EISENBUNDEL VOOR HET PERSONEEL VAN DE OPENBARE ZORGINSTELLINGEN EN -DIENSTEN 2011-2013 HERINNERING: De onderhandelingen met de federale politieke verantwoordelijken hebben betrekking op de financiering van eisen ten gunste van het personeel, dat in België werkt in instellingen en diensten, die zorgen verstrekken. Zolang de wettelijke context onveranderd blijft, bestaan in België twee systemen naast elkaar om de gezondheidsdiensten te organiseren. Het ene systeem wordt georganiseerd door openbare werkgevers en het andere door werkgevers van de privésector. Beiden worden gesubsidieerd door de sociale zekerheid, maar geregeld door volkomen verschillende wetsbepalingen van sociaal overleg. De onderhandelingen op federaal niveau moeten rekening houden met deze realiteit. Dus moeten we voor de openbare sector specifieke onderhandelingen voeren, in naleving van de geldende wetsbepalingen. BASISVOORWAARDEN: Wij herbevestigen met kracht dat de openbare zorginstellingen er borg voor staan dat de volledige bevolking toegang heeft tot de zorgverlening; Wij herbevestigen dat het gaat om diensten en instellingen, waar het kapitaal in eerste instantie van menselijke aard is, zowel op het vlak van de gebruikers als met betrekking tot het personeel, dat er werkt; van "marchandisering" mag dan ook geen sprake zijn en deze diensten en instellingen moeten dan ook overeenkomstig worden beheerd; We herbevestigen onze onwankelbare gehechtheid aan het openbaar statuut en het openbaar pensioen voor het personeel. Daarom eisen we bij voorrang de terbeschikkingstelling van financiële middelen om personeel te benoemen en het hoofd te bieden aan het verschil in kostprijs op vlak van pensioenen: - Via een bijzondere financiering, gekoppeld aan het aantal personeelsleden van de openbare sector met het oog op de bevordering en bestendiging van de statutarisatie; - Door het KB, dat het verschil in kostprijs op het vlak van de pensioenen tussen POOL I en POOL II ten laste neemt, een permanent karakter te geven.
I. KWANTITATIEVE EISEN Het personeel wordt ernstig op de proef gesteld, zowel op vlak van verantwoordelijkheden, flexibiliteit als op gebied van fysieke en psychische druk. Daarom moet er een envelop voorzien worden om de loonsverhogingen te financieren. Bovendien is de waarde van het punt dat als referentie dient voor de financiering momenteel nog steeds het loon van verpleegkundige met brevet; er moet voortaan rekening gehouden worden met het loon van een gegradueerde verpleegkundige; Financiering van een echte dertiende maand in plaats van de huidige aantrekkelijkheidpremie en eindejaarstoelage; Herwaardering van de avond- en ochtenduren (na 18.00u tot 6.00u) en van de weekend- en nachturen: - Verhoging van het percentage van de weddenbijslag (momenteel 11%) voor buitengewone prestaties wettelijke basis: omzendbrief van 3 november 1972, gewijzigd en verduidelijkt bij omzendbrief op 17 april 1989, 12 juni 1971 en met het jongste sociale akkoord van 18 juli 2005, in punt 10.4; - Verhoging van de vergoedingen van 1,12 EUR (index 1.12.92) toegekend per uur van een gepresteerde dag op zaterdagen, zon- en feestdagen wettelijke basis: ministerieel besluit van 20 november 1991; - Verhoging van de vergoeding van 2,01 EUR (index 1.01.89), toegekend per gepresteerd nachtuur wettelijke basis: ministeriële omzendbrief van 9 februari 1990. In aanmerking nemen van deze vergoeding voor de uren tussen 18.00u en 8.00u 's morgens, ongeacht de verrichte pauze. 2. KWALITATIEVE EISEN De sinds de jaren 70 geldende omkaderingsnormen zijn hopeloos ontoereikend. In tal van technische diensten is de werklast verdubbeld. De kortere verblijfsduur van de patiënten vergt beslist meer intensiteit en vakbekwaamheid op het vlak van de zorgen. Dus dient de werkorganisatie herbekeken te worden; dit is ploegenwerk, dat door het RIZIV moet worden erkend en gefinancierd. De omkaderingsnormen per bed moeten daadwerkelijk worden opgetrokken, onder andere door in deze normen geen rekening te houden met de hoofdverpleger (dit is niet gebeurd,ondanks het feit dat we dit bij het vorige akkoord hadden gevraagd);
Deze nieuwe omkaderingsnorm zal niet alleen de continuïteit van de zorgen, wat een heel ingewikkelde aangelegenheid is (verpleegnormen), maar ook de functie van zorgkundige in aanmerking moeten nemen, en dit 24/24u; De zorgverstrekking aan de patiënten vormt de kern van het beroep van het verplegend personeel. Alle ondersteunende activiteiten moeten aan logistiek personeel worden toevertrouwd. Hiertoe dienen de bestaande initiatieven te worden uitgebreid en moet voor deze ondersteunende opdrachten door administratief personeel een verhoging van de personeelsnormen worden voorzien en gefinancierd. Bijvoorbeeld: Voor de ziekenhuizen: - Door de logistieke assistenten voltijds te financieren in plaats van 4/5, zoals nu voorzien; - Door voor alle zorgeenheden voltijdse administratieve hulp te financieren (huidige financiering BMF (B4) halftijds per 30 gerechtvaardigde bedden index CD); - Door het aantal logistieke assistenten op te trekken tot 3 voltijdse equivalenten per 30 bedden; Voor de RH-RVT, dagcentrum, kort verblijf thuisverzorging: - Een kwalitatieve analyse van de normen voor de diensten dag-nachtcentrum, zodat kan worden bepaald of deze normen wel terecht zijn met het oog op de continuïteit en kwaliteit bij het ten laste nemen van de rechthebbenden; - Voor de categorieën B, C, CD moeten de normen worden opgetrokken en de logistieke functies besproken in de schoot van de RVT (bijvoorbeeld: logistieke assistenten); - De modaliteiten van de Katz-schaal moeten besproken worden zodat beter rekening kan worden gehouden met de afhankelijkheidsgraad van de rechthebbenden; - Er moet absoluut een balans worden opgemaakt van de betrekkingen die in de openbare sector zijn gecreëerd na de reconversie van RH-bedden in RVT-bedden; - Invoering van de onmiddellijke vervanging in de sector van de RH en RVT (bijvoorbeeld: van een mobiele ploeg wanneer de omvang van de dienst dit toelaat). Het personeel van de zorginstellingen is onderworpen aan zeer onregelmatige uurroosters. Aangezien dit personeel overwegend van het vrouwelijk geslacht is, stappen dan ook tal van vrouwen uit het beroep omdat ze geen kinderopvang vinden. Het zou dan ook nuttig zijn om in de instellingen voldoende gefinancierde kwalitatieve kinderopvang te voorzien;
Financiering van de ploegensupervisie en van de ploegenvergaderingen, evenals van de tijd die wordt besteed aan de opvang van de nieuwkomers; Mogelijkheid om te worden vrijgesteld van nachtwerk voor de personeelsleden die ouder zijn dan 50 jaar (op vrijwillige basis); Steun aan het beleid om mensen aan het werk te houden door de arbeidsvoorwaarden aan te passen (commissies verplichte herclassificatie); Mogelijkheid om op 55-jarige leeftijd vervroegd te vertrekken voor het personeel dat oncomfortabele prestaties verricht. 3. BEPALINGEN OVER DE OPLEIDING VAN HET PERSONEEL IN DE VERZORGINGSSECTOR De gemeenschappen en het federale niveau moeten overleg plegen om te bekijken hoe kan worden beantwoord aan de Europese vereisten (verpleegcursus), maar ook om tegemoet te komen aan de noden van de zorgsector; - De basiscursus van de (gebrevetteerde en gegradueerde) verpleegsters bepalen in functie van de Europese normen; - Aangepaste overgangen voorzien waarmee alle zorgfuncties kunnen worden geherwaardeerd, zowel in sociale promotie als in volledig leerplan; - Deze overgangen zouden een voortgezette opleiding mogelijk moeten maken waarmee de zorgkundige de titel van verpleger kan behalen en de gebrevetteerde verpleger de titel van gegradueerde, via verwerving van de bekwaamheid en een voortgezette opleiding. Terugkerende financiering van de scholingsopleidingen (opleiding 600); Financiering van de voortgezette opleiding van het personeel, met inbegrip van het personeel dat de dienst herneemt na een lange afwezigheid. Gelet op de uitdagingen die ons te wachten staan en het RIZIV-budget, vinden wij dat moet worden nagedacht over de toekomst van de verzorgingssector op korte, middellange en lange termijn. En dus zouden, volgens ons, alle wijzigingen op het vlak van de opleidingen (volledig leerplan en sociale promotie) van de zorgsector (initiële, getuigschriften, brevetten, titels en bijzondere kwalificaties en ook voortgezet) het onderwerp moeten uitmaken van onderhandelingen met de representatieve vakorganisaties. 4. ONREGELMATIGHEDEN / OPVOLGING VORIG AKKOORD Beslissing omtrent de financiële middelen voor de 2de pensioenpijler voorzien in het akkoord 2005-2010; die moet gekoppeld worden aan de oprichting van een wettelijk kader voor de 2de pijler van de contractuele personeelsleden van het openbaar ambt
zonder de statutarisatie of het bijbehorende wettelijke pensioenstelsel in het gedrang te brengen. De onregelmatigheden, die uit het vorige akkoord voortvloeien, moeten worden weggewerkt, vooral op het vlak van de eindeloopbaan maatregelen, zoals bijvoorbeeld de uitbreiding tot de statutaire apothekersassistenten en geneesheren; Grotere en permanente financiering (bijkomende betrekkingen) zodat de bijkomende verlofdagen vanaf 52 jaar kunnen worden veralgemeend. Financiering van het Maribelfonds, openbare sector: het interprofessionele akkoord 2009 2010 voorziet dat een groot deel van de vrijstelling van storting van de bedrijfsvoorheffing voor de private non-profitsector naar de Sociale Maribelfondsen gaat. Op 1 januari 2010 zal 1% van de normaal verschuldigde bedrijfsvoorheffing besteed worden om werkgelegenheid te scheppen in het raam van de Sociale Maribel, hetzij in het totaal 3034 bijkomende betrekkingen. Het feit dat de winst van deze maatregel uitsluitend naar de privésector gaat, lijkt ons zeer onrechtvaardig. Wij wensen hierover dan ook de discussie aan te gaan. Tot besluit Het vorige akkoord heeft betrekking op de periode 2005-2010. Het voordeel hiervan is dat de budgettaire impact in de tijd kan worden gespreid, maar het nadeel is dan weer dat het personeel de uitwerking ervan niet altijd duidelijk merkt of voelt. Een meerjarenakkoord heeft nog een ander nadeel: de evaluatie ervan kan pas na afloop van de periode worden gemaakt. Daarom geven wij de voorkeur aan een akkoord voor een korte termijn.