeuw na C., de Koran uit 600 na C. en uiteraard de geschriften van individuele mystici uit vele tijden en werelddelen. Uit deze geschriften spreekt een grote diversiteit van gods-, wereld- en mensbeelden. In de geschiedenis hebben mensen zich steeds weer nieuwe goden gemaakt. God is dan ook geen extern objectief feit maar een essentieel persoonlijke ervaring, die de mens blijkbaar verandert. Het gevoel, de ervaring van en de extasen in de aanwezigheid van die andere werkelijkheid is een bewustzijnstoestand en waarneming die steeds door menselijke wezens wordt gezocht. De Hindoes noemen die ervaring Brahman-Atman, Boeddha het Nirvana, de Joden Jahwe-de Wijsheid of De Waarheid, Christenen God, of Het Ene en Jezus spreekt van Vader. Atheïsme is altijd een verwerping van de gangbare opvatting van het goddelijke. Zo kon de Romeinse biograaf Suetonius (70-160 na C.) het christendom een superstitio nova noemen en christenen atheïsten, omdat ze de vele Romeinse goden verwierpen. Ongeveer 1 miljoen jaar geleden is de vonk van het bewustzijn in de mens ontstoken en heeft het archaïsch bewustzijn zich via het magische en mythische bewustzijn ontwikkeld tot ons huidige persoonlijke, mentale bewustzijn. Er ontwikkelt zich nu een transpersoneel bewustzijn in de mens tot uiting komende in de globale wereld, aandacht voor internationale vraagstukken van vrede, overbevolking, behoud van de natuur, etc. Mystici zeggen dat God geen persoonlijke God en geen superwezen is, maar eerder een Niets, d.w.z. de persoonlijke ervaring van het Absolute. Mystici hebben God ervaren en gezien als het Niets vanwaar wij mensen komen en zullen terugkeren. God is volgens hen het Zijn zelf, de grond van het zijn, de laatste, uiterste werkelijkheid. God is dus geen grotere uitgave van onszelf. We kunnen over God niet letterlijk en realistisch praten. Dit kan alleen 24

op een symbolische wijze. Het gebruik van de woorden God, voorzienigheid, onsterfelijkheid is reeds symbolisch taalgebruik. Steeds weer zijn er mensen in allerlei culturen in heden en verleden die getuigenis afleggen van het ervaren van God in hun bewustzijn. Velen van u zullen gehoord hebben van de Dominicaan Meester Eckhart uitthüringen (1260-1327), Hadewych uit de 13 de eeuw in België, de priester Jan van Ruusbroek uit Brussel (1293-1381), Theresia van Avila, de karmelietesse uit Spanje (1515-1582), Jan van het Kruis (1542-91), Ramakrisna uit Bengalen (1836-1886), Theresia van Lisieux (1873-1897), de Franse kamelietesse en vele anderen, ook uit onze eigen tijd zoals Etty Hillesum. Ik denk dat die Godservaringen vooral in onze vertechnologiseerde en onttoverde wereld ons mensen wakker, alert en gevoelig moeten houden voor de ruimte in ons menszijn waarin Jahweh, God, de Heilige Geest, de ultieme realiteit, Brahman, het Absolute d.w.z. het Mysterie, het voor de mens Ongrijpbare zich kan manifesteren en kan inwonen. Dat is de reden waarom ik aandacht wil vragen voor het mystieke dagboek van Carine Philipse uit 2013 getiteld: Jij zingt in mij jouw naam. Ik vind het boeiend om geconfronteerd te worden met een nu levende mystica, die bovendien de zus is van de bekende atheïst-filosoof Herman Philipse, de auteur van Het Atheïstisch Manifest uit 1995. Carine Philipse is theoloog en ziekenhuispredikant en studeerde een combinatie van theologie en sociale wetenschappen. Zij schrijft over hoe God in haar werkt. Ze is jaren getrouwd geweest en kreeg in 2003 een overweldigende ervaring van eenheid met God na haar onverwachte echtscheiding. Ze beschrijft op een extatische wijze in poëzie en proza het mystieke proces als een fascinerend verhaal. De joodse, hellenistische wijsgeer en mysticus Filo van Alexandrië (25 voor C- 45 na C.) schreef reeds dat als de mens een mystieke ervaring overkomt, er een soort goddelijke dronkenschap optreedt. Die dronkenschap is evident aanwezig in het mystieke dagboek van Carine Philipse en kan als hysterisch en geëxalteerd overkomen en zelfs de aandacht voor de inhoud belemmeren. Haar mystieke wereld roept bij mij echter verwondering en bewondering op. Deze bewondering van mij is echter niet helemaal zonder enige terughoudendheid en aarzeling omdat niet helemaal invoelbaar en geloofwaardig voor mij is hoe je je geestelijk zo volkomen en volledig kunt overgeven aan God en dat te aanvaarden zonder je eigenheid als persoon en schepsel te verliezen, immers iedere oudere mens is er zich van bewust hoeveel strijd en energie het kost om het fysieke ontwikkelingsproces van het leven van de mens van gave via opgave naar overgave aan 25

het ouder worden en uiteindelijk de dood te voltrekken en te aanvaarden en dat proces is tastbaar, ervaarbaar, zichtbaar en bespreekbaar. De bewuste geestelijke overgave ervaar ik als nog kwetsbaarder, dreigender, beangstigender en minder invoelbaar en beïnvloedbaar. Opvallend en bemoedigend is echter de rust, de vrede- en vreugde-ervaringen waarover de mystici uitvoerig spreken. Dit gedrag is in overeenstemming met de verwerkelijking van de aan zijn volgelingen gedane belofte van Jezus, toen hij zei: Komt allen tot Mij, die belast en beladen zijn en Ik zal u verkwikken. Het lezen van het boek vraagt vanwege de onbekendheid met en intensiviteit van de beschreven mystieke ervaringen geduld, moed, volharding en energie. Over de geestelijke wereld van de mystici wordt, althans in mijn sociale kringen, niet of nauwelijks gesproken en als dat soms wel gebeurt, dan wordt de taal ervan niet verstaan. Dat is opmerkelijk, omdat God in ieder mens en in de ganse schepping aanwezig is. Met haar boek probeert Carine Philipse het mystieke leven in ons op te roepen, te wekken en te activeren. 26

Joannes Maas Het dal der stekels, deel 3 De scriptie Elmi, ik moet je iets vertellen. Iets wat ik je nooit heb verteld. Ergens in het voorjaar, jaren geleden, werd ik opgebeld door iemand die niet wilde zeggen, hoe hij heette. Jij bent toch Vincent de Man, zei de stem in de telefoon. Vincent Haman zei ik, Haman. Ja zegt de stem. De Haman. Precies. Je geeft toch les? Met wie spreek ik, vroeg ik. Nederlandse les, vervolgde de stem. Op het Donatuscollege. Met wie spreek ik, herhaalde ik. Laten we zeggen, dat ik spreek, zei de mannenstem. En dat jij luistert. Kun je wat geld verdienen. Wie wil er niet wat geld verdienen? Met schrijven. Je kunt toch schrijven? Ze zeggen dat je goed kunt schrijven. Ik luister, zei ik. Beheerst, nieuwsgierig. Kijk, dan kan ik praten. Zei de stem. Er is iemand, zei de stem, die voor ons werkt en die moet een scriptie schrijven voor de Nederlandse opleiding aan de hogeschool. Maar die heeft geen tijd voor die dingen. Dus dachten we aan jou. Dat jij die scriptie schrijft. Dat ik een scriptie schrijf. Zei ik, zei hij. Voor een student? En dan betalen we goed. Geen probleem. Dat kan ik niet doen, zei ik. Ik zei dat je moet luisteren, zei de man. Tot ik een vraag stel. Wat gaan we doen? We sturen je een synopsie, dat je weet waar het over moet gaan. Daar hebben ze op die hogeschool regels voor. Die sturen we mee. Moeilijk woord, synopsie. Dan ga jij die scriptie maken volgens die regels. Nee, zei ik. Ta ta, zei de stem. Wel degelijk. Jij weet hoe dat moet. En je moet een beetje opschieten, want er is al een tijd niks aan gedaan en dat ding moet over drie weken ingeleverd worden, zodat die meid haar diploma haalt, want dat heeft ze thuis beloofd. Daar rekenen die mensen op. Dat ga ik niet doen, zei ik. Kom Vincent, zei de stem. Niet zeiken. Wat verdien jij nou per maand op 27

die school? Genoeg, zei ik. Nog geen drieduizend gulden netto. Doen wij drieduizend voor de scriptie. Belastingvrij natuurlijk. Nee, zei ik. Nee kan niet. Ik hoef alleen ja. Denk het niet. Denk het wel. Nee, zei ik. Das dan spijtig, zei de man. Want dan komen er problemen. Problemen? Ja, problemen. Problemen. We hebben zo wat informatie, zei de stem. Daarom bellen we jou op, want, zeg maar dat iemand bij ons jou nog goed kent! Wie dan? We gaan geen namen noemen. Ik niet en jij niet. Die mij kent? Hoe? Die kent jou nog van één of ander zomerkamp. Zomerkamp. Aan de andere kant van de lijn bleef het stil. Mijn hart aan mijn kant niet. Zomerkamp, zei ik weer. Als de sterren daar boven stralen, dan gebeurt er wel eens wat. Klam zweet. Hoeft niet iedereen te weten, zei de man. Alleen jij en ik en je weet wel wie ook. Verder niemand. Als jij die scriptie af hebt, krijg jij drieduizend. Jij blij. Wij blij. Nee, zei ik. Nee. Zeg het maar, zei de man. Dan ligt er morgen een brief bij je baas. Is die scriptie voor haar? Welke haar? Die, eh, van het zomerkamp? Ah, jongen toch. Die heeft dat niet nodig. We hebben haar verhaal al. En zo helpt de een de ander. Gewoon doen, jij hebt toch zat van die scripties liggen. Beetje aanpassen, zo klaar. Als het uitkomt, kost me dat mijn... Komt niet uit. 28

Nee, kreunde ik. Goed, zei de stem. Aan de slag. En lul er niet over. De volgende dag lag er een enveloppe van de Hogeschool op de mat. Het etiket van de eerste geadresseerde was er afgeweekt en een ander etiket met mijn adres er op geplakt. Enkele van de blijkbaar door de studente met een roze viltstift gemerkte op een lijst genoemde onderwerpen was: Het vrouwbeeld in het vroege werk van Hugo Claus. In de marge stond gekrabbeld: De Mestiers Suiker, De hondsdagen, Een bruid in de morgen. Gelukkig maar vier niet dikke boeken. Beperk je focus, verbreed je inzicht. De vrouw in het hele werk, laat staan het leven, van Hugo Claus zou eerder de omvang van een telefoonboek dan van een scriptie vergen. Er was een synopsis bijgevoegd, geschreven in een wat onhandige stijl. Het woord Mestiers was attent doorgestreept en verbeterd. De synopsis was goedgekeurd met de opdracht dat het thema in de tijd moest worden gekaderd door het vrouwbeeld tegen het licht te houden van het preliminaal-feminisme. Met de roze viltstift was een groot vraagteken achter dit woord gezet. Ik kon aan de slag. Je weet toch, Elmi, dat ik een afstudeerscriptie heb geschreven over De Verwondering. Die ging over een overspannen leraar die het geurspoor volgt van een vrouw, natuurlijk een vrouw. Dat leidt hem naar een kasteel waar hij verzeild raakt bij de herdenking van een officier van de Vlaamse SS. Het spoor ruikt naar metaal en vanille. De geur van de oorlog en de geur van de vrouw. Het aangemerkte onderwerp verbaasde me niks. Bij Claus geen keurige burgerdames die in de opera hun blosjes verbergen achter wuivende waaiers; maar het verlangen naar Spaanse hoeren, moffenmeiden en fabriekssletten. Geen wonder dat hij later trouwde met hoerenkoningin Emmanuelle. Hoofdpersoon van de nouvelle vage vaselinefilm. Emmanuelle bestond echt, dachten de sensatiemagazines. Het fictieve personage wordt zo bekend, dat het de identiteit overneemt van de acteur. Je kunt nooit meer een andere rol spelen. Vandaar alle vervolg Emmanuella s. Zolang ik mijn hoofd niet beweeg, kan ik dit denken, al doet ook dat denken pijn, Elmi. Andere pijn. Ik had die scriptie niet moeten maken. Door de telefoon rook het al naar geurverdrijvers. Ik had het kunnen weten. Maar ik was toen, zeiden ze, burned out. Hoefde niet te werken. Kon, als ik wilde de hele dag zuipen of lezen. Ik moest iets aan de storm in mijn hersens doen. Dus die scriptie kwam me redden uit de leegte. Dacht ik. Alsof ik opnieuw student was. Verwondering is het begin van alle 29