Onderwijs en Examenregeling HU Bachelor opleidingen. Versie 7 juni Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1september 2010

Vergelijkbare documenten
ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDINGEN HU Datum 8 februari 2008 Versie 12e gewijzigde versie SB/J/08.001

Onderwijs- en Examenregeling HU Bacheloropleidingen. Versie Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 september 2012

Onderwijs- en Examenregeling HU Bacheloropleidingen. Versie Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 september 2013

Onderwijs en Examenregeling HU Master opleidingen

Onderwijs- en Examenregeling HU Bacheloropleidingen. Versie 1 september Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 september 2016

Onderwijs- en Examenregeling HU Bacheloropleidingen. Versie 1 september Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 september 2015

Onderwijs en Examenregeling HU Master opleidingen. Versie September Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 septermber 2012

Algemene informatie

Onderwijs- en Examenregeling HU Bacheloropleidingen. Versie Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 september 2014

Onderwijs en Examenregeling HU Master opleidingen

Onderwijs en Examenregeling HU Master opleidingen

Onderwijs en Examenregeling HU Master opleidingen

Onderwijs- en Examenregeling HU Bacheloropleidingen. Versie 1 september Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 september 2017

Onderwijs en Examenregeling HU Master opleidingen

De onderwijs- en examenregeling

Versie 26 januari 2016 Uitgave Centrum voor Bestuurlijke Activiteiten

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING (OER) DEEL 1: AVANS GENERIEK

MODEL REGELS EN RICHTLIJNEN EXAMENCOMMISSIE

Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

Uitvoeringsreglement Studieadvies in de propedeutische fase

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

BESLUIT: de volgende onderwijs- en examenregeling voor de opleiding Toegepaste Wiskunde vast te stellen:

Algemene bepaling DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

[60738] Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Islam in de moderne wereld. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Onderwijs- en Examenregeling 2010/2011

Toelating tot de opleiding

BESLUIT COLLEGE VAN BESTUUR

Regeling Bindend Studieadvies

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Spaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

EXAMENREGLEMENT GRADUATE SCHOOL OF HUMANITIES UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Dramaturgie. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

REGLEMENT PROFILERINGSFONDS Theologische Universiteit Apeldoorn

Onderwijs- en Examenregeling LS&T/SMS&TI (Bacheloropleiding)

A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven:

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDING TECHNISCHE INFORMATICA

Reglement Examencommissies Hogeschool van Amsterdam

A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING BACHELOROPLEIDING

VRAGENLIJST HBO. Ingevuld door: Naam instelling: Adres instelling: Contactpersoon: Naam: Telefoon:

Vrijstellingsregels Open Universiteit: procedure voor het verlenen van vrijstelling

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Arabische Taal en Cultuur

U I T S P R A A K

reglement examencommissie HZ Stichting HZ Gelet op het bepaalde in art van de wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Wet op het Hoger Onderwijs- en Wetenschap Overzicht voor studenten relevantie wetsartikelen INHOUDSOPGAVE. Hoofdstuk 7. Onderwijs...

A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven

Fraudereglement. van de. Hogeschool van Amsterdam

DEEL 3: VOOROPLEIDINGSEISEN EN EISEN PROPEDEUSE

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

REGELING TOELATING MASTEROPLEIDINGEN UNIVERSITEIT LEIDEN

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER

Reglement Studiekeuzecheck Studiejaar Christelijke Hogeschool Windesheim

Studiejaar Model Onderwijs- en examenregeling (Bachelor)

Dit reglement is een extract uit de Onderwijs- en Examenregeling van NOVI Hogeschool.

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Italiaanse taal en cultuur. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 2.4 Vergaderfrequentie examencommissie De examencommissie vergadert <tenminste twee keer per jaar>

Reglement Examencommissies. Datum 23 september Versie Hogeschool Utrecht

Reglement Opleidingscommissie Master in Pensions

onderwijs- en examenregeling LVO en Pedagogiek

Reglement Opleidingscommissies. NHL Stenden Hogeschool

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

Onderwijs- en Examenregeling HU Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1 september Bronvermelding is verplicht.

BESLUIT: de volgende regels en richtlijnen voor de bacheloropleiding Toegepaste Wiskunde vast te stellen:

Onderwijs- en Examenregeling LS&T en MST (Bacheloropleiding)

Toelichting: tekst mag vervallen indien deze niet van toepassing is er moet een uitwerking worden opgenomen die specifiek is voor de opleiding

Toelichting: tekst mag vervallen indien deze niet van toepassing is er moet een uitwerking worden opgenomen die specifiek is voor de opleiding

Zaaknummer : CBHO 2013/233 Rechter(s) : mr. Lubberdink Datum uitspraak : 13 juni 2014 Partijen : Appellant tegen de Hogeschool Inholland Trefwoorden

gelet op: de artikelen 7.13, 9.15, 9.18 en 9.38 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Deze regeling is van toepassing op een ieder die de opleiding in dit studiejaar volgt, ongeacht het moment, waarop hij de opleiding is begonnen.

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding Journalistiek. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Zaaknummer : CBHO 2016/180.5 Rechter(s) : mr. Streefkerk Datum uitspraak : 2 november 2016 Partijen : appellant en CBE Hogeschool Inholland

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Arabische, Nieuwperzische en Turkse Talen en Culturen

Hogeschool Leiden. Onderwijs- en examenregeling van Bacheloropleiding tot Fysiotherapeut. CROHO-nummer: 34570

REGELS EN RICHTLIJNEN VOOR DE TENTAMENS EN EXAMENS IN DE MASTEROPLEIDING NANOSCIENCE

Onderwijs- en Examenregeling MST en LS&T (Bacheloropleiding)

INHOUDSOPGAVE ALGEMEEN Aard van dit document Informatie en communicatie Inwerkingtreding en duur

Regeling Profileringsfonds RUG

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Kunstgeschiedenis

Onderwijs- en examenregeling Masteropleiding American Studies. Paragraaf 1 Algemene bepalingen. art. 1.1 toepasselijkheid van de regeling

OER. Onderwijs- en examenregeling

REGLEMENT STUDIEKEUZECHECK WINDESHEIM 2016

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de Masteropleiding. Kunstgeschiedenis

U I T S P R A A K

Onderwijs- en examenregeling

REGLEMENT COMMISSIE VAN BEROEP VOOR DE EXAMENS

Reglement ICLON. Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Zaaknummer : 2014/001/CBE en 2014/001.1

Bij beslissing van 28 augustus 2013 heeft de examencommissie van de opleiding Informatica appellant een negatief bindend studieadvies gegeven.

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. van de masteropleiding. Bedrijfscommunicatie. studierichtingen: Bedrijfscommunicatie, Cultuur & Organisaties (BCO)

Vastgesteld door de decaan van de faculteit Wiskunde&Informatica op 28 augustus 2003

Regels en Richtlijnen van de examencommissie (art W.H.W.)

Transcriptie:

Versie 7 juni 2010 Hogeschool Utrecht, Utrecht, 1september 2010 Onderwijs en Examenregeling HU 2010-2011 Bachelor opleidingen Bronvermelding is verplicht. Verveelvoudigen voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan. HU-productnummer: SZ/J/10.001

Veertiende gewijzigde versie, vastgesteld door het College van Bestuur op 15 juni 2010 instemming van de CMR op 1 juli 2010. Deze gewijzigde versie treedt in werking op 1 september 2010. Vorige versie: SB/J/09.001-01, vastgesteld door het CvB op 17 februari 2009 instemming van de CMR op 18 maart 2009. 2/66

Inhoudsopgave 1 PREAMBULE... 5 2 BEGRIPSBEPALINGEN... 6 Artikel 1 Begripsbepalingen... 6 3 ALGEMENE BEPALINGEN... 11 Artikel 2 Wettelijke grondslag... 11 Artikel 3 Reikwijdte... 11 Artikel 4 Onderwijs in het Nederlands... 11 Artikel 5 Openbaarheid... 11 4 EXAMENCOMMISSIES... 13 Artikel 6 Instelling, taken en werkwijze... 13 Artikel 7 Samenstelling en benoeming... 13 Artikel 8 Examinatoren... 14 Artikel 9 Verzoekprocedure examencommissie... 14 5 VOOROPLEIDINGSEISEN... 16 Artikel 10 Vooropleidingseisen... 16 Artikel 11 Toelatingsonderzoek... 16 Artikel 12 Nadere vooropleidingseisen... 16 Artikel 13 Aanvullende eisen voor beroepsuitoefening... 17 Artikel 14 Aanvulende eisen voor deeltijdse opleidingen... 17 6 INRICHTING OPLEIDINGEN... 18 Artikel 15 Opleiding... 18 Artikel 16 Studielast... 18 Artikel 17 Algemene inrichtingseisen... 18 Artikel 18 Inrichting propedeutische fase... 19 Artikel 19 Inrichting hoofdfase (major, profileringsruimte en minor)... 19 Artikel 20 Inrichting duale opleidingen... 20 Artikel 21 Studiebegeleiding en -voortgang... 20 Artikel 22 vervallen... 20 Artikel 23 Studieadvies in de propedeutische fase... 21 Artikel 24 Toegangsbeperking afstudeerrichtingen... 23 Artikel 25 Introductiedagen, excursies en werkweken... 24 Artikel 26 Stages en praktische oefeningen... 24 Artikel 27 Eigen bijdragen... 25 7 INRICHTING EXAMENS EN TENTAMENS... 26 Artikel 28 Tentamens en examens... 26 Artikel 29 Aanwezigheidsplicht... 26 Artikel 30 Inhoud tentamens en examens... 26 Artikel 31 Organisatie van examens en tentamens... 27 Artikel 32 Inschrijving voor cursussen... 27 Artikel 33 Inschrijving voor tentamens... 28 Artikel 34 Tentamenmogelijkheden... 28 Artikel 35 Legitimatieplicht bij tentamens... 29 Artikel 36 Bekendmaking tentamenuitslagen... 29 Artikel 37 Termijnen beoordeling en inzage... 29 Artikel 38 Onregelmatigheden... 30 Artikel 39 Voorzieningen... 30 Artikel 40 Vrijstellingen... 31 Artikel 41 Bewaring tentamen- en examenstukken... 31 8 GETUIGENSCHRIFTEN EN TITULATUUR... 33 Artikel 42 Getuigschriften... 33 Artikel 43 Graden en titulatuur... 34 Artikel 44 Vermelding cum laude of met genoegen... 34 9 SLOTBEPALINGEN... 36 Artikel 45 Bezwaarprocedure... 36 3/66

Artikel 46 Nadere regeling in faculteits-oer... 37 Artikel 47 Onvoorziene omstandigheden... 38 Artikel 48 Inwerkingtreding... 38 Artikel 49 Evaluatie... 38 BIJLAGE 1 BIJLAGE 2 Diplomaformats bacheloropleidingen HU Overzicht CROHO-geregistreerde bacheloropleidingen HU met graadvermeldingen (Afzonderlijk gepubliceerd als Excel-bestand op www.reglementen.hu.nl.) 4/66

1 PREAMBULE De Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW) vormt de basis van de regelgeving voor het hoger onderwijs. In deze wet worden bijvoorbeeld regels gegeven voor de inrichting en accreditatie van opleidingen, de inrichting van het bestuur en medezeggenschap en de rechtspositie van de student. Recent is de WHW gewijzigd. Op 2 februari 2010 is het wetsvoorstel door de Eerste Kamer aangenomen. De meeste onderdelen van de nieuwe WHW zullen op 1 september 2010 in werking treden en zijn reeds in de voorliggende regeling vervat. Op grond van artikel 7.13 WHW moet voor elke opleiding of groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling (OER) worden vastgesteld. Binnen de HU bestaat de onderwijsen examenregeling uit drie delen: een hogeschoolbreed deel (de OER-HU), een faculteitsspecifiek deel (de faculteits-oer) en een opleidingsspecifiek deel (de opleidings-oer). Deze drie delen vullen elkaar aan en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Elk deel vormt een afzonderlijk document. De opleidings-oer is geïntegreerd in de studiegids en is voor studenten en docenten het meest relevante deel van de onderwijs- en examenregeling. De OER bevat adequate en heldere informatie over de opleiding of groep van opleidingen en geldt voor alle voltijd-, deeltijd- en duale studenten, voor zover uit de tekst niet het tegendeel blijkt. De OER-HU regelt op hoofdlijnen de rechten en plichten van alle HU-studenten ten aanzien van onderwijs, examens en tentamens. Deze regeling is gebaseerd op de WHW en op het algemene hogeschoolbeleid. De OER-HU wordt vastgesteld door het College van Bestuur. Waar in de OER-HU wordt gesproken over "opleiding" wordt de bacheloropleiding bedoeld 1. Voor de masteropleidingen geldt een afzonderlijke OER. In de OER-HU is aangegeven welke onderwerpen op faculteits- en/of opleidingsniveau nader geregeld worden. Het betreft dan vooral de inrichting van het onderwijs, waarvoor per faculteit en/of opleiding specifieke regels worden vastgesteld ter uitwerking en invulling van de OER-HU. De OER-HU verwijst daarvoor naar de faculteits-oer, waarmee tevens een specifiek mandaat aan de faculteitsdirecteur wordt gegeven om in de faculteits-oer een nadere regeling op te nemen. Als voor een bepaald onderwerp een opleidingsspecifieke regeling gewenst is, kan de faculteits-oer op haar beurt een verwijzing naar de studiegidsen bevatten. Dit vormt dan een specifiek submandaat aan de opleidingsdirecties om voor de desbetreffende opleiding(en) een nadere regeling in de studiegidsen op te nemen. Bij de totstandkoming van de faculteits-oer en de studiegids moeten de bepalingen van de "hogere" regeling (lees: OER-HU en faculteits-oer) in acht worden genomen. De bedoeling is immers dat de verschillende regelingen elkaar aanvullen. Bij onderlinge tegenstrijdigheid prevaleert altijd de "hogere" regeling. Waar de tekst van de OER-HU correspondeert met de WHW, is het desbetreffende artikelnummer uit de WHW tussen haakjes toegevoegd. Om de OER-HU leesbaar te houden zijn slechts de meest relevante bepalingen uit de WHW overgenomen. Bij de uitleg van de OER- HU prevaleert uiteraard de tekst van de WHW. Raadpleeg dus zo nodig de wettekst. De OER wordt jaarlijks opnieuw vastgesteld en vervangt de vorige versie die dan niet meer geldt. Als het nodig is om oude regels te handhaven, wordt een overgangsregeling opgenomen, waarin vermeld is voor wie en tot welke datum die oude regels nog gelden. De OER van een bepaald studiejaar geldt voor alle studenten die in dat studiejaar zijn ingeschreven. 1 Zie voor definities van begrippen artikel 1. 5/66

2 BEGRIPSBEPALINGEN Artikel 1 Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: 1. Afdeling: Een organisatorische eenheid van een faculteit belast met het verzorgen van: - één of meer bacheloropleidingen van die faculteit, alsmede de eventueel daarbij behorende afdelingsdiensten (Instituut of cluster) en/of: - één of meer masteropleidingen van die faculteit, alsmede de eventueel daarbij behorende afdelingsdiensten (Academie), en/of: - één of meer deeltijd-bacheloropleidingen en/of activiteiten zoals commerciële cursussen en dienstverlening van die faculteit, alsmede de eventueel daarbij behorende afdelingsdiensten (Centrum), - één en ander zoals geregeld in het door de faculteitsdirecteur vastgestelde faculteitsorganisatiebesluit. 2. Afdelingsdirecteur 2 : Ook: instituutsdirecteur of clusterdirecteur. Degene die de directie vormt van een afdeling, met taken en bevoegdheden in mandaat uitgeoefend, zoals geregeld in het door de faculteitsdirecteur vastgestelde faculteitssubmandateringsbesluit. 3. Afstudeerrichting: Een samenhangend geheel van hoofdfase cursussen binnen een opleiding met een gemeenschappelijke naam, gericht op een bepaalde discipline of beroep, met een omvang van tenminste 60 studiepunten. Zie bijlage 2 OER HU. 4. Associate degree (Ad): In een Bacheloropleiding ingesteld programma, met een studielast van 120 studiepunten. Indien een student met goed gevolg het examen van een Ad-programma heeft afgelegd, wordt de graad Associate degree verleend. 5. Bacheloropleiding: HBO-opleiding als bedoeld in de artikelen 7.3 en 7.3a WHW. Bij voltooiing van deze opleiding wordt aan de student de graad Bachelor verleend. Zie ook: opleiding. 6. College van Bestuur: Bestuursorgaan van de hogeschool, tevens instellingsbestuur van de Stichting Hogeschool Utrecht krachtens artikel 10.8 WHW met taken en bevoegdheden zoals geregeld in de Statuten van de Stichting Hogeschool Utrecht. 7. Cursus: Gelijk aan de wettelijke term onderwijseenheid. Een samenhangend geheel van te verwerven kennis, inzicht en vaardigheden, dat deel uitmaakt van de propedeuse of de hoofdfase van een opleiding. Een cursus kan ook betrekking hebben op de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening in verband met het onderwijs in een duale opleiding, voor zover deze activiteiten onder begeleiding vanuit de opleiding plaatsvinden. Een examencommissie kan, onder door haar te stellen voorwaarden, ook de werkzaamheden van een deeltijd student als cursus aanmerken (7.3.2 en 7.27). De studielast van een cursus wordt uitgedrukt in hele studiepunten (zie ook: studiepunt en European Credit). 2 Ingeval een afdeling twee of meer directeuren kent moet hiervoor in dit besluit gelezen worden afdelingsdirectie. 6/66

8. Deeltijdse opleiding: Opleiding die zodanig is ingericht dat de student naast de onderwijsactiviteiten ook andere werkzaamheden kan verrichten. Onder omstandigheden kunnen bepaalde werkzaamheden leiden tot vrijstellingen of aangemerkt worden als cursussen. (7.27). 9. Diploma: Het door een examencommissie af te geven getuigschrift ten bewijze dat het afsluitend examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg is afgelegd. Zie ook: getuigschrift. 10. Duale opleiding: Opleiding die zodanig is ingericht dat het volgen van onderwijs gedurende één of meer perioden wordt afgewisseld met beroepsuitoefening in verband met dat onderwijs. De opleiding bestaat dan uit een onderwijs- en een beroepsuitoefeningsdeel. De beroepsuitoefening is onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kan dus studiepunten opleveren. (7.7.2) 11. European Credit (EC): Internationale eenheid ter aanduiding van de studielast volgens het European Credit Transfer System (ECTS). Zie ook: studiepunt. 12. Examen: De afsluitende beoordeling van een gevolgde opleiding dan wel de propedeutische fase daarvan. Aan elke opleiding is een examen verbonden. Aan de propedeutische fase kan een examen verbonden zijn. 13. Examencommissie: Een conform artikel 7.12 WHW ingestelde commissie ten behoeve van het afnemen, de organisatie en coördinatie, en borging van de kwaliteit van tentamens en examens van èèn of meer opleidingen. 14. Examinator: Namens de examencommissie optredend personeelslid van de hogeschool, die belast is met het verzorgen van onderwijs in een opleiding of groep van opleidingen, dan wel een deskundige van buiten de opleiding. 15. Extraneus: Degene die conform artikel 7.32 e.v. WHW als extraneus aan de hogeschool is ingeschreven. Een extraneus heeft niet het recht om onderwijs te volgen, maar kan wel tentamens en examens afleggen en gebruik maken van bepaalde studievoorzieningen. 16. Faculteit: Een organisatorische eenheid van de hogeschool, bestaande uit een aantal verwante opleidingen, zoals opgenomen in het door het college van bestuur vastgestelde Organisatiebesluit HU, en de faculteitsdiensten, zoals opgenomen in het door de faculteitsdirecteur vastgestelde Faculteits-organisatiebesluit. 17. Faculteitsdirecteur: De directie van een faculteit, met taken en bevoegdheden zoals geregeld in het door het College van Bestuur vastgestelde Mandateringsbesluit HU. 18. Faculteitsonderwijs- en examenregeling (faculteits-oer): De voor alle opleidingen van een faculteit geldende nadere uitwerking en invulling van de OER-HU. In de faculteits-oer wordt ook aangegeven welke onderwerpen op opleidingsniveau nader worden geregeld in de studiegids. De faculteits-oer wordt vastgesteld door de faculteitsdirecteur. 7/66

19. Getuigschrift: Het door de examencommissie af te geven bewijsstuk waaruit blijkt dat het propedeutisch of afsluitend examen van de desbetreffende opleiding met goed gevolg is afgelegd. (7.11) Voor het propedeutisch examen is sprake van een propedeutisch getuigschrift, voor het afsluitend examen is sprake van het afsluitend getuigschrift 20. Hogeschool: Hogeschool Utrecht (HU), in stand gehouden door de Stichting Hogeschool Utrecht. 21. Honours Programme: Een programma dat naast en in aanvulling op het studieprogramma van een reguliere bacheloropleiding (240 studiepunten) door een opleiding aangeboden kan worden. Dit programma staat enkel open voor excellente studenten, die voldoen aan de door de opleiding nader vast te stellen eisen. Het Honours Programme omvat 30 studiepunten. 22. Hoofdfase: De post-propedeutische fase van een opleiding, die wordt afgerond met het afsluitend examen. 23. HU-Loket Rechtsbescherming Studenten: Door het College van Bestuur ingestelde faciliteit als bedoeld in art. 7.59a WHW waar studenten klachten en beroepen in kunnen dienen, en dat zorg draagt voor doorgeleiding aan een behandelend orgaan. Het HU-Loket Rechtsbescherming Student is ondergebracht bij de stafdienst Studentzaken. 24. HU Onderwijscatalogus: Openbaar register waarin het totale aanbod van opleidingen, majors, minors, keuzecursussen en pre-masters binnen de hogeschool wordt beschreven, inclusief de profileringsmogelijkheden, doelgroep en eventuele instroomeisen. 25. Major: Het onderdeel van de hoofdfase van een opleiding dat bestaat uit verplichte cursussen en een aantal nader omschreven, aan de major gerelateerde, keuzecursussen. 26. Minor: Een samenhangend geheel van keuzecursussen, dat als zodanig is opgenomen in de HU-Onderwijscatalogus, dan wel door een andere onderwijsinstelling als zodanig wordt aangeboden. Zie ook: profileringsruimte. 27. Onderwijs en examenregeling (OER): De regeling voor een opleiding of groep van opleidingen, zoals bedoeld in artikel 7.13 WHW. Hoofdzaken van de onderwijs- en examenregeling worden voor de hele hogeschool vastgesteld in de onderwijs- en examenregeling HU. Nadere invulling daarvan en aanvulling daarop vindt plaats in de faculteitsonderwijs- en examenregeling, respectievelijk in de studiegidsen van de opleidingen. 28. Opleiding: Een samenhangend geheel van cursussen, gericht op de verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden, waarover degene die de opleiding voltooit dient te beschikken. Opleidingen zijn voltijds, deeltijds of duaal ingericht. (7.3.2) Waar in deze regeling sprake is van opleiding wordt daarmee gedoeld op: - de 4-jarige bacheloropleiding; - een eventueel aan de bacheloropleiding gekoppeld honours programme; - een Ad-programma (Associate degree). 8/66

29. Osiris: Het digitale studievolgsysteem voor alle opleidingen en studenten aan de HU, waarin de studiegegevens van de student zijn opgenomen. Deze studiegegevens vallen onder het Privacyreglement persoonsgegevens studenten van de Hogeschool Utrecht. 30. Profileringsruimte: Het onderdeel van de hoofdfase van een opleiding dat de student naar eigen inzicht kan invullen met het aanbod uit de HU Onderwijscatalogus, dan wel met een minor en/of losse keuzecursussen van instellingen voor hoger onderwijs buiten de HU, mits daarvoor de goedkeuring van de examencommissie wordt verkregen. 31. Propedeutische fase: De aan de hoofdfase van een opleiding voorafgaande fase die, tenzij de faculteits-oer hieromtrent anders bepaalt, wordt afgesloten met het propedeutisch examen. (7.8.2) 32. Student: Degene die, conform artikel 7.32 e.v. WHW of andere wettelijke regelingen, als student (voltijd, deeltijd, of duaal) aan de hogeschool is ingeschreven. De rechten en plichten van de student zijn beschreven in het door het college van bestuur vastgestelde Studentenstatuut HU. 33. Studentendecaan: De functionaris als bedoeld in artikel 7.34 lid 1 sub d WHW, die tot taak heeft studenten te adviseren, begeleiden en waar nodig hun belangen te behartigen, en voorts op zijn/haar werkterrein een signalerende en adviserende rol binnen de faculteit en de hogeschool vervult. 34. Studieadvies: Advies over het al dan niet voortzetten van een bepaalde studie, dat in het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase bij die opleiding aan de student wordt gegeven. Aan een studieadvies kan een afwijzing verbonden zijn. 35. Studiegids: De door de afdelingsdirectie vastgestelde informatiegids voor studenten van één of meer opleidingen. De studiegids omvat mede de opleidings-oer, die een uitwerking en invulling van de faculteits-oer op opleidingsniveau vormt. 36. Studiejaar: Het tijdvak dat aanvangt op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende jaar, zoals bedoeld in art. 1.1 WHW. 37. Studielast: Het genormeerde tijdsbeslag van elke opleiding en van elke cursus uitgedrukt in hele studiepunten. (7.4.1). 38. Studieloopbaanbegeleider: Mentor, studieadviseur of andere voor studiebegeleiding aangewezen functionaris (al dan niet gecertificeerd). 39. Studiepunt: Eenheid waarmee de studielast van (een onderdeel van) de opleiding wordt uitgedrukt. Eén studiepunt is gelijk aan een European Credit, oftewel 28 uren studie. 9/66

40. Tentamen: Aan elke cursus is een tentamen verbonden. Een tentamen kan bestaan uit verschillende deeltentamens. Het tentamen omvat een onderzoek naar de kennis, het inzicht en/of de vaardigheden van de kandidaat, alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Als het tentamen (op alle onderdelen) met goed gevolg is afgelegd worden de studiepunten van de desbetreffende cursus toegekend. (7.3.3 en 7.10.1) Het begrip tentamen is gelijk aan het begrip toets. Tenzij uit deze regeling anders blijkt wordt gedoeld op alle tentamen- of toetsvormen. 41. Variant: De inrichting van een opleiding in voltijd, duaal en deeltijd (7.7.1). 42. Verklaring: De hogeschool kan aan degene die meer dan één tentamen met goed gevolg heeft afgelegd en aan wie geen getuigschrift kan worden uitgereikt, desgevraagd een door de desbetreffende examencommissie verklaring afgeven waarin in elk geval de tentamens zijn vermeld die door hem met goed gevolg zijn afgelegd. (7.11. 5) 43. Voltijdse opleiding: Een voltijdse opleiding is een opleiding die is ingericht zonder dat rekening is gehouden met het verrichten van andere werkzaamheden dan onderwijsactiviteiten. Werkzaamheden in de vorm van stages zijn onderdeel van het onderwijsprogramma van de opleiding en kunnen studiepunten opleveren. 44. Week: Een periode van zeven aaneengesloten dagen, met uitzondering van algemeen erkende feestdagen en (voor wat betreft de bezwaar- en beroepstermijnen) het jaarlijks door het HU-Loket Rechtsbescherming Studenten vastgestelde zomerreces. 45. WEB: De Wet Educatie en Beroepsonderwijs, zoals gepubliceerd in Staatsblad 1995 nr. 501, inclusief de latere aanvullingen en wijzigingen. 46. WHW: De Wet op het Hoger onderwijs en het Wetenschappelijk onderzoek, zoals gepubliceerd in Staatsblad 1992 nr. 593, inclusief latere aanvullingen en wijzigingen. 47. WSF 2000: De Wet op de Studiefinanciering 2000 inclusief latere aanvullingen en wijzigingen. 10/66

3 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 2 Wettelijke grondslag De Onderwijs- en examenregeling zoals genoemd in artikel 7.13 WHW en in het Studentenstatuut HU bestaat aan de hogeschool uit drie delen: - deze Onderwijs- en examenregeling bacheloropleidingen HU (hierna: OER-HU), die het algemene deel vormt en derhalve op alle opleidingen van de hogeschool van toepassing is; - de faculteits-oer bacheloropleidingen en - de opleidings-oer bacheloropleidingen (studiegids), die een invulling en uitwerking van de OER-HU op faculteits- respectievelijk opleidingsniveau vormen. Artikel 3 Reikwijdte 1. Deze regeling is van toepassing op de bacheloropleidingen en de Associate degree opleidingen van de HU, voor zover deze door het ministerie van OC en W worden bekostigd. 2. Waar in deze regeling over examens of tentamens wordt gesproken, zijn daaronder telkens mede te verstaan de onderdelen van een examen of een tentamen die afzonderlijk door een deeltentamen worden beoordeeld. 3. Waar in deze regeling over opleiding wordt gesproken, kan ook gelezen worden een groep van twee of meer samenhangende opleidingen. 4. Deze regeling geldt voor alle voltijd-, deeltijd- en duale studenten voor zover uit de tekst niet het tegendeel blijkt. Deze regeling is alleen op een extraneus van toepassing, voor zover de bepalingen van belang zijn met het oog op de inhoud en het afleggen van tentamens of examens. Artikel 4 Onderwijs in het Nederlands 1. Het onderwijs wordt gegeven in het Nederlands. De tentamens en de examens worden afgenomen in het Nederlands. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere taal worden gebezigd: a. wanneer het een opleiding met betrekking tot die taal betreft; b. wanneer het onderwijs betreft dat in het kader van een gastcollege door een anderstalige docent gegeven wordt; c. indien de specifieke aard 3, de inrichting of de kwaliteit van het onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten daartoe noodzaakt, overeenkomstig een in de faculteits OER opgenomen gedragscode. (7.2) Artikel 5 Openbaarheid De faculteitsdirecteur draagt er zorg voor dat tijdig vóór de aanvang van het studiejaar (in elk geval vóór 1 juli van het voorafgaande studiejaar) en zodanig dat de aanstaande student zich een goed oordeel kan vormen over inhoud en inrichting van onderwijs en examens, wordt bekendgemaakt: a. het onderwijsaanbod van de faculteit; b. hoofdlijnen van de faculteits-oer; c. ten aanzien van welke opleidingen een studieadvies kan worden gegeven of een mogelijke toegangsbeperking bestaat als bedoeld in artikel 24; 3 Hier betreft het bijvoorbeeld opleidingen met een internationaal of Engelstalig curriculum. In de Inschrijvingsregeling HU is nader bepaald welke taaltoets en welk resultaat behaald dient te worden conform de Gedragscode Internationale Student. 11/66

d. de nadere regeling in de faculteits-oer als bedoeld in artikel 23 en artikel 24. (7.15) De informatie wordt op een zodanige wijze bekend gemaakt dat de aanstaande student tevens in staat gesteld wordt om opleidingsmogelijkheden te vergelijken en dat voldaan wordt aan afspraken met belangorganisaties van studenten en/of ministeriële regelingen. 12/66

4 EXAMENCOMMISSIES Artikel 6 Instelling, taken en werkwijze 1. De faculteitsdirecteur stelt voor elke opleiding of groep van opleidingen een examencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. (7.12 en 7.12a) 2. De faculteitsdirecteur draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd. (7.12a) 3. Voor een Associate degree-opleiding (Ad-opleiding) fungeert dezelfde examencommissie als die van de verwante opleiding of groep van opleidingen. 4. De examencommissie stelt op een objectieve en deskundige wijze vast of een student voldoet aan de voorwaarden die de OER stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. (7.12) 5. Naast de elders in deze regeling genoemde taken en bevoegdheden, is de examencommissie belast met: a. Het borgen van de kwaliteit van de tentamens en examens, onverminderd hetgeen vastgelegd in artikel 8 van deze regeling; b. Het adviseren van het opleidingsmanagement bij het vaststellen van het toetsbeleid; c. Het vaststellen van richtlijnen en aanwijzingen binnen het kader van de OER, om de uitslag van tentamens en examens te beoordelen en vast te stellen; d. Het verlenen van vrijstelling voor het afleggen van één of meer tentamens (7.12b); e. Het uitreiken van getuigschriften (7.11); f. De vaststelling van de uitslag van examens; g. Het aanwijzen van examinatoren ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan; h. Het beoordelen van onregelmatigheden bij tentamens; i. Het goedkeuren van keuzecursussen en minors; j. De toepassing van het studieadvies in de propedeuse. 6. De examencommissie stelt jaarlijks een verslag van haar werkzaamheden op en verstrekt deze aan het instellingsbestuur. (7.12b) 7. Het Reglement Examencommissies, dat wordt opgenomen in de faculteits-oer, bevat nadere regels met betrekking tot de taken en bevoegdheden van de examencommissies. Artikel 7 Samenstelling en benoeming 1. Alvorens tot benoeming over te gaan, hoort de faculteitsdirecteur de leden van de desbetreffende examencommissie. (7.12a) 2. Ten minste één lid van de examencommissie is als docent verbonden aan één van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort. (7.12a) 3. Als lid van de examencommissie kan ook een externe deskundige benoemd worden. Ook kan de examencommissie een externe als deskundige consulteren. 4. Als lid van de examencommissie kan niet benoemd worden diegene die een functie bekleedt waardoor er een (schijn van) belangverstrengeling zou kunnen ontstaan, daaronder worden in elk geval begrepen leidinggevende binnen de betreffende opleiding of groep van opleidingen. 13/66

5. Bij de benoeming wordt ook aangegeven wie van de leden voorzitter en plaatsvervangend voorzitter is. Voorts kan de faculteitsdirecteur een ambtelijk secretaris benoemen. 6. De benoeming geschiedt voor een in het benoemingsbesluit aangegeven periode. De leden als bedoeld in lid 1 zijn steeds opnieuw benoembaar. Het lidmaatschap van de commissie eindigt: a. door het verstrijken van de in het benoemingsbesluit genoemde periode, of: b. doordat betrokkene een leidinggevende functie bij de betrokken opleiding of groep van opleiding krijgt, of; c. doordat betrokkene niet meer aan de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen is verbonden, tenzij de faculteitsdirecteur hierover anders beslist. 7. Het benoemingsbesluit wordt in beginsel genomen vóór de aanvang van een studiejaar, doch uiterlijk per 1 oktober. De samenstelling van de examencommissie van een opleiding wordt tijdig aan de studenten bekendgemaakt. Artikel 8 Examinatoren 1. De examencommissie wijst ten behoeve van het afnemen van de tentamens en het vaststellen van de uitslag daarvan examinatoren aan. 2. Tenzij de examencommissie anders beslist, worden ten behoeve van het afnemen van de tentamens de personeelsleden, die met het verzorgen van het onderwijs in de betreffende opleiding of groep van opleidingen belast zijn, geacht te zijn aangewezen als examinator. De examencommissie kan ook deskundigen van buiten de opleiding als examinator aanwijzen. 3. De examinatoren verstrekken de examencommissie gevraagde inlichtingen. De examinator voert het door het opleidingsmanagement vastgestelde toetsbeleid uit. Daarbij kan de examencommissie de examinator richtlijnen en aanwijzingen geven. Artikel 9 Verzoekprocedure examencommissie 4 1. De student kan bij de examencommissie een verzoekschrift indienen, als hij meent belang te hebben bij een beslissing van de examencommissie op grond van de OER, waarbij het kan gaan om de toepassing of juist een afwijking van de OER. Het verzoekschrift dient schriftelijk en tijdig bij de examencommissie ingediend te worden. 2. Indien een student bij de examencommissie een verzoek of klacht indient waarbij een examinator betrokken is die lid is van de examencommissie, neemt de betrokken examinator geen deel aan de behandeling van het verzoek of klacht. (7.12b) 3. Het verzoekschrift wordt ondertekend en bevat tenminste: a) naam, adresgegevens en studentnummer van de afzender; b) de dagtekening; c) de redenen van het verzoek; d) eventuele bewijsstukken. 4. De examencommissie kan verlangen dat het verzoek nader wordt gemotiveerd en/of met bewijsstukken wordt onderbouwd, alvorens een beslissing te nemen. 5. De examencommissie maakt tijdig, doch uiterlijk binnen 3 weken na ontvangst van het verzoek, haar beslissing schriftelijk of via e-mail aan de aanvrager bekend. 6. De verzoekprocedure kan nader worden geregeld in de faculteits-oer. 4 Dit artikel voorziet in die gevallen waarin nog niet in een specifieke procedure is voorzien. Het betreft onder meer vrijstellingen en voorzieningen bij tentamens. 14/66

7. Tegen beslissingen als bedoeld in dit artikel staan bezwaar en beroep open conform artikel 45. 15/66

5 VOOROPLEIDINGSEISEN Artikel 10 Vooropleidingseisen 1. Iemand kan slechts als student voor een opleiding worden ingeschreven, indien aan de vooropleidingseisen, genoemd in art. 11 van de Inschrijvingsregeling HU, is voldaan. (7.24.2) 2. Indien het diploma van de vooropleiding buiten Nederland is afgegeven, kan de examencommissie van de desbetreffende opleiding eisen stellen aan de beheersing van de Nederlandse dan wel de Engelse taal.(7.28.2) 5 Artikel 11 Toelatingsonderzoek 6 1. De faculteitsdirecteur kan personen van eenentwintig jaar of ouder, die niet voldoen aan de in artikel 10 lid 1 gestelde vooropleidingseis, van die vooropleidingseis vrijstellen indien zij bij een onderzoek door de examencommissie of een door de faculteitsdirecteur aan te wijzen andere commissie, blijk hebben gegeven van: a. geschiktheid voor het desbetreffende onderwijs en b. van voldoende beheersing van de Nederlandse taal voor het met vrucht kunnen volgen van dat onderwijs 7. 2. De faculteitsdirecteur kan ten aanzien van een bezitter van een buiten Nederland afgegeven diploma, dat in eigen land toegang geeft tot een opleiding voor hoger onderwijs, afwijken van de in het eerste lid genoemde leeftijd. Dat is in bijzondere gevallen ook mogelijk als geen diploma kan worden overgelegd. (7.29.3) 3. De toelatingseisen voor een bepaald studiejaar worden uiterlijk in november van het voorafgaande studiejaar vastgesteld en bekend gemaakt. Informatie over de toelatingstoetsen van alle faculteiten is terug te vinden op de HU-brede site Toelatingsonderzoek op internet. 4. De aan het onderzoek, genoemd in lid 1, te stellen eisen zijn opgenomen in de faculteits- OER. (7.29.2) Artikel 12 Nadere vooropleidingseisen 8 1. De faculteitsdirecteur kan bepalen dat een bezitter van een diploma of getuigschrift (zoals bedoeld in artikel 10), dat niet voldoet aan het profiel voor de betreffende opleiding of groep van opleidingen, toch wordt ingeschreven, nadat aan de eisen van een nader onderzoek is voldaan. 2. De aan het nader onderzoek, genoemd in lid 1, te stellen eisen zijn opgenomen in de faculteits-oer. (7.25.4) 5 6 7 8 In de Inschrijvingsregeling HU is nader bepaald welke taaltoets en welk resultaat behaald dient te worden, conform de Gedragscode Internationale Student. Zie ook art. 12 Inschrijvingsregeling HU In de Inschrijvingsregeling HU is nader bepaald welke taaltoets en welk resultaat behaald dient te worden, conform de Gedragscode Internationale Student. Zie ook art. 13 Inschrijvingsregeling HU 16/66

Artikel 13 Aanvullende eisen voor beroepsuitoefening 9 1. Indien bij ministeriële regeling specifieke eisen worden gesteld aan de uitoefening van het beroep of de beroepen waarop een opleiding voorbereidt, vindt inschrijving plaats nadat aan de eisen van een aanvullend onderzoek is voldaan. 2. De aan het aanvullend onderzoek, genoemd in lid 1, te stellen eisen zijn opgenomen in de faculteits-oer. (7.26.1) Artikel 14 Aanvullende eisen voor deeltijdse opleidingen 10 1. Met het oog op de inschrijving voor deeltijdse opleidingen kunnen eisen worden gesteld aan het verrichten van werkzaamheden tijdens het volgen van die opleiding, mits deze werkzaamheden als cursussen zijn aangemerkt. 2. De eisen, genoemd in lid 1, zijn opgenomen in de faculteits-oer. (7.27) 9 10 Zie ook art. 14 Inschrijvingsregeling HU Zie ook art. 14 Inschrijvingsregeling HU 17/66

6 INRICHTING OPLEIDINGEN Artikel 15 Opleiding 1. In de faculteits-oer is in elk geval opgenomen: a. wat de doelstellingen van de opleiding zijn; b. welke kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden de student zich bij voltooiing van de opleiding moet hebben verworven; c. welke eventuele beroepshouding de student zich bij voltooiing van de opleiding moet hebben verworven; d. wat de inhoud is van de afstudeerrichtingen binnen de opleiding. (7.13.2) 2. In de faculteits-oer is ook globaal opgenomen: a. welke loopbaanmogelijkheden de opleiding kent; b. welke horizontale doorstromingsmogelijkheden de opleiding kent; c. welke vervolgopleidingsmogelijkheden de opleiding kent. Artikel 16 Studielast 1. De studielast van elke opleiding en van elke cursus wordt uitgedrukt in hele studiepunten. Een studiepunt is gelijk aan 28 uren studie. (7.4.1) 2. De totale studielast van een bacheloropleiding bedraagt 240 studiepunten. (7.4b.1) De totale studielast van een Ad-programma (Associate degree) bedraagt 120 studiepunten. (7.8a.2) 3. De studielast van een eventueel bij een bacheloropleiding aangeboden honours programme bedraagt 30 studiepunten. 4. De studielast van de propedeutische fase van een bacheloropleiding of een Adprogramma waaraan een propedeutisch examen is verbonden, bedraagt 60 studiepunten. (7.8.4) Artikel 17 Algemene inrichtingseisen 1. In de faculteits-oer wordt voor elke opleiding aangegeven of deze voltijds, deeltijds of duaal is ingericht, en welke andere vormen van differentiatie in leerwegen en/of differentiatie naar studieduur en tempo de opleiding kent. (7.7 en 7.13.2) 2. Elke opleiding kent een uit cursussen opgebouwde propedeutische fase en hoofdfase. (7.8.2) 3. Elke opleiding is zodanig ingericht dat de student in redelijkheid in staat wordt gesteld te voldoen aan de norm voor studievoortgang zoals bepaald in of krachtens de WSF 2000. (7.4.2) Voor studenten met een functiebeperking en/of chronische ziekte zie artikel 39. 4. In opvolgende studiejaren kunnen naam, vorm en/of inhoud van cursussen en tentamens worden gewijzigd en/of vervangen, in welke gevallen in de Faculteits-OER wordt aangegeven of er gedurende een nader te bepalen termijn nog een mogelijkheid is om op basis van eerder gevolgde vervallen cursussen tentamens af te leggen. Voor de geldigheidsduur van de behaalde tentamenresultaten wordt verwezen naar artikel 28 lid 6 en 7. 18/66

5. Voor opleidingen gericht op een bepaald beroep, ten aanzien waarvan bij of krachtens de wet vereisten zijn gesteld ten aanzien van de kennis, het inzicht en de vaardigheden die betrokkenen zich op grond van de opleiding tot dat beroep moeten hebben verworven, wordt het onderwijs zodanig ingericht, dat degenen die deze opleiding volgen ten minste in de gelegenheid zijn aan die vereisten te voldoen. (7.6.1) Artikel 18 Inrichting propedeutische fase 1. De propedeutische fase van een opleiding is, met het oog op het uit te brengen studieadvies, zodanig ingericht dat er sprake is van het verkrijgen van inzicht in de inhoud van de opleiding (oriëntering), met de mogelijkheid van verwijzing en selectie gedurende die fase. (7.8.5) 2. In de faculteits-oer wordt aangegeven wat de inhoud en de studielast zijn van de cursussen van de propedeutische fase. (7.13.2) Artikel 19 Inrichting hoofdfase (major, profileringsruimte en minor) 1. De hoofdfase van elke Bacheloropleiding omvat een major (hoofdprogramma) en een profileringsruimte 11. De major omvat cursussen met een totale studielast van 150 studiepunten (vermeerderd met de studielast van een eventueel honours programme als bedoeld in artikel 16 lid 3). De profileringsruimte omvat cursussen met een totale studielast van 30 studiepunten. 2. In de faculteits-oer wordt per opleiding aangegeven: - welke studielast de major en de profileringsruimte omvatten; - welke cursussen binnen de major verplicht zijn of deel uitmaken van een verplicht keuzeaanbod binnen de major; - wat de inhoud en studielast is van deze cursussen. (7.13.2) 3. De profileringsruimte kan door de student worden ingevuld uit het aanbod van de HU Onderwijscatalogus, waaronder een minor en/of keuzecursussen, dan wel uit het aanbod van instellingen voor hoger onderwijs buiten de HU. Invulling is gebonden aan voorafgaande goedkeuring door de examencommissie van de opleiding waarvoor de student is ingeschreven. 4. De examencommissie kan goedkeuring als bedoeld in het vorige lid weigeren op een of meer van de volgende gronden: a. de desbetreffende keuzecursus of minor is niet van H(B)O-niveau; b. er is sprake van substantiële inhoudelijke overlap tussen de desbetreffende keuzecursus of minor enerzijds en de major anderzijds. De examencommissie kan verlangen dat de student een (door de studieloopbaanbegeleider voor gezien getekend) profileringsplan overlegt, en/of dat de student zijn of haar keuze nader motiveert 12. 5. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden van dit artikel, is ten aanzien van een keuzecursus of minor als bedoeld in lid 3 de onderwijs- en examenregeling van de aanbiedende opleiding van toepassing. 11 Voor deeltijd- en duale opleidingen is dit (vooralsnog) niet dwingend voorgeschreven. In die gevallen staat het de afdelingsdirectie vrij om een profileringsruimte al dan niet in het programma op te nemen. 12 Goedkeuring van een minor of keuzecursus door de examencommissie houdt niet automatisch in dat de student ook in de cursus(sen) wordt geplaatst. Afhankelijk van het aantal aanmeldingen kan een student door de aanbiedende opleiding worden geweigerd of kan een cursus worden geannuleerd. 19/66

Artikel 20 Inrichting duale opleidingen 1. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande artikelen van dit hoofdstuk geldt voor de inrichting van duale opleidingen bovendien het bepaalde in de volgende leden van dit artikel. 2. In de faculteits-oer wordt voor een duale opleiding aangegeven: a. de minimale studielast van het onderwijsdeel; b. de tijdsduur van de periode of de gezamenlijke tijdsduur van de perioden die ten minste in de beroepsuitoefening wordt doorgebracht, en c. de minimale studielast van het deel van de opleiding dat wordt gevormd door de beroepsuitoefening, waarbij het aantal studiepunten beargumenteerd wordt. (7.7.3 en 7.7.4) 3. Ten aanzien van de beroepsuitoefening binnen een duale opleiding wordt een civielrechtelijke drie-partijenovereenkomst aangegaan tussen de afdelingsdirectie, de student en het bedrijf of de organisatie waar de beroepsuitoefening plaatsvindt. Bij deze overeenkomst wordt - met inachtneming van de onderwijs- en examenregeling - in elk geval geregeld: a. de duur van de overeenkomst en de tijdsduur van de periode of perioden van de beroepsuitoefening; b. de begeleiding van de student; c. de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die de student tijdens de periode of de perioden van beroepsuitoefening dient te realiserenen de beoordeling daarvan, en d. de gevallen waarin, en de wijze waarop, de overeenkomst voortijdig kan worden ontbonden. (7.7.5) Artikel 21 Studiebegeleiding en -voortgang 1. De student heeft recht op studiebegeleiding door een studieloopbaanbegeleider. In de faculteits-oer wordt aangegeven hoe de studiebegeleiding in de propedeutische fase en de hoofdfase plaatsvindt. 2. De studiebegeleiding omvat mede het opstellen van een profileringsplan door de student in samenspraak met de studieloopbaanbegeleider. In het profileringsplan wordt de keuze van de student uit het aanbod van de HU Onderwijscatalogus en eventuele externe keuzecursussen (zie artikel 19 lid 3) vastgelegd. Uit het profileringsplan moet blijken op welke wijze de gekozen minor en/of keuzecursussen bijdragen aan de voorbereiding op de beoogde beroepsuitoefening of studieloopbaan. 3. Op advies van de studieloopbaanbegeleider wordt het profileringsplan door de student nader gemotiveerd met het oog op de goedkeuring door de examencommissie als bedoeld in artikel 19. 4. De individuele studievoortgang wordt geregistreerd in Osiris. Hiermee wordt inzicht gegeven in de tussentijdse studieresultaten alsmede de in totaal behaalde studiepunten voor de opleiding aan het einde van een studiejaar. (7.13.2) Artikel 22 (Vervallen) 20/66

Artikel 23 Studieadvies in de propedeutische fase 1. Aan iedere ingeschreven student 13 wordt uiterlijk aan het einde van diens eerste jaar van inschrijving voor de propedeutische fase van een voltijdse of duale opleiding, door de examencommissie van de desbetreffende opleiding, een studieadvies uitgebracht over de voortzetting van zijn studie binnen of buiten de opleiding. Voor de deeltijdse opleidingen wordt de normstelling in de faculteits-oer opgenomen. (7.8b.1) 2. Voor de toepassing van lid 1 correspondeert voor studenten die zich inschrijven voor een opleidingsprogramma dat start per 1 september, het eerste jaar van inschrijving met het wettelijke begrip studiejaar. Voor studenten die zich inschrijven voor een studieprogramma dat start op een ander tijdstip, wordt in dit artikel met het eerste jaar van inschrijving een periode van 12 maanden bedoeld. 3. De examencommissie van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen kan het studieadvies slechts één maal aan de student uitbrengen 4. De examencommissie kan aan het studieadvies een afwijzing verbinden, inhoudende dat de student niet meer aan de faculteit voor dezelfde opleiding als student of extraneus kan worden ingeschreven ("bindend studieadvies"). Zie lid 13. Een dergelijke afwijzing kan slechts worden gegeven als de student met inachtneming van zijn persoonlijke omstandigheden niet geschikt moet worden geacht voor de opleiding, doordat zijn studieresultaten niet voldoen aan de gestelde vereisten. (7.8b.3) 5. Een positief advies wordt gegeven als: 1. een student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase het propedeutisch examen met goed gevolg heeft afgelegd. 2. een student aan het einde van het eerste jaar van inschrijving in de propedeutische fase minimaal 45 studiepunten heeft behaald, waaronder de geoormerkte vereisten. De geoormerkte vereisten worden verantwoord in de studiegids. De 45 studiepunten dienen gehaald te zijn met cursussen uit de propedeutische fase. Voor de berekening van het aantal studiepunten voor het studieadvies tellen aan de student toegekende studiepunten voor verleende vrijstellingen niet mee. 6. In de faculteits-oer kan, met toestemming van het college van bestuur, van de norm in lid 5 worden afgeweken indien; 1. het propedeusecurriculum nog niet volledig is opgebouwd uit eenheden van 5 studiepunten of een veelvoud daarvan; 2. invoering om zwaarwegende redenen nog niet mogelijk en/of verantwoord is. 7. In de faculteits-oer wordt omtrent de beoordeling van de studieresultaten voor elke opleiding tenminste geregeld: a. het aantal studiepunten dat een student in dat eerste jaar tenminste behaald moet hebben indien op grond van lid 6 afgeweken wordt van de norm zoals bepaald in lid 5; b. op welke wijze bij de berekening van het aantal behaalde studiepunten, de studiepunten verkregen als vrijstelling op grond van vóór de inschrijving behaalde studieresultaten of verrichte werkzaamheden, worden meegerekend; c. over welke categorieën van het propedeuseprogramma de tenminste te behalen studiepunten al dan niet verdeeld moeten zijn en het aantal studiepunten dat bij een categorie-indeling minimaal per categorie behaald moet zijn; 13 Peildatum: 1 mei, ofwel acht maanden na aanvang van de studie. 21/66

d. aan welke andere vereisten dan de studiepuntennorm voldaan moet zijn, wil aan het studieadvies geen afwijzing verbonden kunnen worden. Op basis van deze nadere regeling beslist de examencommissie of aan een studieadvies een afwijzing als bedoeld in lid 4 verbonden wordt. (7.8b.6) 8. De examencommissie kan aan de afwijzing genoemd in lid 4 een termijn verbinden. Zij kan de afwijzing ook uitstrekken tot opleidingen die met de desbetreffende opleiding het propedeutisch examen gemeen hebben. (7.8b.3) 9. De examencommissie kan van de bevoegdheid van lid 4 slechts gebruik maken, indien in de propedeutische fase van de desbetreffende opleiding is gezorgd voor zodanige voorzieningen dat de mogelijkheden voor een goede studievoortgang zijn gewaarborgd. Tot die voorzieningen behoren in elk geval: a. de inrichtingseis van artikel 18 lid 1; b. de procedure genoemd in lid 12 van dit artikel. (7.8b.3); c. de regeling rond studiebegeleiding en -voortgang als bedoeld in artikel 21. 10. Van de student die op grond van lid 4 is afgewezen, wordt de inschrijving voor de desbetreffende opleiding beëindigd. De student kan niet opnieuw voor die opleiding worden ingeschreven, tenzij: a. de examencommissie aan de afwijzing een termijn heeft verbonden of, b. de betrokkene op een later tijdstip verzoekt om te worden ingeschreven voor de desbetreffende opleiding en daarbij ten genoegen van de examencommissie aannemelijk maakt dat hij alsnog de opleiding met vrucht zal kunnen volgen. (7.8b.5) 11. Indien sprake is van een afwijzing als bedoeld in lid 4, bevat het studieadvies tenminste: a. de gronden waarop de afwijzing is gebaseerd; b. de eventuele duur van de afwijzing; c. een verwijzingsadvies (indien mogelijk); d. de mogelijkheden van beroep en bezwaar voor de student. Dit studieadvies wordt ondertekend door of namens de voorzitter van de examencommissie. Het wordt binnen een week na ondertekening aangetekend aan de student verzonden of persoonlijk uitgereikt. 12. De examencommissie neemt, na hierover advies te hebben ingewonnen bij de studieloopbaanbegeleider en studentendecaan van de desbetreffende opleiding, bij het uitbrengen van het studieadvies uitsluitend de volgende persoonlijke omstandigheden van de desbetreffende student in acht: a. ziekte; b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis; c. zwangerschap; d. bijzondere familieomstandigheden, waaronder begrepen de bijzondere omstandigheden van degene met wie de aanvrager samenwoont of een LAT-relatie onderhoudt; e. het lidmaatschap van de centrale medezeggenschapsraad en/of een faculteitsmedezeggenschapsraad en/of een opleidingscommissie; f. andere door de faculteitsdirecteur aan te geven omstandigheden waarin de aanvrager activiteiten ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van de zaken van de faculteit of de hogeschool; g. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie die door het college van bestuur erkend is krachtens het Profileringsfonds HU, of een daarmee vergelijkbare organisatie van enige omvang; h. andere situaties waarin de student door overmacht, zulks ter beoordeling door de examencommissie, niet heeft kunnen deelnemen aan tentamens dan wel het onderwijs dat daaraan ten grondslag ligt. 22/66

De student dient een studievertraging ontstaan door één of meer van bovengenoemde persoonlijke omstandigheden zo spoedig mogelijk schriftelijk te melden bij de examencommissie. (7.8b.7) 14 13. Als de examencommissie persoonlijke omstandigheden aanwezig acht, die het behalen van de in lid 5 dan wel lid 7 vereiste studieresultaten hebben verhinderd, wordt het studieadvies opgeschort tot uiterlijk het einde van het tweede studiejaar van inschrijving. De procedure en de normen voor een opgeschort advies zijn opgenomen in de faculteits- OER. 14. Bij de totstandkoming van het studieadvies en de eventueel daaraan gekoppelde afwijzing wordt tenminste de volgende procedure in acht genomen: a. Bij de aanvang van het eerste jaar van inschrijving wordt aan de studenten, in het kader van de studiebegeleiding, uitdrukkelijk informatie gegeven over het tussentijds advies (zie hierna) en het uiteindelijke studieadvies. Daarbij wordt ook gewezen op de rol van de studieloopbaanbegeleider en studentendecaan in de procedure. b. Uiterlijk halverwege het eerste jaar van inschrijving voor de propedeuse ontvangen de studenten een schriftelijk tussentijds advies over de voortzetting van de studie. In het tussentijds advies wordt uitdrukkelijk verwezen naar de studieloopbaanbegeleider en de studentendecaan. c. Aan een tussentijds advies als bedoeld onder b. wordt door de examencommissie een waarschuwing verbonden, wanneer op grond van de geregistreerde studievoortgang moet worden geconstateerd dat niet is voldaan aan de studievoortgangnorm voor het desbetreffende deel van het eerste jaar van inschrijving. d. De waarschuwing als bedoeld onder c. wordt gevolgd door een door of namens de examencommissie met de student schriftelijk vastgelegde afspraak over studieplanning en studiebegeleiding. Deze afspraak is er op gericht dat binnen een redelijke termijn aan de norm voor studievoortgang kan worden voldaan. e. Indien de examencommissie voornemens is te besluiten tot een afwijzing, stelt zij de student in de gelegenheid te worden gehoord alvorens dit besluit te nemen. (7.8b.4) In de faculteits-oer zijn nadere procedureregels opgenomen voor de totstandkoming van het studieadvies. (7.8b.6) 15. Als aan één of meer opleidingen of opleidingsvarianten van de faculteit door de examencommissie aan het in het eerste lid genoemde studieadvies geen afwijzing zal worden verbonden, zijn de desbetreffende opleidingen of varianten door de faculteitsdirecteur als zodanig aangewezen in de faculteits-oer. (7.8b.3) Artikel 24 Toegangsbeperking afstudeerrichtingen 1. Indien een opleiding na de propedeutische fase meer dan één afstudeerrichting omvat, kan de examencommissie beslissen dat een voor die opleiding ingeschreven student slechts toegang heeft tot één of meer afstudeerrichtingen van die opleiding. (7.9.1) 2. Die bevoegdheid van de examencommissie bestaat alleen ten aanzien van een opleiding die daartoe in de faculteits-oer is aangewezen. Een dergelijke aanwijzing is alleen mogelijk indien de aard en inhoud van de verschillende afstudeerrichtingen van een opleiding zodanig van elkaar verschillen dat aanwijzing gerechtvaardigd is. (7.9.1) 3. Als een opleiding is aangewezen als een opleiding met toegangsbeperking van afstudeerrichtingen, meldt de student aan de examencommissie de door hem gewenste afstudeerrichting onder overlegging van het door hem tot dan toe gevolgde programma, alsmede de behaalde studieresultaten. 14 Zie ook art. 2.1 Uitvoeringsbesluit WHW. 23/66